Eind 2014 ben ik voor Artsen zonder Grenzen (AzG) 5 weken in Sierra Leone geweest om mee te werken in de strijd tegen ebola. In mijn dagelijks leven werk ik als ICT (Informatie- en communicatietechnologie )-adviseur bij GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Noord- en Oost-Gelderland. Van 1996–2001 werkte ik voor AzG bij de WatSan (water en sanitair) afdeling in verschillende landen in Afrika. Na 13 jaar keek ik ernaar uit om weer te gaan werken als WatSanadviseur voor AzG. Werken in een ebolagebied was voor mij de eerste keer. Een nieuwe uitdaging dus!
content
Auteur(s): J. Sluyters
Infectieziekten Bulletin: november-december 2015, jaargang 26, nummer 9-10
Motivatie
Waarom wilde ik, als niet-(para)medicus, nou juist naar een gebied waar ebola heerst?
Ebola is een dodelijk virus. Een virus dat hoge koorts veroorzaakt en je ingewanden aantast. Een virus dat leeft en zich verspreidt via bloed, ontlasting, braaksel, zweet en andere lichaamssappen. Een virus dat blijft leven in een dood lichaam zolang er lichaamssappen zijn. Een virus waarvoor nog geen goede medicijnen en/of vaccinaties zijn. Maar het is ook een virus dat buiten het lichaam kapot gaat door chloor en zeep. Ik wilde dit virus gaan bestrijden. En vooral de mensen die besmet waren helpen.
’s Lands wijs, ’s lands eer
In onze westerse maatschappij wordt schoon-zijn ons met de paplepel ingegoten. Het bestaan van toiletten en riolering werkt een goede hygiëne in de hand. Wij zorgen voor een goede lichaamshygiëne door te douchen of te baden. Wij zijn gewend om niet met onze handen te eten, onze kleren te wassen, wondjes af te dekken enz. Hygiëne is voor ons vanzelfsprekend, maar dat is het vaak niet in niet-westerse landen. In niet-Westerse landen zijn niet altijd voorzieningen, aanwezig zoals schoon water, toiletten etc.
Foto 1 Wateropslag van schoon water (Foto auteur)
Basisbehoefte
Goede hygiëne is een basisbehoefte voor een gezond leven. Als WatSan adviseur/medewerker heb ik hygiëne hoog in het vaandel staan. Daarom realiseerde ik me hoe belangrijk een goede hygiëne is tijdens een ebola-epidemie.
In Sierra Leona werkte ik in en rondom een Ebola Management Centrum (EMC (Erasmus Medisch Centrum)). Mijn taak als WatSan’er was voorkomen dat het ebolavirus zich zou verspreiden buiten het centrum, ervoor zorgen dat patiënten elkaar niet zouden besmetten en dat verzorgers niet besmet raken.
Mijn taken in en rondom het EMC
Mijn werkzaamheden waren:
- bouwen en onderhouden van latrines en douches;
- zorgen voor de afvalverwerking;
- zorgen voor schoon en gechloreerd water;
- zorgen dat de dode lichamen op de juiste manier werden begraven (crematies zijn niet mogelijk in Sierra Leone);
- zorgen dat het eten schoon werd bereid;
- en het aansturen van ongeveer 140 lokale WatSan-medewerkers die in 3 ploegendiensten werkten in het EMC, met een capaciteit van 100 bedden.
Taken WatSan-medewerkers in het EMC
Het team van WatSan-medewerkers bestond uit:
- hygiënisten: zij brengen zieke patiënten vanuit de ambulance naar de triageruimte, verplaatsen patiënten naar de hoogrisico-
ruimte, ruimen braaksel en ontlasting op, brengen overleden patiënten naar het mortuarium en maken de ambulances of andere auto’s (waarin de patiënten werden aan- en afgevoerd) schoon. - waste managers: zij ruimen al het organisch, niet-organisch en medisch afval op en zorgen ervoor dat het afval verbrand wordt.
- wasgoedmedewerkers: zij wassen kleren en laarzen.
- sprayers: zij spuiten de beschermende kleding (Personal Protective Equipment-PPE (Personal protective equipment)) van de medewerkers af bij het verlaten van de hoogrisicoruimtes, of alleen de voetzolen van de medewerkers die het EMC verlaten.
- dressers: zij helpen met het aankleden van de beschermende kleding en registreren wie de hoogrisicoruimtes binnen gaan.
- watermanagers: zij zorgen ervoor dat er schoon water in het centrum en bij de wasserij is. En ook dat er gechloreerd water (0,5 en 0,1% chloorwater) aanwezig is voor het schoonmaken en desinfecteren van materialen, dode lichamen en, niet te vergeten, je handen.
Buiten het EMC waren hygiënisten vooral werkzaam als voorlichters en het begeleiden van de medische staf.
Foto 2 Tanks waarin chlooroplossingen worden gemaakt (Foto auteur)
Hoe ziet een EMC eruit?
Een EMC bestaat uit, een hoog- en een laagrisicoruimte:
- hoogrisicoruimte: hier is direct contact met de patiënt. Deze ruimte ga je binnen gekleed in PPE. Dit betekent dat je laarzen, handschoenen, een speciaal pak, schort, hoofdkap, veiligheidsbril en werkhandschoenen aan hebt.
- laagrisicoruimte: hier vinden de ondersteunende activiteiten en administratie (van medicijnen, aantal patiënten, epidemiologie) plaats. Hier draag je laarzen en scrubs (katoenen broek en shirt).
Verder zijn er latrines en douches, schoon water- en gechloreerde waterplaatsen, afvalcontainers en een afvalverbrandingsplaats, tenten waar de patiënten zich bevinden, mortuarium, verlosruimte, laboratorium, apotheek, opslagruimte, ontspanningsruimte en een omkleedruimte.
Foto 3 PPE van een medewerker wordt afgespoten en de medewerker wordt afgemeld (Foto auteur)
PPE
Het was zwaar werk, vooral om PPE aan te doen voor je de hoogrisicoruimte in ging. Je bent zeker 10 tot 20 minuten bezig om de beschermende kleding goed aan te trekken. Iedere centimeter van je lichaam moet bedekt zijn. Echter, vooral het uitkleden van PPE is een secuur werk, omdat je PPE besmet kan zijn met het ebolavirus. Elk onderdeel van je PPE wordt gedesinfecteerd en vanzelfsprekend was je je handen na iedere handeling. Voor één uurtje werken in de hoogrisicoruimte, langer mag niet, ben je zeker een half uur bezig om je PPE aan en uit te trekken.
Ik heb met veel plezier gewerkt in en om het EMC en ben geen moment bang geweest dat ik zelf besmet zou raken met ebola. Ik heb bewondering voor de lokale medewerkers die elk een eigen verhaal hebben. Zij kennen allemaal wel iemand, of hebben familie, die ebola heeft of is overleden aan ebola. Ik bedank hen voor hun inzet en onze samenwerking!
Ik hoop met mijn werk voor Artsen zonder Grenzen in Sierra Leone een steentje te hebben bijgedragen in de strijd tegen ebola.
Auteur
J. Sluyters, ICT (Informatie- en communicatietechnologie )-adviseur, GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Noord- en Oost-Gelderland