Normoverschrijdingen van chroom komen voor in verschillende soorten gebieden (zand, veen, klei) met verschillende typen landgebruik (stedelijk gebied, akkerbouw, grasland). Vooral in het ondiepe grondwater (ca. 10 meter diepte) in de beekdalcomplexen en het hoogveengebied komt chroom in grondwater regelmatig boven de norm voor.
Inleiding
Chroom komt in verschillende vormen in het milieu voor. In bodem en grondwater komt chroom voornamelijk voor als het stabiele Cr(III). In zeer lage concentraties komt ook het veel minder stabiele Cr(VI) voor in de natuur. Al bij heel lage concentraties is Cr(VI) carcinogeen en schadelijk voor flora en fauna. Chroom is hoofdzakelijk afkomstig van emissies van de metaal- en verfindustrie en olieraffinaderijen.
Het voorkomen van chroom in het grondwater wordt mede bepaald door de aanwezigheid van organische stof. Chroom vormt complexen met organische stoffen in de bodem, waardoor het in oplossing kan gaan en naar het grondwater kan worden getransporteerd. Dit betekent dat geen effecten van diffuse belasting worden verwacht, maar dat de chroomconcentratie in het grondwater afhankelijk is van de mogelijkheid om via complexvorming in oplossing te gaan.
In 1997 was de atmosferische depositie van totaal-chroom in Nederland 1,4 g per hectare per jaar. Op landbouwbodems is de aanvoer van chroom in dierlijke mest en kunstmest daarnaast van belang. De bodembelasting door dierlijke mest en kunstmest bedroeg 23 g per hectare per jaar in 1997. In 2000 bedroeg dit 33 g per hectare per jaar. [1]
Tussen 1990 en 1995 is de totale emissie van chroom naar de bodem afgenomen van 24.000 kg (kilogram) naar 19.500 kg. Dit is sindsdien gestaag toegenomen, tot een jaarlijkse chroomemissie van 105.000 kg in 2018. In 2019 lag de landelijke emissie weer net onder de 100.000 kg. [2]
Toestand
Bij de ecodistrictsgroepen zijn de hoogste mediane chroomconcentraties in het ondiepe grondwater (ca. 10 meter diepte) gevonden in het hoogveengebied. Daarnaast zijn er relatief hoge mediane concentraties in de polders en droogmakerijen en in de beekdalcomplexen.
Bij de homogene gebieden zijn de hoogste mediane concentraties chroom in het ondiepe grondwater aanwezig in stedelijk gebied in laag Nederland, gras/maïs op moerige grond en akkerbouw op zand.
Bij de ecodistrictsgroepen in het middeldiepe grondwater (ca. 25 meter diepte) zijn de hoogste mediane concentraties aanwezig in de keileemgebieden. Ook in het hoogveengebied en de polders en droogmakerijen zijn de mediane concentraties relatief hoog.
In het middeldiepe grondwater zijn de verschillen in mediane concentraties tussen veel van de homogene gebieden relatief klein. De hoogste mediane concentraties zijn gemeten in stedelijk gebied op zand, stedelijk gebied in laag Nederland en gras/maïs op zeeklei. Kort daarachter volgen akkerbouw op zand, gras/maïs op moerige grond, akkerbouw op zeeklei en gras/maïs op veen.
De gebruikte norm voor chroom is de kwaliteitswaarde (zie Tabel 2 in Metingen: waar, wat en hoe?). Bij de ecodistrictsgroepen zijn in het ondiepe grondwater vooral waarnemingen boven de norm in de beekdalcomplexen (33 %) en het hoogveengebied (26 %). Eveneens veel normoverschrijdingen worden aangetroffen in de Gelderse Vallei en Veluwezoom (20 %) en het zuidwestelijk zandgebied (19 %). In het middeldiepe grondwater bestaan de hoogste percentages normoverschrijdingen in het hoogveengebied (11 %), de keileemgebieden (8 %) en de duinen en strandwallen (7 %).
Bij de homogene gebieden zijn in het ondiepe grondwater met name normoverschrijdingen in het stedelijk gebied in laag Nederland (14 %), bos/natuur op duinzand (11 %), akkerbouw op zand (11 %) en gras/maïs op zand (9 %). In het middeldiepe grondwater zijn er alleen normoverschrijdingen in akkerbouw op zand (11 %) en gras/maïs op zand (4 %).
Kaarten, boxplots en tabellen
In de onderstaande uitklapschermen staan de kaarten, boxplots en tabellen voor chroom 2015-2018.
Ecodistrictgebieden
Kaart 1. Mediane chroomconcentratie per gebied in het ondiepe grondwater t.o.v. grondwaterkwaliteitsnorm, ecodistrictgebieden, 2015-2018.
Figuur 1. Spreiding van de mediane chroomconcentratie per gebied in het ondiepe grondwater, ecodistrictgebieden, 2015-2018.
Tabel 1. Statistische gegevens bij figuur 1.
Percentiel | 10% | 25% | 50% | 75% | 90% |
---|---|---|---|---|---|
1. duinen en strandwallen | 0,25 | 0,25 | 0,41 | 0,93 | 1,50 |
2. laagveengebieden | 0,25 | 0,63 | 1,14 | 1,94 | 3,70 |
3. polders en droogmakerijen | 0,25 | 0,78 | 1,38 | 1,56 | 2,09 |
4. zeekleigebieden | 0,25 | 0,44 | 1,13 | 1,89 | 3,83 |
5. rivierkleigebieden | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 |
6. beekdalcomplexen | 0,23 | 0,25 | 1,35 | 3,99 | 4,53 |
7. hoogveengebied | 0,25 | 1,59 | 2,01 | 3,47 | 5,46 |
8. Gelderse Vallei en Veluwezoom | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 1,72 | 3,65 |
9. oostelijk dekzandgebied met geïsoleerde stuwwallen | 0,25 | 0,25 | 0,45 | 1,52 | 2,41 |
10. keileemgebieden | 0,25 | 0,25 | 0,75 | 1,51 | 3,11 |
11. Utrechtse Heuvelrug en Veluwe | 0,25 | 0,25 | 0,50 | 0,86 | 1,69 |
12. Centrale Slenk | 0,25 | 0,25 | 0,42 | 0,87 | 1,55 |
13. zuidwestelijk zandgebied | 0,25 | 0,64 | 1,14 | 2,25 | 4,65 |
14. Peelhorst en oude rivierterrassen | 0,25 | 0,35 | 0,81 | 2,15 | 3,32 |
15. krijt- en lössgebied | 0,25 | 0,25 | 0,74 | 1,33 | 1,43 |
Tabel 2. Aanvullende data bij de mediane chroomconcentratie per gebied in het ondiepe grondwater, ecodistrictgebieden, 2015-2018.
Ecodistrictgroep | Aantal unieke filters | Aantal waarnemingen 2015-2018 | Rapportage-grens (ug/l) | Percentage waarnemingen onder de rapp. grens | Norm (ug/l) | Percentage waarnemingen boven de norm |
---|---|---|---|---|---|---|
1. duinen en strandwallen | 15 | 45 | <0.5 | 51 | 20 | 7 |
2. laagveengebieden | 27 | 59 | <0.5 | 12 | 20 | 0 |
3. polders en droogmakerijen | 17 | 32 | <0.5 | 22 | 20 | 0 |
4. zeekleigebieden | 41 | 70 | <0.5 | 33 | 20 | 0 |
5. rivierkleigebieden | 28 | 58 | <0.5 | 84 | 3,4 | 0 |
6. beekdalcomplexen | 9 | 27 | <0.5 | 33 | 3,4 | 33 |
7. hoogveengebied | 19 | 49 | <0.5 | 18 | 3,4 | 26 |
8. Gelderse Vallei en Veluwezoom | 10 | 27 | <0.5 | 63 | 3,4 | 20 |
9. oostelijk dekzandgebied met geïsoleerde stuwwallen | 29 | 86 | <0.5 | 47 | 3,4 | 0 |
10. keileemgebieden | 38 | 112 | <0.5 | 32 | 3,4 | 8 |
11. Utrechtse Heuvelrug en Veluwe | 19 | 54 | <0.5 | 43 | 3,4 | 0 |
12. Centrale Slenk | 22 | 60 | <0.5 | 55 | 3,4 | 0 |
13. zuidwestelijk zandgebied | 16 | 48 | <0.5 | 25 | 3,4 | 19 |
14. Peelhorst en oude rivierterrassen | 22 | 63 | <0.5 | 30 | 3,4 | 5 |
15. krijt- en lössgebied | 4 | 8 | <0.5 | 50 | 3,4 | 0 |
Kaart 2. Mediane chroomconcentratie per gebied in het middeldiepe grondwater t.o.v. grondwaterkwaliteitsnorm, ecodistrictgebieden, 2015-2018.
Figuur 2. Spreiding van de mediane chroomconcentratie per gebied in het middeldiepe grondwater, ecodistrictgebieden, 2015-2018.
Tabel 3. Statistische gegevens bij figuur 2.
Percentiel | 10% | 25% | 50% | 75% | 90% |
---|---|---|---|---|---|
1. duinen en strandwallen | 0,24 | 0,28 | 0,32 | 0,65 | 0,70 |
2. laagveengebieden | 0,25 | 0,53 | 0,82 | 1,34 | 2,30 |
3. polders en droogmakerijen | 0,25 | 0,74 | 1,05 | 1,75 | 2,35 |
4. zeekleigebieden | 0,25 | 0,70 | 0,93 | 1,50 | 2,56 |
5. rivierkleigebieden | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 |
6. beekdalcomplexen | 0,23 | 0,24 | 0,30 | 1,03 | 1,45 |
7. hoogveengebied | 0,23 | 0,25 | 1,05 | 1,68 | 2,69 |
8. Gelderse Vallei en Veluwezoom | 0,23 | 0,25 | 0,25 | 0,29 | 0,33 |
9. oostelijk dekzandgebied met geïsoleerde stuwwallen | 0,23 | 0,25 | 0,25 | 0,32 | 0,34 |
10. keileemgebieden | 0,25 | 0,31 | 1,36 | 1,93 | 4,08 |
11. Utrechtse Heuvelrug en Veluwe | 0,23 | 0,24 | 0,99 | 1,55 | 1,99 |
12. Centrale Slenk | 0,23 | 0,30 | 0,32 | 0,59 | 0,92 |
13. zuidwestelijk zandgebied | 0,25 | 0,28 | 0,31 | 0,54 | 0,84 |
14. Peelhorst en oude rivierterrassen | 0,25 | 0,29 | 0,67 | 1,03 | 1,71 |
15. krijt- en lössgebied | 0,25 | 0,42 | 0,58 | 0,66 | 0,74 |
Tabel 4. Aanvullende data bij de mediane chroomconcentratie per gebied in het middeldiepe grondwater, ecodistrictgebieden, 2015-2018.
Ecodistrictgroep | Aantal unieke filters | Aantal waarnemingen 2015-2018 | Rapportage-grens (ug/l) | Percentage waarnemingen onder de rapp. grens | Norm (ug/l) | Percentage waarnemingen boven de norm |
---|---|---|---|---|---|---|
1. duinen en strandwallen | 15 | 15 | <0.5 | 67 | 20 | 7 |
2. laagveengebieden | 27 | 32 | <0.5 | 22 | 20 | 0 |
3. polders en droogmakerijen | 17 | 16 | <0.5 | 12 | 20 | 0 |
4. zeekleigebieden | 37 | 39 | <0.5 | 15 | 20 | 3 |
5. rivierkleigebieden | 28 | 29 | <0.5 | 93 | 3,4 | 0 |
6. beekdalcomplexen | 9 | 14 | <0.5 | 79 | 3,4 | 0 |
7. hoogveengebied | 18 | 21 | <0.5 | 29 | 3,4 | 11 |
8. Gelderse Vallei en Veluwezoom | 10 | 10 | <0.5 | 90 | 3,4 | 0 |
9. oostelijk dekzandgebied met geïsoleerde stuwwallen | 28 | 41 | <0.5 | 85 | 3,4 | 0 |
10. keileemgebieden | 37 | 40 | <0.5 | 38 | 3,4 | 8 |
11. Utrechtse Heuvelrug en Veluwe | 17 | 17 | <0.5 | 35 | 3,4 | 0 |
12. Centrale Slenk | 21 | 21 | <0.5 | 57 | 3,4 | 0 |
13. zuidwestelijk zandgebied | 16 | 16 | <0.5 | 69 | 3,4 | 0 |
14. Peelhorst en oude rivierterrassen | 22 | 22 | <0.5 | 36 | 3,4 | 5 |
15. krijt- en lössgebied | 3 | 3 | <0.5 | 33 | 3,4 | 0 |
Homogene gebieden
Figuur 3. Spreiding van de mediane chroomconcentratie per gebied in het ondiepe grondwater, homogene gebieden, 2015-2018.
Tabel 5. Statistische gegevens bij figuur 3.
Percentiel | 10% | 25% | 50% | 75% | 90% |
---|---|---|---|---|---|
1. bos, natuur/duinzand | 0,25 | 0,25 | 0,56 | 0,84 | 0,84 |
2. gras-mais/veen | 0,25 | 0,52 | 1,30 | 2,01 | 3,70 |
3. gras-mais/zeeklei | 0,25 | 0,69 | 1,13 | 1,75 | 2,09 |
4. akkerbouw/zeeklei | 0,25 | 0,47 | 1,12 | 1,96 | 3,83 |
5. stedelijk geb./antropogeen (laag NL) | 0,25 | 1,02 | 1,65 | 2,73 | 3,02 |
6. gras-mais/rivierklei | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 |
7. gras-mais/zand | 0,25 | 0,25 | 0,62 | 1,25 | 2,36 |
8. akkerbouw/zand | 0,25 | 0,35 | 1,59 | 2,01 | 3,07 |
9. bos, natuur/zand | 0,25 | 0,25 | 0,75 | 1,33 | 2,41 |
10. stedelijk gebied/zand | 0,25 | 0,49 | 0,64 | 1,28 | 1,85 |
11. gras-mais/moerig | 0,32 | 0,67 | 1,60 | 3,06 | 5,11 |
12. stedelijk geb./antropogeen (hoog NL) | 0,25 | 0,25 | 0,71 | 2,23 | 2,69 |
Tabel 6. Aanvullende data bij de mediane chroomconcentratie per gebied in het ondiepe grondwater, homogene gebieden, 2015-2018.
Homogeen gebied | Aantal unieke filters | Aantal waarnemingen 2015-2018 | Rapportage-grens | Percentage waarnemingen onder de rapp. grens | Norm (ug/l) | Percentage waarnemingen boven de norm |
---|---|---|---|---|---|---|
1. bos, natuur/duinzand | 9 | 27 | <0.5 | 44 | 20 | 11 |
2. gras-mais/veen | 16 | 34 | <0.5 | 18 | 20 | 0 |
3. gras-mais/zeeklei | 13 | 21 | <0.5 | 14 | 20 | 0 |
4. akkerbouw/zeeklei | 24 | 41 | <0.5 | 29 | 20 | 0 |
5. stedelijk geb./antropogeen (laag NL) | 7 | 14 | <0.5 | 14 | 20 | 14 |
6. gras-mais/rivierklei | 14 | 28 | <0.5 | 89 | 3,4 | 0 |
7. gras-mais/zand | 76 | 222 | <0.5 | 45 | 3,4 | 8 |
8. akkerbouw/zand | 9 | 26 | <0.5 | 27 | 3,4 | 11 |
9. bos, natuur/zand | 47 | 137 | <0.5 | 34 | 3,4 | 4 |
10. stedelijk gebied/zand | 8 | 24 | <0.5 | 29 | 3,4 | 0 |
11. gras-mais/moerig | 9 | 23 | <0.5 | 22 | 3,4 | 0 |
12. stedelijk geb./antropogeen (hoog NL) | 14 | 40 | <0.5 | 38 | 3,4 | 0 |
Figuur 4. Spreiding van de mediane chroomconcentratie per gebied in het middeldiepe grondwater, homogene gebieden, 2015-2018.
Tabel 7. Statistische gegevens bij figuur 4.
Percentiel | 10% | 25% | 50% | 75% | 90% |
---|---|---|---|---|---|
1. bos, natuur/duinzand | 0,25 | 0,28 | 0,30 | 0,59 | 0,59 |
2. gras-mais/veen | 0,25 | 0,64 | 0,86 | 1,58 | 2,93 |
3. gras-mais/zeeklei | 0,25 | 0,70 | 1,05 | 1,84 | 2,35 |
4. akkerbouw/zeeklei | 0,25 | 0,70 | 0,90 | 1,62 | 2,56 |
5. stedelijk geb./antropogeen (laag NL) | 0,25 | 0,76 | 1,08 | 1,40 | 1,40 |
6. gras-mais/rivierklei | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 | 0,25 |
7. gras-mais/zand | 0,23 | 0,25 | 0,32 | 1,03 | 2,14 |
8. akkerbouw/zand | 0,23 | 0,67 | 0,98 | 1,37 | 1,45 |
9. bos, natuur/zand | 0,23 | 0,27 | 0,31 | 1,26 | 2,22 |
10. stedelijk gebied/zand | 0,29 | 0,40 | 1,12 | 1,69 | 1,99 |
11. gras-mais/moerig | 0,23 | 0,46 | 0,93 | 1,57 | 2,62 |
12. stedelijk geb./antropogeen (hoog NL) | 0,23 | 0,25 | 0,31 | 0,60 | 0,99 |
Tabel 8. Aanvullende data bij de mediane chroomconcentratie per gebied in het middeldiepe grondwater, homogene gebieden, 2015-2018.
Homogeen gebied | Aantal unieke filters | Aantal waarnemingen 2015-2018 | Rapportage-grens | Percentage waarnemingen onder de rapp. grens | Norm (ug/l) | Percentage waarnemingen boven de norm |
---|---|---|---|---|---|---|
1. bos, natuur/duinzand | 9 | 9 | <0.5 | 67 | 20 | 0 |
2. gras-mais/veen | 16 | 19 | <0.5 | 11 | 20 | 0 |
3. gras-mais/zeeklei | 12 | 13 | <0.5 | 15 | 20 | 0 |
4. akkerbouw/zeeklei | 23 | 24 | <0.5 | 21 | 20 | 0 |
5. stedelijk geb./antropogeen (laag NL) | 6 | 6 | <0.5 | 17 | 20 | 0 |
6. gras-mais/rivierklei | 14 | 14 | <0.5 | 100 | 3,4 | 0 |
7. gras-mais/zand | 75 | 86 | <0.5 | 66 | 3,4 | 4 |
8. akkerbouw/zand | 9 | 9 | <0.5 | 11 | 3,4 | 11 |
9. bos, natuur/zand | 43 | 47 | <0.5 | 57 | 3,4 | 0 |
10. stedelijk gebied/zand | 8 | 8 | <0.5 | 25 | 3,4 | 0 |
11. gras-mais/moerig | 8 | 10 | <0.5 | 30 | 3,4 | 0 |
12. stedelijk geb./antropogeen (hoog NL) | 14 | 17 | <0.5 | 76 | 3,4 | 0 |
[1] Van Vliet, M. E., Vrijhoef, A., Boumans, L. J. M., & Wattel-Koekkoek, E. J. W. (2010). De kwaliteit van ondiep en middeldiep grondwater in Nederland: In het jaar 2008 en de verandering daarvan in 1984-2008. RIVM rapport 680721005.
[2] Emissieregistratie, 2021. Ter reproductie van de gebruikte grafieken/kaarten, volg de stappen: 1) selecteer “Chroomverb. (als Cr)” onder Stof; 2) selecteer alle beschikbare jaren onder Jaar; 3) selecteer Bodem onder Compartiment en 4) klik op “Weergeven in grafiek >” of “Weergeven in kaart >”.