Doordat ultrafijnstof steeds meer in de belangstelling staat, neemt de behoefte toe om de allerkleinste stofdeeltjes te meten. De kosten voor meetapparatuur maken dit voor burgerwetenschappers vrijwel onmogelijk. Wel zetten wetenschappers, kennisinstellingen en bedrijven stappen.
Het meten van de ultrakleine deeltjes is ingewikkeld, omdat zij met een omvang van enkele nanometers moeilijk te detecteren zijn. De apparaten die hier veel voor worden gebruikt zijn zogenaamde Condensation Particle Counters. Die maken de deeltjes eerst groter door er druppels van te maken door middel van condensatie. Dan kunnen de deeltjes wel gedetecteerd worden.
Voor burgerwetenschappers is het meten van ultrafijnstof vrijwel onmogelijk. De meetapparaten zijn duur: de goedkoopste deeltjestellers voor ultrafijnstof kosten nog altijd enkele duizenden euro’s. De goedkope sensoren waarmee burgerwetenschappers fijn stof meten detecteren deeltjes pas vanaf een grootte van rond 0,3 micrometer (of 300 nanometer). Daarmee zien de apparaten de ultrafijne deeltjes, die met veel meer zijn, over het hoofd. Dit filmpje maakt duidelijk hoe het zit met de grootte van de deeltjes in de lucht.
Behoefte aan (structurele) metingen ultrafijnstof
Ultrafijnstof (UFP (ultrafine particles (ultrafijne deeltjes))) wordt vrijwel nergens in de wereld structureel gemeten. Dit maakt het moeilijk om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar gezondheidseffecten (Gezondheidsraad, 2021a; WHO (World Health Organization), 2021). Metingen op het regionaal achtergrondstation Cabauw in de provincie Utrecht van 2008 tot en met 2015 lieten in de eerste jaren een toename in aantallen deeltjes UFP zien en een afname in de latere jaren. In de gehele periode werd er wel een afname in concentraties gemeten van PM2,5 (Mamali et al., 2018). Metingen in onder andere Duitsland, Spanje en de Verenigde Staten laten ook toenames, afnames of gelijkblijvende concentraties over meerdere jaren of locaties zien, zonder dat daar duidelijke oorzaken voor gevonden zijn.
De deeltjesaantallen lagen op verkeersbelaste locaties in Amsterdam (2002-2004) en Utrecht (2008) op respectievelijk 31.000 en bijna 39.000 per cm3. Dit ligt rond het Europees gemiddelde van 31.500 ± 16.000 deeltjes per cm3 (Bezemer et al., 2015). De mate waarin de UFP-concentraties de afgelopen jaren zijn veranderd, is nog onzeker. Metingen van grofweg tien jaar geleden zeggen mogelijk maar beperkt iets over de huidige concentraties.
Sinds 2023 wordt er in Nederland op projectbasis en experimenteel UFP gemeten, ook is er een voorstel voor het meten en modelleren van ultrafijnstof geschreven. Metingen aan UFP worden de komende jaren onderdeel van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit)) van het RIVM. Sinds begin 2024 loopt er een aanbestedingstraject voor meetapparatuur op het LML. Met deze nieuwe apparatuur kan een datareeks opgebouwd worden die verspreid is in de tijd en over het hele land. Voor de metingen kan gebruik worden gemaakt van de meetstandaarden die reeds beschikbaar zijn (European Committee for Standardization, 2016, 2020).
RIVM heeft in het recente verleden twee keer ultrafijnstof gemeten als onderdeel van onderzoek naar ultrafijnstof in de omgeving van Schiphol. Hierin werkte RIVM samen met TNO (voorheen ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) - Energieonderzoek Centrum Nederland) en de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam. De laatste meetcampagne rond Schiphol is in augustus 2017 gestart en in augustus 2018 afgerond. De metingen uit 2017/2018 zijn gebruikt om het rekenmodel te toetsen aan de werkelijke situatie en epidemiologisch onderzoek te doen, hierover zijn publicaties verschenen.
Regionaal meetnet Zuidoost-Brabant
Bij het regionaal meetnet Zuidoost-Brabant meten overheden en wetenschappelijke instituten ultrafijnstof in een innovatief meetnet in en rondom Eindhoven. Zij gebruiken een ander type sensor dan condensatie deeltjestellers. Ook deze sensoren kosten enkele duizenden euro’s per stuk. Het aantal meetpunten voor ultrafijnstof is daarom in het innovatief meetnet lager dan dat van andere stoffen, zoals fijn stof en stikstofdioxide.
Modelleren ultrafijnstof
Naast het meten van ultrafijnstof, worden er ook modellen gebruikt om de concentratie van ultrafijnstof in de lucht te bepalen. Dat is nodig omdat metingen alleen inzicht geven in de luchtkwaliteit tijdens de meetperiode en de uitkomsten gelden alleen voor de meetlocatie. Overal en continu meten is praktisch onhaalbaar en duur. Om de modellen toepasbaar te maken voor UFP (ultrafine particles (ultrafijne deeltjes)) is informatie nodig over de emissie en verspreiding. Ook is informatie nodig over de verwijdering van UFP uit de lucht.
Indicatieve kaart
Momenteel is weinig informatie beschikbaar over de concentratie niveaus van UFP. Een eerste kaart, gepubliceerd door Van de Beek et al. (2021), toont weinig structuur en alleen regionale verschillen. In studies bij bekende grotere bronnen als Schiphol en haven- en industriegebieden zijn echter wel verhoogde concentraties gevonden.
De figuur hieronder toont een zeer indicatieve kaart met meer structuur. Deze nieuwe kaart is het resultaat van verschillende recente studies die door het RIVM zijn gecombineerd. Het doel van de kaart is vooral richting te geven aan het plannen van aankomende metingen en modellering van UFP in Nederland. Door het gebrek aan informatie is het voorbarig al conclusies te verbinden over concentraties in Nederland en/of de ruimtelijke verdeling hiervan over het land.