Deze richtlijn is een herziening van de richtlijn uit 2011. Tussen 2011 en nu zijn bij de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en nieuwe ervaringen opgedaan met de advisering bij kwikincidenten. Deze zijn verwerkt in deze richtlijn. De belangrijkste verandering in deze richtlijn is de verhoging (verruiming) van de gezondheidskundige advieswaarde voor een levenslange blootstelling van 50 ng/m3 in 2011 naar 230 ng/m3. De richtlijn is actueel. Voor informatie over de doelgroep en procedures, zie GGD Richtlijnen voor Medische Milieukunde.
Doel
Deze richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor de GGD bij advisering om gezondheidseffecten door blootstelling aan kwik of bezorgdheid te voorkomen of beperken na een kwikincident in het binnenmilieu, zoals een woning, school of verzorgingshuis.
Deze richtlijn gaat over blootstelling aan elementair (metallisch) kwik (Hg0) in woningen of publieke gebouwen. Als in deze richtlijn alleen het woord ‘kwik’ staat wordt hier de elementaire vorm (Hg0), ook wel metallisch kwik genoemd, bedoeld.
Goede communicatie is een erg belangrijk onderdeel van de medisch milieukundige zorg. Deze richtlijn geeft informatie over de communicatie specifiek voor het voorkomen en beperken van kwikblootstelling en zorgen hierover. Voor meer kennis en informatie over risicocommunicatie wordt verwezen naar de GGD-richtlijn medische milieukunde: risicocommunicatie.
De richtlijn bevat informatie over, of adviezen voor:
- het proactief informeren van de algemene bevolking over de gezondheidsrisico’s van kwik en het belang om kwikhoudende producten naar de milieustraat te brengen,
- de gezondheidseffecten van kwik,
- de blootstelling aan kwik en de meetmethoden,
- het opruimen van kwik en de overige te nemen maatregelen bij een kwikincident.
Bij deze richtlijn hoort het volgende achtergronddocument:
Afbakening
Deze richtlijn gaat niet over de risico’s voor werknemers die door hun werk worden blootgesteld aan kwik. De bescherming van werknemers tegen gezondheidsrisico’s van het werk is een verantwoordelijkheid van de werkgever. Dit is geregeld in de Arbeidsomstandighedenwet. De advisering van de GGD beperkt zich tot bewoners van woningen en gebruikers van publieke gebouwen, zoals scholen (basisscholen en voortgezet onderwijs), kindercentra (kinderdagopvang en buitenschoolse opvang) en zorginstellingen (verzorgingshuis of verpleeghuizen). Uitzondering hierop is de advisering van de GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) van de GGD. In de acute fase van incidenten met gevaarlijke stoffen kan de GAGS worden opgeroepen. In de acute fase adviseert de GAGS over de gezondheidsrisico's voor blootgestelde personen, waaronder werknemers, en de gezondheidsrisico's voor ambulancepersoneel.
Blootstelling aan kwik door amalgaamvullingen of gezondheidsrisico’s door kwik in de bodem worden niet besproken in deze richtlijn. Voor meer informatie over kwik van amalgaanvullingen zie SCENIHR, 2015(PDF). De gezondheidsrisico’s van bodemverontreinigingen worden behandeld in de GGD-richtlijn medische milieukunde: bodem en gezondheid.
Kwikincidenten en de GGD
In Europa is de import en productie van bijna alle kwikhoudende producten verboden (zie Wet- en regelgeving). Dit verbod betekent niet dat kwik niet meer in huishoudens of bij organisaties aanwezig is. Het in bezit hebben van kwik of (oude) producten met kwik is namelijk niet verboden. Deze oude, kwikhoudende producten, zoals thermometers of barometers kunnen kapotvallen. Ook potjes met kwik die in het verleden zijn gebruikt voor bijvoorbeeld onderwijs vallen nog regelmatig kapot (kwikincident). Hierbij komt elementair (metallisch) kwik (Hg0) vrij (zie Verschillende vormen kwik), bijvoorbeeld in een woning, op een middelbare school of in een verzorgingshuis. Kwik is schadelijk voor de gezondheid, en een hoge of langdurige blootstelling kan leiden tot ernstige gezondheidseffecten.
De GGD informeert en adviseert in het domein van de publieke gezondheidszorg. De medisch milieukundige zorg is een wettelijke taak vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg (Wet Publieke Gezondheid)). Dit betekent dat de advisering over gezondheidsaspecten in de leefomgeving zich richt op gemeenten en hun inwoners, ofwel de algemene bevolking.
De teams Milieu en Gezondheid van de GGD leveren de medisch milieukundige zorg. Dit betekent dat zij informeren en adviseren met als doel gezondheidsrisico’s door factoren in de leefomgeving te voorkomen of beperken. Voor kwik betekent dit dat de GGD de blootstelling aan kwik wil voorkomen of beperken, zowel preventief, als tijdens en na een kwikincident. De GGD kan kwik niet opruimen en beschikt niet over apparatuur om kwikdamp te meten (zie Medisch-milieukundige zorg bij een kwikincident).
Aantal kwikincidenten
Jaarlijks ontvangen de GGD’en in Nederland meldingen over het vrijkomen van kwik in het binnenmilieu. Ook andere organisaties zoals het NVIC en het RIVM ontvangen vragen over kwik of hebben informatie op hun website staan. In Tabel Aantallen meldingen en raadplegingen over kwik bij verschillende organisaties is weergegeven hoeveel meldingen en raadplegingen er per jaar zijn. Uit de tabel blijkt dat GGD’en elk jaar nog tientallen meldingen ontvangen van kwikincidenten. Uit de vergelijking van het aantal meldingen bij GGD’en en de bezoeken aan het onderwerp kwik op GGDLeefomgeving.nl kan de conclusie worden getrokken dat waarschijnlijk niet alle incidenten met kwik bij de GGD worden gemeld.
Tabel: Aantallen meldingen en raadplegingen over kwik bij verschillende organisaties.
Meldingen en raadplegingen |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
---|---|---|---|---|---|
Meldingen bij GGD-en |
64 |
56 |
54 |
64 |
74 |
Raadplegingen websitepagina GGDLeefomgeving* |
844 |
1384 |
2565 |
onbekend |
1359 |
Meldingen bij het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) ) excl. dieren (aantal patiënten) |
54 (64) |
58 (59) |
40 (46) |
43 (52) |
46 (71) |
Raadplegingen risicoanalyse NVIC- website |
37 |
68 |
49 |
62 |
69 |
Raadplegingen monografie NVIC- website, humane informatie |
50 |
57 |
70 |
111 |
132 |
Raadplegingen RIVM-website richtlijn kwik |
143 |
115 |
139 |
127 |
178 |
* Totaal aantal bezoekers op keyword ‘kwik’. 2022: geen data beschikbaar. 2023: 1359 bezoekers pagina Kwik die in maart 2023 online is gezet. Op 11 november 2024: 11.422 bezoekers van alle pagina’s over kwik bij elkaar opgeteld.
Kwik kan in het milieu in drie vormen voorkomen, namelijk als element (metallisch of elementair kwik), als anorganische verbinding of als organische verbinding:
Elementair (metallisch) kwik (Hg0) is bij kamertemperatuur een zilverkleurige vloeistof. Deze vorm van kwik is vaak aanwezig in (oude) meetapparatuur. Vanwege cohesie (aantrekkingskracht tussen de kwikmoleculen) vormt elementair kwik bolletjes. Bij morsen kunnen zeer kleine bolletjes ontstaan die zich overal heen verspreiden en zich ook gemakkelijk aan kleding en de huid hechten. Bij kamertemperatuur verdampt kwik langzaam waardoor er gedurende lange tijd verhoogde concentraties kwikdamp kunnen ontstaan in een woning of gebouw. Doordat het kwik na een incident vaak op de grond ligt, kunnen de concentraties kwik dicht bij de grond hoger zijn dan hoger boven de grond. Kwikdamp is geurloos.
Anorganische kwik of kwikzout. Deze vorm van kwik is een vaste stof. Elementair kwik kan worden geoxideerd tot Hg+ of Hg2+. Het geoxideerde kwik kan met verschillende anionen reageren zoals chloor (Cl (chloride)): Hg2Cl2 (kwik(I)chloride) en HgCl2 (kwik(II)chloride). Kwik(I)chloride werd in het verleden gebruikt voor medische toepassingen, en kwik(II)chloride wordt gebruikt in batterijen en bij de productie van drugs. Anorganische kwikzouten kunnen nog voorkomen in huidbleekmiddelen of sommige traditionele Chinese medicijnen. De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) screent producten regelmatig op de aanwezigheid van metalen en metalloïden en neemt hierbij ook kwik mee. Uit deze onderzoeken blijkt dat in producten over het algemeen lage gehalten aan kwik voorkomen. De resultaten publiceert de NVWA op haar site, bijvoorbeeld “NVWA waarschuwt voor gebruik huidbleekmiddelen”.
Organisch kwik, vooral methylkwik ([CH3-Hg]+ of MeHg), wordt door bacteriën gevormd uit kwik dat afkomstig is uit de atmosfeer, of wordt geloosd op het water. Organisch kwik kan zich ophopen in de voedselketen. Het kan in hoge gehaltes voorkomen in vissen die worden gevangen in met kwik verontreinigd water. Meer informatie over blootstelling aan metalen via voeding is te vinden op de site van het Voedingscentrum.
Medisch-milieukundige zorg bij een kwikincident
De Wet publieke gezondheid schrijft voor dat het college van burgemeester en wethouders zorg draagt voor het bevorderen van de medisch-milieukundige zorg (artikel 2.2.e). In het Besluit publieke gezondheidszorg (artikel 2) staat welke taken de medisch-milieukundige zorg omvat:
- het signaleren van ongewenste situaties,
- het adviseren van de bevolking over risico's, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen;
- het beantwoorden van vragen vanuit de bevolking en het geven van voorlichting;
- het verrichten van onderzoek.
De teams Milieu en Gezondheid van de regionale GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) voeren deze taken uit. In acute situaties, ook buiten kantoortijd, is de GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) van de GGD het aanspreekpunt voor de medisch-milieukundige zorg.
Kwikincidenten die bij de GGD worden gemeld spelen zich meestal af in het binnenmilieu, voornamelijk in woningen, soms op scholen of verzorgingshuizen. De rol van de GGD bij kwikincidenten is daarom gericht op het informeren en adviseren van bewoners. Ook het informeren en adviseren van gebruikers of eigenaren van publieke gebouwen behoort tot de taak van de GGD. Publieke gebouwen zijn onder andere: scholen (basisscholen en voortgezet onderwijs), kindercentra (kinderdagopvang en buitenschoolse opvang) en zorginstellingen (verzorgingshuis of verpleeghuizen). Bewoners, eigenaren en gebruikers krijgen van de GGD informatie en adviezen over:
- het gezondheidsrisico van kwik,
- wat te doen om het gezondheidsrisico te voorkomen of beperken en
- het opruimen van het kwik.
De GGD kan bij een kwikincident ook een belangrijke bijdrage leveren aan de risicocommunicatie, bijvoorbeeld gericht op cliënten van een verzorgingshuis of ouders van jonge kinderen.
Ook kan de GGD adviseren over het meten van de kwikconcentratie door een bedrijf of het RIVM. De GGD kan via de GGD-regioadviseur van het RIVM overleggen over het nut van metingen. De GGD-regioadviseur van het RIVM kan de GGD ook ondersteunen bij het beoordelen van meetresultaten. Als er sprake is van gezondheidsklachten zal de GGD-medewerker overleggen met andere zorgprofessionals, zoals de huisarts of een medewerker van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC).
Soms is er veel bezorgdheid bij mensen over het gezondheidsrisico van kwik en de opruimacties of professionele sanering. Aanhoudende angst en stress door bezorgdheid kunnen ook leiden tot gezondheidseffecten. Ook dit is een reden voor inzet van de medisch milieukundige zorg van de GGD.
Hoe een kwikincident voorkomen?
Vanwege het gezondheidsrisico en de hoge kosten van het saneren van kwik is preventie van kwikincidenten van groot belang. Om kwikincidenten te voorkomen adviseert de GGD om producten met kwik weg te brengen naar de milieustraat en in te leveren als klein chemisch afval. Het is hierbij belangrijk dat de producten niet kunnen breken of lekken tijdens vervoer naar de milieustraat. Mochten mensen dit niet goed aandurven, bijvoorbeeld door hun hoge leeftijd, dan zijn er ook bedrijven die kwikhoudende producten veilig kunnen afvoeren. Het advies om kwik naar de milieustraat te brengen staat op GGDLeefomgeving.nl. Daarnaast kan het Achtergronddocument: Voorbeeldbrief door de GGD naar zorginstellingen verstuurd worden. Het kan namelijk voorkomen dat bewoners van zorginstellingen nog oude kwikhoudende producten, zoals een barometer, in hun bezit hebben. Mocht de GGD in een publiekscampagne inwoners oproepen om kwikhoudende producten weg te brengen, dan kan de GGD bij de milieustraat aandacht vragen voor het zorgvuldig inleveren en veilig bewaren van kwikhoudende producten.
Ook samenwerken met de brandweer behoort tot de mogelijkheden van de GGD. De brandweer wordt soms, via de meldkamer (112), ingeschakeld bij kwikincidenten. De brandweer heeft geen meetapparatuur om kwik te meten en niet alle brandweermedewerkers hebben kennis over kwik en hoe dit het beste kan worden opgeruimd. Het is daarom goed om als GGD ook met de brandweer af te stemmen over samenwerking bij incidenten en het eventueel samen optrekken bij het informeren van het algemeen publiek.
Gezondheidseffecten en risicogroepen
Dat blootstelling aan kwik kan leiden tot gezondheidsklachten is al lang bekend. Zo kregen bewoners van de Japanse steden Minamata en Niigata in respectievelijk de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw ernstige neurologische gezondheidsklachten na het eten van vis die was verontreinigd met organisch kwik. En al in de 19de eeuw werd bij hoedenmakers in Engeland, die werden blootgesteld aan kwikdamp, neurologische en psychologische klachten (‘mad hatter’s syndrome’) waargenomen.
In de GGD-praktijk zal blootstelling aan kwikdamp meestal niet direct leiden tot gezondheidsklachten (acute effecten) bij bewoners of gebruikers van gebouwen, omdat de blootstelling relatief laag is. Maar de GGD-medewerker moet er op bedacht zijn dat als kwik niet goed wordt opgeruimd dit na een chronische blootstelling van weken of maanden kan leiden tot ernstige gezondheidseffecten bij mensen. Het risico op een chronische intoxicatie kunnen we verkleinen door goede informatievoorziening over de gezondheidsrisico’s en advisering over het zorgvuldig opruimen van kwik.
Kwikvergiftiging in Nederland
In de literatuur zijn twee gevallen van ernstige kwikvergiftigingen in Nederland beschreven (Velzeboer et al. 1997; Van der Linde et al. 2009). In 1996 werd een 11 maanden oude baby opgenomen met de symptomen van acrodynie in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Ook haar zus van 6 jaar had deze symptomen, echter in een lichtere vorm. De oorzaak was een gebroken thermometer waaruit kwik op het tapijt in de kinderkamer was gedruppeld. De druppels konden niet meer worden teruggevonden. Twee weken later begonnen de symptomen (Velzeboer et al. 1997).
Bij het andere incident viel een industriële kwikhoudende thermostaatklok in een woning van de trap. Het kwik werd niet op de juiste wijze opgeruimd. Bij het opruimen werd een stofzuiger gebruikt. Twee tot drie maanden later werd de 11-jarige dochter in het ziekenhuis opgenomen met de volgende klachten: rugpijn, gewichtsverlies, moeheid en afwijkend gedrag, sinds 7 weken. Haar handen waren zweterig en rood met vervelling van de huid. Verder had ze een intentietremor, verhoogde bloeddruk en was haar tandvlees dusdanig ernstig aangedaan (ulceratie gingiva) dat haar tanden los zaten. Ze verloor als gevolg hiervan 6 tanden. Haar tweelingbroer, die ook een verhoogde kwikconcentratie in de urine had, had geen symptomen. De ouders hadden ook geen symptomen, maar ook geen verhoogde kwikconcentraties in de urine. Ondanks haar ernstige gezondheidsklachten bij opname herstelde ze (na DMSA (2,3-dimercaptosuccinic acid)-chelatietherapie) en ging ze na zeven maanden terug naar school (Van der Linde et al. 2009).
De belangrijkste blootstellingsroute voor kwik is inademing van kwikdamp (zie Figuur: Schematische weergave van kwikdamp in het lichaam). Na inhalatie absorberen de longen het kwik en komt het in het bloed terecht. De longen nemen kwik goed op in het bloed: 69% tot 85% wordt geabsorbeerd (ATSDR, 2024). Na opname door de longen verdeelt het kwik zich over het bloed en andere weefsels. Elementair kwik (Hg0) is erg lipofiel (goed oplosbaar in vet). Dit betekent dat Hg0 gemakkelijk celmembranen kan passeren. Hg0 passeert ook de bloed-hersenbarrière en de placenta. En kwik kan via de moedermelk worden overgedragen op de baby. Door de lipofiele eigenschappen kan kwik na inademing van damp dus in de hersenen en via de moeder in de foetus of baby terecht komen.
Uit proefdierstudies is gebleken dat na inademing van kwikdamp het grootste deel van de geabsorbeerde dosis voorkomt in de nieren, maar kwik komt ook terecht in onder andere de longen, het hart, de milt, thymus en de lever (ATSDR, 2024).
In de weefsels wordt Hg0 geoxideerd tot Hg2+. Hg2+ kan ook weer gereduceerd worden tot Hg0. De geoxideerde vorm, Hg2+, bindt aan eiwitten, onder andere aan de sulfhydrylgroep (ook wel thiolgroep genoemd). Door de binding aan eiwitten verliezen de eiwitten hun functie en wordt de celfunctie, en uiteindelijk de functie van het weefsel verstoord. De binding kan ook leiden tot een toename van oxidatieve stress in de cel. Het niet of slechter functioneren van weefsels of organen, zoals de hersenen en nieren, kan zich uiten in gezondheidseffecten. Anorganisch kwik (Hg2+) en aan eiwitgebonden kwik is niet zo mobiel als Hg0 waardoor kwik zich kan stapelen in weefsels. (NVIC: vergiftigingen.info, geraadpleegd op 8 januari 2024).
Figuur: Schematische weergave van kwikdamp in het lichaam (Clarkson et al. 2007)
Kwikdamp kan door de huid worden opgenomen maar de bijdrage aan de totale blootstelling door huidabsorptie is laag. Op basis van een experiment is berekend dat bij blootstelling aan hoge concentraties kwikdamp (880-2140 µg/m3) de relatieve bijdrage aan de totale blootstelling door huidopname 2,6% is. De overige 97,4% van de blootstelling is afkomstig van inademing van kwikdamp (ATSDR, 2024)
Na ingestie wordt kwik vrijwel niet geabsorbeerd in het maag-darmkanaal, als het maag-darmkanaal intact is (vergiftigingen.info).
Uitscheiding van kwik vindt plaats via uitademing (van Hg0) en via feces en urine (van Hg2+). De uitscheidingssnelheid is onder andere afhankelijk van de erfelijke aanleg (het genotype) van mensen. Zo speelt het genotype van de enzymen glutamaat cysteïne ligase en glutathion S-transferase een belangrijke rol in de productie en werking van glutathion. En glutathion speelt weer een belangrijke rol bij de uitscheiding van kwik (ATSDR, 2024). Door erfelijke variatie kan dus de ene persoon gevoeliger reageren op kwik dan een ander persoon. Uitscheiding kan in bepaalde situaties worden versneld met chelatietherapie.
Acute effecten van kwikblootstelling
Met acute effecten worden effecten bedoeld die ontstaan wanneer iemand in korte tijd een grote hoeveelheid kwik inademt. Kwikdamp is geurloos. Een zeer hoge blootstelling aan kwikdamp, bijvoorbeeld blootstelling gedurende enkele uren bij het verwarmen van kwik in een niet of slecht geventileerde ruimte, kan leiden tot acute effecten aan de longen. Bijbehorende klachten zijn: hoesten, keelpijn, kortademigheid en pijn op de borst. Kwik kan ook leiden tot oogirritatie. Daarnaast kunnen, bij een (zeer) hoge blootstelling, de volgende klachten zich ontwikkelen: zwakte, koude rillingen, metaalachtige smaak, misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, hoofdpijn, tremor (beven) en slechter zien. De symptomen verdwijnen in veel gevallen , maar het beeld kan ook verergeren. Zeer hoge blootstelling aan kwikdamp zorgt typisch voor longoedeem en kan leiden tot een ‘acute respiratory distress syndrome’ (ARDS (Acute respiratory distress syndrome)) dat in zeer ernstige gevallen kan leiden tot longfalen en overlijden (vergiftigingen.info, ATSDR, 2024).
Effecten van chronische kwikblootstelling
Omdat kwik onder andere bindt aan eiwitten kunnen in verschillende weefsels effecten optreden (zie Kwik in het lichaam). Bij chronische blootstelling aan kwikdamp staan de effecten op het centrale zenuwstelsel op de voorgrond. De effecten die kunnen optreden zijn onder meer: tremoren (trillen), verminderd gezichtsvermogen, stemmingswisselingen, verhoogde prikkelbaarheid, nervositeit, geheugenverlies, verlegenheid en onzekerheid. Kwik heeft een effect op de zenuwgeleiding en leidt ook tot slechtere prestaties bij psychomotorische taken zoals oog-handcoördinatie. Naarmate de blootstelling langer en/of hoger is, worden de effecten intensiever en mogelijk ook blijvend (ATSDR, 2024).
Gezondheidseffecten kunnen bij chronische blootstelling al optreden bij erg lage kwikconcentraties in de lucht. De ATSDR heeft berekend dat bij werknemers na jarenlange blootstelling effecten (tremoren) optraden vanaf een mediane luchtconcentratie van ongeveer 5 μg/m3. Naast effecten op het zenuwstelsel laten sommige studies bij blootgestelde werknemers een afname van de nierfunctie zien. (ATSDR, 2024).
Bij een relatief hoge blootstelling, mogelijk in combinatie met een specifieke gevoeligheid bij kinderen, kunnen kenmerkende gezondheidseffecten, zoals acrodynie, optreden.
Het is waarschijnlijk dat niet alle gevallen van een kwikvergiftiging worden opgemerkt, omdat veel symptomen aspecifiek zijn, zoals een verhoogde prikkelbaarheid, verminderde concentratie, geheugenverlies en/of stemmingswisselingen. Het is dus mogelijk dat als kwik niet goed wordt opgeruimd gezondheidseffecten optreden die niet in relatie worden gebracht met kwikblootstelling.
In de jaren 90 leidde blootstelling aan elementair kwik gedurende 3 maanden tot ernstige neurologische, cognitieve en gedragseffecten bij een Amerikaanse jongen van 15 en zijn halfzus van 13 (Yeates and Mortensen, 1994). Ze werden ziek nadat hun familie verhuisde naar een appartement waar een grote pot met kwik was gemorst en niet zorgvuldig was schoongemaakt. De moeder van de jongen ging met hem naar het ziekenhuis, omdat de jongen de volgende klachten had: afnemende schoolprestaties, prikkelbaarheid, depressie en daaraan gerelateerde gedragsklachten, tremoren (trillen), huiduitslag, hypertensie (hoge bloeddruk), koude-intolerantie, diaforese (bovenmatig zweten), hoofdpijn, slaapstoornissen, paresthesie (abnormale gevoelsgewaarwording) en gewichtsverlies. De jongen kreeg de diagnose kwikvergiftiging met acrodynie. Hij had ook neuropsychiatrische klachten: hij vond de testen onaangenaam, was prikkelbaar en zijn sociale interactie was af en toe ongepast. Zijn 13-jarige halfzus werd een week later opgenomen, met de volgende klachten: tremoren, huiduitslag, gewichtsverlies en paresthesie. Het meisje had ook neuropsychiatrische klachten: prikkelbaarheid, sociale terugtrekking en emotionele labiliteit. Ook zij kreeg de diagnose kwikvergiftiging met acrodynie. Beide kinderen werden opgenomen in het ziekenhuis en kregen DMSA (2,3-dimercaptosuccinic acid)-chelatietherapie. Ook namen ze deel aan neuropsychologisch onderzoek, kort na hun ziekenhuisopname en 1 jaar later. Bij ziekenhuisopname werd bij de 15-jarige jongen een IQ (intelligentie quotiënt ) van 79 vastgesteld. Eén jaar later was zijn IQ 93. Dit IQ was meer in overeenstemming met zijn IQ van voor de kwikblootstelling. Op 9-jarige leeftijd was bij de jongen een IQ van 101 bepaald. Bij de diagnose bleek uit cognitieve testen van het 13-jarige meisje een IQ van 79. Deze score was mogelijk niet afwijkend van het geschatte IQ van voor de blootstelling aan kwik. Op 12-jarige leeftijd was het meisje getest en scoorde ze beneden gemiddeld intelligent (ongeveer 15de percentiel). Uit de vergelijking van de resultaten van de neuropsychologische tests bij ziekenhuisopname en één jaar na de ziekenhuisopname bleek dat het neuropsychologisch functioneren van beide kinderen was verbeterd, maar er waren ook (nog) duidelijke afwijkingen. Scores op het verwerken van visuele prikkels en constructieve vaardigheden, het non-verbaal geheugen en op abstract redeneren waren 1 jaar na blootstelling (nog) verlaagd. Dit ondanks het dalen van de concentratie kwik in urine naar aanvaardbare niveaus (volgens Yeates (1994): < 20 µg/l urine) en het verdwijnen van de neuropsychiatrische en klinische symptomen. De volwassen verzorgers van de kinderen hadden vergelijkbare kwikurineconcentraties als de kinderen, maar minder gezondheidseffecten. Ze vertoonden een verhoogde prikkelinggevoeligheid en milde vergeetachtigheid, maar hadden geen tremoren, gewichtsverlies, paresthesie of andere klinische symptomen. De auteurs van deze case study concluderen dat het centraal zenuwstelsel van kinderen gevoeliger is voor kwik dan dat van volwassenen (Yeates and Mortensen, 1994).
De Gezondheidsraad beoordeelde kwik in 2000 als reproductietoxisch. De raad constateerde op basis van dierstudies dat metallisch kwik schade kan toebrengen aan het ongeboren kind. Blootstelling via inhalatie respectievelijk voor of tijdens de dracht leidden bij doodshoofdaapjes en ratten tot blijvende gedragsveranderingen bij de jongen (Gezondheidsraad, 2000). In een review van Tapia et al (2023) is de wetenschappelijke literatuur (van 2016-2021) over de relatie tussen blootstelling aan kwik tijdens pre- en postnatale perioden en de neurologische ontwikkeling of de ontwikkeling van gedragsstoornissen bij kinderen (0-12 jaar) geëvalueerd. Alleen studies waarin kwik in een biologische matrix (bloed, urine of haar) van de moeder en/of het kind is bepaald zijn meegenomen in de evaluatie. In totaal zijn 22 cohort- en 9 case-control studies geselecteerd. Uit deze studies blijkt dat er beperkt bewijs is voor een relatie tussen prenatale en postnatale kwikblootstelling en effecten op de neurologische ontwikkeling of gedragsstoornissen. In enkele studies zijn verminderde cognitieve functies en taalproblemen door kwikblootstelling, evenals een associatie met de ontwikkeling van ASS of ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder), gerapporteerd. Kwik is niet carcinogeen (groep 3, IARC).
Kwik verhoogt mogelijk ook het risico op neurodegeneratieve aandoeningen. In epidemiologische studies wordt een correlatie gevonden tussen een verhoogde blootstelling aan kwik door restauratie van amalgaamvullingen en een verhoogd risico op Alzheimer en Parkinson. Resultaten van onderzoeken naar een associatie tussen kwikamalgaamrestauraties en multiple sclerose zijn inconsistent (ATSDR, 2024; Paduraru et al., 2022).
Acrodynie
Acrodynie
Bij kinderen kan acrodynie voorkomen, zowel na acute als na een chronische blootstelling. Acrodynie wordt ook wel ‘pink disease’ genoemd door de karakteristieke roze verkleuring van vingers en tenen. Symptomen van acrodynie zijn roze, pijnlijke, zwetende en gezwollen handen en voeten, waarvan de huid vervelt (ATSDR, 2024). Er is geen duidelijke correlatie tussen de kwikconcentraties en het krijgen van acrodynie. Men veronderstelt dat deze aandoening veroorzaakt wordt door een overgevoeligheidsreactie op kwik (idiosyncratische reactie) en dat er een specifieke genetische conditie bestaat waardoor sommige kinderen deze ziekte ontwikkelen na blootstelling aan kwikdampen (Black, 1999; Ford et al., 2000).
Risicogroepen
Als risicogroepen onderscheiden we de groep die een verhoogd risico heeft door een verhoogde blootstelling en de groep die een verhoogde gevoeligheid heeft. Kinderen en ongeborenen zijn een risicogroep, omdat ze zowel verhoogd kunnen worden blootgesteld als een verhoogde gevoeligheid hebben. Zwangeren zelf zijn niet gevoeliger voor kwik, maar worden tot de risicogroepen gerekend, omdat ongeboren kinderen een risicogroep zijn.
Kinderen, inclusief ongeboren kinderen, zijn ook de groep waarbij of waarover sneller bezorgdheid ontstaat. Bij kwikblootstelling van kinderen is extra aandacht van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) voor de (risico)communicatie nodig.
Verhoogde blootstelling
Na de breuk van een product met kwik kunnen kinderen hoger worden blootgesteld dan volwassenen omdat kinderen een relatief hoog ademminuutvolume hebben. Hiernaast kan de concentratie kwik in de luchtlaag vlak boven de grond hoger zijn. Kinderen, vooral als ze nog kruipen of op de grond spelen, worden ook hierdoor mogelijk hoger blootgesteld.
Verhoogde gevoeligheid
Kwik passeert de placenta en pasgeborenen kunnen ook via de moedermelk worden blootgesteld. Kwik passeert ook de bloed-hersenbarrière en omdat het zenuwstelsel van (ongeboren) baby's en kinderen nog in ontwikkeling is, zijn ongeborenen en kinderen een risicogroep (ATSDR, 2024).
Verschillen tussen mensen in het vermogen om kwik uit te scheiden door erfelijke variatie (genetisch polymorfisme) kunnen leiden tot verschillen in gevoeligheid (ATSDR, 2024). Het is mogelijk dat een deel van de kinderen door een overgevoeligheid voor kwik (genetische aanleg) acrodynie ontwikkelt (zie Effecten chronische kwikblootstelling).
Personen met een verminderde nierfunctie vormen een risicogroep omdat zij kwik langzamer uitscheiden via de urine. Hierdoor blijft het kwik langer in het lichaam en hebben zij een hogere lichamelijke belasting dan personen met een normale nierfunctie. Bij oudere volwassenen (>65 jaar) nemen fysiologische functies (bijvoorbeeld nier- en neurologische functies) af. Het is aannemelijk dat oudere volwassenen hierdoor ook gevoeliger zijn voor de effecten van kwik (ATSDR, 2024). Ook gelijktijdige blootstelling aan andere gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld door roken, kan mensen gevoeliger maken voor de effecten van kwik (ATSDR, 2024).
- Agency for Toxic Substances and Disease Registry (ATSDR). 2024. Toxicological Profile for Mercury. Atlanta, GA: U.S. Department of Health and Human Services, Public Health Service.
- Black J. (1999). The puzzle of pink disease. Journal of the Royal Society of Medicine, 92(9), 478–481.
- Clarkson, T.W., Vyas, J.B., Ballatori, N. (2007). ‘Mechanisms of mercury disposition in the body. Am. J. Ind. Med., 50: 757-764.
- Ealo Tapia, D., Torres Abad, J., Madera, M., & Márquez Lázaro, J. (2023). ‘Mercury and neurodevelopmental disorders in children: A systematic review.’ Mercurio y trastornos del neurodesarrollo en niños: una revisión sistemática. Archivos argentinos de pediatria, 121(5), e202202838.
- Ford, M., Delaney, K,A., Ling, L., Erickson, T. (2000). Clinical Toxicology, Saunders, Philadelphia.
- Gezondheidsraad (2000). ‘Mercury and its compounds. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification.’ Den Haag Gezondheidsraad. rapport 2000/05.
- Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, Kwik (metallisch) - Vergiftigingen.info
- Paduraru, E., Iacob, D., Rarinca, V., Rusu, A., Jijie, R., Ilie, O.D., Ciobica, A., Nicoara, M., Doroftei, B. (2022). ‘Comprehensive Review Regarding Mercury Poisoning and Its Complex Involvement in Alzheimer's Disease.’ International journal of molecular sciences, 23(4), 1992.
- Van der Linde, A.A., Lewiszong-Rutjens, C.A., Verrips, A. Gerrits, G.P. (2009). ‘A previously healthy 11-year-old girl with behavioural disturbances, desquamation of the skin and loss of teeth.’ Eur J Pediatr 168(4): 509-511.
- Velzeboer, S.C., Frenkel, J., de Wolff, F.A. (1997). ‘A hypertensive toddler.’ Lancet 349(9068): 1810.
- Yeates, K. O., & Mortensen, M. E. (1994). ‘Acute and chronic neuropsychological consequences of mercury vapor poisoning in two early adolescents.’ Journal of clinical and experimental neuropsychology, 16(2), 209–222.
Bronnen kwikblootstelling
Deze richtlijn gaat over incidenten met een kwikhoudend product. Dit product is dan de bron van de blootstelling aan kwik. Naast kwikhoudende producten zijn er andere bronnen die kunnen leiden tot kwikblootstelling.
Kwikhoudende producten in huis of openbaar gebouw
Hoewel de productie en import van de meeste kwikhoudende producten verboden is (zie wet- en regelgeving), is de verkoop en het in bezit hebben van oude kwikhoudende producten niet verboden. Kwik kan in huishoudens dus nog voorkomen in verschillende oude producten zoals kwikthermometers en kwikbarometers. Tevens zijn er kleine hoeveelheden kwik aanwezig in oudere generaties van energiezuinige lampen, zoals tl-lampen en spaarlampen. Kwik kan in huishoudens vrijkomen bij breuk van deze producten. Bij een breuk van een kwikthermometer of -barometer is de hoeveelheid kwik die vrijkomt voldoende om kwikdruppels te vormen. Omdat de hoeveelheid kwik in tl-lampen en spaarlampen gering is, zijn bij breuk geen kwikdruppels te zien.
tl-buizen en spaarlampen
Kwik in tl-buizen en spaarlampen
In 2023 is de verkoop van CFL-spaarlampen en tl-buizen (T2, T5, T7 en T12) met kwik in Nederland verboden. De hoeveelheid kwik in deze lampen is afhankelijk van het type lamp en waar de lamp is geproduceerd. Europese tl-buizen bevatten tot 10 mg kwik en Europese spaarlampen 5 tot 8 mg (Nance P et al, 2012).
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de concentraties kwikdamp in de lucht na het stukvallen van spaarlampen met kwik (Sarigiannis et al., 2012 en Salthammer et al., 2012). Wanneer de lamp valt, kunnen er in een ruimte kortstondig verhoogde concentraties kwik optreden. Deze concentratie daalt na zorgvuldig opruimen meestal binnen enkele uren tot gehaltes onder 1 µg/m3 en daarna neemt de concentratie verder af. Hoe snel de concentratie in de ruimte daalt, is afhankelijk van de opruimmethode en de ventilatie van de ruimte. Het zorgvuldig opruimen van de gebroken lamp en ventileren leidt tot een lagere blootstelling. Na zorgvuldig opruimen van een gebroken lamp (zie ook opruiminstructies) en goede ventilatie zijn - mede gezien de geringe hoeveelheid kwik die vrijkomt en de snelle afname van de concentratie - geen gezondheidseffecten te verwachten (Clear and Rubinstein, 2014).
Spaarlampen met kwik zijn te herkennen aan een logo dat aangeeft dat de lamp chemisch afval is (kliko/ container met kruis erdoor, zie logo hieronder). Soms staat er ‘Hg’ op de lamp, maar dit is in tegenstelling tot het logo voor chemisch afval, niet wettelijk verplicht.
Bij scheikundelessen werd vroeger kwik gebruikt. Kwik hoort nu niet meer op scholen thuis. Omdat kwik giftig is voor ongeboren kinderen staat de stof op de lijst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met kankerverwekkende stoffen en processen, mutagene stoffen of voor de voorplanting giftige stoffen (Staatscourant 2024, 20739 n1). Toch kan kwik nog aanwezig zijn op scholen. Vooral als oude scheikundelokalen worden opgeruimd kan kwik vrijkomen als potjes met restanten omvallen of breken.
In onderstaande tabel staat een overzicht met een indicatie van de hoeveelheid kwik in kwikhoudende producten die in huishoudens kunnen voorkomen (Caravati et al., 2008; Nance et al., 2012). De hoeveelheid kwik in spaar- en TL-lampen kan per type, merk en lichtopbrengst verschillen.
Tabel: Indicatie van de hoeveelheid kwik in grammen (g) en in milliliters (ml) in kwikhoudende producten. Eén liter kwik weegt ongeveer 13,5 kg (kilogram).
Product |
Hoeveelheid in g |
Hoeveelheid in ml |
---|---|---|
Barometer |
100 - 900 |
7 - 66 |
Ouderwetse bloeddrukmeter |
150 |
11 |
Kwikschakelaara |
3,5 |
0,3 |
Laboratoriumthermometer |
3 |
0,2 |
Koortsthermometer |
0,5 - 0,7 |
0,05 |
Spaarlamp |
0,005 – 0,010 |
0,0004 - 0,0007 |
TL-lamp |
0,003 – 0,050 |
0,0002 – 0,0038 |
Elektronica met kwiklamp/lcd |
0,01 - 0,1 |
0 – 0,05 |
Spiegel met een legering van tin en kwik |
Zeer afhankelijk van het formaat en de leeftijd |
Zeer afhankelijk van het formaat en de leeftijd |
a Een kwikschakelaar is een glazen buisje met twee metalen contacten waarin een druppel kwik aanwezig is. Als de druppel kwik tegelijk de twee contacten aanraakt maken de contacten verbinding.
Drugslabs
Bij de productiemethodes van methamfetamine kan kwik(II)chloride gebruikt worden. De MOD (Milieuongevallen Dienst ) van het RIVM heeft bij drugslabs hoge luchtconcentraties kwik gemeten. Er werd zowel kwik in het drugslab als in de nabije omgeving gemeten. In twee gevallen heeft de MOD ook kwik in de aangrenzende woningen gemeten. Als de GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) en/of GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) betrokken zijn, kan de GGD de kwikverontreiniging beoordelen en bewoners informeren, of adviseren dat de bewoners worden geïnformeerd, bijvoorbeeld door een woningcorporatie of gemeente.
Het is voor de GGD ook van belang het mogelijke gebruik van kwik in drugslabs mee te nemen bij de signalering van potentiële kwikblootstellingen. Bij een melding van een kwikintoxicatie kan een drugslab in de omgeving de bron zijn.
Andere kwikbronnen
Naast kwikblootstelling door incidenten met kwikhoudende producten in het binnenmilieu kan er ook kwikblootstelling optreden door de volgende bronnen UN (United Nations) Environment (2019):
- Tandheelkundig amalgaam
- Huidblekende cosmetica
- Voeding, met name vis, schaaldieren en zeezoogdieren (methylkwik)
- Voedingssupplementen vervuild met kwik
- Kwik uit aardgas (Ter Burg, 2023)
- Achtergrondluchtconcentratie
Volgens de Global Mercury Assessment (UN Environment (2019) komt kwik in Nederland voornamelijk vrij bij kleinschalige mijnbouw, verbranding van kolen, chloorproductie en uit afval. Deze processen dragen bij aan de achtergrondconcentratie in de lucht.
Bovenstaande bronnen vallen buiten de scope van deze richtlijn, maar ze kunnen bijdragen aan de blootstelling en relevant zijn bij de interpretatie van concentraties kwik in bloed of urine.
- Caravati, E.M., Erdman, A.R., Christianson, G., Nelson, L.S., Woolf, A.D., Booze, L.L., Cobaugh, D.J., Chyka, P.A., Scharman, E.J., Manoguerra, A.S., Troutman, W.G. (2008). ‘Elemental mercury exposure: An evidence-based consensus guideline for out-of-hospital management.’ Clinical Toxicology, 46(1), 1–21.
- Clear, R., & Rubinstein, F. (2014). ‘A time-dependent risk assessment for broken compact fluorescent lamps.’ Risk analysis : an official publication of the Society for Risk Analysis, 34(10), 1957–1967.
- Nance, P., Patterson, J., Willis, A., Foronda, N., & Dourson, M. (2012). ‘Human health risks from mercury exposure from broken compact fluorescent lamps (CFLs).’ Regulatory toxicology and pharmacology : RTP, 62(3), 542–552.
- Salthammer, T., Uhde, E., Omelan, A., Lüdecke, A., & Moriske, H. J. (2012). ‘Estimating human indoor exposure to elemental mercury from broken compact fluorescent lamps (CFLs).’ Indoor air, 22(4), 289–298.
- Sarigiannis, D. A., Karakitsios, S. P., Antonakopoulou, M. P., & Gotti, A. (2012). ‘Exposure analysis of accidental release of mercury from compact fluorescent lamps (CFLs).’ The Science of the total environment, 435-436, 306–315.
- Ter Burg, W. & Geraets, L. (2023) ‘Risicobeoordeling van kortdurende blootstelling aan hoge concentraties kwik via het gebruik van aardgas tijdens koken en gebruik van een waterboiler(PDF)’. RIVM-briefrapport 2023-0317.
- UN (United Nations) Environment (2019). Global Mercury Assessment 2018. UN Environment Programme, Chemicals and Health Branch Geneva, Switzerland.
Blootstelling
Een kwikincident kan leiden tot blootstelling aan kwik, maar ook zonder kwikincident vindt blootstelling aan kleine hoeveelheden kwik plaats. Zowel aan kwikdamp via de buitenlucht [zie Achtergrondconcentratie in de buitenlucht] als aan kwik in verschillende vormen, via andere bronnen, zoals kwik uit amalgaanvullingen of uit voeding (zie Andere kwikbronnen). Alle bronnen samen dragen bij aan de hoeveelheid kwik in het lichaam.
Luchtconcentraties na kwikincidenten
In Achtergronddocument ’Overzicht van gemeten kwikincidenten’ staat een overzicht van metingen uitgevoerd door de MOD (Milieuongevallen Dienst ) in opdracht van het cGM (centrum Gezondheid en Milieu). Voor meer informatie over meten door het RIVM zie Professionele sanering en meten kwikdamp.
Uit het Achtergronddocument ‘Overzicht van gemeten kwikincidenten’ blijkt dat de gemeten concentraties sterk uiteenlopen. Er is geen duidelijk verband tussen de hoogte van de gemeten waarden en de kwikhoudende producten. De kwikconcentratie in de ademzone is over het algemeen lager dan de concentratie dichter bij de vloer. Dit komt door diffusie en verdunning vanaf de vloer, waar de kwikdruppeltjes meestal liggen. Rondlopen en schoonmaken zorgen voor verspreiding in de ruimte. De concentratie is hoger als er nog zichtbaar kwik aanwezig is. Uit het document blijkt ook dat het opruimen van kwik niet altijd goed wordt uitgevoerd. En dat dit zowel geldt voor het opruimen door de bewoners als door een gespecialiseerd bedrijf. Als kwik niet goed is opgeruimd, kan de uitdamping gedurende lange tijd (maanden) doorgaan.
Belangrijke factoren die van invloed zijn op de kwikconcentraties zijn ventilatie en temperatuur. Zonder ventilatie hoopt de kwikdamp zich op in de ruimte. Dit leidt tot hogere concentraties. Het wel of niet openzetten van deuren of ramen kan een factor 10 - 15 verschil geven in kwikconcentraties (Baughman, 2006). Bij het verwarmen van vloeibaar kwik komt sneller een grotere hoeveelheid kwikdamp vrij. Bij het morsen van kwik bij verwarmingsbronnen zoals radiatoren of bij vloerverwarming moet hier aandacht aan worden besteed. Het is dan aan te bevelen om de verwarming uit te zetten tot het kwik is opgeruimd.
Bij kwikincidenten kunnen andere ruimten van een woning of gebouw verontreinigd raken, doordat kwik onder schoeisel, inclusief sokken, of banden van kinderwagens of rollators blijft hangen. Ook kunnen dieren en voorwerpen zoals speelgoed, kleding en schoonmaakspullen het kwik naar andere ruimten verspreiden. Een belangrijke verspreidingsbron is de stofzuiger (onder andere via wieltjes, zuigmond en uitgeblazen lucht) die gebruikt is bij het opruimen van het kwik. De stofzuiger blijft daarna bij gebruik langere tijd kwik uitblazen.
Achtergrondconcentratie in de buitenlucht
In de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-richtlijn uit 2011 stond een achtergrondconcentratie van 2-3 ng/m3 (Buijsman, 1999; Peeters, 2007) in de buitenlucht. Uit data van het Global Mercury Observation System van de Europese Unie volgt een achtergrondconcentratie van ongeveer 1,5 ng/m3 (geometrisch gemiddelde) in de periode 2013-2014. Op plekken die worden beïnvloed door mensen, zoals in steden, worden hogere concentraties gemeten (Sprovieri et al, 2016). Uit de GMOS DATA CENTER (cnr.it) blijkt dat pieken van 10 tot 50 ng/m3 (2013-2014) zijn gemeten. Het saneringsbedrijf of het RIVM meet voordat ze een woning of gebouw in gaan ook de concentratie in de buitenlucht. Als er buiten een verhoogde waarde dient dit in de rapportage meegenomen te worden.
Achtergrondconcentratie in bloed en urine
In het European Human Biomonitoring Dashboard zijn gegevens te vinden over de achtergrondconcentraties van kwik in de mens. In de ‘selection box’ kan worden geselecteerd op ‘Mercury (total)’ en de matrix (bloed, moedermelk, haar of urine). De gegevens zijn te vinden onder de ‘selection box’ (klik op 'hide selection box’). Uit de databasegegevens blijkt het volgende:
- In totaal bloed was de mediane concentratie (P50) kwik bij volwassenen (20-39 jaar) in Duitsland ongeveer 0,8 µg/l (2008-2010) en bij Tsjechische volwassenen 0,6 µg/l (2015). Bij Tsjechische kinderen was de mediane kwikconcentratie in totaal bloed 0,3 µg/l (2016-2017).
- De mediane concentratie kwik in (24-uurs) urine was bij Duitse volwassenen (20-39 jaar) ongeveer 0,06 µg/l (2013-2018). De mediane concentratie kwik in de ochtendurine van Tsjechische kinderen (3-5 en 6-11 jaar, n=409) was (2016-2017) 0,26 µg/l met een 95ste percentiel van 1,14 µg/l.
Verschillen in kwikconcentratie tussen landen kunnen te maken hebben met blootstelling aan verschillende bronnen, bijvoorbeeld amalgaanvullingen of de visconsumptie.
Het Europese Voedselagentschap (EFSA (Europese Voedselveiligheidsautoriteit): European Food Safety Authority) heeft in 2012 een rapport gepubliceerd met concentraties kwik in bloed, navelstrengbloed, haar, nagels en urine van de Europese bevolking sinds 2000. Ook in dit rapport zijn achtergrondconcentraties te vinden.
Gegevens over de achtergrondconcentraties bij de Nederlandse bevolking zijn er niet.
Blootstellingsroutes
De belangrijkste blootstellingsroute van kwik is inademing (zie ook paragraaf Kwik in het lichaam). Blootstelling door opname via de huid of inname van kwik via de mond zijn veel minder relevante blootstellingsroutes.
Inhalatie
De blootstelling aan en opname van kwik vindt hoofdzakelijk plaats door inademing van kwikdamp. Na inhalatie absorberen de longen het kwik en komt het in het bloed terecht. Kwik wordt goed opgenomen in de longen: 69% tot 85% wordt geabsorbeerd (ATSDR, 2024).
Huid
Vloeibaar kwik en kwikdampen kunnen zeer beperkt via de huid worden opgenomen. Bij blootstelling aan kwikdamp is de relatieve bijdrage aan de blootstelling door opname door de huid minder dan 3% (ATSDR, 2024).
Ingestie
Na ingestie wordt kwik vrijwel niet geabsorbeerd door de darm (NVIC).
- Agency for Toxic Substances and Disease Registry (ATSDR). 2024. Toxicological Profile for Mercury. Atlanta, GA: U.S. Department of Health and Human Services, Public Health Service.
- Baughman T. A. (2006). ‘Elemental mercury spills.’ Environmental health perspectives, 114(2), 147–152.
- Buijsman, E. (1999). Assessment of air quality for arsenic, cadmium, mercury and nickel in the Netherlands. Bilthoven, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM rapport 729999002.
- Peeters, E. (2007). Handboek binnenmilieu 2007. Rotterdam, GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Rotterdam-Rijnmond: 1-275
- Sprovieri, F., Pirrone, N., Bencardino, M., D'Amore, et al. (2016). ‘Atmospheric mercury concentrations observed at ground-based monitoring sites globally distributed in the framework of the GMOS network.’ Atmospheric chemistry and physics, 16(18), 11915–11935.
Meetmethoden voor kwik in de lucht
Om inzicht te krijgen in de blootstelling kunnen de concentraties kwikdamp in de lucht worden gemeten. Met de meetmethode moeten concentraties lager dan de gekozen toetsingswaarde kunnen worden bepaald. De gezondheidskundige advieswaarde voor een week, zoals die door het RIVM is afgeleid, bedraagt 10 μg/m3. De gezondheidskundige advieswaarde voor levenslange blootstelling aan kwik binnenshuis bedraagt 230 ng/m3 (0,23 µg/m3) (zie parageraaf Gezondheidskundige toetsingswaarden). Omdat in situaties waar de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) bij betrokken is, over het algemeen lager dan deze gezondheidskundige advieswaarden moeten kunnen worden gemeten, dient met een mobiele kwikmonitor te worden gemeten.
Hieronder staan voor elke meetmethode de belangrijkste eigenschappen, zodat per geval beoordeeld kan worden of de meetmethode geschikt is voor het beantwoorden van de gestelde vraag.
Mobiele kwikmonitor
De mobiele kwikmonitor is een directe meetmethode. Dit betekent dat de luchtconcentratie meteen kan worden afgelezen. De mobiele kwikmonitor is, zoals de naam al zegt, goed verplaatsbaar, zodat in korte tijd op meerdere plaatsen kan worden gemeten. Hierdoor kan zowel de bron worden opgespoord als eventuele verspreiding worden bepaald. Met deze meetmethode kan ook direct worden gecontroleerd of het kwik goed is opgeruimd. Er zijn verschillende mobiele kwikmonitors in gebruik:
- Mercury analyzer RA-915M. De monitor heeft een zeer lage detectiegrens van 0,5 ng/m3 (na 10 seconden) en een meetbereik tot 50.000 ng/m3 (50 µg/m3). De meter neemt een luchtmonster met een debiet van 10 l/min. Deze monitor is niet (kruis)gevoelig voor andere gassen. De monitor kan ook de data loggen. Een nadeel is dat het apparaat relatief duur is. De MOD (Milieuongevallen Dienst ) van het RIVM gebruikt deze meter.
- Kwikdampmeter Nippon EMP-3. Deze meter is ontwikkeld voor metingen op de werkplek. De meter heeft een meetbereik van 0,1 - 999 μg/m3 (100 - 999.000 ng/m3). De meter neemt een luchtmonster met een debiet van 1 l/min. De monitor maakt gebruik van datalogging. De monitor functioneert minder nauwkeurig als er veel organische dampen aanwezig zijn.
- Mobiele kwikdampanalyser Jerome J405 (oude versie is Jerome 431-X). Het meetbereik van de Jerome J405 is 0,5 – 999 µg/m3 (500 - 999.000 ng/m3). De ondergrens van het meetbereik is hoger dan de gezondheidskundige advieswaarde van 230 ng/m3 en dus is de Jerome J405 niet geschikt om te toetsen aan deze waarde. De meter neemt een luchtmonster met een debiet van van 0,75 l/min. De monitor kan uitgerust worden met datalogger.
Meetbuisje en meetbadge
Als niet heel laag of heel snel hoeft te worden gemeten, kan ook een meetbuisje of badge worden gebruikt om kwik in de lucht te meten.
Het meest gebruikte meetbuisje is van het merk Dräger. Adviseurs gevaarlijke stoffen (AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen )) van de brandweer kunnen deze meetbuisjes gebruiken. De uitslag van de meting is direct af te lezen door een kleurverandering in het buisje: van licht geel tot licht oranje. Het voordeel van deze buisjes is dat ze snel inzetbaar zijn als ze bij de brandweer op voorraad zijn. Een nadeel is het relatief hoge meetbereik van 0,05 - 2 mg/m3 (50.000 – 2.000.000 ng/m3). Deze meetmethode wordt gebruikt om snel zeer hoge, mogelijk levensbedreigende, concentraties te meten bij incidenten. De bepaling van de concentratie met het meetbuisje kan de brandweer toetsen aan de interventiewaarden (zie Interventiewaarden voor incidentbestrijding). Het meetbuisje is niet geschikt voor het toetsen van concentraties aan de gezondheidskundige advieswaarden (zie Gezondheidskundige toetsingswaarden). Als het meetbuisje geen kwik aantoont wil dit dus niet zeggen dat er geen kwik in de woning of het publieke gebouw aanwezig is.
Een manier om kwikdamp te meten over een langere tijd is een passieve meting met behulp van een SKC-kwikbadge. Deze badges worden voornamelijk gebruikt om de blootstelling bij werknemers te meten, maar zijn ook te gebruiken om concentraties in huizen te meten. De badges dienen enkele dagen in huis te worden opgehangen. De kwikdamp diffundeert naar de badge en wordt geabsorbeerd in het absorptiemateriaal van de badge. De concentratie kwikdamp wordt naderhand in een laboratorium bepaald. Voordelen van de badges zijn: ze zijn goedkoop, eenvoudig in gebruik en de gemiddelde concentratie over langere tijd kan worden bepaald. Nadelen zijn: het meetresultaat is niet direct af te lezen en er moet meestal meerdere dagen worden gemeten om te kunnen toetsen aan de gezondheidskundige advieswaarde voor langdurige blootstelling. In de praktijk wordt deze methode zelden toegepast bij incidenten in woningen of scholen.
Gezondheidskundige toetsingswaarden
De GGD kan concentraties kwik in de lucht toetsen aan de indicatieve gezondheidskundige advieswaarden van het RIVM (RIVM/VSP (Veiligheid Stoffen en Producten)-advies: Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor kortdurende en chronische inhalatieblootstelling aan metallisch kwik, Projectnummer RIVM: V/200302/23/RL (richtlijn), 24-11-2023). Let bij de toetsing op het volgende:
- Is de juiste meetmethode gebruikt om de luchtconcentratie te meten? De gebruikte meetmethode moet een bepalingsgrens hebben die lager is dan de indicatieve gezondheidskundige advieswaarde. (zie Kwik in de lucht meten)
- Waar in het huis/ gebouw is gemeten? En op welke hoogte? Een verhoogde concentratie in de schuur is minder relevant dan in de woon- of slaapkamer. En als er kleine kinderen in het huis of gebouw zijn is het belangrijk om ook resultaten van metingen dichtbij de grond te hebben.
- Wat waren de omstandigheden tijdens de meting? Als tijdens de metingen bijvoorbeeld alle ramen openstonden is de luchtconcentratie mogelijk niet representatief.
Geef aan dat je de meetresultaten niet kunt toetsen als bovenstaande vragen niet kunnen worden beantwoord op basis van de aangeleverde informatie of het meetrapport.
In onderstaande tabel staan de indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor de algemene bevolking.
Tabel: Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor de algemene bevolking (RIVM, 2023)
Toetsingswaarden in ng/m3 |
Blootstellingsperiode |
---|---|
230* |
Levenslang |
10.000 |
Week |
* Let op: In de GGD-richtlijn kwik uit 2011 was de gezondheidskundige advieswaarde voor levenslange blootstelling 50 ng/m3.
Gezondheidskundige advieswaarde voor kortdurende blootstelling (een week)
Het RIVM heeft in 2023 de indicatieve gezondheidskundige advieswaarde voor kortdurende blootstelling geactualiseerd (RIVM/VSP-advies: Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor kortdurende en chronische inhalatieblootstelling aan metallisch kwik, Projectnummer RIVM: V/200302/23/RL, 24-11-2023). Deze advieswaarde kan de GGD gebruiken bij het beoordelen van de blootstelling van bewoners van een woning of gebruikers van een publiek gebouw. Bijvoorbeeld om te beoordelen of het gezondheidskundig verantwoord is om bewoners, die in hun woning willen blijven totdat deze wordt gesaneerd, in hun woning te laten blijven. Of om te beoordelen of gezondheidsproblemen bij bewoners te verwachten zijn die gedurende enkele dagen zijn blootgesteld, omdat ze het kwik niet goed hebben opgeruimd.
De advieswaarde voor het toetsen van de blootstelling van bewoners of gebruikers van publieke gebouwen geldt voor een blootstellingsduur van één week en is 10 μg/m³ (10.000 ng/m3). Beneden deze concentratie kwik in de lucht is geen negatief effect te verwachten. Hieronder staat beschreven hoe het RIVM deze waarde heeft afgeleid.
De GGD kan de interventiewaarden gebruiken om te beoordelen of acute gezondheidseffecten te verwachten zijn (zie paragraaf Interventiewaarden voor incidentbestrijding).
Als de GGD op huisbezoek gaat mag een hogere toetsingswaarde worden gebruiken voor de toetsing van de blootstelling van de GGD-medewerker (zie paragraaf Wettelijke grenswaarde voor werknemers en Huisbezoek).
De indicatieve gezondheidskundige advieswaarde van 10 μg/m³ is als volgt afgeleid:
- Het RIVM heeft een studie bij apen uit 1996 gebruikt voor de afleiding van de toetsingswaarde (Newland et al., 1996). Er is gekozen voor een studie in apen, en niet in ratten of muizen, omdat voor neurologische ontwikkelingseffecten apen een beter model voor de mens zijn.
- In de studie van Newland (1996) zijn zwangere doodshoofdaapjes in de laatste 2/3 van de zwangerschapsduur blootgesteld aan 500 µg Hg/m3. De gemiddelde blootstellingsduur was 285 uur. Vervolgens is het functioneren van de nakomelingen van blootgestelde aapjes vergeleken met het functioneren van de nakomelingen van aapjes die niet zijn blootgesteld. Hieruit bleek dat de nakomelingen van de blootgestelde aapjes slechter functioneerden. Ze vertoonden een verhoogde variabiliteit in responstijd. Dit slechter motorisch functioneren wordt beschouwd als een gering effect: een lowest observed adverse effect concentration (LOAEC) van 500 µg Hg/m3 is gekozen voor het afleiden van de toetsingswaarde.
- Het RIVM heeft deze LOAEC eerst omgerekend naar een blootstellingsduur van een week. Hierbij wordt aangenomen dat de geaccumuleerde dosis in de hersenen bepalend is voor de neurotoxische werking. De omrekening naar een blootstellingsduur van een week resulteert in een omgerekende blootstellingsconcentratie van 848 µg/m3 (500 µg/m3 × 285 uur/ 168 uur).
- Hierna zijn de volgende ‘assessment factors’ (onzekerheidsfactoren) toegepast (conform de ECHA (European Chemicals Agency) guidance (ECHA, 2012)):
- 3 voor de extrapolatie van een LOAEC naar een ‘no observed adverse effect concentration’ (NOAEC),
- 2,5 voor het verschil tussen apen en mensen (interspecies), en
- 10 voor het verschil in gevoeligheid tussen mensen (intraspecies).
Dit leidt dit tot een advieswaarde voor blootstelling gedurende één week van 11,3 µg/m3 (848/ (3×2,5×10)). Aangezien deze advieswaarde vrijwel hetzelfde is als de advieswaarde van 10 µg/m3 die het RIVM in 2011 heeft voorgesteld, blijft de 10 µg/m3 staan. Het verschil tussen 11,3 en 10 µg/m3 komt door toepassing van een factor van 2,5 in plaats van 3 voor de interspeciesverschillen.
Gezondheidskundige advieswaarde voor chronische (levenslange) blootstelling
Het RIVM heeft in 2023 ook een nieuwe indicatieve gezondheidskundige advieswaarde voor levenslange blootstelling afgeleid. Deze advieswaarde kan de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) gebruiken bij het beoordelen van kwikconcentraties in het binnenmilieu van woningen of publieke gebouwen. De indicatieve gezondheidskundige advieswaarde is 0,23 µg/m3 (230 ng/m3) en geldt voor een levenslange blootstelling (RIVM/VSP (Veiligheid Stoffen en Producten)-advies: Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor kortdurende en chronische inhalatieblootstelling aan metallisch kwik, Projectnummer RIVM: V/200302/23/RL (richtlijn), 24-11-2023). Beneden deze concentratie kwik in de lucht is geen negatief gezondheidseffect door kwikblootstelling te verwachten, ook niet bij levenslange blootstelling. Hieronder staat beschreven hoe het RIVM deze waarde heeft afgeleid.
De indicatieve gezondheidskundige advieswaarde voor chronische blootstelling is als volgt afgeleid:
- Het RIVM heeft de afleiding van het MRL (maximumresidugehalte) voor chronische blootstelling (MRLchronic) van ATSDR (Amerikaanse Agency for Toxic Substances and Disease Registry) gebruikt om de toetsingswaarde af te leiden.
- ATSDR (2024) heeft het MRLchronic gebaseerd op onderzoek bij werknemers. Tremoren bij werknemers door blootstelling aan kwik is beschouwd als het kritisch effect. Voor het schatten van de blootstelling heeft ATSDR het kwikgehalte in de urine van de werkers als blootstellingsmaat gebruikt. Hierbij stelt ATSDR dat kwikgehaltes in de urine een nauwkeurigere schatting zijn van de ‘body burden’ (lichaamsbelasting) dan de gerapporteerde kwikconcentraties in de lucht. ATSDR heeft de kwikgehaltes in de urine vervolgens omgerekend naar kwikconcentraties in de lucht, uitgaande van een steady-state uitscheidingssnelheid en een ademvolume van 16 m3 per etmaal. Het ATSDR heeft geen conversie voor het verschil in blootstellingsduur tussen werknemers en de algemene bevolking toegepast. Ze nemen aan dat bij de algemene bevolking dezelfde steady-state urine kwikgehaltes als bij de werknemer worden bereikt door ongeveer driemaal zo lange blootstelling aan een driemaal zo lage kwikconcentratie in de lucht.
- ATSDR (2024) heeft voor de afleiding van het MRL uit zeven studies een tijdgewogen mediane kwikconcentratie in de lucht van 4,92 µg/m3, met als 95%-betrouwbaarheidsinterval 2,84 – 7,00 µg/m3, berekend. Om te verdisconteren voor onzekerheid in de geschatte kwikconcentratie in de lucht, heeft ATSDR de ondergrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval (2,84 µg/m3) gebruikt voor de afleiding van de MRLchronic.
- Op de kwikconcentratie is een onzekerheidsfactor van 10 voor het verschil in gevoeligheid tussen werknemers en de algemene bevolking toegepast, resulterend in een MRLchronic van 0,3 µg/m3.
- Volgens de ECHA (European Chemicals Agency) guidance (ECHA, 2012) bedraagt de hoeveelheid ingeademde lucht voor de algemene bevolking 20 m3 per etmaal. Op basis hiervan heeft het RIVM een correctie toegepast op de MRLchronic van ATSDR die is uitgegaan van 16 m3. Dit resulteert in een gecorrigeerde concentratie van 2,27 µg/m3 (2,84 × 16/20). Na toepassing van een onzekerheidsfactor van 10 voor het verschil in gevoeligheid tussen werknemers en de algemene bevolking (intraspecies), leidt dit tot een advieswaarde voor chronische blootstelling van (2,27/ 10 =) 0,23 µg/m3.
- Let op: Deze waarde is hoger dan die in de vorige GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-richtlijn uit 2011 stond. Daarin werd 0,05 µg/m3 of wel 50 ng/m3 genoemd.
Overige toetsingswaarden
Wettelijke grenswaarde voor werknemers
In de Arbeidsomstandighedenregeling is de wettelijke grenswaarde voor arbeidsblootstelling aan ‘kwik en tweewaardige anorganische divalente kwikverbindingen (gemeten als kwik)’ opgenomen van 20 µg/m3 (20.000 ng/m3) als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur (TGG-8 uur). Deze grenswaarde wordt door bedrijven, waaronder saneringsbedrijven, gebruikt als grenswaarde voor hun medewerkers en kan onjuist worden toegepast als toetsingswaarde voor bewoners of gebruikers van een publiek gebouw. Voor bewoners en gebruikers van een publiek gebouw dient te worden getoetst aan de indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor de algemene bevolking [zie tabel Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden].
Interventiewaarden voor incidentbestrijding
Voor de beoordeling van blootstelling bij een ramp of incident (incidentbestrijding) worden in Nederland interventiewaarden gevaarlijke stoffen gebruikt. Als er sprake is geweest van kortdurende blootstelling, tot 8 uur, en van gezondheidsklachten, dan kunnen deze interventiewaarden worden gebruikt om de situatie te beoordelen. Let op: De eenheid van de interventiewaarden is mg/m3: 0,33 mg/m3 = 330 µg/m3 = 330.000 ng/m3. De interventiewaarden zijn concentraties waarbij, na relatief kortdurende blootstelling, gezondheidseffecten kunnen worden verwacht. Voor de indicatieve gezondheidskundige advieswaarden geldt dat dit concentraties zijn waar beneden geen gezondheidseffecten worden verwacht. De brandweer of GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) zal bij een incident (meestal eerst) toetsen aan de interventiewaarden. De meetmethode van de brandweer (Dräger meetbuisje) is gevoelig genoeg om aan de interventiewaarden te kunnen toetsen, maar niet om aan de indicatieve gezondheidskundige advieswaarden te toetsen. Dus vraag na hoe gemeten en getoetst is als de brandweer aangeeft dat een woning of gebouw veilig is. Zie voor meer informatie over interventiewaarden voor incidentbestrijding de website risico’s van stoffen.
Er zijn interventiewaarden voor verschillende effectniveaus en blootstellingsduur (zie Tabel Interventiewaarden elementair kwik in mg/m3):
- De voorlichtingsrichtwaarde (VRW) is de luchtconcentratie die met grote waarschijnlijkheid door de blootgestelde bevolking als hinderlijk wordt waargenomen, of waarboven lichte gezondheidseffecten mogelijk zijn.
- De alarmeringsgrenswaarde (AGW (anogenitale wratten)) is de luchtconcentratie waarboven onherstelbare of andere ernstige gezondheidseffecten kunnen optreden, of waarbij door blootstelling aan de stof personen minder goed in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen.
- En de levensbedreigende waarde (LBW (levensbedreigende waarde)) is de luchtconcentratie waarboven mogelijk sterfte of levensbedreigende aandoeningen kunnen ontstaan.
Tabel: Interventiewaarden elementair kwik in mg/m3 (Interventiewaarden voor incidentbestrijding: interventiewaarden, stofdocumenten en handleiding, december 2023). Let op: Concentraties in mg/m3
Interventiewaarden |
10 min |
30 min |
1 uur |
2 uur |
4 uur |
8 uur |
---|---|---|---|---|---|---|
Voorlichtingsrichtwaarde (VRW) |
n.a.* |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
n.a. |
Alarmeringsgrenswaarde (AGW) |
3,1 mg/m3 |
2,1 mg/m3 |
1,7 mg/m3 |
1,3 mg/m3 |
0,67 mg/m3 |
0,33 mg/m3 |
Levensbedreigende waarde (LBW) |
16 mg/m3 |
11 mg/m3 |
8,9 mg/m3 |
4,5 mg/m3 |
2,2 mg/m3 |
2,2 mg/m3 |
*n.a. Er is geen VRW afgeleid, omdat een lage concentratie kwik niet tot hinder of tot direct merkbare lichte gezondheidseffecten leidt.
- Newland, M. C., Warfvinge, K., & Berlin, M. (1996). ‘Behavioral consequences of in utero exposure to mercury vapor: alterations in lever-press durations and learning in squirrel monkeys.’ Toxicology and applied pharmacology, 139(2), 374–386.
- ECHA (European Chemicals Agency) (2012). Guidance on information requirements and chemical safety assessment. Chapter R.8: Characterisation of dose [concentration]-response for human health. Version 2.1. November 2012. European Chemicals Agency, Helsinki, Finland.
- Agency for Toxic Substances and Disease Registry (ATSDR). 2024. Toxicological Profile for Mercury. Atlanta, GA: U.S. Department of Health and Human Services, Public Health Service.
Wet- en regelgeving
In respectievelijk de jaren 50 (Minamata) en jaren 60 (Niigata) van de vorige eeuw kregen mensen en dieren in deze Japanse steden ernstig neurologische gezondheidsklachten na het eten van vis, schaal- en schelpdieren die was verontreinigd met methylkwik (zie paragraaf Verschillende vormen van kwik). Het kwik was door de plaatselijke chemische industrie geloosd. In de jaren 70 kregen mensen in Irak dezelfde klachten na het eten van granen die waren behandeld met kwikhoudende fungiciden. Mede naar aanleiding van deze incidenten zijn er internationaal afspraken gemaakt met als doel de gezondheid en het milieu te beschermen door het gebruik van kwik terug te dringen: het Verdrag van Minamata. Dit verdrag is in 2017 in werking getreden en alle EU (Europese Unie)-lidstaten, bijna alle andere Europese landen en ook de meeste landen buiten Europa hebben het verdrag geratificeerd. Dit betekent dat deze landen zich moeten houden aan de regels van het verdrag.
Europese regelgeving
Een van de doelen van de Europese verordening 2017/852 is de EU-wetgeving in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Minamata, dat in 2017 in werking is getreden. Deze Europese ‘kwikverordening’ stelt regels voor de hele levenscyclus van kwik, van de kwikmijnbouw tot de verwijdering van kwikafval. Een belangrijk onderdeel van de verordening is de uitbreiding van het verbod op kwikhoudende producten. Sinds 31 december 2020 is in de EU de uitvoer, invoer en productie van bijna alle kwikhoudende producten verboden (zie bijlage II van de Regulation - 2024/1849 - EN - EUR-Lex (europa.eu) voor meer informatie).
In Annex XVII van de REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals )-verordening (Geconsolideerde tekst: 32006R1907 — NL — 25.09.2015 (europa.eu)) is het gebruik van kwik in koortsthermometers en andere meetinstrumenten voor consumenten verboden. In deze annex is kwik ook voor professioneel en industrieel gebruik verboden, maar gelden overgangstermijnen en zijn er uitzonderingen voor oude instrumenten die al in gebruik waren voor het verbod. Verder bevat de REACH-verordening een verbod op levering van kwik of kwikmengsels aan consumenten met een kwikconcentratie groter zijn dan 0,00005%.
Nederlandse wet- en regelgeving
In 2019 is het Besluit kwik en kwikhoudende producten milieubeheer (het ‘kwikbesluit’) gewijzigd naar aanleiding van het in werking treden van de Verordening (EU) 2017/852 (de ‘kwikverordening’). Het Nederlandse kwikbesluit is hiermee in lijn gebracht met de Europese kwikverordening. In het kwikbesluit zijn ook regels voor de uitvoering en handhaving van de bepalingen uit de kwikverordening opgenomen. In Nederland waren veel kwikhoudende producten al jarenlang verboden op grond van het kwikbesluit en andere Nederlandse milieuwetgeving. Kwikhoudende producten mochten alleen op de markt worden gebracht voor specifieke doeleinden door gespecialiseerde gebruikersgroepen. De wijziging van het kwikbesluit heeft geen invloed gehad op de verboden voor de productie of handel van huishoudelijke kwikhoudende producten, zoals thermometers. Dit was al verboden. Het toezicht op het verbod op kwikhoudende producten ligt bij de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) en de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Wel mogen meetinstrumenten met kwik die voor 1957 zijn geproduceerd nog worden verhandeld, denk aan barometers en thermometers. Een verbod op de productie, export en import betekent niet dat producten met kwik niet meer in huishoudens of bij organisaties aanwezig zijn, omdat het in bezit hebben van (oude) producten met kwik niet verboden is.
Kwik en kwikhoudend (huishoudelijk) afval kan als klein chemisch afval worden ingeleverd bij de gemeentelijke milieustraat. Het afvalverwerkingsbedrijf, dat eigenaar is van de milieustraat, bepaalt welk afval en hoeveel het accepteert.
Het kwikbesluit wordt niet opgenomen in een van de besluiten van de Omgevingswet. Kwik is een ZZS (Zeer Zorgwekkende Stoffen
) omdat kwik een reproductietoxische stof is: kwik kan het ongeboren kind schaden. Hierom zijn in het Besluit activiteiten leefomgeving wel regels opgenomen voor bedrijven. Bedrijven moeten de emissies van kwik naar de lucht en het water minimaliseren (minimalisatieverplichting).
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij een kwikincident
Het opruimen van kwik kan hoge kosten met zich meebrengen. Als er veel kwik is vrijgekomen, of er andere factoren zijn die het blootstellingsrisico sterk verhogen, dient bij voorkeur een gespecialiseerd bedrijf het kwik op te ruimen. Het bedrijf kan ook controlemetingen doen. Voor de kosten kunnen bewoners of gebouweigenaren in sommige gevallen aanspraak maken op een woonverzekering. De bewoner of eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor het opruimen van het kwik en moet zelf nagaan of zijn verzekeraar de kosten dekt.
De bewoner is zelf verantwoordelijk voor zijn gezondheid en die van medebewoners bij incidenten die door eigen handelen zijn veroorzaakt. Voor de overheid zijn er slechts beperkt wettelijke mogelijkheden om bij een kwikincident op te treden. Bij een kwikverontreiniging in een woning zal meestal geen sprake zijn van overlast voor de omgeving. Hierdoor zal de gemeente ook niet snel op grond van de Woningwet optreden. Mocht de gemeente wel willen optreden, dat biedt artikel 1a, lid 2 van de Woningwet een mogelijk aanknopingspunt:
"Eenieder die een bouwwerk of standplaats bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt."
Vanuit de Woningwet en Bouwverordening (artikel 7.3.2) bestaan verder geen aanknopingspunten voor handhaving door de gemeente, omdat bij een kwikverontreiniging geen sprake is van een bouwkundig gebrek.
Ook vanuit de Wet Publieke Gezondheid kunnen gemeenten en GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) niet afdwingen dat een woning wordt schoongemaakt. Sommige bewoners en eigenaren van woningen besluiten niet schoon te maken na een kwikincident. Ze zien het belang er niet van in of hebben er geen geld voor. De GGD zorgt vanuit het publieke gezondheidsbelang voor goede informatie over het gezondheidsrisico van kwik en het belang van zorgvuldig (laten) opruimen. De GGD kan bewoners met weinig financiële middelen en/of beperkte vaardigheden eventueel ondersteunen, bijvoorbeeld bij het organiseren van de kwiksanering, het op weg helpen richting verzekeraar en/of nagaan of een gemeente financieel kan ondersteunen. Dit om blootstelling aan kwik van de huidige en toekomstige bewoners zoveel mogelijk te voorkomen.
Een mogelijkheid voor de bescherming van bewoners tegen kwikblootstelling is de meldingsplicht (of mededelingsplicht) die de verkoper heeft bij de verkoop van de woning. Dit is vergelijkbaar met de verplichting van de verkoper om de aanwezigheid van asbest of loden leidingen in een woning te melden aan de koper. Hiervoor is het wel nodig dat de verkoper, koper en/of makelaar op de hoogte is van het gezondheidsrisico van kwik. De verkoper moet aangeven of een kwikincident heeft plaatsgevonden in de woning en de koper en/of makelaar moet hiernaar vragen. In tegenstelling tot asbest en loden leidingen komt kwik niet voor op de vragenlijst van de NVM. Hierdoor wordt informatie over een eventueel kwikincident niet standaard gedeeld. Het is ook niet waarschijnlijk dat een koper (in het kader van zijn onderzoeksplicht) een bedrijf inschakelt om kwikmetingen te verrichten in een woning die hij wil kopen, als hij geen informatie krijgt van de verkoper over een kwikincident.
Tot slot zou een verhuurder erop kunnen worden aangesproken dat hij verantwoordelijk is voor de verhuur van een goed bruikbare woning. De verhuurder kan een vertrekkende huurder vragen of een incident met een kwikhoudend product heeft plaatsgevonden. Maar omdat kwikincidenten vrij weinig voorkomen, is het niet de verwachting dat dit in de praktijk uitgevraagd wordt.
Voor een groot deel van de kwikhoudende producten gold in Nederland en de andere lidstaten al een verbod op basis van oudere Europese regelgeving, waaronder de inmiddels ingetrokken richtlijn 76/769/EEG, ingetrokken Verordening (EG (Europese Gemeenschap)) 1102/2008 en de richtlijn 2011/65/EU (Europese Unie) betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. Sinds 2021 is een uitzondering voor de verkoop van het merendeel van de kwikhoudende lampen met een uitfaseerfase komen te vervallen. Voor de stand van zaken over de Europese wet- en regelgeving over kwik zie: EU-recht - EUR-Lex.
Advisering bij een kwikincident
Advisering in grote lijnen
Het doel van de advisering van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) bij een kwikincident is blootstelling aan kwik en gezondheidseffecten, waaronder bezorgdheid, te voorkomen of te beperken. Bij een kwikincident in gebouwen, zoals een woning, school of verpleeghuis, is het hierom van belang direct advies te geven over:
- het voorkomen van blootstelling en verdere verspreiding,
- en de noodzaak van het zorgvuldig op (laten) ruimen.
Ook dient te worden nagedacht over het betrekken van instanties, zoals een woningbouwcorporatie, saneringsbedrijf en/of de verzekeraar. Bij gezondheidsklachten kan het nodig zijn om met de huisarts en het NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) ) af te stemmen.
Een deel van de mensen onderschat de gezondheidsrisico´s van kwik, omdat zij bijvoorbeeld vroeger proefjes met kwik hebben gedaan op school. Goede informatievoorziening over het gezondheidsrisico van kwik is van belang om de betrokkenen te overtuigen van de noodzaak het kwik zorgvuldig op te (laten) ruimen. Het zorgvuldig opruimen van de kwikvloeistof is noodzakelijk om chronische blootstelling in de toekomst te voorkomen. Het RIVM heeft verschillende opruiminstructies opgesteld, afhankelijk van de hoeveelheid kwik en de ondergrond waarop het kwik of kwikhoudend product is gevallen. Het RIVM heeft opruiminstructies, deze worden in de paragraaf Aandachtspunten bij opruiminstructies van het RIVM toegelicht. Publieksinformatie over kwik is te vinden op de site GGDLeefomgeving. Op GGDLeefomgeving staan bedrijven die kwiksaneringen uitvoeren.
Blootstelling kan met eenvoudige maatregelen worden voorkomen of beheerst:
- Blijf uit de verontreinigde ruimte(n). Omdat kinderen en zwangeren (ongeboren kinderen) gevoeliger zijn, is het van belang dat zij de verontreinigde ruimte(n) direct verlaten en niet bij de opruimwerkzaamheden aanwezig zijn of betrokken worden. Dit zijn ook de groepen waarbij, of waarover sneller bezorgdheid ontstaat. Besteed hier aandacht aan bij (risico)communicatie. Zorg er ook voor dat huisdieren de verontreinigde ruimte(n) niet in kunnen. Dit om verspreiding van kwik naar andere ruimten te voorkomen.
- Ventileer de verontreinigde ruimte(n). Adviseer, als dit mogelijk is zonder door het kwik te lopen, de ramen en/of buitendeur(en) van de ruimtes die zijn verontreinigd te openen. En deuren naar andere ruimtes te sluiten. Op deze manier kan de kwikdamp naar de buitenlucht worden afgevoerd.
Leg aan de melder uit dat kwikbolletjes zich vaak verspreiden naar alle hoeken en gaten. En dat kwik zich hecht aan kleding of schoenen en zich zo makkelijk verder verspreidt door de woning of het gebouw. De kwikbolletjes kunnen ook in kieren bij plinten of van (houten of laminaat)vloeren verdwijnen. Het is belangrijk dat al het kwik wordt gevonden en opgeruimd. De bolletjes zijn vaak beter zichtbaar als gezocht wordt met een zaklamp of de lamp van de mobiele telefoon.
Naast de direct betrokkenen, zoals de bewoners van woningen en aanwezigen in scholen of verzorgingshuizen, kan het nodig zijn om derden te informeren over het incident. Spreek met de melder af wie wie informeert over het incident. Onder derden vallen bijvoorbeeld de eigenaar van de woning, zoals een woningcorporatie, het schoolbestuur of de gemeente. Een woningcorporatie kan belang hebben bij kennis van een incident, omdat bij onzorgvuldige schoonmaak en langdurige uitdamping ook een volgende huurder blootgesteld kan worden. Het schoolbestuur en de leiding van een kindercentrum hebben een verantwoordelijkheid voor een veilige opvang en leeromgeving, en het informeren van de ouders/ verzorgers. Bij professionele sanering is het belangrijk om vooraf met de verzekering af te stemmen over de voorwaarden voor vergoeding van de saneringskosten.
Eerste handelingsperspectief
De GGD-medewerker geeft de melder direct adviezen en instructies om verdere blootstelling van personen aan kwik te voorkomen en verspreiding te verminderen of voorkomen. Mocht het kwikhoudend product pas net zijn gevallen, dan kan aan de melder de gelegenheid worden gegeven om onderstaande adviezen/ instructies eerst op te volgen voordat verder wordt afgestemd over de aanpak.
- Wijs de melder op de opruiminstructies van het RIVM
- Zorg ervoor dat er niet door het gemorste kwik wordt gelopen.
- Laat kinderen, zwangeren en huisdieren de ruimte(n) waar (mogelijk) kwik aanwezig is verlaten, en zorg ervoor dat ze de ruimte(n) niet betreden totdat het kwik is opgeruimd. Geef advies om tijdelijk elders te verblijven als je verwacht dat er gezondheidsrisico's kunnen optreden bij verblijf in de woning. Bijvoorbeeld als kwik door de hele woning verspreid is in combinatie met jonge kinderen of zwangeren in het huishouden.
- Open ramen en/of buitendeur(en) van de ruimte(n) waar (mogelijk) kwik aanwezig is, zonder door het gemorste kwik te lopen. Indien er een ventilatiesysteem in het gebouw aanwezig is, zet deze dan aan op de hoogste stand. Let op: Als er sprake is van een recirculatiesysteem dan is het beter om deze uit te schakelen, en na het opruimen van het kwik de filter te vervangen.
- Trek verontreinigde schoenen en/of kleding uit bij het verlaten van verontreinigde ruimte(n). Doe ze voorzichtig in een plastic zak, sluit de zak en zet deze buiten. Als mensen kwik (deels) over zich heen hebben gekregen dan dient direct na het ontkleden en buiten zetten van de kleding te worden gedoucht met milde zeep.
- Bewaar spullen die (mogelijk) in aanraking zijn gekomen met het kwik, zoals schoenen en kleding, zo veel als mogelijk buiten de woning, bijvoorbeeld in de tuin, op het balkon of in de schuur. Stop deze spullen in een vuilniszak of plastic bak, maar niet bij het restafval. Met kwik verontreinigde spullen zijn klein chemisch afval.
- Sluit de deur(en) tussen de verontreinigde ruimte(n) en andere ruimten in de woning of het gebouw
- Geef aan dat ze geen stofzuiger moeten gebruiken om het kwik op te ruimen.
- Als er al is schoongemaakt zet dan ook het verzamelde kwik en een eventueel gebruikte bezem en/of stofzuiger buiten.
- Een verontreinigde rolstoel of kinderwagen kan ook buiten worden gezet, maar let erop dat hierbij geen verspreiding van kwik plaatsvindt. Als dit risico bestaat kan de rolstoel of kinderwagen beter in de verontreinigde ruimte worden achtergelaten.
- Is het kwik gevallen in de buurt van stoffen materialen, zoals een vloerkleed? Leg deze, indien mogelijk, ook buiten neer. Let ook hierop dat je het kwik niet verspreidt naar de rest van de woning.
Spreek dan af wie weer contact opneemt als deze adviezen en instructies zijn opgevolgd. Schat in, of vraag aan de melder of hij in staat is de adviezen op te volgen. Sommige mensen zijn minder zelfredzaam, bijvoorbeeld door hun hoge leeftijd. Wijs minder zelfredzame mensen op de mogelijkheid om een professioneel bedrijf in te schakelen en/of overweeg een huisbezoek.
Vragen voor beeldvorming
Een burger of instantie neemt telefonisch of per email contact op met de GGD, omdat er (mogelijk) kwik is vrijgekomen. Informatie over een kwikincident kan ook via de GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) bij de GGD terecht komen. Buiten kantoortijden kan de GAGS via de meldkamer door de brandweer of ambulance zijn ingeschakeld om te adviseren bij een kwikincident. De GAGS zal een gezondheidskundige beoordeling maken van de situatie en adviseren over de te nemen maatregelen. De GAGS draagt indien nodig het incident op de eerstvolgende werkdag over aan de GGD, team Milieu en Gezondheid, dat zorgt draagt voor eventuele vervolgacties.
Om goed te kunnen adviseren is het nodig een goed beeld te krijgen van de situatie. Gebruik onderstaande vragen om dit beeld te krijgen. Voor de adviezen die de GGD kan geven zie: Advisering in grote lijnen en Aandachtspunten bij de opruiminstructies van het RIVM:
- Wat is gebroken of omgevallen?
Is het een practicumvoorraad kwik, barometer, bloeddrukmeter, (koorts)thermometer, kwikschakelaar, kwikspiegel, tl-buis, spaarlamp, of ander oud apparaat met kwik? - Is de melder zeker dat de vloeistof kwik is? Is de vloeistof zilvergrijs en blijft deze in (kleine) bolletjes bij elkaar?
Kenmerkend voor kwik is dat de zilverkleurige vloeistof zich in bolletjes over de grond verspreidt. De bolletjes vormen een groter bolletje als deze bij elkaar worden geveegd. Vraag bij een koortsthermometer of de thermometer van het bedrijf Geratherm is. Deze thermometers bevatten een zilvergrijze legering van gallium, indium en tin, genaamd Galinstan®. Wanneer de koortsthermometer van Geratherm is en de zilvergrijze vloeistof plasjes vormt in plaats van bolletjes, gaat het hoogstwaarschijnlijk niet om kwik, maar om Galinstan®. Ook de aankoopdatum is een belangrijke aanwijzing voor de bepaling of de thermometer kwik bevat. Als de thermometer na 2003 nieuw gekocht is, bevat deze geen kwik, omdat de verkoop van kwikthermometers na 2003 verboden is. Thermometers kunnen ook gekleurde vloeistoffen bevatten, vaak rood of blauw. Als de vloeistof die vrij is gekomen rood of blauw is, dan is dit geen kwik. De rode of blauwe vloeistof kan worden opgeruimd met keukenpapier of een doek. Het keukenpapier of de doek, inclusief de glasscherven kunnen gewoon als restafval worden weggegooid. Ook Galinstan® kan op deze wijze worden opgeruimd. - Wanneer is het gebeurd?
Als het incident net is gebeurd, is de verspreiding vaak beperkt of nog makkelijk na te gaan. Wanneer het kwik langer geleden is vrijgekomen of gedurende langere tijd is verspreid, is het veel moeilijker om verspreiding en blootstelling in kaart te brengen. - Waar is het kwik vrijgekomen? Buiten of binnen? In een woning, school, kindercentrum, zorginstelling of ander gebouw? En in welke ruimte? En/of in een auto?
Voor de advisering is van belang hoe de ruimte wordt gebruikt, en hoe eenvoudig de ruimte tijdelijk kan worden afgesloten. Vraag ook waar de ruimte, waar het kwik is vrijgekomen, zich bevindt ten opzichte van andere vertrekken (welke verdieping en wat is het gebruik van aangrenzende kamers?). - Zijn er nog mensen/huisdieren in de ruimte? Of zijn er mensen/huisdieren in de ruimte geweest sinds het kwik is vrijgekomen? Voor de advisering is het van belang om na te gaan of het kwik zich via de schoenen, kleding of handelingen van de mensen/huisdieren die aanwezig zijn of waren heeft verspreid naar andere ruimtes.
- Als er mensen aanwezig waren toen het kwik viel:
- Waar zijn zij nu? En hoe zijn ze daar gekomen?
- Hoeveel mensen? Leeftijd? Zwanger?
- Hoe lang waren ze in de ruimte(n)?
- Zijn er mensen met gezondheidsklachten? Zo ja, wat zijn de klachten en wanneer zijn ze ontstaan?
- Zijn mensen bezorgd? Kunnen ze zelf zorgen voor een oplossing of hebben ze hulp nodig.
- Is het kwikhoudend product of het kwik op een harde of zachte ondergrond terecht gekomen? In geval van een harde ondergrond heeft het kwik zich hoogstwaarschijnlijk verder verspreid, maar is het over het algemeen beter op te ruimen. Zitten er naden of kieren in de vloer? Zijn er plinten? Liggen er kleden op de vloer? Staan er meubels? Is het kwik gevallen in de buurt van textiel? Kwik kan namelijk in stoffen materialen blijven hangen.
- Is het kwik al opgeruimd? Zo ja, hoe is dit gedaan? Is hierbij de desbetreffende RIVM-opruiminstructie gebruikt? Is de stofzuiger gebruikt om kwik op te zuigen? Of is het kwik opgeveegd of opgedweild? Waar is het opgeruimde kwik en waar staan of liggen alle hierbij gebruikte materialen? Zijn (mogelijk) verontreinigde kleding of schoonmaakmaterialen in de wasmachine gewassen?
- Wat waren de omstandigheden in de ruimte(n) toen het kwikhoudend product viel, en wat zijn de omstandigheden nu? Werd er gelucht of geventileerd toen het kwikhoudend product viel? Zijn er in de ruimte(n) ramen en/of buitendeuren aanwezig? Is het gebouw voorzien van een mechanisch ventilatiesysteem? Hoe wordt de ruimte, gebouw of worden de ruimten nu geventileerd? Staan de ramen en/of buitendeur(en) open? En is de deur of zijn de deuren naar andere ruimten gesloten? Als de ramen/ deuren in de ruimte waar kwik gevallen is nog niet open staan, kunnen ze alsnog worden opengezet? Het is belangrijk dat mensen hierbij niet door het kwik lopen.
Opruiminstructies
Op de RIVM onderwerppagina kwik zijn instructies te vinden voor het veilig opruimen van kwik in verschillende situaties. Hieronder volgt een toelichting voor de barometer of bloeddrukmeter, de thermometer en een TL-buis of spaarlamp.
Barometer of bloeddrukmeter
Bij een incident met een barometer of bloeddrukmeter komt veel kwik vrij. Als kwik uit een van deze, of een ander kwikhoudend product met veel kwik, is vrijgekomen, dan is het advies aan de melder om het kwik door een gespecialiseerde saneerder op te laten ruimen. Het opruimen van kwik is specialistisch werk en niet ieder bedrijf kan dit. Op GGDLeefomgeving.nl staan bedrijven die kwiksaneringen uitvoeren. Geef bij deze verwijzing aan dat een professionele sanering (hoge) kosten met zich meebrengt. Adviseer de melder om contact op te nemen met de verzekeraar om na te gaan of de saneringskosten worden vergoed. En adviseer de melder er alert op te zijn dat de verzekeraar een gespecialiseerde saneerder inschakelt als de verzekeraar een saneerder regelt.
Thermometer
Kwik uit een gebroken thermometer kunnen mensen zelf opruimen aan de hand van de opruiminstructies. Aanvullingen zijn:
- Als de stofzuiger al gebruikt is, dan is deze hoogstwaarschijnlijk verontreinigd met kwik. Als er geen meting wordt gedaan, dan kan de gebruikte stofzuiger het beste in plastic worden ingepakt en afgevoerd naar de milieustraat. Dit geldt ook voor eventueel andere gebruikte schoonmaakspullen, zoals een bezem of dweil. Als wel nog een meting wordt gedaan, kan worden gecontroleerd of de stofzuiger verontreinigd is. Adviseer dan om de stofzuiger tot die tijd niet te gebruiken en buiten onder een afdak of in de schuur te zetten.
- Was met kwik verontreinigd textiel niet in de wasmachine, omdat deze dan ook verontreinigd kan raken. Als de wasmachine gebruikt is, kan met een meting worden gecontroleerd of de wasmachine verontreinigd is.
- Als er kwik door de gootsteen, het doucheputje of wc is gespoeld kan er kwik in achterblijven. Wees hier alert op. Als de zwanenhals, het doucheputje of de wc kwik bevat dient dit te worden verwijderd. Bijvoorbeeld door het verontreinigde water in de zwanenhals over te schenken in een glazen pot of de gehele zwanenhals te vervangen.
- De bolletjes zijn vaak moeilijk te herkennen voor het ongetrainde oog. Ze kunnen heel klein zijn en onder stoelpoten of schoenen zitten, of in kieren of achter plinten zijn geschoten. De bolletjes glinsteren en beter te vinden met een zaklamp of de lamp van een mobiele telefoon.
- Adviseer melders om goed onder stoelenpoten en andere meubels te kijken. Controleer meubelvilt onder de meubelpoten. Controleer ook schoenen en kleding. En als er plinten of kieren zijn, dan moet hier ook achter of in worden gekeken. Als het kwik op een laminaatvloer is gevallen is het advies om na het schoonmaken van de laminaatvloer ook onder het laminaat te controleren op kwikbolletjes. Er kan namelijk kwik via kieren in de laminaatvloer onder de vloer terecht zijn gekomen.
- Kwik kan door opruimwerkzaamheden makkelijk worden verspreid door de woning. Bijvoorbeeld omdat verontreinigde spullen zijn verplaatst of omdat de stofzuiger is gebruikt. Mocht een meting zijn gepland, adviseer dan om alle mogelijk verontreinigde spullen te verzamelen, bijvoorbeeld buiten of onder een overkapping, zodat ze kunnen worden gecontroleerd.
- Verontreinigde zachte materialen zijn niet goed te reinigen. Zachte materialen zijn: kleding, gordijnen, kleedjes, vloerbedekking, handdoeken, kussens en knuffels. Voer zichtbaar verontreinigde materialen, goed in plastic ingepakt, af naar de milieustraat. Niet zichtbaar verontreinigde zachte materialen/ materialen die niet direct in contact kunnen zijn gekomen met kwik kunnen in de buitenlucht uitdampen. Volgens een saneerder (persoonlijke mededeling) is 1 week voldoende.
- Adviseer de melder om na het opruimen van kwik volgens de opruiminstructie gedurende enkele weken extra te ventileren. Leg uit wat we als GGD verstaan onder goed ventileren. Licht toe dat de mate van ventilatie van invloed is op het kwikgehalte in de lucht. Slechte ventilatie kan leiden tot een hoger gehalte kwikdamp in de binnenlucht.
- Wijs de melder op de informatie over kwik op GGDLeefomgeving.
TL-buis of spaarlamp
Bij een gevallen tl-buis of spaarlamp komt maar heel weinig kwik vrij en zijn geen gezondheidseffecten te verwachten. Eventueel gemelde gezondheidsklachten zijn zeer waarschijnlijk niet aan blootstelling aan kwik toe te schrijven. Omdat kwik een giftige stof is, is het wel belangrijk dat de melder de kapotte lamp zorgvuldig opruimt met behulp van de opruiminstructie van het RIVM voor een harde of een zachte ondergrond.
Huis- of locatiebezoek
Of de GGD-medewerker een huis- of locatiebezoek aflegt is maatwerk. Overweeg in de volgende situaties een bezoek aan de woning of locatie:
- De GGD-medewerker krijgt telefonisch geen goed beeld van de situatie. Tijdens het huisbezoek kan nogmaals worden nagevraagd wat er is gebeurd: kwikhoudend product, waar en wanneer gevallen en hoe opgeruimd?
- Bij de GGD-medewerker bestaat de indruk dat de melder de adviezen niet begrijpt of niet kan opvolgen. Tijdens het bezoek kan worden gekeken waar het kwik terecht is gekomen en beter worden beoordeeld of het goed is opgeruimd.
- Ter voorbereiding op een nameting van het RIVM.
- Bij incidenten waarbij veel kwik is vrijgekomen op scholen, in een kindercentrum of in een zorginstelling. Tijdens het bezoek kan het advies van de GGD worden besproken, kunnen afspraken worden gemaakt over de communicatie, en over het gebruik van het gebouw tot na de sanering.
- Als gezondheidsklachten worden gemeld die passen bij kwikblootstelling. Door een bezoek af te leggen kan de blootstelling beter in beeld worden gebracht. Het zo goed mogelijk objectiveren van de blootstelling is belangrijk als je een uitspraak wilt doen over een mogelijke relatie tussen blootstelling en gezondheidsklachten. Uiteraard moet er bij gezondheidsklachten ook contact worden opgenomen met een arts.
Twijfel je over nut en noodzaak van een huis- of locatiebezoek overleg dan met een collega of jouw team. In veel gevallen moet het huisbezoek zo snel mogelijk plaatsvinden. Bij een gevallen tl-buis, spaarlamp of ander product met weinig kwik hoeft geen bezoek aan de locatie te worden gebracht.
Aandachtspunten bij een huis- of locatiebezoek:
- Let erop dat je zelf het kwik niet verspreidt, of mee naar huis of kantoor neemt. Draag wegwerpoverschoenen om te voorkomen dat je jouw schoenen verontreinigt met kwik. Doe de overschoenen uit als je de ruimte, woning of het gebouw verlaat en voer ze, als ze (mogelijk) verontreinigd zijn met kwik, af als chemische afval.
- Let op dat je zelf niet hoog wordt blootgesteld. Betreed alleen ruimtes waar de ramen en/of buitendeur(en) openstaan. Als je op huisbezoek gaat samen met het RIVM (of saneerder), en ramen en/of deuren dicht zijn (zie Meetinstructie), bepaal dan in overleg met de MOD (Milieuongevallen Dienst ) (of saneerder) bij welke concentratie je de ruimte niet betreedt of verlaat. Bijvoorbeeld bij een concentratie van 20.000 ng/m3 of hoger op ademhoogte (link naar Wettelijke grenswaarde voor de werkplek).
- Neem een zaklamp (met LED) en/of telefoon mee, zodat je kleine kwikbolletjes beter kunt vinden door ze te beschijnen. Met je telefoon kun je ook foto’s maken.
- Ga je met het RIVM (of een saneerder) mee, bereid je dan voor op het beoordelen van de meetresultaten [zie Beoordeling meetresultaten]. Mocht je met een saneerder meegaan bekijk dan welke meetapparatuur geschikt is [zie Kwik in de lucht meten]. Zorg ook dat je de toetsingswaarden (Tabel Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor de algemene bevolking) paraat hebt.
- Bereid je ook voor op het communiceren met de bewoners of gebruikers van het gebouw: Wat zijn de gezondheidsrisico’s van kwik? Wat betekenen de meetresultaten?
Professionele sanering
Bij kwikbarometers, bloeddrukmeters of andere kwikhoudende instrumenten met veel kwik is het altijd raadzaam het kwik professioneel te laten opruimen. Als minder kwik is vrijgekomen, maar mensen hebben op een verkeerde wijze schoongemaakt (bijvoorbeeld met een stofzuiger) en/ of veel verspreiding veroorzaakt, is het ook raadzaam om professionele schoonmaak te adviseren.
Er zijn in Nederland maar enkele bedrijven die kwik zorgvuldig opruimen en metingen kunnen uitvoeren. Deze bedrijven zijn te vinden op GGDleefomgeving.nl. Het is belangrijk dat het bedrijf met metingen aantoont dat de woning of het gebouw voldoende is gesaneerd. Hiervoor is gevoelige meetapparatuur nodig (zie Mobiele kwikmonitor) en dient zorgvuldig te worden gemeten (zie ook Meetinstructies). Niet veel bedrijven beschikken over deze meetapparatuur en de benodigde kennis.
Bij een professionele schoonmaak voert het bedrijf metingen uit om zowel de bron als de verspreiding te bepalen en om te controleren of het kwik goed is opgeruimd. Adviseer de melder het bedrijf te vragen naar een controlemeting direct na de sanering en een rapport met meetresultaten. Dit rapport kan, indien gewenst, worden besproken met de GGD. Zie Beoordeling meetresultaten en adviezen. Mocht de GGD-medewerker vragen hebben over het meetrapport van de saneerder, dan kan hij contact opnemen met de regiovertegenwoordiger van het RIVM. Bij twijfel over de uitvoering van de sanering kan de GGD, via de regiovertegenwoordiger, overleggen over de mogelijkheid van een onafhankelijk meting door het RIVM.
In sommige gevallen kan niet al het kwik worden gesaneerd en kiest een saneerder ervoor om kwik af te dekken met een laklaag. De GGD is geen voorstander van het afdekken van kwik, omdat de laklaag kan worden verwijderd door nieuwe bewoners of gebruikers of kan slijten waardoor het kwik weer uit kan dampen. Afdekken van kwik dient hierom alleen als laatste redmiddel te worden gebruikt. Opruimen is en blijft het beste.
Kosten sanering
Houd er rekening mee dat bewoners niet altijd een gespecialiseerde saneerder zullen inschakelen, omdat professionele reiniging en controlemetingen duur zijn. Een vervangende (woon)ruimte huren, zoals een hotel, tot dat de woning is gesaneerd kan leiden tot additionele kosten. Ook het vervangen van een stofzuiger of de vloerbedekking kan voor sommige mensen te duur zijn. Hierdoor kan kwik achterblijven in de woning en nog geruime tijd leiden tot blootstelling. Mochten de bewoners verhuizen dan kunnen ook de nieuwe bewoners worden blootgesteld.
Er bestaan mogelijkheden om de kosten via de woonverzekering vergoed te krijgen. Wijs de bewoner hierop en adviseer om de verzekeraar te informeren voordat de sanering plaatsvindt. Mocht de verzekering de kosten niet dekken, dan kan de gemeente mogelijk helpen. Gemeenten hebben soms middelen om mensen die geconfronteerd worden met onvoorziene kosten door bijzondere omstandigheden financieel te ondersteunen. Voor alle betrokken partijen moet duidelijk zijn dat chronische blootstelling aan kwik kan leiden tot serieuze gezondheidseffecten. De GGD speelt een belangrijke rol bij de informatievoorziening hierover.
Zwavelbloem
Door sommige saneringsbedrijven wordt zwavelbloem gebruikt als middel om het opruimen van kwik te vergemakkelijken. Ook wordt het op sommige websites aangeraden, waardoor mensen het (online) kunnen kopen en gaan gebruiken. Het is dus mogelijk dat je als GGD het gebruik van zwavelbloem bij kwikincidenten tegenkomt.
Zwavelbloem wordt uitgestrooid over de plekken waar het kwik is gemorst. Het gaat een chemische binding aan met kwik waarbij kwiksulfide ontstaat. Het is belangrijk dat voldoende zwavelbloem wordt gebruikt, zodat al het kwik reageert. Kwiksulfide is niet vluchtig. Hierdoor wordt de verdamping van kwik voorkomen. Ook is kwiksulfide beter zichtbaar dan metallisch kwik. Hierdoor is bij het opruimen beter zichtbaar welk deel van het verontreinigde oppervlak is gereinigd. De opruimprocedure verandert verder niet: Ook het kwiksulfide moet in alle gevallen zo snel mogelijk worden opgeruimd en als chemische afval worden afgevoerd. Bij het opruimen is het belangrijk inademing van kwiksulfide en zwavelbloem te voorkomen door stofvorming te voorkomen en het gebruik van adembescherming (mondneusmasker). Als een normale huishoudelijke stofzuiger is gebruikt bij het opruimen dient deze te worden afgevoerd als chemisch afval.
Advisering over kwikmetingen
Bij een professionele sanering voert het saneringsbedrijf metingen uit. Als mensen zelf hebben schoongemaakt kan een meting na de schoonmaak in sommige gevallen ook wenselijk zijn om te controleren of het kwik goed is opgeruimd. Uit het achtergronddocument Overzicht van gemeten kwikconcentratie blijkt namelijk dat in een aantal gevallen, bij foutief opruimen van een kwikthermometer, ook hoge gehaltes kwik zijn gemeten. Een dergelijk meting is bijvoorbeeld wenselijk als de GGD twijfelt over of er goed is schoongemaakt, of als er sprake is van een locatie waar kinderen verblijven. De GGD kan de melder adviseren een meting uit te laten voeren. Hiernaast kan via de regiovertegenwoordiger van het RIVM worden geïnformeerd en afgestemd over het nut van metingen door het RIVM. Als besloten wordt om een meting uit te voeren moet de GGD de meetresultaten beoordelen en communiceren met de bewoners of gebruikers. Het is hierom noodzakelijk dat de GGD aanwezig is bij de meting die het RIVM uitvoert.
Meetinstructie
Het doel van de meting is bepalend voor hoe de meting wordt uitgevoerd (de meetstrategie). De meetstrategie voor het beoordelen van een sanering is anders dan de meetstrategie voor het beoordelen van de blootstelling. Voor het beoordelen van de blootstelling gelden de volgende aandachtspunten:
- Instrueer de bewoners of gebruikers om 2 uur voorafgaande aan de controlemeting de ventilatie terug te brengen tot de gebruikelijke ventilatie in de winter.
- Mocht de verwarming uit zijn gezet, vraag de bewoners of gebruikers dan deze weer tijdig aan te zetten, zodat tijdens de contolemeting de temperatuur normaal is (’s winters 18-20 graden Celsius).
- Vraag de saneerder of het RIVM of ze ook buiten de woning of het gebouw een meting doen. Dit om een eventuele achtergrondconcentratie te bepalen.
- Vraag de saneerder of het RIVM om meerdere metingen te doen op ongeveer 1 meter hoogte vanaf de vloer. Dit is de ‘worst case’ ademhoogte, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat mensen ook zitten en liggen (slapen) in de woning. Het gemiddelde van deze metingen kan de GGD gebruiken voor de risicobeoordeling. Alleen als kleine kinderen, die over de grond kruipen of op de grond spelen, aanwezig zijn is het goed om ook metingen dichter bij de vloer (ongeveer 20 cm hoogte) te beoordelen.
De saneerder of het RIVM zal ook metingen vlak boven de grond (enkelhoogte) doen, maar deze metingen worden gedaan om te kijken waar kwik aanwezig is, dus voor bronopsporing en het beoordelen van de verspreiding. Deze resultaten zijn niet representatief voor de gemiddelde blootstelling van de bewoners of gebruikers, omdat soms direct boven een kwikbolletje wordt gemeten. Het gemiddelde van de concentraties gemeten op ongeveer 1 meter hoogte geeft het beste weer aan welke concentratie kwik mensen bij verblijf in de woning of het gebouw worden blootgesteld. Metingen in de ademzone zijn niet nodig als op enkelhoogte geen verhoogde kwikconcentraties worden gemeten. Het kwik is dan goed opgeruimd.
Beoordeling meetresultaten en adviezen
Toets de gemeten concentraties aan de indicatieve gezondheidskundige advieswaarden uit de tabel Indicatieve gezondheidskundige advieswaarden voor de algemene bevolking. Beoordeel de concentraties die zijn gemeten op ademhoogte en let erop dat de metingen zijn uitgevoerd volgens de meetinstructie. Wees kritisch op de omstandigheden waaronder, en het moment waarop de metingen zijn uitgevoerd. Als bijvoorbeeld tijdens de meting een buitendeur is geopend zal een lagere concentratie worden gemeten dan als de ruimte niet geventileerd is sinds het kwik is vrijgekomen.
Houd er rekening mee dat de toetsingswaarde van 230 ng/m3 is afgeleid voor een levenslange blootstelling. Omdat de blootstellingsduur veel korter zal zijn leidt een hogere concentratie dan 230 ng/m3 niet direct tot gezondheidsrisico's. Adviezen om de blootstelling te voorkomen in deze situatie zijn minder ingrijpend dan bij een overschrijding van de advieswaarde van 10 µg/m3 (10.000 ng/m3): de gezondheidskundige advieswaarde voor een blootstellingsduur van 1 week.
Uit de metingen van het RIVM (zie achtergronddocument Overzicht van gemeten kwikconcentraties) blijkt dat bij concentraties van grofweg 1000 tot 2000 ng/m3 of meer vaak nog zichtbare kwikbolletjes aanwezig zijn en dus nog niet goed genoeg is opgeruimd of gesaneerd. Een verhoogde concentratie kan ook worden veroorzaakt door kwikdamp die nog in de ruimte hangt. Dit kan het geval zijn als de meting plaatsvindt direct na de sanering, zonder dat de woning of het gebouw tussentijds goed is geventileerd.
De GGD adviseert om maatregelen te treffen als kwik wordt gemeten in de binnenlucht. De adviezen zijn afhankelijk van het gehalte kwik in de binnenlucht: zie tabel Adviezen aan bewoners of gebruikers.
Tabel: Adviezen aan bewoners of gebruikers.
Gemiddelde concentratie op ademhoogte gemeten volgens de meetinstructie |
Adviezen aan bewoners of gebruikers |
---|---|
< 230 ng/m3 |
|
230 tot ongeveer 2000 ng/m3 |
|
Ongeveer 2000 ng/m3 tot, of gelijk aan 10.000 ng/m3 (10 µg/m3) |
|
> 10.000 ng/m3 (10 µg/m3) |
|
De constatering dat een gezondheidskundige advieswaarde wordt overschreden kan leiden tot vragen en ongerustheid bij bewoners, omwonenden of andere betrokkenen. Informatie geven over het begrip risico en de afleiding van de advieswaarden kan deze ongerustheid wegnemen of verminderen.
Communicatie
Met goede (risico)communicatie kan onnodige onrust worden voorkomen. Leg betrokkenen rustig uit wat de risico’s zijn en hoe deze kunnen worden voorkomen. Ondersteun een gemeente, schoolbestuur of andere organisatie bij de communicatie naar de omgeving, bijvoorbeeld bij het opstellen van een brief voor de ouders van de schoolkinderen. Om onnodige onrust te voorkomen is het in sommige gevallen goed als de melder ook de buren informeert, bijvoorbeeld als een professionele saneerder is ingeschakeld of als de brandweer betrokken is bij het incident. Als buren voertuigen van deze organisaties in de straat zien staan of personeel in werkkleding zien lopen zullen ze mogelijk willen weten wat er speelt. Voor meer informatie over risicocommunicatie zie de GGD-richtlijn medische milieukunde: risicocommunicatie.
Gezondheidsklachten en medisch onderzoek
Er kan sprake zijn van een kwikvergiftiging als er:
- Sprake is van een kortdurend zeer hoge blootstelling (zie ook tekst bij Acute effecten) of langdurig (weken tot maanden) verhoogde blootstelling (zie tekst hieronder), en
- Gezondheidseffecten zijn die passen bij een kwikvergiftiging (zie Gezondheidseffecten en risicogroepen).
Bij de volgende, combinatie van, omstandigheden kan er sprake zijn van een verhoogd risico op gezondheidsklachten door kwikblootstelling:
- Er is een relevante hoeveelheid kwik vrijgekomen (dus niet bij de breuk van een spaar- of TL-lamp),
- Het kwik is vrijgekomen in een ruimte waar mensen langdurig verblijven, bijvoorbeeld een woon- of slaapkamer, of is hiernaar verspreid,
- Het kwik is niet opgeruimd, of het kwik is (mogelijk) slecht opgeruimd, bijvoorbeeld een ondergrond met spleten, een zachte ondergrond, en/of het kwik heeft zich verspreid (bijvoorbeeld via schoenen of gebruik van de stofzuiger), en/of,
- Het is weken tot maanden geleden dat het kwik is vrijgekomen.
Als er een verhoogd risico is op gezondheidsklachten, vraag dan naar eventuele gezondheidsklachten. Als er geen gezondheidsklachten zijn, maar wel sprake is geweest van een (langdurig) verhoogde blootstelling, adviseer de melder dan om opnieuw contact op te nemen met de GGD en/of de huisarts als deze klachten alsnog ontstaan. Wijs de melder op de informatie op Kwik.
Betrek bij gezondheidsklachten door kwikblootstelling de arts M+G (profiel MMK). In deze gevallen is afstemming met de huisarts of behandelend arts nodig. Je kunt overleggen met het NVIC over nut en noodzaak van biomonitoring en/of advies vragen over de therapie. Je kunt ook de behandelend arts rechtstreeks doorverwijzen naar het NVIC.
Biomonitoring en behandeling
Kwik kan worden bepaald in bloed en urine. En ook in ander lichaamsmateriaal, zoals haar en teennagels. Het bepalen van kwik in lichaamsmateriaal wordt biomonitoring genoemd. In uitzonderlijke gevallen kan de behandelend arts in overleg met het NVIC besluiten kwik in bloed of urine te laten bepalen. Bijvoorbeeld om de diagnose kwikvergiftiging te bevestigen of het effect van chelatietherapie (zie paragraaf Chelatietherapie]) te monitoren. Bij de uitvoering van biomonitoring en de eventuele opvolgende behandeling zijn vaak meerdere professionals en instanties betrokken, zoals de behandelend arts (bijvoorbeeld de internist), het NVIC, het laboratorium en de klinisch chemicus. Over het algemeen zal de behandelend arts het resultaat van de biomonitoring bespreken met de blootgestelde persoon of personen.
De meerwaarde van biomonitoring voor de GGD-advisering is meestal nihil. De bepaling kan namelijk niet voorspellen of iemand gezondheidsklachten zal ontwikkelen. Er is geen eenduidig verband tussen het optreden en de ernst van de klachten, en de bloedkwikconcentratie (NVIC). Biomonitoring heeft ook geen invloed op de GGD-advisering [zie Advisering bij een kwikincident]. Adviseer nooit zonder overleg met jouw arts M+G of collega-toxicoloog en het NVIC om biomonitoring na blootstelling aan kwik in te zetten.
De GGD kan wel vragen beantwoorden van (mogelijk) blootgestelde personen over de (on)mogelijkheden van biomonitoring. Soms besluit een behandelend arts (bijvoorbeeld de huisarts) op aandringen van iemand die is blootgesteld, zonder overleg met het NVIC of de GGD, om kwik in bloed of urine te laten bepalen. De GGD kan vervolgens vragen krijgen over de interpretatie van de resultaten van biomonitoring. Hieronder is informatie opgenomen over biomonitoring.
Bepaling van kwikconcentraties in bloed
Bloedkwikconcentraties geven vooral direct na blootstelling een indicatie van blootstelling aan kwik. Zoals in de inleiding aangegeven, is er geen eenduidig verband tussen het optreden en de ernst van de klachten en de bloedkwikconcentratie. Als uit andere gegevens, zoals luchtmetingen, al is gebleken dat iemand hoog is blootgesteld voegt een kwikbloedbepaling weinig informatie toe.
Bepaling van kwikconcentraties in urine
De kwikconcentratie in de 24-uurs urine is vooral geschikt om chronische blootstelling aan metallisch en anorganisch kwik aan te tonen. Ook voor de urinekwikconcentratie geldt dat er een onduidelijke relatie is met gezondheidsklachten. Er bestaat overlap in urinekwikconcentraties die zijn gerapporteerd voor de algemene populatie (met alleen achtergrondblootstelling), voor blootgestelde asymptomatische personen en blootgestelde symptomatische personen.
Om de uitscheiding van kwik goed te bepalen is het wenselijk gedurende een etmaal (24 uur) alle urine te verzamelen. Er is namelijk een duidelijke variatie in de uitscheiding van kwik gedurende de dag.
Bepalingsmethoden
De meeste laboratoriumtechnieken om kwik in bloed te meten, bepalen de totale hoeveelheid kwik. Ze maken geen onderscheid tussen de verschillende vormen Hg0, Hg+, Hg++ en (CH (Congenitale hypothyreoidie)3-Hg)+. De kwikconcentratie in bloed geeft dus de totale blootstelling aan kwik uit alle bronnen weer, inclusief voedsel. De concentratie kwik in urine geeft een indicatie van de blootstelling aan metallisch en anorganisch kwik, omdat methylkwik niet via de nieren wordt uitgescheiden.
Voor de bepaling van kwikconcentraties in bloed en urine is het essentieel om materiaal zonder metaalresiduen te gebruiken, zoals kwikvrije buizen voor bloed en kunststof containers voor (24-uurs) urine.
Referentiewaarden
In situaties waar mensen na een kwikincident op eigen initiatief, al dan niet in overleg met de huisarts, kwik hebben laten bepalen in bloed of urine, kan de GGD de vraag krijgen het analyseresultaat te interpreteren. Voor deze situaties zijn hieronder referentiewaarden opgenomen. Op basis hiervan kan de GGD het analyseresultaat beoordelen. Geef aan dat er geen eenduidig verband tussen de bloedkwikconcentratie en het optreden en de ernst van gezondheidsklachten (zie inleiding Biomonitoring en behandeling). Neem contact op met het NVIC als je vragen hebt over de interpretatie van de analyseresultaten.
In onderstaande tabel staan referentiewaarden van het NVIC voor kwik in bloed en urine van volwassenen. Het NVIC hanteert een referentiewaarde voor kwik in bloed van 10 µg/l. Volgens het NVIC zijn urinekwikconcentraties lager dan 20 µg/L (100 nmol/L) normale waarden. Normaalwaarden voor kwik in urine zijn zelden boven de 15 µg/L (75 nmol/L). Bij urinekwikconcentraties hoger dan 20 µg/L (100 nmol/L) is er mogelijk sprake van extra blootstelling.
Tabel. Referentiewaarden volwassenen voor kwik in bloed en urine (Vergiftigingen.info)
Matrix (eenheid) |
Kwikconcentraties |
---|---|
Bloed (µg/l) (volbloed) |
10 (50 nmol/l) |
24 uurs urine (µg/l) |
15-20 (100 nmol/l) |
Uit onderzoek van het Europese Voedselagentschap (EFSA (Europese Voedselveiligheidsautoriteit), 2012) en het HBM4EU project is gebleken dat gehaltes kwik in bloed en urine variëren tussen verschillende Europese landen. Amalgaanvullingen en het eten van vis en zeevruchten zijn belangrijke bronnen voor de achtergrondblootstelling aan kwik. Ook beroepsmatige blootstelling kan bijdragen aan de concentratie kwik in biologische monsters. Een verhoogde concentratie kan dus ook van een andere kwikbron komen.
Chelatietherapie
In gevallen van hoge blootstelling aan kwik in combinatie met symptomen kenmerkend voor een kwikintoxicatie kan behandeling plaatsvinden met chelatietherapie. Deze therapie zorgt voor een versnelde uitscheiding van kwik. De behandelend arts besluit in overleg met het NVIC over het wel of niet toepassen van chelatietherapie. Voor meer informatie over de voor- en nadelen kan de behandelend arts contact opnemen met het NVIC. Ook voor overige vragen rondom de behandeling kan de behandelend arts afstemmen met het NVIC.
Casuïstiek
Op het platform zijn enkele casussen uit de praktijk uitgewerkt die als voorbeeld of inspiratie kunnen dienen bij de aanpak van een kwik casus. Na inloggen vind je de informatie op MMK Richtlijnen; Richtlijn kwik.
- Gebroken kwikthermometer op slaapkamer
- Gevallen barometer in huis
- Kapot gevallen barometer in toekomstige babyslaapkamer
- Kwikbarometer in verzorgingshuis
- Kwikverontreiniging in klaslokaal
Opstellers van deze richtlijn
- I. Links (GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Gelderland Zuid) penvoerder
- S. te Boekhorst (GGD Hollands Midden)
- L. Blous (GGD Brabant)
- G. Eggen (GGD Haaglanden) t/m 1 juli 2023
- S. Gerritsen (GGD Haaglanden)
- J. Gram (GGD Rotterdam-Rijnmond)
- R. Keuken (GGD Haaglanden)
- M. Krijgsman (GGD Amsterdam)
- K. Runow (GGD Groningen)
- E. van Putten (RIVM)
- S. Schulpen (RIVM)
- J. van der Helm (coördinator, RIVM)
- L. de Jong, Envisor
- L. Geraets, VSP (Veiligheid Stoffen en Producten), RIVM
- L. van Leeuwen, VSP, RIVM
- R. Luit, VSP, RIVM
- C. Graven, NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)
- K. Verzijl, NVWA
- R. Verkooijen, NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) )
- J. Zeebregts, TU (Technische Universiteit) Eindhoven
- B. Hallink, Stichting Salvage