Het RIVM berekent periodiek welk aandeel van het stikstofbodemoverschot uitspoelt naar het grond- en oppervlaktewater op LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)-bedrijven. Dit aandeel heet de uitspoelfractie. In april 2025 verscheen de actualisatie van de berekeningen uit 2018. De belangrijkste updates zijn de toevoeging van zes recente meetjaren en het gebruik van recentere bodem- en grondwatertrappenkaarten. Nieuw is de onderverdeling in de beleidsgebieden in de Zandregio. De uitspoelfractie is het hoogst op bouwland op droge zandgronden en het laagst op grasland op veengronden.
Van stikstofbodemoverschot naar uitspoelfractie
De meeste stikstof komt direct via mest en kunstmest of indirect via veevoer in de bodem terecht. Via de groei en oogst van gewassen verdwijnt het merendeel van de stikstof weer uit de bodem. Het stikstofbodemoverschot is het verschil tussen de aan- en de afvoer van stikstof op het bedrijf (zie kader). Het stikstofbodemoverschot kan denitrificeren (vervluchtigen) of uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater. Het deel dat uitspoelt noemen we de uitspoelfractie.
Stikstofbodemoverschot
Stikstofbodemoverschot
Het stikstofbodemoverschot (in kg (kilogram) stikstof/ha) is het deel van de nutriëntenaanvoer naar de bodem, dat niet door het geproduceerde gewas wordt opgenomen, en daardoor kan uitspoelen naar het grondwater en oppervlaktewater, opgeslagen kan worden in de bodem of kan vervluchtigen (denitrificatie). Het wordt berekend als het overschot op bedrijfsniveau (som van alle stikstofaanvoer minus som van alle stikstofafvoer inclusief voorraadmutaties) plus de aanvoer van stikstof via depositie, netto mineralisatie en fixatie minus het verlies aan stikstof via emissie bij toediening (organische mest en kunstmest), bij beweiding en uit stal en opslag.
Hoe wordt de uitspoelfractie berekend?
Het RIVM berekent de uitspoelfractie op bedrijfsniveau. Daarvoor gebruiken we de metingen van nitraat en totaal opgelost stikstof in het uitspoelingswater (grondwater, slootwater) op melkvee- en akkerbouwbedrijven in het LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid). Samen met het neerslagoverschot uit het bijbehorende jaar bepalen we hiermee de hoeveelheid uitspoelend stikstof in kilogram per hectare. Andere gegevens die we bij onze berekeningen gebruiken zijn neerslag- en verdampingsinformatie van het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut), informatie over de grondwaterstand, het aandeel grasland en de verschillende bodemtypen op een bedrijf. Met de uitspoelfracties op bedrijfsniveau hebben we gemiddelde uitspoelfracties afgeleid voor grasland en bouwland.
Uitspoelfracties voor verschillende gebiedsindelingen
De uitspoelfractie is afgeleid voor bouwland en grasland voor verschillende gebiedsindelingen:
- de LMM-grondsoortregio’s
- zandgronden bij verschillende grondwatertrappen
- de beleidsgebieden in de Zandregio (Noord, Midden en Zuid)
De berekeningen zijn een actualisatie van een voorgaande studie uit 2018. Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zijn er nu ook uitspoelfracties berekend voor de beleidsgebieden Zand Noord, Midden en Zuid (Figuur 1). Zand West is niet meegenomen omdat er te weinig landbouwbedrijven in dit gebied zijn.
Figuur 1: De LMM-grondsoortregio’s met de indeling van de Zandregio in beleidsgebieden (Noord, Midden, West en Zuid) op basis van provinciegrenzen.
Uitspoelfracties het hoogst op bouwland op droge zandgronden
Tabel 1 laat de berekende uitspoelfracties voor de verschillende gebiedsindelingen zien, met het onderscheid naar gras- en bouwland.
Voor de grondsoortregio’s in het LMM geldt dat de uitspoelfractie het laagst is in de Veenregio en het hoogst in de Zandregio. Binnen de Zandregio zien we duidelijke verschillen als we rekening houden met de grondwatertrap: de uitspoelfractie is op droge zandgronden hoger dan op natte zandgronden. Uit de berekeningen blijkt dat bij bouwland op droge zandgrond gemiddeld 89% van het stikstofbodemoverschot uitspoelt, terwijl bij grasland op veengrond dit slechts 6% is. De resultaten van dit onderzoek verschillen daarmee nauwelijks van eerder onderzoek uit 2018.
Wanneer we naar de beleidsgebieden in de Zandregio kijken zien we onderling duidelijke verschillen. De uitspoelfracties in Zand Noord zijn lager dan in Midden en Zuid. De belangrijkste reden voor de lagere uitspoelfractie in Noord is de aanwezigheid van organisch koolstofrijke bodem(lagen). Organisch koolstof is een voedingsbron voor bacteriën die nitraat afbreken en omzetten in stikstofgas. Hierdoor komt er minder nitraat in het grondwater terecht.
Tabel 1: Uitspoelfracties (UF) en bijbehorende neerslagoverschotten (NO), onderscheid naar LMM grondsoortregio’s, grondwatertrap (Zandgrond) en beleidsgebieden (Zandregio). Voor de 95%-betrouwbaarheidsintervallen van de uitspoelfracties, zie het rapport.
| Grondsoortregio | Gras | Bouwland | ||
|---|---|---|---|---|
| Uitspoelfracties | UF | NO (mm) | UF | NO (mm) |
| Zand | 0,18 | 304 | 0,53 | 368 |
| Löss | 0,14 | 302 | 0,74 | 336 |
| Klei | 0,11 | 326 | 0,33 | 361 |
| Veen | 0,06 | 314 | ||
| Zandgrond1, per grondwatertrap | Gras | Bouwland | ||
|---|---|---|---|---|
| Uitspoelfracties | UF | NO (mm) | UF | NO (mm) |
| I (zeer nat) | 0,02 | 383 | 0,04 | 497 |
| II | 0,02 | 341 | 0,04 | 497 |
| IIb | 0,02 | 269 | 0,04 | 493 |
| III | 0,03 | 302 | 0,07 | 361 |
| IIIb | 0,10 | 296 | 0,28 | 366 |
| IV | 0,14 | 295 | 0,38 | 367 |
| V | 0,16 | 299 | 0,44 | 399 |
| Vb | 0,16 | 296 | 0,43 | 362 |
| VI | 0,21 | 297 | 0,58 | 359 |
| VII | 0,27 | 307 | 0,74 | 361 |
| VIII (zeer droog) | 0,32 | 339 | 0,89 | 368 |
| Beleidsgebied Zandregio | Gras | Bouwland | ||
|---|---|---|---|---|
| Uitspoelfracties | UF | NO (mm) | UF | NO (mm) |
| Zand Noord | 0,07 | 302 | ||
| Zand Midden | 0,16 | 307 | ||
| Zand Zuid | 0,21 | 279 | ||
| Noord + Midden2 | 0,48 | 371 | ||
| Zuid | 0,75 | 325 | ||
Waarvoor worden uitspoelfracties gebruikt?
De uitspoelfracties kunnen samen met de bijbehorende neerslagoverschotten gebruikt worden om de uitspoeling te modelleren. Het doorrekenen van modelscenario’s met uitspoelfracties geeft (mest)beleidsmakers en andere partijen, zoals landbouwadviseurs, inzicht in de stikstofuitspoeling in een bepaald gebied op basis van het stikstofbodemoverschot. Zo kunnen uitspoelfracties een hulpmiddel zijn bij het opstellen van een bemestingsadvies en/of stikstofgebruiksnormen die getoetst zijn op hun effect op de waterkwaliteit.
Timo Brussée (RIVM)
LMM e-nieuws, september 2025