Er zijn drie meetnetten in de Lössregio. Elk meetnet gebruikt zijn eigen methode om de nitraatconcentratie te bepalen in het bodemvocht. Dit leidt tot verschillen in resultaten. Uit onderzoek van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM Commissie Deskundigen Mest (Commissie Deskundigen Mest)) blijkt dat voor het LMM Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid) geen andere methode nodig is voor de bepaling van de nitraatconcentratie in de onverzadigde zone van lössgronden. Alle methoden zijn volgens de CDM geschikt voor het monitoring van effecten van maatregelen door het analyseren van trends.

Drie meetprogramma’s, hun overeenkomsten en verschillen

In de Lössregio zijn er drie meetprogramma’s die de uitspoeling van nitraat uit landbouwprecelen monitoren;  het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)), het provinciaal Bodemvochtmeetnet Mergelland (BVM Bodemvochtmeetnet Limburg (Bodemvochtmeetnet Limburg)) en het project Duurzaam Schoon grondwater (DSG Duurzaam Schoon Grondwater (Duurzaam Schoon Grondwater)) (zie deel 2 uit deze serie).

Alle drie de programma’s meten de nitraatconcentratie in het bodemvocht van een grondlaag op een diepte meer dan één meter beneden maaiveld. Het grondwater in deze regio zit veel dieper dan in andere delen van Nederland en is niet makkelijk te bemonsteren (zie deel 5). De nitraatconcentratie in het bodemvocht in de diepere bodemlaag is een goede indicator voor de uitspoeling van nitraat naar het grondwater (zie deel 7).

De drie programma’s hebben een verschillend dekkingsgebied (grondwaterbeschermingsgebieden, Mergelland, Zuid Limburg) en verschillen ook in het meetniveau (bedrijf of perceel), de bemonsteringsdiepte en de wijze waarom bodemvocht wordt onttrokken aan de bodem (zie deel 8). Deze verschillen tussen de programma’s dragen bij aan verschillen in gerapporteerde nitraatconcentraties (zie Figuur 1). De nitraatconcentraties in Mergeland en de daarin gelegen grondwaterbeschermingsgebieden zijn lager dan in de overige gebieden van Zuid Limburg (zie deel 9). Als je bodemvocht wint met de centrifugemethode, meet je meestal hogere nitraatconcentraties dan als je dit doet met de schudmethode (zie deel 11). De verschillen in bemonsteringsdiepte lijken geen grote rol te spelen (zie deel 10).

Belang van de LMM-resultaten

De resultaten van het LMM worden gebruikt voor rapportages aan de Europese Commissie over toestand en trend van de waterkwaliteit op landbouwbedrijven in Nederland. Dit gebeurt jaarlijks in de Derogatierapportage en vierjaarlijks in de Nitraatrapportage. Daarnaast spelen de resultaten van het LMM een rol bij de evaluaties van de Meststoffenwet en zijn ze gebruikt voor modelvalidatie en verschillende onderzoeken.

Het is daarom belangrijk dat de LMM-cijfers op de juiste manier worden verkregen. Om die reden heeft het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)) in 2015, nadat er discussie was ontstaan over de meetmethoden, advies gevraagd aan de CDM Commissie Deskundigen Mest (Commissie Deskundigen Mest). De CDM concludeerde dat de methode die het LMM gebruikt een betere schatting geeft voor de hoeveelheid nitraat die uitspoelt naar het grondwater dan de andere methoden.

Trend in de gemiddelde nitraatconcentratie (mg/l) voor het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), het provinciaal Bodemvochtmeetnet Mergelland (BVM) en het project Duurzaam Schoon grondwater (DSG).

Figuur 1. Trend in de gemiddelde nitraatconcentratie (mg/l) voor het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), het provinciaal Bodemvochtmeetnet Mergelland (BVM) en het project Duurzaam Schoon grondwater (DSG).

De LMM-methode is geschikt voor het doel

De CDM heeft eerst gekeken naar de oorzaak van de verschillen in de resultaten tussen de gehanteerde methoden om bodemvocht te winnen: de schud- en centrifugemethode. Ze concludeert dat bodem-chemische eigenschappen in combinatie met de verschillen in de methoden de oorzaak zijn van systematische verschillen in gemeten nitraatconcentraties (zie Figuur 2). 

De CDM stelt dat beide gebruikte methoden geschikt zijn om de doeltreffendheid van maatregelen uit het actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn te beoordelen en dat ze beide een indicatie geven van de kwaliteit van het uitspoelende bodemvocht naar het grondwater.

De centrifugemethode die toegepast wordt binnen het LMM biedt volgens de CDM een nauwkeuriger indicatie van het uitspoelende water dan de schudmethode, waarin ook het uitspoelende water wordt bemonsterd.  Door het gebruik van de centrifugemethode zijn de LMM-metingen in de Lössregio vergelijkbaar met de LMM-metingen in de andere regio’s.

Trend in de gemiddelde nitraatconcentratie (mg/l) voor het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), het provinciaal Bodemvochtmeetnet Mergelland (BVM) en het project Duurzaam Schoon grondwater (DSG).

Figuur 2. Schematische dwarsdoorsnede (niet op schaal) van een bodemporie en de invloed van de poriewand (bodem) op de transportsnelheid (V) van het bodemvocht (bovenste, blauwe grafiek) en op de concentratie van anionen (C), zoals nitraat en chloride  (onderste, rode grafiek). Doordat de poriewand negatief geladen deeltjes bevat, worden anionen afgestoten en is hun concentratie in het bodemvocht vlak bij de poriewand veel lager dan verder van de wand. Tegelijk is de transportsnelheid van het bodemvocht vlak bij de wand lager door wrijving.  
De centrifugemethode onttrekt alleen het vocht uit het midden van de porie (rechts van de stippellijn), bij de schudmethode wordt de gemiddelde concentratie bepaald van al het aanwezige bodemvocht in de porie (vocht zowel links als rechts van de stippellijn).

Dico Fraters (RIVM)                             

LMM e-nieuws, juni 2022