De hygiënerichtlijn voor collectieve voorzieningen in COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)-opvangcentra voor asielzoekers is voor het laatst volledig herzien in 2016. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.

De reinigingsschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.

Let op: er is tevens een aparte hygiënerichtlijn voor COA kleinschalige  woonvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

1 Inleiding

In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor collectieve voorzieningen in opvangcentra voor asielzoekers is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.

Voor wie is deze richtlijn?

Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne in opvangcentra voor asielzoekers vorm te geven. In Nederland bestaan verschillende soorten asielzoekerscentra. Deze centra kunnen zowel tijdelijk als permanent van karakter zijn, en daarnaast kan de functie van deze centra veranderen. 

In de eerste plaats is deze richtlijn geschreven voor de locatiemanagers van asielzoekerscentra (azc’s), omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun opvangcentrum. Als ondersteuning voor de locatiemanagers zijn kant-en-klare instructies opgenomen voor uitvoerend medewerkers.

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)) werkt samen met verschillende partijen, bijvoorbeeld de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) en catering. Elke partij is verantwoordelijk voor het juist uitvoeren van de hygiëne eisen binnen hun taken. Het is mogelijk dat taken worden overgedragen, hiermee wordt ook (deels) de verantwoordelijkheid overgedragen. De locatiemanager is ten alle tijden eindverantwoordelijk voor de hygiëne op de locatie. 

Wat is het doel van deze richtlijn?

Deze richtlijn geeft een overzicht van de hygiëne-eisen waar opvangcentra voor asielzoekers aan moeten voldoen. U vindt in dit document zowel richtlijnen over de bouw, inrichting en schoonmaak als richtlijnen die direct te maken hebben met de hygiënische uitvoering van handelingen zoals dierplaagbeheersing, legionellapreventie en de verwerking van huishoudelijk afval.  

In deze richtlijn worden asielzoekers aangeduid als ‘bewoners’. Deze bewoners lopen een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt doordat bewoners:

  • vaak afkomstig zijn uit landen waar specifieke infectieziekten (endemisch) voorkomen;
  • soms niet gevaccineerd zijn;
  • vaak een verminderde weerstand hebben;
  • vaak relatief dicht op elkaar leven;
  • veel gebruikmaken van dezelfde ruimtes en materialen;
  • snel en regelmatig verplaatsen tussen verschillende opvangcentra;
  • verschillen in opvatting van hygiëne.

Bewoners verblijven in het opvangcentrum onder verantwoordelijkheid van COA. Het is de taak van de organisatie om het infectierisico tijdens hun verblijf zo klein mogelijk te maken. Een goed hygiënebeleid is hiervoor nodig.

Hygiëne en ziekteverwekkers

Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en virussen. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. Micro-organismen en virussen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en sperma, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken. 

Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten.

Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken:

  • de hoeveelheid ziekteverwekker waarmee iemand besmet is;
  • hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
  • iemands lichamelijke conditie. De een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.

Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?

Ziekteverwekkers verspreiden zich op de volgende manieren:

  • via de handen;
  • door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
  • via voedsel en water;
  • via voorwerpen (wc’s en deurklinken);
  • via lichaamsvloeistoffen (bloed, ontlasting, braaksel, speeksel enzovoorts);
  • via dieren (huisdieren en insecten).

Hygiëne voorkomt ziekte

Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.

In de basis is hygiëne niet meer dan het volgende:

  • Breng wat vuil is niet in contact met wat schoon is. En andersom.
  • Maak schoon wat vuil is of gooi het weg.
  • Je kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is.
  • Alles begint en eindigt met handhygiëne.

Leeswijzer

Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen.

Hygiënenormen

  • De hygiënenormen staan in een geel kader. Dit zijn de minimale eisen aan een goed hygiënebeleid. U mag hier alleen van afwijken als u een vergelijkbaar of beter alternatief toepast. Beargumenteer deze afwijking dan in uw hygiënebeleid. 

Tips

  •  Tips herkent u aan de schuingedrukte tekst in een grijs kader. Deze punten zijn vrijblijvend. Maar als u de tips opvolgt, werkt u hygiënischer. 

In hoofdstuk 10 vindt u schoonmaakschema’s en instructies voor medewerkers. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden als Word-document; ze zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen.

Tot slot: de voorzieningen in de verschillende typen woonlocaties kunnen sterk verschillen. Door deze verschillen in woonlocaties, zal sommige informatie in deze richtlijn niet van toepassing zijn op uw locatie. Deze informatie kunt u overslaan.

2 Algemene hygiëne

In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over schoonmaken en desinfecteren staat in hoofdstuk 3.

Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat uw medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen. Kijk voor meer informatie over infectieziekten op lci.rivm.nl.

2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers

Medewerkers en bewoners hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Een goede persoonlijke hygiëne verkleint het infectierisico. Hieronder vindt u de eisen aan de persoonlijke hygiëne van medewerkers; de eisen voor bewoners vindt u in hoofdstuk 5

Hygiënenormen

  • Zorg dat uw medewerkers goed weten hoe infectieziekten worden overgebracht én wat ze hier tegen kunnen doen.

Handhygiëne

Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Er zijn twee manieren waarop u handhygiëne kunt toepassen. Door de handen te wassen met water en zeep of door de handen te desinfecteren met een handdesinfecterend middel. 

Hygiënenormen

  • Was uw handen met water en vloeibare zeep als uw handen zichtbaar vuil zijn.
    Gebruik géén handdesinfecterend middel; door zichtbaar vuil vermindert de werking.
  • Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan kunt u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert.
    Voor goede handhygiëne is het voldoende als u alleen wast of desinfecteert. Doe het dus niet beide, direct na elkaar; uw huid droogt dan meer uit en beschadigt sneller.
  • Was of desinfecteer uw handen volgens de instructie in paragraaf 10.2. 
    Op de website van het RIVM vindt u een instructiefilmpje.
  • Pas handhygiëne toe:
    • als uw handen zichtbaar vuil zijn (gebruik dan alleen zeep en water); 
    • na een toiletbezoek;
    • voor en na het bereiden of serveren van eten;
    • voor het begin van de werkzaamheden en na pauzes; 
    • voor en na schoonheidsbehandelingen; 
    • voor en na wondverzorging; 
    • na contact met lichaamsvocht zoals bloed, wondvocht, speeksel, braaksel, urine, ontlasting of sperma;
    • na schoonmaakwerkzaamheden;
    • na het uittrekken van handschoenen;
    • na hoesten, niezen of het snuiten van de neus.     
      Dit is ook belangrijk als u een zakdoek hebt gebruikt. Ziekteverwekkers kunnen namelijk via de zakdoek op uw handen komen.
  • Gebruik alleen handdesinfecterende middelen die zijn toegelaten door het Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides). Zie paragraaf 3.4 en paragraaf 10.8.

Na het wassen en desinfecteren kunnen uw handen droog aanvoelen. U kunt dan een handcrème gebruiken. Gebruikt u handcrème? Gebruik dan bij voorkeur een persoonsgebonden tube. Is er een gezamenlijke pot crème? Neem de crème dan met een spatel uit de pot. Zo voorkomt u dat uw handen de crème besmetten met micro-organismen. 

(Dienst)kleding en beschermende middelen voor medewerkers

Om het infectierisico te verkleinen, moeten medewerkers in sommige gevallen persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Voorbeelden van persoonlijke beschermingsmiddelen zijn plastic schorten en handschoenen. Geef medewerkers de volgende instructies:

Hygiënenormen

  • Trek dagelijks schone (dienst)kleding aan. Trek ook schone kleding aan als de kleding zichtbaar vervuild is met lichaamsvloeistoffen.
  • Zorg dat uw kleding schoon is en u de mouwen kunt oprollen; vervang de kleding bij zichtbare vervuiling.
  • Draag tijdens verzorgende handelingen geen shawls, vesten of andere belemmerende accessoires over de dienstkleding.
  • Draagt u dienstkleding? Trek deze pas op de werkplek aan. 
  • Draag beschermende kleding, zoals een plastic schort of overalls, als u in contact kunt komen met lichaamsvloeistoffen. 
  • Draag bij een verhoogde kans op besmetting de volgende beschermende middelen:
    • Draag een beschermende bril of chirurgisch mondneusmasker (of mondmasker met spatscherm) tijdens handelingen waarbij er een kans bestaat dat lichaamsvloeistoffen in het gezicht spatten. Maak beschermende brillen na gebruik schoon met een desinfecterend middel dat is toegestaan door het Ctgb (zie paragraaf 3.4 en paragraaf 10.8) of gooi brillen net als maskers na gebruik direct weg. 
    • Draag een FFP-2 mondneusmasker bij contact met (mogelijke) tbc Tuberculose (Tuberculose)-patiënten. Dit zijn persoonsgebonden maskers die maximaal acht uur achtereen gebruikt mogen worden.
      De GZA of de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) zal aangeven wanneer dit van toepassing is.

Het dragen van handschoenen is vereist in situaties met een verhoogde kans op besmetting. Denk aan het aanraken van vuile kleding of het schoonmaken van ruimtes. Geef de volgende instructies:  

Hygiënenormen

  • Draag handschoenen wanneer uw handen in aanraking kunnen komen met lichaamsvloeistoffen. Dit is bijvoorbeeld bij:
    • het sorteren van de vuile was;
    • het schoonmaken of desinfecteren van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op zitten;
    • het verlenen van medische zorg.
  • Gebruik in bovenstaande gevallen alleen handschoenen:
    • die gemaakt zijn van poedervrije latex of nitril;
    • die voldoen aan de NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm ) normen EN 455 en EN 374 - deze normen moeten op de verpakking zichtbaar zijn;
    • uit een verpakking voorzien van het CE Conformité Européenne (Conformité Européenne)-logo;
      logo CE-markering
    • uit een verpakking waarop de naam en het adres van de producent staat - als dit geen adres binnen de EU Europese Unie (Europese Unie) is, moet ook de naam en het adres van de EU- vertegenwoordiger vermeld zijn.
  • Gebruik handschoenen eenmalig en verwissel deze per bewoner. Trek handschoenen na gebruik direct binnenstebuiten uit en gooi ze weg.

Tips

  • Heeft u een latexallergie type I of vermoedt u dat u allergisch bent? Gebruik dan nitril. Raadpleeg bij twijfel uw arts.
  • Raak zo min mogelijk deurknoppen, telefoons en andere apparaten en materialen aan wanneer u handschoenen draagt. Dit om besmetting van de handschoenen en/of omgeving te voorkomen.
  • Draag geen ringen (of andere sieraden) onder handschoenen.

2.2 Wasgoed

Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. U kunt bewoners de mogelijkheid geven om hun kleding zelf te wassen. Zie paragraaf 4.9 voor meer informatie hierover. Houd u aan de volgende regels:

Hygiënenormen

  • Houd schone was gescheiden van vuile was. Sla het niet in dezelfde ruimte op. Bescherm schone was tegen vocht, vuil en ongewenste dieren.
  • Draag handschoenen bij het sorteren van de vuile was en verzamel en verplaats vuile was in een gesloten wasmand of zak. Gebruik alleen schone, vochtwerende en afsluitbare waszakken die gemaakt zijn van een stevig (wegwerp)materiaal.
  • Reinigt uw locatie de vuile was zelf? Let dan op de volgende regels:
    • Was vuil wasgoed dagelijks.
    • Was volgens wasvoorschrift. Gebruik geen verkorte wasprogramma’s. 
    • Was met bloed bevuild linnengoed op 60 °C (of minimaal 40 ºC en droog het wasgoed in een droogtrommel).
  • Doet een extern bedrijf uw was? 
    • Controleer of deze wasserij aan de eisen voldoet van CERTEX.
      CERTEX is het branche-specifieke certificatieschema voor industriële wasserijen.  
    • Maak duidelijke afspraken over het af- en aanleveren van wasgoed.

Tips

2.3 Huishoudelijk afval

Afval kan een bron van ziektekiemen zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen. Deze paragraaf gaat over huishoudelijk afval. Hoe u met scherp afval zoals naalden moet omgaan, staat in paragraaf 7.5. Zie het beleid van uw instelling voor de eisen aan overig afval, zoals klein chemisch afval. 

Huishoudelijk afval is het afval dat dagelijks in een instelling wordt geproduceerd, met uitzondering van grofvuil, bouw- en sloopafval en klein gevaarlijk afval. Denk bijvoorbeeld aan etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen.

Hygiënenormen

  • Leeg afvalemmers minstens één keer per dag. Sluit de zakken goed en bewaar ze in gesloten rolcontainers. Stal deze containers niet in een ruimte waar ook schone materialen staan opgeslagen.
  • Verschoon damesverbandcontainers in de damestoiletten dagelijks. Worden de containers geleegd door een leverancier? Spreek dan met hem een geschikte termijn af.
  • Verzamel etensresten direct na het gebruik van maaltijden in afsluitbare afvalbakken.
  • Houd de opslagplaats schoon, zodat er geen ratten of andere ongewenste dieren op afkomen. Plaats geen afval naast afvalcontainers. Houd containers gesloten en zorg dat het afval minimaal één keer per week en vóórdat een container vol is wordt opgehaald.

Tips

  • Zorg voor voldoende afvalbakken en leeg deze op tijd. 

2.4 Dierplaagbeheersing

Ratten, muizen, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen of allergieën veroorzaken. Om medewerkers en bewoners van asielzoekerscentra hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig. Hierbij moet de beheersing zich in de eerste plaats richten op het voorkómen van dierplagen door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding. Deze benadering van dierplaagbeheersing wordt ook wel Integrated Pest Management (IPM) genoemd. 

Maatregelen om ongewenste dieren te weren richten zich op het voorkomen of beperken van:

  • plekken waar deze ongewenste dieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen;
  • de aanwezigheid van water en voedsel(resten).

Deze maatregelen zijn onder te verdelen in technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen. Technisch-bouwkundige maatregelen zijn bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten en wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw verwijderen. Een goede schoonmaak en het bewaren van eten in afsluitbare bakken of potten zijn voorbeelden van hygiënische maatregelen. Onder bedrijfsmatige maatregelen valt onder andere het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) ongewenste dieren. 

Hygiënenormen

  • Beheers dierplagen op uw locatie volgens de IPM-benadering. Schakel zo nodig hulp in van een dierplaagbeheerser die volgens deze methode werkt.
  • Stel een dierplaagbeheersplan op.
  • Evalueer minimaal jaarlijks of de maatregelen uit uw dierplaagbeheersplan nog worden uitgevoerd en effectief zijn.
  • Houd de getroffen maatregelen bij in een logboek.
  • Schakel bij overlast een deskundige dierplaagbeheerser in. Gebruik zelf geen bestrijdingsmiddelen.

2.5 Infectiepreventie binnenlucht

Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.

De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.

Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.

2.5.1 Ventileren en luchten

Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.

Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.

Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?

Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.

Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.

Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!

Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.

Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.

Hygiënenormen

  • Zorg voor voldoende ventilatie voor het aantal mensen dat in de ruimte verblijft en voor de activiteiten die in de ruimte plaatsvinden.
  • Controleer bij het veranderen van de functie van een ruimte of de ventilatievoorziening nog voldoende is voor het maximaal aantal personen dat in de ruimte kan verblijven.
  • Zorg voor goed werkende ventilatievoorzieningen, zodat er altijd voldoende wordt geventileerd. Blokkeer geen ventilatieroosters of -ventielen. Gebruik de mechanische ventilatievoorziening volgens de instructie van de fabrikant.
  • Zorg voor een zichtbare instructie hoe voldoende moet worden geventileerd als de ventilatie door de gebruiker van de ruimte zelf moet worden geregeld.
  • Maak roosters en ventielen schoon bij zichtbaar vuil. Onderhoud de mechanische ventilatievoorziening, inclusief filters, volgens de instructie van de fabrikant of verhuurder en vermeld de schoonmaakfrequentie in een schoonmaakschema.
  • Lucht een ruimte voor ongeveer 10 à 15 minuten als de lucht niet meer fris ruikt (bijvoorbeeld in de pauze of na een bijeenkomst met een groep mensen). Lucht ook als er veel vocht in de ruimte is (bijvoorbeeld na het koken of douchen).

Tips

  • Gebruik de website Ventileren zo gedaan! voor tips om de ventilatie te verbeteren en voor het gebruik van CO2 (carbondioxide)-meters.
  • Gebruik een CO2-meter om een indicatie te krijgen of er voldoende wordt geventileerd; vooral bij natuurlijke ventilatie.
  • Zorg voor een instructie hoe de CO2-meter te gebruiken. Zie voor meer informatie de website Ventileren zo gedaan!
  • Laat de eigenaar van het gebouw één keer per 3 jaar bepalen of de ventilatiecapaciteit (nog) voldoet aan de geldende eisen en Arbovoorschriften.
  • Controleer bij een mechanische ventilatievoorziening één keer per 3 jaar of filters op tijd worden vervangen en of de ventilatievoorziening inwendig is vervuild.
  • Verhoog (op termijn) bij oude gebouwen de ventilatiecapaciteit tot minimaal de ‘nieuwbouw’-eisen uit het Bbl.
  • Zorg voor een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl.

 2.5.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid

Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.

Hygiënenormen

  • Voorkom dat de temperatuur lager dan 15 °C wordt in een ruimte waar mensen verblijven.

Tips

2.5.3 Luchtreinigers

Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.

Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).

Hygiënenormen

  • Zorg voor voldoende ventilatie (zie paragraaf 2.5.1) als luchtreinigers worden gebruikt. Luchtreinigers zijn geen vervanging voor ventilatie.
  • Zorg voor een goed onderhoudsprotocol en voer dit uit.

Tips

  • Kijk in de Handreiking Luchtreinigers van Ruimte OK voor meer informatie over de aanschaf en het gebruik van luchtreinigers.
  • Gebruik een mobiele luchtreiniger waarmee geen directe blootstelling is aan UVC-straling en aan schadelijke stoffen zoals ozon(‑reactieproducten).

2.6 Legionellapreventie

In waterinstallaties kan de legionellabacterie groeien. Deze bacterie kan soms een longontsteking veroorzaken (veteranenziekte) als de bacterie wordt  ingeademd. De kans op inademing bestaat als kleine waterdruppels (aerosolen) met legionellabacteriën in de lucht worden gebracht, bijvoorbeeld door een douche, sierfontein of whirlpool.

Alleen onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen. Risicofactoren hiervoor zijn:

  • een watertemperatuur tussen de 20 en 50 °C. Bij deze temperatuur kunnen de bacteriën zich vermenigvuldigen;
  • de aanwezigheid van biofilm op bijvoorbeeld de binnenwand van leidingen en baden. Een biofilm is een slijmlaagje dat onder andere bestaat uit protozoa (eencellige organismen zoals amoeben). Legionellabacteriën vermeerderen zich in deze protozoa;
  • plekken waar water (tijdelijk) stil kan staan of waar hetzelfde water meerdere malen langs komt. Op deze plaatsen kan sneller biofilm worden gevormd.
  • Legionellapreventie richt zich op het beheersen of verwijderen van bovenstaande risicofactoren. Factoren die hierbij helpen zijn:
  • koud watertemperaturen van 20 °C of lager, of als deze temperatuur niet mogelijk is tussen 20 en 25 °C als het water goed kan doorstromen en niet langer dan een week stilstaat;
  • warm watertemperaturen in de hele waterinstallatie  van 55 °C of hoger;
  • een goede doorstroming en een korte verblijftijd van het water.

Er bestaat verschillende regelgeving op het gebied van legionellapreventie. Voor asielzoekerscentra zijn eisen aan legionellapreventie vastgelegd in:

  1. Hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de bijbehorende ‘Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater’. Deze regelgeving is van toepassing op drinkwaterinstallaties (definitie drinkwaterinstallatie: het geheel van leidingen, fittingen, toestellen en tappunten na de watermeter, aangesloten op het leidingnet van een drinkwaterbedrijf of collectieve watervoorziening, of op een collectief leidingnet).
  2. Het Besluit activiteiten en leefomgeving (Bal), paragraaf 4.46. Deze paragraaf is van toepassing op natte koeltorens (installaties die onder meer gebruikt worden voor de klimaatregeling van gebouwen).
  3. De Arbowet, art. 5, en het Arbobesluit, art. 4.85, 4.87a en 4.87b. Hieruit volgt dat medewerkers zo min mogelijk blootgesteld mogen worden aan waterinstallaties waarmee legionellabacteriën kunnen worden verspreid. Deze Arbowetgeving valt buiten het bereik van deze richtlijn, en wordt hier niet verder toegelicht.

Legionellapreventie volgens het Drinkwaterbesluit en het Besluit activiteiten leefomgeving

Het Drinkwaterbesluit en het Besluit activiteiten leefomgeving hebben als doel de groei van legionellabacteriën en verspreiding via aerosolen te voorkomen. Alhoewel specifieke regelgeving per besluit verschilt, zijn er ook belangrijke overeenkomsten:

Hygiënenormen

  • Laat voor uw waterinstallatie(s) een legionellarisicoanalyse uitvoeren wanneer u onder een van deze besluiten valt. 
    Met deze analyse wordt bepaald waar verneveling optreedt in de waterinstallatie, en of er factoren zijn waardoor legionellabacteriën kunnen groeien. Als legionellagroei mogelijk is, moet worden vermeld welke risicofactoren kunnen worden weggenomen door aanpassingen aan uw installatie (‘correctieve maatregelen’ genoemd) en welke factoren moeten worden beheerst.
  • Stel op basis van de risicoanalyse een beheersplan op. Hierin staan de maatregelen die u moet nemen om de groei van de bacteriën te beheersen, en welke controles u moet uitvoeren. 
  • Laat de risicoanalyse en het beheersplan voor uw drinkwaterinstallatie uitvoeren door een BRL beoordelingsrichtlijn (beoordelingsrichtlijn) 6010-gecertificeerd bedrijf. Voor de overige installaties is dit niet verplicht, maar wel aanbevolen.
  • Voer de maatregelen en controles uit het beheersplan uit.
  • Houd een logboek bij van alle maatregelen en controles.
  • Bovenstaande eisen zijn een samenvatting van de overeenkomsten in regelgeving. Ga in de betreffende regelgeving na aan welke aanvullende eisen u moet voldoen.

3 Schoonmaken en desinfecteren

In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door schoon te maken, haalt u ook veel ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans op ziekte.

Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u ook de meeste ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om bijvoorbeeld ziekteverwekkers in bloedvlekken weg te krijgen moet u na het schoonmaken óók desinfecteren. Door te desinfecteren, doodt u de overgebleven ziekteverwekkers tot een aanvaardbaar niveau.

3.1 Schoonmaakregels en -technieken

Voor het schoonmaken van collectieve ruimtes kunt u een schoonmaakdienst inhuren. Bewoners maken zelf hun privévertrekken schoon, eventueel onder begeleiding van een medewerker van de schoonmaakdienst. Meer informatie over het schoonmaken met bewoners staat in hoofdstuk 5.

Hygiënenormen

  • De locatiemanager is eindverantwoordelijk voor de schoonmaak in het hele pand.
  • Geef iedereen die schoonmaakt instructie over de manier van schoonmaken en de middelen die ze hiervoor moeten gebruiken.

Er komt veel kijken bij een goede schoonmaak. Als er verkeerd wordt schoongemaakt, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden.

Hygiënenormen

  • Maak een emmer met handwarm sopwater klaar.
    Zo lost het schoonmaakmiddel goed op.
  • Maak eerst ‘droog’ (afstoffen, stofzuigen) schoon en daarna ‘nat’ (vochtig doekje, stomen, dweilen).
  • Maak schoon van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en van ‘hoog’ naar ‘laag’.
  • Maak alleen schoon met middelen die ook daadwerkelijk als schoonmaakmiddel worden verkocht, zoals een allesreiniger.
  • Gebruik de middelen volgens de instructies op de verpakking.
  • Meng schoonmaakmiddelen nooit met andere middelen. 
    Mengen geeft risico op giftige gassen, verlaagde kwaliteit en slechter resultaat.
  • Draag handschoenen bij het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op (kunnen) zitten. Kan uw kleding bij het schoonmaken in contact kan komen met lichaamsvloeistoffen? Draag dan ook een wegwerpschort. Gooi de handschoenen en het schort weg na het schoonmaken.  

Tips

  • Laat een professioneel schoonmaakbedrijf schoonmaken.
  • Let tijdens het schoonmaken vooral op plekjes en voorwerpen die mensen veel aanraken, zoals kranen, lichtschakelaars, deurklinken en doorspoelknoppen.

3.2 Omgang schoonmaakmaterialen en -middelen

Schoonmaakmaterialen moeten ook goed schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd worden. In paragraaf 10.1 vindt u ook een specifiek schoonmaakschema voor de schoonmaakmaterialen.

Hygiënenormen

  • Gebruik dagelijks schone materialen.
  • Vervang schoonmaakmaterialen en sopwater als deze zichtbaar vuil zijn. Maak voor de keuken en het sanitair altijd een schoon sopje. 
  • Gebruik bij het dweilen verschillende emmers (bijvoorbeeld met aparte kleuren) voor schoon en vuil sopwater. Maak de dweil of mop nat in de emmer met schoon sop, en spoel hem uit in de andere. 
    Zo blijft sopwater langer schoon. 
  • Spuit een oplossing van allesreiniger en water (in een fles of plantenspuit) op wegwerpdoekjes voor het schoonmaken van bijvoorbeeld materialen. Leeg deze flessen dagelijks, spoel om en laat drogen.
  • Was schoonmaakmaterialen zoals moppen en doeken na gebruik op 60° C. Laat ze daarna drogen, aan de lucht of in een wasdroger. Of gebruik wegwerpmaterialen en gooi deze direct na gebruik weg. 
  • Maak schoonmaakmaterialen die niet in de wasmachine kunnen en niet weggegooid worden, zoals emmers en trekkers, na gebruik schoon en spoel ze af met water. Maak de materialen daarna handmatig droog, laat ze drogen op een schone ondergrond of hang ze op om te drogen (trekkers). Laat natte schoonmaakmaterialen na gebruik nooit in emmers achter, om te voorkomen dat ziekteverwekkers uitgroeien.
  • Zijn de schoonmaakmaterialen die handmatig worden gereinigd, gebruikt bij het opruimen van bloed of andere lichaamsvloeistoffen met zichtbare bloedsporen? Dan moeten ze nadat ze zijn schoongemaakt ook worden gedesinfecteerd (zie paragraaf 3.4).
  • Vervang het filter van de stofzuiger zo vaak als de fabrikant voorschrijft. 
  • Berg schoonmaakmaterialen en –middelen op in een opslagruimte.
  • Gebruik microvezeldoekjes volgens de werkwijze beschreven in paragraaf 10.3.

Tips

  • Gebruik zoveel mogelijk wegwerpmaterialen. 

3.3 Schoonmaakschema’s gebruiken

Een schoonmaakschema voorkomt dat onderdelen worden overgeslagen. 

Hygiënenormen

  • Werk volgens een schoonmaakschema. Beschrijf hierin hoe vaak elk onderdeel schoongemaakt moet worden en op welke manier. De schoonmaakschema’s in paragraaf 10.1 kunt u als basis gebruiken. 
    U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).

Tips

  • Houd een logboek bij en vink de schoonmaakwerkzaamheden af. Hierdoor ziet u snel wat er nog moet gebeuren. Dit is vooral handig als er door meerdere personen wordt schoongemaakt.
  • Wordt de schoonmaak door meerdere partijen uitgevoerd? Bijvoorbeeld door een extern schoonmaakbedrijf en medewerkers? Stel dan voor elke partij eigen schoonmaakschema’s op. Zo zijn de verantwoordelijkheden voor iedereen duidelijk.

3.4 Desinfecteren

In sommige gevallen is het schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp vervuild is met bloed, en bij sommige infectieziekten. Hierbij gelden de volgende algemene regels: 

Hygiënenormen

  • Desinfecteer een oppervlak of voorwerp als er bloed of een andere lichaamsvloeistof met zichtbare bloedsporen op zit. Dit geldt ook als het bloed er al lang op zit; ook in oud bloed kunnen ziekteverwekkers overleven. 
  • Is er in uw asielzoekerscentrum een ongewoon aantal personen met een (vermoedelijke) infectieziekte? Desinfecteer dan alleen als dit door een arts of uw GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) wordt aangeraden.
  • Let op: desinfecteer alleen als er éérst is schoongemaakt. Desinfecterende middelen werken onvoldoende als iets nog vuil of stoffig is.  
  • Draag bij het desinfecteren altijd wegwerphandschoenen en was de handen na afloop met water en zeep. Draag ook een beschermend schort als uw kleding vervuild kan raken met het bloed.
  • Desinfecteer alleen met middelen die zijn toegelaten door het Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides). Zie de paragraaf ‘toegelaten desinfecterende middelen’ hieronder voor meer informatie.
  • Meng een desinfecterend middel nooit met andere (schoonmaak)middelen. Bij het mengen kunnen giftige stoffen ontstaan.

Daarnaast is desinfectie nodig bij bepaalde infectieziekten. Dit zal dan worden aangegeven door een arts infectieziekten of deskundige infectiepreventie. 

Toegelaten desinfecterende middelen

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is. Ook stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.

Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, zijn te herkennen aan een code op de verpakking. Dit kunnen de volgende codes zijn:

  • een N-code (4 tot 5 cijfers gevolgd door ‘-N’, bijvoorbeeld: 12345 N);
  • een NL-code (NL- gevolgd door 7 of 11 cijfers).

Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking melden waarvoor het middel gebruikt mag worden.

Middelen die zijn toegelaten, staan ook op de website van het Ctgb. Hoe u deze middelen op de website kunt vinden, staat in paragraaf 10.8. Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.

Hygiënenormen

  • Gebruik alleen een desinfecterend middel dat door het Ctgb is toegestaan. Controleer in het actueel gebruiksvoorschrift dat het middel:
    • geschikt is voor het ‘materiaal’ (bijv. handen, harde oppervlakken) dat u wilt desinfecteren; en
    • effectief is tegen de microorganismen die u wilt doden.
      Wilt u een oppervlak desinfecteren dat is verontreinigd met bloed? Zorg dan dat uw middel effectief is tegen virussen. Desinfecteert u vanwege een (uitbraak van een) infectieziekte? Bespreek dan met een arts of deskundige infectiepreventie of uw desinfectiemiddel geschikt is tegen de (mogelijke) ziekteverwekker.
  • Gebruik een desinfecterend middel altijd volgens de gebruiksaanwijzing. 

Let op: u mag een desinfecterend middel alleen gebruiken voor de toepassingen die in het gebruiksvoorschrift staan beschreven! Zie de onderstaande voorbeelden:

  • Voorbeeld 1:
    U heeft een desinfecterend middel waarmee u uw handen wilt desinfecteren. In het gebruiksvoorschrift staat alleen beschreven dat het middel geschikt is voor de desinfectie van harde oppervlakken. U mag dit middel dan niet voor uw handen gebruiken.

     
  • Voorbeeld 2:
    U heeft een desinfecterend middel waarmee u een oppervlak wilt desinfecteren dat bevuild was met bloed. In het gebruiksvoorschrift staat dat het middel effectief is tegen bacteriën, gisten en schimmels. U mag dit middel dan niet gebruiken voor de desinfectie van het oppervlak; bij een verontreiniging met bloed heeft u namelijk een middel nodig dat effectief is tegen virussen.

Er zijn een aantal toegelaten middelen die in één handeling zowel schoonmaken als desinfecteren. Dit staat dan in het gebruiksvoorschrift. Gebruikt u zo’n middel? Dan is schoonmaken voordat u dit middel gebruikt uiteraard niet nodig.

4 Bouw en inrichting

In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, schoonmaak en hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk type ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiëne-eisen.

Daarnaast zijn er aanvullende bouwvoorschriften vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld eisen aan het benodigde aantal toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn. 

4.1 Privévertrek of collectieve ruimte

Definitie privévertrek: ruimte die gebruikt wordt door mensen die samenwonen in een vrijwillig gekozen langdurig verband (familie, sociale eenheid, plaatsingseenheid). Een plaatsingseenheid is een eenheid die bestaat uit minimaal één of meerdere personen, vrijwillig gekozen met als doel passende woonruimte in de opvang of daarbuiten te vinden. Bijvoorbeeld vier alleenstaande mannen die ervoor kiezen om gezamenlijk een plaatsingseenheid te vormen om op het centrum of daarbuiten bij elkaar te kunnen wonen.

Definitie collectieve ruimte: alles wat niet aan bovenstaande beschrijving van privévertrek voldoet. Met andere woorden: een door meerdere mensen - onvrijwillig - gezamenlijk gebruikte ruimte. 

Ter verduidelijking: is een woonunit bewoond door:

  • een gezin of een plaatsingseenheid, dan is de gehele woonunit een privévertrek;
  • meerdere mensen uit verschillende gezinnen, dan zijn de slaapkamers een privévertrek en de overige ruimtes: woonkamer, keuken, toilet en douche zijn collectieve ruimtes.

Tips

  • Zorg dat bewoners bij vertrek de ruimtes schoon achterlaten. Let hierbij goed op de keuken en koelkasten, zodat er geen etensresten achterblijven.

4.2 Algemene eisen

In asielzoekerscentra wordt een onderscheid gemaakt tussen privé- en collectieve ruimtes. Jaarlijks wordt er een hygiëne-audit van de collectieve ruimtes uitgevoerd. Alle ruimtes in een asielzoekerscentrum moeten veilig en goed schoon te maken zijn. Infectieziekten worden gemakkelijk overgedragen wanneer bewoners te dicht op elkaar zitten. Houd u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting van uw opvangcentrum. 

Hygiënenormen

  • Maak wanden, vloeren en plafonds van een glad, niet-absorberend en geluidsdicht materiaal dat goed schoon te maken is.
  • Plaats alleen deuren die gemaakt zijn van een materiaal dat goed schoon te maken is én goed bij te werken is.
  • Plaats in elke ruimte een afvalemmer met plastic zak. Leeg de afvalemmer tijdig.
  • Zorg voor goede verlichting om bij schoon te maken.
  • Richt ruimtes zo in dat schoonmakers overal bij kunnen. Voorkom moeilijk bereikbare hoeken en oppervlakken.
  • Heeft u geen kamerthermostaat? Plaats dan thermostaatknoppen op radiators.
  • Zorg dat een eventuele buitenruimte of speelplaats kindvriendelijk, goed te onderhouden en afgewerkt is. 

Tips

  • Zijn er verbouwingen of onderhoudswerkzaamheden nodig? Schakel een professioneel bedrijf in zodat werkzaamheden goed  en zorgvuldig worden uitgevoerd.

De bewoners van een asielzoekerscentrum kunnen verschillende nationaliteiten hebben. Ook spreken of begrijpen zij niet allemaal dezelfde taal. Hierdoor is het moeilijk om schriftelijk informatie te geven. Maak daarom gebruik van pictogrammen.

Tips

  • Zorg dat de pictogrammen op een goed zichtbare plek hangen.

4.3 Privévertrek

Hygiënerichtlijnen

  • Laat een COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) medewerker de privévertrekken minimaal 4 keer per jaar controleren op onderstaande hygiëne eisen. 

Tijdens de hygiëne-audit worden de uitkomsten van interne controles bekeken. Tevens vindt één keer per 6 weken een (signalerend) kamercontole plaats. 

Hygiënerichtlijnen

  • Ga uit van maximaal 4 alleenstaande personen per slaapkamer (op grond van PvEProgramma van Eisen 2012) en reken minimaal 5 m² vloeroppervlak per bewoner. 
    Voor COA-noodopvanglocaties komt de norm voor de slaapvertrekken van maximaal 4 personen per ruimte te vervallen.
  • Zorg dat het bedframe van een glad, vrijwel onbeschadigd materiaal is. Er mogen wel krasjes op het bed zitten, maar geen roestplekken; dit belemmert een goede schoonmaak.
  • Zorg dat matrashoezen met water af te nemen zijn. 
    Zo zijn matrassen gemakkelijk en snel schoon bij de wisseling van bewoners.
     
  • Hoofdkussens moeten van wasbaar materiaal zijn. Gebruik geen kussens met plastic hoezen; deze stimuleren transpiratie.
  • Zorg voor een koelkast met een afgestelde temperatuur tussen de 4 °C en 7 ° waarin eventueel medicijnen (privé) bewaard kunnen worden.  

4.4 Toiletten

Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers.

Hygiënenormen

  • Zorg voor minimaal één toilet per acht bedden (op grond van PvEProgramma van Eisen 2012).
    Voor COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)-noodopvanglocaties wijkt de norm af: minimaal één  toilet en één handenwasgelegenheid per 25 bedden. Verdeling Heren 65% en Dames 35%.
  • Zorg dat de vloer en de wanden tot een hoogte waar urine tegenaan kan spatten, geen vocht kunnen opnemen en gemakkelijk schoon te maken zijn.
  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, afvalbak en handdoekjes. Gebruik bij voorkeur wegwerphanddoekjes.
  • Plaats speciale containers voor maandverband en tampons in de (dames)toiletten.
  • Vervang beschadigde toiletten direct.

4.5 Douches

Omdat het in douches heel vochtig is, groeien schimmels en andere micro-organismen er relatief makkelijk. Bewoners kunnen bijvoorbeeld voetschimmel oplopen. Houdt u bij de bouw en inrichting daarom aan de hygiëne-eisen:

Hygiënenormen

  • Zorg voor minimaal één douche en wastafel per acht bedden (op grond van PvEProgramma van Eisen 2012).
    Voor COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)-noodopvanglocaties wijkt de norm af: minimaal één  douche en één was-faciliteit per 15 bedden. Verdeling Heren 65% en Dames 35%.
  • Zorg dat de vloer en de wanden tot een hoogte waar water tegenaan spat, geen vocht kunnen opnemen en gemakkelijk schoon te maken zijn. Het materiaal op de rest van de muren en het plafond moet goed bestand zijn tegen water en waterdamp en kan eventueel gedesinfecteerd worden.
  • Plaats een afneembaar rooster met een stankafsluiter op het afvoerputje.
  • Plaats bij elke douchevoorziening in de directe nabijheid een afvalbak.

4.6 Keuken

Een gemeenschappelijke keuken kan variëren van een kleine ruimte met koelkast waar bewoners zelf eten (koud) klaarmaken tot een grote keuken waar (warme) maaltijden bereid worden. Vaak zijn er binnen asielzoekerscentra meerdere keukens. Zorg dat bewoners instructies krijgen over het gebruik van keukenapparaten. 

Hygiënenormen

  • Zorg voor een vloer die goed schoon te maken, splintervrij en stroef is.
  • Zorg dat de wand boven het aanrechtblad van een glad materiaal is tot een hoogte waar water en etenswaren tegenaan spatten. Zo is de wand makkelijk schoon te maken.
  • Zorg dat oppervlakken die met eet- en drinkwaren in contact (kunnen) komen van een glad, afwasbaar en moeilijk te beschadigen materiaal zijn gemaakt.
  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes.
  • Plaats onbeschadigde en goed schoon te maken keukenapparaten die niet in weg staan tijdens het schoonmaken.
  • Zorg dat er voorzieningen zijn voor het schoonmaken van eten, losse keukenmaterialen en gereedschappen.

Keukens voor bewoners

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)) heeft specifieke eisen voor de bouw en inrichting van keukens voor bewoners:

Hygiënenormen

  • Plaats een kookstel met:
    • minimaal vier kookpitten per acht bedden;
    • één spoelbak met mengkraan per vier kookpitten;
    • een afzuigkuip.
  • Zorg voor kastruimte, zoals afsluitbare onder- en bovenkastjes waar bewoners losse keukenmaterialen en etenswaren kunnen opbergen.
  • Zorg voor voldoende verlichting:
    • twee lampen;
    • met opaal kap;
    • minimaal 400 lux.

Tips

  • Vervang de filters van de afzuigkap regelmatig. 
  • Houd bij aanschaf van afzuigapparatuur en ventilatoren rekening met intensief gebruik.  

4.7 Kinderactiviteitenruimte

Binnen asielzoekerscentra is er vaak een speciale voorziening waar ouders hun jonge kinderen voor enkele uren kunnen onderbrengen. Let op de specifieke hygiëne-eisen die hier aan zijn verbonden: 

Hygiënenormen

  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, afvalbak en wegwerphanddoekjes.
  • Plaats toiletten en wasbakken op kind hoogte.

Tips

  • Kinderen plassen wel eens naast het toilet waardoor deze vaker moet worden schoongemaakt. De volgende adviezen vergemakkelijken het schoonmaken: 
    • Gebruik geen potjes.
    • Plaats hangende toiletten.
    • Plaats een vloer zonder voegen. 

Verschoonruimte

 In de kinderactiviteitenruimte worden kinderen ook verschoond. Omdat vrijwilligers en kinderen in contact (kunnen) komen met ontlasting en urine moet er extra op de hygiëne-eisen worden gelet: 

Hygiënenormen

  • Maak een duidelijke scheiding tussen tafels waar kinderen verschoond worden en tafels waar eten bereid wordt.
  • Zorg voor een aankleedkussen dat goed schoon te maken is en vervang beschadigde aankleedkussens direct.
    Reinig het aankleedkussen na elk gebruik. Als u een handdoek op het verschoonkussen legt, moet deze na iedere verschoning (ook bij een plasluier) in de was. Maak het verschoonkussen bij gebruik van handdoeken minimaal drie keer per dag schoon.
  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, afvalbak en handdoekjes. Gebruik bij voorkeur wegwerphanddoekjes.
  • Plaats een luieremmer of afvalbak met voetpedaal.

Tips

  • Zorg dat schoonmaakmiddelen en –materialen buiten bereik van kinderen staan. 

4.8 Opslag schoonmaakmiddelen en -materialen

Zorg voor een aparte opslagruimte waar schoonmaakmiddelen en -materiaal opgeborgen kan worden. Zo worden vuile en gevaarlijke stoffen of giftige materialen gescheiden van voedingsmiddelen. 

Hygiënenormen

  • Maak een ophangsysteem zodat bezems, trekkers en andere materialen niet op de vloer staan. Op deze manier kunnen ze beter drogen.
  • Plaats een uitstortgootsteen waar vuil water wordt ververst en materialen gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt.

Tips

  • Zorg dat bewoners en kinderen er niet bij kunnen.
  • Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes.
  • Plaats gevaarlijke schoonmaakmiddelen in lekbakken.

4.9 Wasruimte

 Zorg voor een aparte wasruimte voor bewoners, waar vuile was goed gescheiden blijft van schone was. Zie paragraaf 2.2 voor het hygiënisch omgaan met wasgoed. 

Hygiënenormen

  • Zorg dat de vloer en de wanden geen vocht kunnen opnemen en gemakkelijk schoon te maken zijn.
  • Zorg voor ventilatie of plaats ramen die geopend kunnen worden.
  • Plaats voor elke zestien bedden (op grond van PvEProgramma van Eisen 2012):
    • één wasmachine; 
    • één wasdroger.
      Voor COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)-noodopvanglocaties wijkt de norm af: per 20 bedden één wasmachine en één droger.

4.10 Gesloten afvalopslagplaats

Heeft uw asielzoekerscentrum inpandig een gesloten opslagplaats voor afvalcontainers? Let dan op de volgende eisen:

Hygiënenormen

  • Maak wanden en vloeren van een glad, niet-absorberend materiaal dat goed schoon te maken is.
  • Plaats een afneembaar rooster met een stankafsluiter op het afvoerputje. Zorg dat de vloer schuin afloopt in de richting van het afvoerputje.

4.11 Medische behandelruimte

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)) is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van medische behandelkamers waar externe organisaties zoals de GZA en de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en medische zorg aan asielzoekers kunnen verlenen. COA, GZA en GGD GHOR Nederland Gemeentelijke / Gemeenschappelijke GezondheidsDienst – Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio (Gemeentelijke / Gemeenschappelijke GezondheidsDienst – Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio) hebben hier landelijke afspraken over gemaakt. 

In deze medische ruimte kan een arts of verpleegkundige bewoners binnen het asielzoekerscentrum behandelen. Zorg dat er een aparte behandelruimte beschikbaar is met alle benodigde voorzieningen en materialen, waar veilig en hygiënisch gewerkt kan worden. 
De GZA is verantwoordelijk voor de levering en het onderhoud van medische apparatuur. Houd u aan de volgende eisen:

Hygiënenormen

  • De medische behandelkamer moet op elk moment van de dag goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten.
  • Zorg voor een afsluitbare kast waar steriele materialen, instrumenten en medicijnen in bewaard kunnen worden.
  • Plaats een afsluitbare koelkast met digitale temperatuuraflezing en een automatisch alarm waar vaccins bewaard worden.
    Kijk voor meer informatie op: www.rivm.nl/rijksvaccinatieprogramma.
  • Zorg dat de behandeltafel of –stoel van een niet-absorberend materiaal is gemaakt dat goed schoon te maken is. Zorg ook voor een papierrol zodat iedere bewoner op schoon papier zit of ligt.
  • Zorg voor een handenwasgelegenheid met:
    • een wastafel met stromend water, en bij voorkeur een no-touch kraan;
    • een zeepdispenser en een houder met papieren wegwerpdoekjes;
    • afvalbak, en bij voorkeur met voetpedaal; 
    • een handalcoholdispenser.
  • Zorg voor een gescheiden afvoer(bak) voor de afvoer van lichaamsvloeistoffen.
    Vraag advies bij de GZA.
  • Plaats een pedaalemmer of open afvalbak met plastic zak in de ruimte; open de afvalbak niet met de handen.
  • Plaats een naaldcontainer met een UN United Nations (United Nations)-keurmerk in de ruimte.
  • Zorg dat er beschermingsmiddelen zijn, zoals:
    • nitril handschoenen;
    • plastic schorten; 
    • beschermbrillen; 
    • mondneusmaskers. 
  • Zorg voor (digitale) infectieziekteprotocollen.
  • Vinden er in deze behandelkamer kleine medische ingrepen plaats? Dan moet er voldoende werkruimte zijn voor het schoonmaken, verpakken en steriliseren van medische instrumenten.
  • Zorg voor een aparte spoelruimte voor de medische ruimte.

5 Hygiëne van bewoners

In de voorgaande hoofdstukken zijn maatregelen beschreven die u en uw medewerkers kunnen nemen om het infectierisico te verkleinen. Maar de bewoners van uw asielzoekerscentrum kunnen hier ook aan bijdragen. Bijvoorbeeld door zich regelmatig te wassen en geen kleren en spullen met elkaar te delen. Daarom is het belangrijk dat het hygiënisch bewustzijn van de bewoners wordt vergroot. 

Tips

  • Zorg dat bewoners gebruik maken van persoonsgebonden toiletartikelen. 
  • Geef bewoners instructies over de werking en het gebruik van elektrische apparaten. 

5.1 Hygiënevoorlichting

Geef bewoners duidelijke voorlichting over infectieziekten en veilige seks. 

Hygiënenormen

  • Informeer bewoners over de manier waarop infectieziekten worden overgebracht. Verstrek foldermateriaal of geef mondelinge informatie in verschillende talen.
  • Informeer bewoners over het belang van veilige seks. Geef ze bij voorkeur informatiefolders, bijvoorbeeld van Soa Aids Nederland.
    Veel folders van Soa Aids Nederland zijn gratis (excl. verzendkosten) en in meerdere talen beschikbaar. Zie www.soaaids.nl.

Tips

  • Zorg bij AMV KWE (alleenstaande minderjarige vreemdelingen in kleinschalige wooneenheid) dat  condooms beschikbaar / verkrijgbaar zijn of dat ze op een toegankelijke plek liggen.

 Door het contact tussen bewoners onderling en tussen bewoners en medewerkers kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde spullen. Stimuleer daarom een goede persoonlijke hygiëne bij bewoners:

Hygiënenormen

  • Was uw handen:
    • na elk toiletbezoek; 
    • na contact met lichaamsvocht zoals speeksel, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed. 
  • Douche dagelijks, en:
    • douche na inspannende activiteiten zoals sporten; 
    • draag badslippers;
    • droog uw lichaam met uw eigen, schone handdoek. 
  • Let op de algemene hygiëneregels:
    • Gebruik wegwerpzakdoekjes bij hoesten of snuiten. Gooi deze zakdoek direct na gebruik in de afvalbak. 
    • Gooi gebruikte pleisters en verbandmiddelen direct na gebruik in de afvalbak.
    • Gebruik alleen schoon servies en bestek; deel dit niet met een ander. 
    • Gebruik alleen je eigen toiletartikelen zoals tandenborstels, scheermesjes, haarborstels en crèmes. 
    • Draag alleen je eigen kleding en schoenen. 
    • Slaap of rust alleen op je eigen bed en beddengoed. 

5.2 Schoonmaakinstructies

Bewoners kunnen ook meehelpen met het schoonmaken in uw asielzoekerscentrum. Heldere schoonmaakinstructies en afspraken zijn nodig voor een goed resultaat. 

Hygiënenormen

  • Geef bewoners duidelijke schoonmaakinstructies.
  • Zorg dat bewoners hun privévertrekken en de gemeenschappelijke keukens schoonhouden.
  • Geeft u bewoners de mogelijkheid om zelf hun wasgoed te wassen? Geef bewoners de volgende instructies:
    • Was volgens wasvoorschrift. Gebruik geen verkorte wasprogramma’s.
    • Houd schone en vuile was gescheiden.
    • Verzamel en vervoer vuile was in een afgesloten zak.

Tips

  • Laat bewoners hun was in een wasdroger drogen.

6 Voedselveiligheid

Om te voorkomen dat medewerkers en bewoners ziek worden is het belangrijk dat er op een hygiënische manier met eten wordt omgegaan. In een opvangcentra kunnen maaltijden intern in een eigen keuken bereidt worden of door een extern bedrijf verzorgd worden. 

Hygiënenormen

  • Bepaal volgens welke Hygiënecode(s) er op uw locatie wordt gewerkt. Zorg dat de gekozen code alle voedselprocessen dekt.
  • Zorg dat iedereen die betrokken is bij voedselprocessen volgens de gekozen Hygiënecode werkt.

Het is ook mogelijk dat bewoners zelf hun eten bereiden in de keuken in een woonunit. Maaltijden door de bewoners zelf bereid in de woonunit vallen buiten de hygiënecodes.

Basisprincipes van voedselveiligheid 

Voedselveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op drie basisprincipes: beheersing van de temperatuur, netheid en controle van de houdbaarheid. 

Beheersing van de temperatuur

De temperatuur van gekoelde of diepvriesproducten beïnvloedt de voedselveiligheid. Hoe kouder deze producten worden bewaard, hoe minder kans ziekteverwekkers hebben om uit te groeien. Bij hoge temperaturen worden veel ziekteverwekkers juist gedood. Daarom gaan veel regels in de Hygiënecode over de temperatuureisen die voor deze producten gelden.

Netheid

Via vuile handen en vuile materialen (zoals keukenspullen of andere etenswaren) kan voedsel besmet raken met ziekteverwekkers. Bovendien kan groente en fruit bij aanschaf al besmet zijn. Daarom staan er in de Hygiënecode zowel eisen die gesteld worden aan de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voedsel als regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimten. 

Houdbaarheid

Bijna al het voedsel is bederfelijk. Daarom is het controleren en garanderen van de houdbaarheid van producten een belangrijk aspect van voedselveiligheid. 

Maaltijdbereiding op locatie

Beschikt uw opvangcentrum over een keuken? Zorg dan dat het eten en drinken bereid wordt volgens de regels van het Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen. Een uitwerking van dit besluit staat in de Hygiënecode voor de voedselverzorging in Zorginstellingen en defensie of de Hygiënecode voor Woonvormen. Kijk voor meer informatie op www.voedingscentrum.nl. Deze hygiënecodes zijn gebaseerd op HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points). HACCP is een systeem waarmee de voedselveiligheid wordt beheerst. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) controleert steekproefsgewijs of deze regels goed worden nageleefd.

Hygiënenormen

  • Ga na welke hygiënecode op uw locatie van toepassing is.
  • Zorg dat alle medewerkers die werken met eten en drinken volgens de regels van de hygiënecode werken.

 Ongekoelde drink- en etenswaren kunt u in een magazijn bewaren. Hieronder vallen ook de producten die u bijvoorbeeld in een snoep- of frisdrankautomaat los verkoopt. 

Hygiënenormen

  • Controleer wekelijks de houdbaarheidsdatum van ongekoelde producten; gooi producten die over de datum zijn weg.

Externe keuken

U kunt maaltijden ook kant-en-klaar laten bezorgen door een extern bedrijf. Houdt rekening met de volgende normen bij de uitgifte van de maaltijden:

Hygiënenormen

  • Houd u aan de hygiëne-eisen voor aangeleverde maaltijden:
    • Zorg dat warme aangeleverde maaltijden en producten direct worden opgegeten.
    • Bewaar koude maaltijden gekoeld of diepgevroren; controleer of de temperatuur niet hoger is dan 7 °C.
    • Verhit maaltijden in een oven, magnetron of stoomkoker. Om de groei van bacteriën tegen te gaan moeten de maaltijden binnen één uur tot 60 °C of hoger verhit worden.
    • Zorg dat maaltijden direct na verhitting worden opgegeten.
    • Bewaar koude gerechten, zoals salades en toetjes, tot vlak vóór het serveren in de koeling. Of maak gebruik van de vrijstelling ‘gekoeld bewaren’, zoals vastgelegd in de Warenwetregeling Vrijstelling gekoeld bewaren in kantines en restaurants. Dit houdt onder andere in dat u de producten eenmalig maximaal twee uur ongekoeld mag aanbieden aan de bewoners.
      Kijk voor alle regels op wetten.overheid.nl.
    • Voorzie de maaltijden van een houdbaarheidsdatum en serveer ze volgens het fifo-systeem. Met het fifo-systeem (first in - first out) wordt bedoeld dat wat het eerst binnenkomt, ook het eerst moet worden gebruikt.​​​​​​

7 Medische zorg bewoners

Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via kleding en handen. Tijdens het verlenen van medische zorg is er een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en schoonmaak en desinfectie (zie hoofdstuk 3). 

Bij noodgevallen kan men direct terecht bij de receptie. Dit is een centrale plek waar medische materialen zijn opgeslagen. 

7.1 Medicijnen

Medicijnen kunnen hun werking verliezen als ze te lang of bij een verkeerde temperatuur worden bewaard. Hanteer de volgende regels als medicijnen worden verstrekt binnen uw centrum:

Hygiënerichtlijnen

  • Controleer de houdbaarheidsdatum van medicijnen maandelijks en vóór gebruik. Gebruik de medicijnen niet na deze datum.
  • Sla medicijnen op volgens het ‘first in, first out’ (fifo)-principe. Dit betekent dat medicijnen die het eerst geleverd zijn, ook het eerst gebruikt worden. Plaats hiervoor de nieuwe voorraad achteraan in de medicijnkast en schuif de oude voorraad naar voren.
  • Noteer de openingsdatum op medicijnen die na openen beperkt houdbaar zijn.
  • Bewaar medicijnen op de voorgeschreven temperatuur.
    ‘Bewaren tussen 15 en 25 °C’ betekent kamertemperatuur en bij ‘gekoeld bewaren’ plaatst u het in de koelkast.
  • Gebruik een aparte koelkast voor medicijnen. Is deze er niet? Bewaar de medicijnen dan in een afgesloten bak in een levensmiddelenkoelkast. 
  • Controleer dagelijks en registreer wekelijks de temperatuur van de koelkast met medicijnen. Leg hiervoor een thermometer in de koelkast. Zorg dat de temperatuur tussen de 2 en 7 °C is.
  • Dien medicijnen toe volgens het protocol van uw instelling of dien medicijnen toe volgens de landelijke instructie Voor Toediening Gereedmaken (VTGM) van medicatie in verpleeg- en verzorgingshuizen van de V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland).
    Kijk voor meer informatie op de website van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland: www.venvn.nl.

7.2 Steriele materialen

Steriele materialen, zoals gaasjes en pincetten, moeten op de juiste manier worden opgeslagen; anders neemt de steriliteit af. Steriel verpakte instrumenten blijven alleen steriel als de verpakking droog en onbeschadigd is. Gebruik zoveel mogelijk wegwerpmaterialen. Wilt u medische instrumenten die de huid doorboren of die in contact komen met de beschadigde huid hergebruiken? Dan moet u deze eerst grondig schoonmaken voordat u begint met steriliseren. Let op de volgende regels wanneer steriele materialen worden gebruikt:

Hygiënerichtlijnen

  • Controleer de houdbaarheidsdatum van steriele materialen en instrumenten minimaal maandelijks en vóór gebruik. Gebruik de materialen niet na deze datum.
  • Wijs een medewerker aan die verantwoordelijk is voor het maandelijks controleren van de houdbaarheidsdatum van medicijnen en steriele medische materialen.
  • Sla steriele materialen apart van niet-steriele materialen op in een stofvrije ruimte.
  • Berg steriel verpakte instrumenten voorzichtig op:
    • Prop ze niet in kastjes en laatjes.
    • Hanteer het fifo-principe (first in, first out).
    • Bewaar ze niet op plaatsen waar ze nat kunnen worden, zoals het aanrecht.
    • Bewaar ze niet op de vloer.
    • Maak geen bundels van de steriele verpakkingen; gebruik geen nietjes, paperclips of elastiekjes.
    • Schrijf of stempel niet op de verpakking.
    • Transporteer de verpakkingen in een goed afsluitbare schone kunststof box.
  • Bewaar zelf gesteriliseerde instrumenten maximaal zes maanden. Plak hiervoor op de peel-off rand van de verpakking een sticker met de sterilisatiedatum en het batchnummer (zie de werkwijze schoonmaken, verpakken en steriliseren van medische instrumenten in paragraaf 10.4).
  • Gebruik de instrumenten niet als de verpakking:
    • beschadigd of gescheurd is;
    • (deels) geopend is;
    • vochtig is of vochtkringen vertoont;
    • vuil is geworden.

Tips

  • Gebruik bij het geven van injecties een ‘terugtrek’ injectienaald. Deze naald trekt zich automatisch terug na het geven van de injectie.

7.3 Stoomsterilisator, zelf steriliseren

Medische instrumenten die in aanraking komen met de beschadigde huid of slijmvliezen, en die u wilt hergebruiken, moet u in een stoomsterilisator (autoclaaf) steriliseren. Hierin worden alle (ook niet-ziekmakende) micro-organismen gedood door stoom. De instrumenten worden, nadat ze zijn schoongemaakt, in zogenaamde laminaatzakjes in de stoomsterilisator gelegd. 

Hygiënenormen

  • De stoomsterilisator staat in een aparte spoelruimte.
  • De sterilisator moet voldoen aan de NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm ) 13060-2014.
  • Gebruik zoveel mogelijk wegwerpmaterialen zodat het steriliseren van instrumenten en materialen niet nodig is.
  • Is steriliseren nodig? Besteed het dan uit aan een externe organisatie, zoals een ziekenhuis. Gebruik deze gesteriliseerde instrumenten niet langer dan de aangegeven uiterste gebruiksdatum.
  • Wilt u toch zelf steriliseren? Volg dan onderstaande stappen zorgvuldig.
  • Het steriliseren van medische instrumenten mag alleen worden uitgevoerd door personeel dat hierin geschoold is.
    Als het steriliseren verkeerd wordt uitgevoerd, brengt dit grote infectierisico’s met zich mee.
  • Steriliseer alle medische instrumenten die u wilt hergebruiken en die in aanraking zijn gekomen met de beschadigde huid of slijmvliezen.
    Let op: maak de instrumenten eerst grondig schoon voordat u steriliseert. Steriliseren werkt onvoldoende als de instrumenten nog vuil of stoffig zijn. Draag bij het schoonmaken een beschermend schort en handschoenen.
  • Controleer de instrumenten op beschadigingen en roest. Gooi verroeste of beschadigde instrumenten weg als ‘scherp afval’ (zie paragraaf 7.5).
  • Steriliseer alleen instrumenten die in laminaatzakjes zijn verpakt. Zonder laminaatzakjes blijven de instrumenten niet steriel. Gebruik alleen laminaatzakjes met een indicatorstrip die verkleurt tijdens het steriliseren.
    Zo voorkomt u verwisseling tussen gesteriliseerde en niet-gesteriliseerde materialen. 
    Let op: het verkleuren van de indicatorstrip geeft geen garantie voor een juist uitgevoerde sterilisatie.
  • Volg bij het verpakken en steriliseren van de instrumenten de instructies in paragraaf 10.4.
  • Houd een logboek bij waarin u met batchnummers aangeeft welke materialen u wanneer heeft gesteriliseerd. Blijkt er uit onderzoek dat materialen niet goed zijn gesteriliseerd? Reinig en steriliseer dan alle materialen met hetzelfde batchnummer opnieuw.
  • Laat alleen hierin geschoolde medewerkers met de stoomsterilisator werken.
    Heeft u geen geschoolde medewerkers in dienst? Schakel dan een deskundig bureau in voor het steriliseren van uw medische instrumenten.  
  • Gebruik alleen een stoomsterilisator die geschikt is voor de instrumenten die u wilt steriliseren. De fabrikant moet aangeven voor welke instrumenten de sterilisator geschikt is.
  • Voer onderhoud uit aan uw stoomsterilisator volgens voorschrift van de fabrikant. Houd uw onderhoudswerkzaamheden bij in een logboek.
  • Test regelmatig volgens voorschrift van de fabrikant of uw stoomsterilisator nog werkt.
  • Neem contact op met de leverancier als uw stoomsterilisator onvoldoende lijkt te werken. Aanwijzingen hiervoor zijn:
    • De sterilisatietemperatuur wordt niet bereikt.
    • De sterilisator lekt, maakt sissende geluiden of produceert stoompluimen.
    • Het proces duurt veel langer dan normaal.
    • De laminaatzakjes komen nat uit de sterilisator.
    • De sterilisator heeft regelmatig een storing.

7.4 Wondverzorging

Via wonden kunnen ziekteverwekkers ons lichaam in komen. Bovendien kunnen wonden zelf geïnfecteerd raken. Een goede hygiëne is daarom van groot belang tijdens de wondverzorging.

Hygiënerichtlijnen

  • Was of desinfecteer uw handen direct vóór en na iedere wondverzorging.
  • Draag handschoenen tijdens de wondverzorging; draag ook een wegwerpschort wanneer uw kleding besmet kan raken met bloed of wondvocht.
  • Raak met de handschoenen geen oppervlakken aan die mogelijk vervuild zijn met micro-organismen (zoals deurknoppen of telefoons).
  • Vermijd het opdwarrelen van stof tijdens de wondverzorging; sluit deuren en zorg dat er tijdens de wondverzorging niet wordt schoongemaakt.
  • Zet voordat u begint alle benodigdheden klaar binnen handbereik, op een schone ondergrond. Gebruik als schone ondergrond een celstofmatje of desinfecteer het oppervlak. Plaats ook een afvalzakje of verbandemmer binnen handbereik, zodat u vuil wondverzorgingsmateriaal direct kunt weggooien.
  • Controleer de vervaldatum van alle producten en materialen vóór elke wondbehandeling.
  • Noteer de openingsdatum en -tijd op middelen die na openen beperkt houdbaar zijn, zoals zalven en spoelvloeistoffen. Gebruik spoelvloeistof tot maximaal 24 uur na opening. Noteer ook de naam van de bewoner; geopende wondverzorgingsmaterialen mogen niet bij andere personen gebruikt worden. 
  • Gebruik bij voorkeur tubes in plaats van potjes met zalf. Heeft u toch een potje? Neem de zalf dan met een schone spatel uit de pot.
    Zo voorkomt u dat uw handen de zalf besmetten met micro-organismen.

Tips

  • Plaats de instructie voor wondverzorging in de EHBO eerste hulp bij ongelukken (eerste hulp bij ongelukken)-trommel.
  • Hanteer de no touch-methode door pincetten te gebruiken.

7.5 Omgang met medisch scherp afval

Bij het verlenen van medische zorg of het injecteren van medicijnen kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt. Omdat deze materialen tijdens het gebruik besmet kunnen raken met ziekteverwekkers van bewoners, gelden de onderstaande eisen. Door u hieraan te houden, verkleint u de kans op een prikaccident.

Hygiënenormen

  • Schuif hoesjes nooit terug over de naald.
  • Gooi naalden en andere scherpe wegwerpinstrumenten die de huid of slijmvlies doorboren, direct na gebruik in een naaldcontainer met het UN United Nations (United Nations)-keurmerk. Zorg dat de naaldcontainer tijdens het prikken of snijden binnen handbereik staat. Gooi het scherpe afval nooit in een gewone afvalemmer.
    logo UN-keurmerk
  • Vervoer scherpe instrumenten die u hergebruikt, zoals pincetten en scharen, in een bekken naar de spoelkeuken of verstuur deze naar de sterilisatieafdeling van een ziekenhuis. Naalden mag u niet hergebruiken!
  • Vervang naaldcontainers wanneer ze tot de maximale vullijn vol zitten. Sluit het deksel en lever de volle naaldcontainer in volgens het protocol van uw instelling. Zet direct een nieuwe naaldcontainer neer.

Volle naaldcontainers vallen in de categorie ‘ziekenhuisafval’. Aan de afvoer van ziekenhuisafval zijn bij wet eisen gesteld (zie hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer). Zo mag u uw containers alleen inleveren bij inzamelaars die een zogeheten VIHB-nummer hebben. Op www.niwo.nl kunt u een lijst met goedgekeurde inzamelaars vinden (zoek hiervoor op ‘VIHB-lijst’ en klik vervolgens op ‘Raadplegen VIHB-lijst (bedrijfsafval en gevaarlijk afval)’.

7.6 Wet publieke gezondheid

Artikel 21, 22 en 25

GZA is als eerste aanspreekpunt verantwoordelijk voor de medische zorg voor asielzoekers. (Huis)artsen die hier werkzaam zijn, hebben op grond van artikel 21, 22 en 25 van de Wet publieke gezondheid een meldingsplicht infectieziekten. Deze meldingsplicht geldt overigens niet voor woonverblijven die overeenkomen met gezinswoningen, dus locaties waar één gezin met kinderen woont.

Hygiënenormen

  • Een behandelend arts is verplicht meldingsplichtige infectieziekten te melden bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst).
  • Is er sprake van een infectie-uitbraak? Geef de volgende informatie door aan de GGD:
    • NAW naam adres woonplaats (naam adres woonplaats) persoonsgegevens en geboortedatum van de zieke;
    • aard, ernst en verloop van klachten;
    • eventuele vaccinaties;
    • datum eerste ziekteverschijnselen;
    • andere vermoedelijk besmette bewoners of medewerkers;
    • eventueel bekende bron.
  • Bepaal samen met de behandelend arts en deskundigen van de GGD welke maatregelen u moet nemen.

Breng de locatiemanager op de hoogte van meldingsplichtige infectieziekten op de instelling zodat de locatiemanager, indien nodig, maatregelen kan nemen.

Melding instellingen, artikel 26

Binnen uw asielzoekerscentrum kunnen infectieziekten op verschillende manieren worden gemeld. Locatiemanagers zijn verplicht om mogelijke uitbraken van infectieziekten onder bewoners en/of medewerkers te melden bij de GGD. Deze meldingsplicht is geregeld in de Wet publieke gezondheid, artikel 26.

De (huis)artsen van de GZA hebben ook een meldingsplicht voor individuele gevallen, welke vastgelegd is in de Wet publieke gezondheid, artikel 21, 22 en 25. Deze meldingsplicht geldt overigens niet voor woonverblijven die overeenkomen met gezinswoningen, dus locaties waar één gezin met kinderen woont.

Hygiënenormen

  • Zorg dat er werkafspraken zijn gemaakt over het melden van (mogelijke) infectieziekten in uw instelling.
    Houd hierbij rekening met de privacy van de bewoner of medewerker.
  • Zorg dat medewerkers zich direct melden bij:
    • een bijtaccident;
    • het prikken aan een met bloed besmette naald;
    • ernstige infecties (aan de handen);
    • steenpuisten;
    • acute en aanhoudende diarree;
    • langdurig hoesten.

Op grond van de Wet publieke gezondheid, artikel 26 is de locatiemanager van een asielzoekerscentrum wettelijk verplicht om maatregelen te nemen bij een (eventuele) uitbraak van infectieziekten.

Hygiënenormen

  • Neem binnen één werkdag contact op met de afdeling infectieziekte bestrijding van de plaatselijke GGD als er een ongewoon aantal zieken is.
    Als locatiemanager moet u zelf inschatten wat een ‘ongewoon aantal zieken’ is voor uw opvangcentrum (zie paragraaf 10.7). Neem voor advies contact op met uw regionale GGD.
  • Bepaal samen met de GZA-arts en deskundigen van de GGD welke maatregelen u moet nemen.

Meer informatie over de Wet Publieke Gezondheid, artikel 26 melding instellingen, vindt u op de website van de Landelijke Coördinatie Infectieziekten.

8 Medische zorg medewerkers en vrijwilligers

De zorg in asielzoekerscentra moet maximaal aansluiten op de reguliere zorg in Nederland. GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en zijn verantwoordelijk voor de Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers (PGA publieke gezondheid asielzoekers (publieke gezondheid asielzoekers)) in de asielzoekerscentra. Daarnaast is er de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA). Dit is een landelijke huisartsenpraktijk die dient als eerste aanspreekpunt voor medische zorg aan asielzoekers. Via dit centrum krijgen asielzoekers toegang tot curatieve zorg van bijvoorbeeld huisartsen, tandartsen en ziekenhuizen. Alle asielzoekers worden bij de GZA ingeschreven.

Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via kleding en handen. Tijdens het verlenen van medische zorg is er een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en schoonmaak en desinfectie (zie hoofdstuk 3).

8.1 Algemene eisen

Hygiënenormen

  • Zorg dat iedereen weet waar onderstaande medische materialen staan.
  • Zorg voor een complete en volledige:
    • EHBO eerste hulp bij ongelukken (eerste hulp bij ongelukken)-koffer;
    • BHV-koffer;
    • AED (Automated External Defibrillator).
  • Controleer de houdbaarheidsdatum van medische materialen en medicijnen regelmatig, en controleer de inhoud van koffers minimaal twee keer per jaar.

8.2 Bijt-, snij-, krab-, spat- en prikaccidenten

In uw asielzoekerscentrum kunnen bijt-, snij-, krab-, spat- en prikaccidenten plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of bewoner in contact komt met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo’n accident kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen, zoals het hepatitis B of C virus en hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus). Bij een bijt- of krabaccident lopen zowel de bijter/krabber als de degene die gebeten of gekrabd is het risico om besmet te worden door de ander.

Door een protocol voor bijt-, snij-, krab-, spat- en prikaccidenten dat bekend is bij de medewerkers, verkleint u de kans dat medewerkers of bewoners bij zo’n accident een infectieziekte oplopen.

Hygiënenormen

  • Stel het protocol voor bijt-, snij-, krab-, spat- en prikaccidenten voor uw medewerkers beschikbaar en breng ze hiervan op de hoogte. Beschrijf hierin in ieder geval de volgende stappen:
    • Laat een wondje goed doorbloeden.
    • Spoel het wondje of het slijmvlies met water of fysiologisch zout.
    • Ontsmet een wondje (slijmvliezen niet) met een wond desinfecterend middel voorzien van een RVG Register Verpakte Geneesmiddelen (Register Verpakte Geneesmiddelen)-nummer (bijvoorbeeld Betadine of Sterilon).
    • Dek een wondje af.
    • Meld het accident direct.
      Neem in het protocol de contactgegevens op van de instantie(s) aan wie het accident gemeld moet worden. Maak zo nodig onderscheid tussen meldingen binnen en buiten kantooruren.
  • Bij melding wordt een risico-inschatting gemaakt en worden eventuele vervolgstappen bepaald. Noteer hiervoor de volgende gegevens:
    • de personen die bij het accident zijn betrokken;
    • het type verwonding (bijv. prik- of bijtwond);
    • het materiaal waarmee iemand verwond is (het type naald in het geval van een prikaccident).

8.3 Vaccinaties

Vanwege de doelgroep van uw centrum, kunnen uw medewerkers een verhoogd risico lopen op besmetting met sommige infectieziekten. Tegen sommige van deze ziekten kunnen uw medewerkers zich laten vaccineren. Bijvoorbeeld tegen hepatitis B.

Het aanbieden van vaccinaties kan, afhankelijk van het werk van uw medewerkers, verplicht zijn op basis van de Arbowet. Adviseer externe partijen (schoonmaak, catering e.d.) die binnen uw instelling werkzaam zijn op de mogelijke risico’s. Arbo-eisen vallen echter buiten de reikwijdte van deze richtlijn en zullen hier niet verder worden uitgewerkt, zie voor meer informatie onder andere het Arbobesluit, art. 4.91 en website kiza.

9 Kinderactiviteitenruimte

De kinderactiviteitenruimte in een asielzoekerscentrum is een voorziening, geleid door (ongeschoolde) vrijwilligers, waar jonge kinderen enkele uren zonder betaling worden ondergebracht Er is hier niet of nauwelijks sprake van een opvoedkundig aspect. Daarom valt dit soort opvang niet onder de Wet kinderopvang of Wet OKE, en wordt dus ook niet als zodanig geïnspecteerd.

Het kinderactiviteitencentrum wordt niet gezien als officiële kinderopvang. Wel wordt het kinderactiviteitencentrum meegenomen met de audit, het is een ruimte binnen de COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)-locatie welke moet voldoen aan de normen uit de hygiënerichtlijn.

Hygiënenormen

  • Stel een medewerker verantwoordelijk voor de kinderactiviteitenruimte.
  • Zorg dat de vrijwilligers goed weten hoe infectieziekten worden overgebracht én wat ze hier tegen kunnen doen.

Tips

  • Gebruik een risicomonitor om de gezondheids- en veiligheidsrisico’s jaarlijks in kaart te brengen.

9.1 Persoonlijke hygiëne vrijwilligers

Vrijwilligers en kinderen hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Een goede persoonlijke hygiëne verkleint het infectierisico.

Hygiënenormen

  • Was de handen:
    • volgens de normen in paragraaf 2.1; en
    • na het verschonen van een kind;
    • na het helpen van een kind op het toilet (billen afvegen).
  • Dek open wondjes af met een waterafstotende pleister.

Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via de handen. Daarom moeten de handen goed schoon te maken zijn. Kunstnagels, nagellak en hand- en polssieraden belemmeren een goede handhygiëne.

Hygiënenormen

  • Verzorgt u jonge kinderen? Let dan op het volgende:
    • Knip nagels kort en draag geen kunstnagels;
    • gebruik geen nagellak.

Tips

  • Draag geen hand- en polssieraden, zoals een trouwring of horloge.
  • Gebruik eenmalige zakdoeken en gooi deze na gebruik meteen weg.

9.2 Persoonlijke hygiëne van kinderen

Kinderen kunnen ziekteverwekkers snel verspreiden. Vooral kleine kinderen stoppen wel eens speelgoed in hun mond, vegen snottebellen af met vieze handen of hoesten met open mond. Hier kunnen andere kinderen bijvoorbeeld weer ziek van worden via ‘besmette’ materialen.

Hygiënenormen

  • Leg kinderen uit dat ze tijdens het niezen of hoesten:
    • niet in de richting van iemand anders kijken;
    • het hoofd wegdraaien of -buigen;
    • de binnenkant van de elleboog voor de mond houden.
  • Zorg dat kinderen hun handen wassen (en zorg dat ze dit aangeleerd krijgen) na:
    • niezen, hoesten en afvegen van de neus;
    • een toiletbezoek;
    • contact met vuile kleding, afval en zand;
    • het buitenspelen.
  • Veeg snottebellen tijdig weg.

Tips

  • Houd peuters goed in de gaten om te voorkomen dat ze vergeten hun handjes te wassen.

Speelgoed

Het speelgoed wordt door meerdere kinderen gedeeld in de kinderactiviteitenruimte van het asielzoekerscentrum. Speelgoed kan besmet raken door bacteriën uit de mond, vuile handen en hoesten. Houd rekening met de volgende maatregelen:

Hygiënenormen

  • Zorg dat speelgoed makkelijk en goed schoon te maken is.
  • Maak speelgoed waar mee gespeeld is minimaal één keer per dag schoon.

Zandbakken

In de zandbakken kan vuil liggen van etensresten, bladeren, bouwafval, glas of straatvuil. Etensresten kunnen dieren aantrekken die de zandbak vervuilen met ontlasting, waarmee de kinderen in aanraking kunnen komen. Wanneer het zand vervuild is met uitwerpselen van honden en katten kunnen deze uitwerpselen spoelwormen bevatten. De eitjes van deze wormen kunnen via de ontlasting in het zand terechtkomen. Als er ontlasting wordt gevonden in de zandbak, is het verversen van al het zand niet altijd noodzakelijk. Alleen als de uitwerpselen er mogelijk langer dan drie weken in hebben gelegen, moet het zand ververst worden omdat de ontwikkeling van de spoelwormeitjes die in de ontlasting aanwezig kunnen zijn drie tot vier weken duurt.

Voor de hygiëne van het kind tijdens het spelen in een zandbak gelden de volgende normen:

Hygiënenormen

  • Bedek de zandbak met een vochtdoorlatende dekking.
  • Controleer het zand op vuil voor het spelen en maak zo nodig schoon.
  • Schep uitwerpselen van honden en katten met ruim zand eromheen uit.
  • Verschoon het zand wanneer er uitwerpselen van honden of katten in liggen, die er mogelijk langer dan drie weken in hebben gelegen.
  • Laat kinderen niet eten of drinken in de zandbak.
  • Veeg het zand goed af van de kleding.
  • Was de handen van de kinderen na het spelen in de zandbak.

Tips

  • Plaats rubberen matten voor de deur tegen het zand.
  • Plaats de zandbak waar goed daglicht schijnt.

9.3 Verschoonkussen

 Tijdens het verschonen van kinderen is er een kans dat het kind, vrijwilligers of de omgeving in contact komen met ontlasting of urine. Houd de verschoonplek goed schoon. 

Hygiënenormen

  • Maak het verschoonkussen na gebruik goed schoon.
    Als u een handdoek op het verschoonkussen legt, moet deze na iedere verschoning (ook bij een plasluier) in de was. Maak het verschoonkussen bij gebruik van handdoeken minimaal drie keer per dag schoon.
  • Maak het verschoonkussen schoon als volgt:
    • Giet een oplossing van allesreiniger en water in een fles of plantenspuit.
    • Spuit of giet de oplossing op een wegwerpdoekje en maak het kussen schoon.
    • Leeg de fles of plantenspuit dagelijks, spoel om en laat drogen.
      Let op: Gebruik hiervoor geen billendoekjes. Deze laten een vettig laagje achter waar bacteriën in kunnen groeien. Als u liever katoenen doekjes gebruikt moet u deze na gebruik in de was gooien.
  • Is het verschoonkussen besmet met bloed of bloederige diarree? Desinfecteer het dan met een desinfecterend middel dat is goedgekeurd door het Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides). Volg de gebruiksaanwijzing zorgvuldig. Zie paragraaf 3.4 en paragraaf 10.8.

Tips

  • Zorg dat schoonmaakmiddelen en –materialen buiten bereik van kinderen staan.

9.4 Wondverzorging

Het kan voorkomen dat een kind of vrijwilliger zich bezeert, of dat er een ongeluk plaatsvindt. Als hierbij bloed of wondvocht van een kind in aanraking komt met het bloed of de slijmvliezen van een vrijwilliger of andere kinderen, bestaat de kans dat zij een bloed overdraagbare ziekte oplopen.

Hygiënenormen

10 Schoonmaakschema’s en instructies

In dit hoofdstuk vindt u schoonmaakschema’s en instructies, bijvoorbeeld voor handen wassen en handen desinfecteren. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden en uitprinten. U kunt ze dan direct ophangen, bijvoorbeeld bij wastafels of in een schoonmaakkast.

10.1 Schoonmaakschema's

In de schoonmaakschema’s staat hoe vaak en op welke manier gereinigd moet worden. 

U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).

U kunt de schoonmaakschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de schoonmaakschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.

10.2 Instructies handhygiëne

Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.

Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:

  • Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
  • Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Instructies handhygiëne

Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.

10.3 Microvezeldoekjes

Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.

Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:

  • Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
  • Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
  • Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
  • Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
  • Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
  • Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.

10.4 Reiniging medische instrumenten

Werkwijze schoonmaken, verpakken en steriliseren van medische instrumenten

Voordat u de schoongemaakte medische instrumenten kunt steriliseren, moet u ze in laminaatzakjes verpakken.

Het schoonmaken van instrumenten
  1. Trek handschoenen aan en let op scherpe puntjes. 
  2. Maak de instrumenten schoon volgens de gebruiksaanwijzing van het  schoonmaakmiddel, eventueel met borstels. 
  3. Spoel de instrumenten goed af met warm water. 
  4. Gooi de handschoenen weg en was of desinfecteer de handen. 
  5. Droog de instrumenten goed met een schone doek, tissue of stuk keukenrol. Controleer de instrumenten op beschadigingen en roest, en verpak ze dan in laminaatzakjes. 
Het verpakken van instrumenten in laminaatzakjes
  1. Verpak de grondig schoon- en drooggemaakte instrumenten per stuk in laminaatzakjes met een indicatorstrop die verkleurt tijdens het steriliseren. 
  2. Doe scharen en kochers geopend in een zakje.
  3. Seal of plak de laminaatzakjes dicht. Houd hierbij een peel-off naad van minimaal 2 centimeter vrij. Hiermee kunt u het zakje later weer openen. Houd aan de andere zijde een sealnaad van 0,8 centimeter aan. Sluit de zakjes nooit met een nietmachine.
Het steriliseren van de instrumenten
  1. Belaad de sterilisator volgens de aanwijzingen van de fabrikant. Voorkom dat de laminaatzakjes tegen de wanden, op hun laminaatzijde (de doorzichtige zijde) of op elkaar liggen. Leg ze bij voorkeur in een rekje.
  2. Stel het sterilisatieprogramma in.
  3. Controleer de temperatuur- en drukmeter op uw stoomsterilisator.
  4. Doorloop het volledige sterilisatieprogramma, inclusief droogprogramma.
  5. Neem de droge, gesteriliseerde verpakkingen voorzichtig uit de sterilisator. Voorkom dat de verpakking beschadigt.
  6. Berg de instrumenten in de laminaatzakjes op in een schone kast of la.

10.5 Werken met eten en drinken

Informatie voor medewerkers en vrijwilligers die werken met eten en drinken

Als u door uw werkzaamheden in aanraking komt met eten en drinken is het belangrijk dat u zich houdt aan de hygiëneregels. Tijdens het bewaren, bereiden en serveren van gerechten kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijke verspreiden, waardoor bezoekers of medewerkers ziek kunnen worden. Let dus op uw persoonlijke hygiëne, was uw handen regelmatig en houdt rekening met de eisen die gesteld worden aan de bereiding van eten en drinken. 

Let op dat u tijdens de werkzaamheden:

  • geen hand- of polssieraden draagt;
  • wondjes aan handen afdekt;
  • verzorgde en schone (baard)haren heeft;
  • schone werkkleding draagt;
  • schone kookspullen gebruikt; 
  • eten niet met de blote handen aanraakt;
  • koksdoeken alleen gebruikt als pannenlappen voor hete pannen en borden;  
  • niet rookt, niet eet en geen kauwgom kauwt.
Handen wassen

Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. De handen krijgt u schoon door ze te wassen met water en zeep of ze in te wrijven met een hand desinfecterend middel. 

  • Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vies zijn. Gebruik dan geen hand desinfecterend middel; door zichtbaar vuil vermindert de werking.
  • Maak uw handen schoon:
    • voor en na elke nieuwe reeks handelingen;
    • als ze zichtbaar vuil zijn;
    • na een toiletbezoek;
    • voor en na het eten;
    • na het uittrekken van handschoenen;
    • na schoonmaakwerkzaamheden;
    • na contact met lichaamsvocht zoals speeksel, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed; 
    • na hoesten, niezen of het snuiten van de neus.
      Dit is ook belangrijk als u een zakdoek hebt gebruikt. Ziekteverwekkers kunnen namelijk door de zakdoek heen op uw handen komen.
Bereiden van eten en drinken

Tijdens de bereiding van eten en drinken kan er het een en ander mis gaan. Ziekteverwekkers kunnen zich in een relatief korte tijd tot grote hoeveelheden vermenigvuldigen. Dit kan gebeuren als producten bedorven zijn, maar dat hoeft niet altijd. Houd u tijdens de bereiding van eten en drinken aan de volgende regels:

  • Bewaar koelverse producten in de koeling (max. 7 °C en pluimvee max. 4 °C).
  • Houd rauwe producten gescheiden van bereide gerechten.
  • Gebruik geen producten waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken.
  • Let op de houdbaarheid van de bereide producten. Maak de meest risicovolle gerechten (zoals vlees, pasta, rijst, puree en salades) als laatste klaar. Zet de planning zo nodig op papier. 
  • Zorg dat bij de bereiding van koude gerechten de temperatuur zo laag mogelijk blijft (max. 7 °C).
  • Verhit rauwe producten tot een temperatuur boven de 75 °C. 
  • Warm maaltijden op tot een temperatuur boven de 60 °C. 
  • Serveer warme gerechten bij minimaal 60 °C en koude gerechten bij maximaal 7 °C. Heeft u geen (goede) koelvoorzieningen in de uitgifte? Gebruik dan de twee-uursregeling ongekoeld aanbieden. De voorwaarden hiervoor vindt u in de Hygiënecode.

10.6 Kledinguitgifte

Eerder gedragen kleding zou schurft of luis kunnen bevatten en op die manier overgedragen kunnen worden. Ook bij het passen en terugleggen van kleding zou schurft of luis van de persoon die het gepast heeft, in de gepaste kleding terecht kunnen komen. 

  • Naast onderstaande punten gelden voor kledinguitgifte ook de punten van omgaan met wasgoed.
  • Draag wegwerphandschoenen bij het sorteren van kleding.
  • Was de handen na kledinguitgifte.
  • Draag zo nodig een plastic schort.
  • Neem contact op met de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als er sprake of verdenking is van schurftmijt of kleerluis.
    Extra maatregelen zijn hiervoor nodig.
  • Kleding dient in een afgesloten plastic zak aangeleverd te worden.
  • Kleding dient gewassen te worden op 40°C. Ondergoed, linnengoed, handdoeken e.d. dienen gewassen te worden op 60°C.
  • Sorteer kleding op maat en soort. Regel uitgifte, laat de doelgroep geen kleding passen.
  • Gebruik geen verkorte wasprogramma’s.

10.7 Melding infectieziekten

Als locatiemanager heeft u een meldingsplicht van infectieziekten in een asielzoekerscentrum. In de Wet publieke gezondheid, artikel 26 is deze meldingsplicht geregeld.

In onderstaande tabel ziet u wanneer u contact moet opnemen met de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), afdeling infectieziekten:

Symptomen

      Meld uw ziek(en) bij de GGD wanneer:

maag- en darmproblemen, overgeven of diarree

  • meerdere bewoners of medewerkers binnen uw centrum klachten hebben; of
  • als de oorzaak bij eten of drinken ligt wat meerdere mensen hebben gegeten of gedronken.

geelzucht

  • er één ziektegeval is.

schurft

  • u vermoedt dat de schurft verspreid binnen het centrum.

huiduitslag

  • er binnen twee weken twee of meerdere gevallen zijn met spontane huiduitslag.

overige ernstige besmettelijke aandoeningen

  • u vermoedt dat ziektegevallen bepaalde ernstige besmettelijke aandoeningen hebben.

10.8 Ctgb-databank

Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.

Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.

A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel

  • Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
  • Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
  • Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.

B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien

  • Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
  • Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
  • Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
    • Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
    • Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
    • Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
  • Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
  • U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.

Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.

Extra informatie

Begrippenlijst

Binnenlucht De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht

Binnenmilieu

Het binnenmilieu is het milieu in gebouwen. Het binnenmilieu wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Bijvoorbeeld de temperatuur, de luchtvochtigheid en de hoeveelheid zuurstof in de ruimte.

Biofilm

Een laag micro-organismen omgeven door zelfgeproduceerd slijm. Biofilm is vastgehecht aan een oppervlak of drijft op een wateroppervlak. Legionellabacteriën vermeerderen zich in bepaalde eencellige organismen, protozoa genaamd, die in de biofilm leven.

Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt.

Desinfecteren

Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel.

FFP-2 maskers

Dit zijn persoonsgeboden ademhalingsbeschermingsmaskers die de gebruiker beschermen tegen het inademen van aerosolen. Deze maskers morgen maximaal acht uur achtereen gebruikt worden.

Fifo-systeem

First in, first out-systeem. Dit betekent dat materialen die het eerst geleverd zijn, ook het eerst gebruikt worden. Hiervoor moet de nieuwe voorraad achteraan geplaatst worden en de oude voorraad naar voren geschoven.

HACCP

Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP), een systeem om de voedselveiligheid te beheersen. Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van HACCP.

Handdesinfecterend middel

Een handdesinfecterend middel is een vloeistof waarmee ziekteverwekkers op de handen kunnen worden gedood. Als handen niet zichtbaar vuil of plakkerig zijn, kan een handdesinfecterend middel worden gebruikt in plaats van water en zeep.

IPM

Integrated Pest Management. IPM is een methode die zich in de eerste plaats richt op het voorkómen van dierplagen door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding.

Legionellabeheersplan

In een legionellabeheersplan staan de maatregelen en controles die nodig zijn om de groei van legionellabacteriën te beheersen.

Legionellarisicoanalyse

Een legionellarisicoanalyse laat zien of legionellabacteriën kunnen groeien en vernevelen in de waterinstallatie.

Lichaamsvloeistoffen

Lichamelijke vloeistoffen zoals bloed, speeksel, braaksel, urine, ontlasting en wondvocht.

Luchten

Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst.

Micro-organismen

Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken.

Microvezeldoekjes

Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt.

Naaldcontainer

Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval.

Natte koeltoren

Natte koeltorens zijn installaties die onderdeel zijn van de klimaatregulering van een gebouw of worden gebruikt bij het afkoelen van een productieproces. In de koeltoren wordt water verneveld. Hierbij kunnen de waterdruppeltjes verspreid worden in de omgeving van de inrichting. Natte koeltorens die gebruikt worden voor de klimaatregulering van een gebouw staan vaak boven op het dak maar ze kunnen ook in het gebouw staan.

Schoonmaken

Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen.

Ventileren

Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam.

Programma van eisen asielzoekerscentra

Het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Centraal Orgaan opvang asielzoekers)) hanteert een programma van eisen voor alle asielzoekerscentra* (februari 2016):

  • Arbeidsomstandighedenwet
  • Het Bouwbesluit 2012 (vanaf 1 januari 2024 het Besluit bouwwerken leefomgeving)
  • Het Bouwprocesbesluit
  • De voorschriften en verordeningen van rijks-, provinciale en gemeentelijke overheidsdiensten
  • De normbladen en -voorschriften die met NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm ), NEN-EN, NVN, NEN-ISO International Organization of Standardization (International Organization of Standardization), NPR's + titel zijn vermeld in de deelcatalogus 'Overzicht van normen voor de Bouwwereld'
  • Publicatiebladen van de Inspectiedienst Sociale Zaken werkgelegenheid (I-SZW Sociale zaken en werkgelegenheid (Sociale zaken en werkgelegenheid)), dienst voor Inspectie en Informatie
  • Brandweernormen, zoals vermeld in het vigerende Bouwbesluit en Model- bouwverordening inclusief supplementen
  • Voorschriften Brandveiligheid NEN2535
  • Lokale brandweereisen
  • Milieu- en Veiligheidswetgevingen, waaronder de Hinder- en Veiligheidswet
  • Voorschriften Legionella NEN 6265
  • Algemene maatregel van bestuur legionellapreventie
  • Geboden Toegang, nieuwste uitgave
  • Relevante beleidsstukken van het COA, zoals bijv. inz. Asbestbeleid
  • Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdiensten
  • Wet bescherming persoonsgegevens
  • LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) Hygiënerichtlijn voor collectieve voorzieningen asielzoekers

* De Centrale Ontvangst Locatie (COL centrale opvanglocatie (centrale opvanglocatie)) in Ter Apel is de eerste verblijfplaats voor vreemdelingen die asiel in Nederland willen aanvragen. Dit centrum heeft gescheiden slaapzalen voor mannen en vrouwen.

Overzicht afkortingen locaties

Code Opvangvorm - feb 2016
AVO Aanvullende opvang
AZC asielzoekerscentrum (asielzoekerscentrum) Asielzoekerscentrum
CNO Crisis Noodopvang
COL centrale opvanglocatie (centrale opvanglocatie) Centrale Ontvangstlocatie
GLO gezinsopvanglocatie (gezinsopvanglocatie) Gezinslocatie
GVA Gemeentelijk versnellingsarrangement
KWE Kleinschalige wooneenheid
KWG Kinderwoongroep
RGO Regionale Opvang
N/A N/A
POA Proces Opvanglocatie AMV
POL Proces Opvanglocatie
VBL Vrijheid beperkende Locatie

Overzicht plaatsingscodes

Code Opvangvorm - feb 2016
AMG Administratief geplaatst
CNT Contingent
GMW Gemeentewoning
LRV Logeerregeling Vergunninghouders
RUV Rechtstr. Uitpl. Uitgen. Vluchtelingen
  Vertreklocatie
ZZA Zelf Zorg Arrangement

Bronnenlijst

Literatuur

  • Factsheet gezondheidszorg voor asielzoekers Nederland (2012). GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Nederland. 
  • FAQ frequently asked questions (frequently asked questions) Toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen (2013). GGD Nederland en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten)). 
  • Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum of peuterspeelzaal (0-4 jarigen) (2013). Amsterdam: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid.  
  • Handboek tbc Tuberculose (Tuberculose)-bestrijding Nederland (2008). Den Haag: Commissie voor praktische tuberculosebestrijding, KNCV Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging (voor tuberculosebestrijding) - Tuberculosis Foundation (Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging (voor tuberculosebestrijding) - Tuberculosis Foundation) Tuberculosefonds. 
  • Legionellapreventie in leidingwater: Hoofdstuk IIC van het Waterleidingbesluit (2004). Den Haag: Ministerie van VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).  
  • ‘Informatieblad: Ratten en muizen in uw bedrijf?’ (2012). Den Haag: Inspectie Leefomgeving en Transport. 
  • Oesterholt, F.I.H.M., (2013). Arbo-Informatieblad 32: Legionella. Den Haag Sdu Uitgevers.  

Wetten & besluiten

  • Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen en Defensie (2008). Den Haag: Voedingscentrum. 
  • Hygiënerichtlijn voor Arrestantenverblijven (2010). Amsterdam: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. 
  • Hygiënerichtlijn voor Medisch kinderdagverblijven en Boddaertcentra (2009). Amsterdam: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. 
  • Hygiënerichtlijn voor Psychiatrische instellingen (2011). Amsterdam: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. 
  • LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-Richtlijn Legionellose (2011). Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding. 
  • Richtlijnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP Werkgroep Infectiepreventie (Werkgroep Infectiepreventie)). 
  • Wet publieke gezondheid Artikel 26 Meldingen instellingen (2008). Bilthoven: Landelijk Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI). 

Losse informatie

  • Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). www.coa.nl.
  • PvE 2012, Programma van Eisen opvanglocaties COA (2012). www.coa.nl.

Verantwoording

De hygiënerichtlijn voor asielzoekerscentra is voor het laatst volledig herzien in 2016. Aan de laatste herziening hebben de volgende organisaties bijgedragen: 

  • Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
  • Gezondheidscentrum Asielzoekers
  • GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam
  • GGD GHOR Koepelorganisatie Gemeentelijke en gemeenschappelijke gezondheidsdiensten en geneeskundige hulpverleningsorganisaties in de regio (Koepelorganisatie Gemeentelijke en gemeenschappelijke gezondheidsdiensten en geneeskundige hulpverleningsorganisaties in de regio) NL
  • GGD Groningen
  • GGD Rotterdam
  • RIVM, Landelijk Centrum Infectieziekten (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding))

Wijzigingen sinds laatste herziening:

  • September 2024: verwijzingen naar de niet langer actieve website 4refugees verwijderd.
  • April 2024: de paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
  • Maart 2024: de paragrafen waarin het Bouwbesluit en het Activiteitenbesluit worden genoemd, zijn aangepast. Dit is aangepast vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Activiteitenbesluit is opgegaan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal Besluit activiteiten leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving )).
  • Maart 2020: de NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm )-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen.
  • November 2019: GC A gezondheidscentrum asielzoekers (gezondheidscentrum asielzoekers) is overal aangepast naar GZA, de nieuwe organisatie.
  • Augustus 2019: paragraaf 10.8 (zoekhulp Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is geactualiseerd.
  • Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.
  • Augustus 2017: in paragraaf 5.1 is een advies toegevoegd dat op een locatie die bedoeld is voor de huisvesting van alleenstaande minderjarige vreemdelingen condooms op een toegankelijke plaats verkrijgbaar of beschikbaar zouden moeten zijn.

 

De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl 
Web: www.lchv.nl