Wie ooit waterpokken heeft gehad is beschermd tegen het virus. Als iemand dat niet zeker weet, dan kan dit door de huis- of bedrijfsarts gecontroleerd worden. Vrouwen die niet beschermd zijn tegen het virus en vanwege hun werk een verhoogd risico op blootstelling lopen kunnen overwegen om voorafgaand aan de zwangerschap zich te laten vaccineren. Zwangere vrouwen die geen waterpokken hebben doorgemaakt (en ook niet gevaccineerd zijn) en bij wie geen immuunstatus is vastgesteld of de immuunstatus negatief is, wordt geadviseerd contact met kinderen en volwassenen die (mogelijk) waterpokken of gordelroos hebben te vermijden. Het advies is om naar de verloskundige, huisarts of gynaecoloog te gaan als er toch contact is geweest met iemand met waterpokken of gordelroos.
Informatie voor professionals
Risico voor de zwangere
Zwangeren hebben bij een infectie met waterpokken meer kans op ernstige complicaties.
- Hoe verder de zwangerschap is gevorderd, hoe groter de kans op complicaties.
- 5-10% procent van de zwangeren met waterpokken krijgt een varicellapneumonie (ernstige longontsteking).
- De sterftekans kan hierbij oplopen tot 14%.
- De meeste andere complicaties bij zwangeren - hepatitis, encefalitis, cerebellitis, pericarditis, nefritis, artritis en myocarditis - zijn zeldzaam.
Risico voor het ongeboren kind
- Een vroeggeboorte komt voor bij ongeveer 5% van de zwangeren met waterpokken.
- Waterpokken tijdens de zwangerschap kan leiden tot een infectie van de foetus (8-12%) in de baarmoeder. Bij een deel van de geïnfecteerde foetussen kan deze infectie leiden tot het congenitaal varicellasyndroom (CVS (congenitaal varicellasyndroom)).
- Het congenitaal varicellasyndroom bestaat uit huiddefecten, oogafwijkingen en hypoplastische ledematen, al of niet in combinatie met afwijkingen van het centraal zenuwstelsel. De kans op dit syndroom is het grootst (2%) als de infectie optreedt tussen de 13e en 20e zwangerschapsweek. Treedt de infectie op vóór de 13e week dan is de kans kleiner, namelijk 0,4%. Ná de 24e week is geen CVS beschreven.
Risico voor pasgeborene
Bij VZV (varicellazostervirus)-infectie van de moeder, met de eerste ziektedag (= verschijnen van waterpokkenblaasjes) 5 dagen vóór tot 2 dagen ná de bevalling, is er meestal een infectie van de pasgeborene. Dit is het gevolg van aanzienlijke placentaire overdracht van het virus tijdens de viremie bij de moeder, zonder dat er al sprake is van overdracht van door de moeder geproduceerde antistoffen. Deze laat-intra-uteriene infectie leidt bij de pasgeborene tot een ernstig verlopende pneumonie, meningo-encefalitis, gastro-enteritis en hepatitis.
Besmettingen via derden (verloskundige, broertjes en zusjes) meteen na of tijdens de bevalling verlopen minder ernstig, aangezien dan bij de pasgeborene de normale besmettingscyclus met antistofopbouw doorlopen wordt.
De meeste baby’s zijn in de kraamtijd nog beschermd door maternale immuniteit, omdat immers 96-99% van de zwangeren al eerder waterpokken heeft doorgemaakt.
31 juli 2020: Er is een nieuwe FMS-richtlijn Varicella. Wijzigingen zijn onder andere dat er een indicatie is voor VZIG (vaicellazosterimmunoglobuline) voor pasgeborenen bij optreden van waterpokken bij de moeder tussen 7 dagen voor en 7 dagen na de geboorte (ipv 5 dagen voor tot 2 dagen na de geboorte) en dat VZIG toegediend kan worden tot uiterlijk 10 dagen na geboorte /risicocontact (ipv binnen 96 uur na geboorte/risicocontact).
Een zwangere heeft contact gehad met een persoon met waterpokken. Loopt zij risico?
Na reële blootstelling zonder ooit zelf waterpokken te hebben gehad bestaan er risico’s voor de zwangere en het ongeboren kind. Reële blootstelling wordt omschreven als:
- gezinscontacten; die contacten die deel uit maken van hetzelfde huishouden als de indexpatiënt met waterpokken of gordelroos;
- mensen met ‘gezichtscontact’ (<2 meter) met een waterpokkenpatiënt gedurende ten minste 5 minuten;
- mensen die meer dan 1 uur in dezelfde ruimte verblijven als een patiënt met waterpokken.
Het louter brengen en halen van kinderen naar kinderdagverblijf of school is volgens bovenstaande beschrijving geen risicomoment. Het is niet nodig om zwangeren in het bijzonder te informeren over waterpokken op een kinderdagverblijf of een school waar hun eigen kinderen verblijven. Bij een zwangere met een significant risicocontact met een varicellapatiënt of bij verdenking op varicella te vragen of zij (in het verleden) varicella heeft doorgemaakt.
Bij doorgemaakte waterpokken in de anamnese of een eerdere vaccinatie kan de zwangere worden gerustgesteld en is verdere actie niet nodig. Ook als een eerder kind van de moeder waterpokken heeft gehad, is er nagenoeg geen kans op het ontwikkelen van waterpokken en eventueel het congenitaal varicellasyndroom.
Uit screening tijdens de zwangerschap blijkt dat mevrouw nooit waterpokken heeft doorgemaakt. Wat nu?
Niets, wanneer mevrouw tijdens de zwangerschap in aanraking komt met waterpokken moet daar op dat moment op geanticipeerd worden. Geadviseerd wordt contact met kinderen en volwassenen die (mogelijk) waterpokken of gordelroos hebben te vermijden. Het advies is om naar de verloskundige, huisarts of gynaecoloog te gaan als er toch contact is geweest met iemand met waterpokken of gordelroos.
Mag een patiënte met waterpokken borstvoeding geven?
Ja, dat mag. Aciclovir mag gebruikt worden tijdens borstvoeding (Briggs 2007, Farmacotherapeutich Kompas 2013).
Mag een persoon met waterpokken op kraambezoek?
Ja, dat mag. Postnataal verworven varicella verloopt in het algemeen mild. Het is zinvol te vragen naar de waterpokkenanamnese bij de moeder. Zo is het aannemelijk dat de pasgeborene beschermd is als de moeder al eens waterpokken heeft doorgemaakt. Wel is geadviseerd personen met waterpokken te weren uit Ronald McDonald-huizen waar ouders verblijven van vaak ernstig zieke patiënten met zeer lage afweer.
Waarom wordt niet geadviseerd kinderen met waterpokken thuis te houden als de ziekte besmettelijk is en risicovol voor zwangeren?
Waterpokken is al besmettelijk 2 dagen vóórdat de blaasjes ontstaan, dus voordat duidelijk is dat het kind waterpokken heeft. De kans is dus groot dat de patiënt met waterpokken al (terwijl hij zelf nog niet weet dat hij waterpokken heeft) al anderen (met wie hij dagelijks/regelmatig contact heeft, zoals huisgenoten, klasgenoten etc) besmet heeft. Het weren van kinderen op het moment dat de blaasjes zijn ontstaan, is dan weinig zinvol (meer). Het kwaad is dan al geschied, zou je kunnen zeggen. Dat geldt natuurlijk niet voor de mensen die de patiënt 2 dagen voordat hij/zij de blaasjes kreeg, niet hebben gezien. Die mensen kunnen immers ook niet besmet zijn en inderdaad alsnog besmet raken vanaf het moment dat de blaasjes er zijn. Maar vrijwel alle volwassenen in Nederland (95-98%) hebben al waterpokken gehad en zijn dus immuun voor de ziekte. Dit betekent dat ze geen waterpokken meer kunnen krijgen. Dit geldt dus ook voor de meeste (95-98%) zwangeren. De kans is dus het grootst dat je een zwangere tegenkomt die immuun is. Daarom is het beleid daar ook op gericht. De zwangeren die weten dat ze geen waterpokken hebben gehad, moeten vooral zélf goed opletten dat ze niet in contact komen met iemand die waterpokken heeft. Het voert te ver om voor deze kleine groep (2-5% van de zwangeren) het beleid aan te passen en alle kinderen met waterpokken te weren van school of kindercentrum.
Anders ligt het in de gezondheidszorg. Een medewerker met waterpokken kan, met name in een zorgverlenend beroep waar hij/zij in contact komt met kwetsbare personen/patienten, een risico vormen voor deze personen/patiënten. Dat heeft te maken met de arbeidsomstandigheden en is een verantwoordelijkheid van de werkgever. Daarom moeten medewerkers met waterpokken zich altijd melden bij de bedrijfsarts om een risico-inschatting te maken en het advies te krijgen om eventueel tijdelijk ander of geen werk te doen.