De hygiënerichtlijn voor psychiatrische instellingen is voor het laatst volledig herzien in 2019. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
De schoonmaakschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.
1 Inleiding
In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor psychiatrische instellingen is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.
Voor wie is deze hygiënerichtlijn?
Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne in een psychiatrische instelling vorm te geven. Deze hygiënerichtlijn is geschreven voor psychiatrische instellingen die vallen onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Dit zijn instellingen waar cliënten met een psychisch probleem of psychiatrische aandoening psychiatrische verzorging (kunnen) ontvangen.
De richtlijn is geschreven voor alle medewerkers, op de werkvloer. De verantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de richtlijn ligt bij het management, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun organisatie.
Onder psychiatrische instellingen vallen:
- psychiatrische ziekenhuizen:
- algemene psychiatrische ziekenhuizen (APZ);
- instellingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie;
- intramurale voorzieningen in de verslavingszorg;
- forensische Psychiatrische afdeling (FPA);
- tbs-klinieken;
- de psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis (PAAZ);
- de geriatrische afdeling psychiatrisch ziekenhuis (GAPZ);
- kleinschalig wonen voor mensen met een psychiatrische beperking;
- de Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen (RIBW’s);
- maatschappelijke opvang.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Het doel van deze richtlijn is het beschrijven van het hygiënebeleid waar instellingen aan moeten voldoen.
Deze richtlijn geeft een overzicht van de hygiëne-eisen waar psychiatrische instellingen aan moeten voldoen. U vindt in dit document zowel richtlijnen over de bouw, inrichting en schoonmaak als richtlijnen die direct te maken hebben met de hygiënische uitvoering van handelingen zoals medische handelingen, dierplaagbeheersing, legionellapreventie en de verwerking van huishoudelijk afval. Op basis van deze eisen kunt u zelf protocollen opstellen voor uw medewerkers en cliënten.
De cliënten lopen een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt doordat cliënten:
- vaak relatief dicht op elkaar leven;
- veel gebruikmaken van dezelfde ruimtes en materialen;
- vaak een verminderde weerstand hebben;
- soms verward, ongeïnteresseerd of ongemotiveerd zijn vanwege hun psychische problematiek en daardoor een laag hygiënebesef hebben.
Cliënten zijn vanwege hun sociaal kwetsbare situatie aangewezen op het verblijf in de instelling. Zij worden daardoor blootgesteld aan dit verhoogde infectierisico. Het is de taak van de organisatie om dit risico zo klein mogelijk te maken. Een goed hygiënebeleid is hiervoor nodig.
Hygiëne en ziekteverwekkers
Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en virussen. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. Micro-organismen en virussen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en sperma, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.
Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziekten noemen we infectieziekten.
Of een besmetting leidt tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken:
- de hoeveelheid ziekteverwekker waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
- de mate van immuniteit van de persoon.
Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?
Ziekteverwekkers verspreiden zich op de volgende manieren:
- via de handen;
- door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
- via voedsel en water;
- via voorwerpen (wc’s en deurklinken);
- via lichaamsvloeistoffen (bijvoorbeeld bloed, ontlasting, braaksel, speeksel, );
- via dieren (huisdieren en insecten).
Hygiëne voorkomt ziekte
Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
Leeswijzer
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
In de bijlagen vindt u schoonmaakschema’s en printklare instructies voor medewerkers.
Tot slot: de inhoud van de zorg die gegeven wordt aan cliënten kan sterk verschillen per instelling. Zo is de zorg binnen instellingen voor jeugdpsychiatrie verschillend aan de zorg in tbs-klinieken. Door deze verschillen in geleverde zorg, zal sommige informatie in deze richtlijn niet van toepassing zijn op uw instelling. Overleg bij twijfel met een deskundige infectiepreventie.
2 Algemene hygiëne
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over schoonmaken en desinfecteren staat in hoofdstuk 3.
Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat uw medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers
Medewerkers en cliënten hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via bijvoorbeeld de handen, lucht, kleding en gedeelde materialen. Een goede persoonlijke hygiëne verkleint het infectierisico. Hieronder vindt u de normen aan de persoonlijke hygiëne van medewerkers; de normen voor cliënten vindt u in paragraaf 6.1.
Algemene regels
Medewerkers moeten zichzelf schoon houden. Dit houdt in dat zij naast schone kleding, bijvoorbeeld ook schone nagels hebben en eventuele wondjes goed afdekken.
Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via de handen. Daarom moeten de handen goed schoon te maken zijn. Kunstnagels, nagellak en hand- en polssieraden belemmeren een goede handhygiëne.
Verleent u lichamelijke zorg aan cliënten, voert u reinigingshandelingen uit of maakt u eten en drinken klaar? Houdt u dan aan het volgende:
Hygiënenormen
|
Hoesten en niezen
Ziekteverwekkers kunnen zich ook verspreiden in de lucht, bijvoorbeeld bij hoesten. Een medewerker hoeft zich niet ziek te voelen door de ziekteverwekkers, maar deze ziekteverwekkers kunnen de cliënten met een verminderde weerstand wel ziek maken. Geef medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Handhygiëne
Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen.
Hygiënenormen
|
(Dienst)kleding
Hygiënenormen
|
Beschermende middelen voor medewerkers
Om het infectierisico te verkleinen, moeten medewerkers dagelijks schone kleding dragen.
Daarnaast zijn in sommige gevallen beschermende schorten of handschoenen nodig. Zorg dat deze binnen handbereik zijn. Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Handschoenen
In bepaalde gevallen zijn handschoenen verplicht om het infectierisico te verkleinen. Het dragen van handschoenen is vereist als je in contact kunt komen met lichaamsvloeistoffen. Ook bij sommige infectieziekten (bijvoorbeeld norovirus, scabiës), moet men met handschoenen werken.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Mondneusmaskers
Er bestaan verschillende type medische mondneusmaskers in de gezondheidszorg die gebruikt worden om medewerkers te beschermen tegen besmetting door cliënten. Afhankelijk van de ziekteverwekker is een chirurgisch mondneusmasker type II/IIR, FFP1- of FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker nodig.
Wanneer er alleen besmetting is via grote druppels en huidschilfers die over een relatief kleine afstand worden verspreid en relatief kort in de lucht zweven, is een chirurgisch mondneusmasker of een FFP1-masker voldoende. Verspreidt de ziekteverwekker zich via kleine druppels of druppelkernen, bijvoorbeeld bij tuberculose, dan is een FFP2-masker nodig. FFP2-maskers filteren de lucht beter dan FFP1-maskers.
Bij het gebruik van mondneusmaskers gelden de volgende regels:
Hygiënenormen
|
Communicatieapparatuur
Hygiënenormen
|
2.2 Wasgoed
Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. U kunt het wasgoed extern door een wasserij laten wassen, of zelf wassen. Let op de volgende eisen:
Hygiënenormen
|
Doet een extern bedrijf uw was?
- Maak duidelijke afspraken over het af- en aanleveren van wasgoed.
- Het extern bedrijf moet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn vastgelegd in NEN (Nederlandse norm )-EN 14065 en NEN-EN-ISO (International Organization of Standardization) 9001 en 9001/C1 . Het betreft de analyse en beheersing van risico’s van het wasproces en de opslag en het vervoer van het linnengoed.
2.3 Huishoudelijk afval
Huishoudelijk afval is het afval dat dagelijks in een instelling wordt geproduceerd. Denk bijvoorbeeld aan etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen. Uitzondering zijn bouw- en sloopafval en grofvuil.
Afval kan een bron van ziektekiemen zijn. Bovendien trekt afval plaagdieren aan. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen. Deze paragraaf gaat over huishoudelijk afval. Hoe u met scherp afval zoals naalden moet omgaan, staat in paragraaf 4.3. Zie het beleid van uw instelling voor de eisen aan overig afval, zoals klein chemisch afval.
Hygiënenormen
|
2.4 Infectiepreventie binnenlucht
Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.
De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.
Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.
2.4.1 Ventileren en luchten
Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.
Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?
Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.
Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.
Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!
Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.
Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.4.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid
Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.4.3 Luchtreinigers
Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.
Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.5 Legionellapreventie
Legionella is een bacterie die een longontsteking kan veroorzaken. Mensen kunnen ziek worden door het inademen van hele kleine waterdruppeltjes waarmee deze bacteriën meeliften.
Hygiënenormen
|
Heeft uw instelling een badwaterbassin (waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden) zoals een zwembad of bubbelbad en wordt dit bad door meerdere personen gebruikt (bad is niet in de woning/kamer)? Dan geldt hoofdstuk 15 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Als het water wordt verneveld dan moet u elke 6 maanden controleren of in het water legionellabacteriën aanwezig zijn en maatregelen nemen om blootstelling aan legionellabacteriën te voorkomen.
Tot slot: controle op naleving van regels voor legionellapreventie bij drinkwater vindt plaats door de Drinkwaterbedrijven in opdracht van de ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport). Toezicht bij badinrichtingen vindt plaats door de provincie of door de Omgevingsdienst.
2.6 Eten en drinken
Psychiatrische instellingen zijn wettelijk verplicht om de kans te verkleinen dat medewerkers en cliënten ziek worden van bedorven eten en drinken. In hygiënecodes staan voedselveiligheidsmaatregelen die dit risico verkleinen. Als u volgens een hygiënecode werkt, voldoet u automatisch aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid. De relevantie van de hygiënecode hangt af van de grootte van de instelling/afdeling.
Hygiënecodes
Hygiënecodes die u kunt gebruiken zijn (zie ook de HACCP-richtlijn):
- de hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen en Defensie
- de hygiënecode voor de voedingsverzorging in woonvormen
- de Hygiënecode voor kleine instellingen in kinderopvang, welzijn, maatschappelijke dienstverlening en jeugdzorg
Hygiënenormen
|
2.7 Dierplaagbeheersing en (huis- en boerderij)dieren
Net als mensen kunnen dieren een infectieziekte oplopen. Een klein deel van deze infectieziekten kan van dieren worden overgedragen op mensen. Deze ziekten noemen we zoönosen. Het overdragen van ziekteverwekkers kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het aaien of knuffelen van (huis- of boerderij)dieren.
Ratten, muizen, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van ongewenste dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen of allergieën veroorzaken. Om uw cliënten en medewerkers hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig.
Dierplaagbeheersing
Voor dierplaagbeheersing bestaat het Integrated Pest Management (IPM). IPM is een methode die zich in de eerste plaats richt op het voorkomen van ongewenste dieren door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding.
Maatregelen om ongewenste dieren te weren, richten zich op het voorkomen of beperken van:
- plekken waar ongewenste dieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen (sterk vervuilde woonruimtes/slaapkamers);
- de aanwezigheid van vocht en voedsel(resten).
Deze maatregelen zijn onder te verdelen in technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen.
Technisch-bouwkundige maatregelen zijn bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten en wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw verwijderen. Een goede schoonmaak en het bewaren van eten in afsluitbare bakken of potten zijn voorbeelden van hygiënische maatregelen. Onder bedrijfsmatige maatregelen valt onder andere het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) ongewenste dieren.
Hygiënenormen
|
Huisdieren
Zijn (huis)dieren toegestaan binnen uw instelling? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op zoönosen te verkleinen.
Hygiënenormen
|
Boerderijdieren
Heeft uw instelling ook boerderijdieren zoals kippen of geiten? Raadpleeg dan voor meer informatie over de hygiëne in kinderboerderijen de Hygiënerichtlijn voor publieksvoorzieningen. Let bovendien op het volgende:
Hygiënenormen
|
Dieren en hygiëne
Dieren dragen veel ziekteverwekkers met zich mee. Stel medewerkers en cliënten op de hoogte van de regels over aanwezige dieren.
Hygiënenormen
|
3 Schoonmaken en desinfecteren
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door schoon te maken, haalt u ook veel ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans op ziekte.
Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u ook de meeste ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om bijvoorbeeld ziekteverwekkers in bloed weg te krijgen moet u na het schoonmaken óók desinfecteren.
3.1 Schoonmaakregels en -technieken
Er komt veel kijken bij een goede schoonmaak. Als er verkeerd wordt schoongemaakt, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.2 Schoonmaakmaterialen en -middelen
Schoonmaakmaterialen moeten ook goed schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd worden. In bijlage 1 vindt u ook een specifiek schoonmaakschema voor de schoonmaakmaterialen.
Hygiënenormen
|
3.3 Schoonmaakschema’s gebruiken
Een schoonmaakschema voorkomt dat onderdelen worden overgeslagen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.4 Desinfecteren
In sommige gevallen is het schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp vervuild is met bloed, in contact zijn geweest met slijmvliezen en bij sommige infectieziekten. Hierbij gelden de volgende algemene regels:
Hygiënenormen
|
Daarnaast is desinfectie nodig bij bepaalde infectieziekten. Dit zal dan worden aangegeven door een arts of deskundige infectiepreventie.
Goedgekeurde desinfecterende middelen
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is. Ook stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.
Gebruik bij desinfectie van medische hulpmiddelen een desinfectiemiddel met een CE (Conformité Européenne)-markering. De CE-markering geeft aan dat het product volgens de fabrikant aan de essentiële vereisten voldoet zoals vereist in één van de Europese richtlijnen en de daaruit voortvloeiende Nederlandse Wet op de medische hulpmiddelen.
Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, zijn te herkennen aan een code op de verpakking. Dit kunnen de volgende codes zijn:
- een N-code (4 tot 5 cijfers gevolgd door ‘-N’, bijvoorbeeld: 12345 N);
- een NL-code (NL- gevolgd door 7 of 11 cijfers);
- een EU (Europese Unie)- of SA-code (EU-/SA- gevolgd door 7 cijfers).
Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking melden waarvoor het middel gebruikt mag worden.
Middelen die zijn toegelaten, staan ook op de website van het Ctgb. Hoe u deze middelen op de website kunt vinden, staat in bijlage 4. Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.
Hygiënenormen
|
Let op: u mag een desinfecterend middel alleen gebruiken voor de toepassingen die in het gebruiksvoorschrift staan beschreven! Zie de onderstaande voorbeelden:
- U heeft een desinfecterend middel waarmee u uw handen wilt desinfecteren. In het gebruiksvoorschrift staat alleen beschreven dat het middel geschikt is voor de desinfectie van harde oppervlakken. U mag dit middel dan niet voor uw handen gebruiken.
- U heeft een desinfecterend middel waarmee u een oppervlak wilt desinfecteren dat bevuild was met bloed. In het gebruiksvoorschrift staat dat het middel effectief is tegen bacteriën, gisten en schimmels. U mag dit middel dan niet gebruiken voor de desinfectie van het oppervlak; bij een verontreiniging met bloed heeft u namelijk een middel nodig dat effectief is tegen virussen.
Er zijn een aantal toegelaten middelen die in één handeling zowel schoonmaken als desinfecteren. Dit staat dan in het gebruiksvoorschrift. Gebruikt u zo’n middel? Dan is schoonmaken voordat u dit middel gebruikt uiteraard niet nodig.
4 Medische zorg
Door het intensieve contact tussen medewerkers en cliënten is er tijdens het verlenen van medische en verpleegkundige zorg een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en schoonmaak en desinfectie (zie hoofdstuk 3). Zorg dat er een protocol is.
4.1 Medicijnen en steriele materialen
Medicijnen kunnen hun werking verliezen als ze te lang of bij een verkeerde temperatuur worden bewaard. Het onderwerp medicatie valt buiten deze richtlijn, zie hiervoor o.a de Landelijke instructie voor Toediening Gereedmaken Medicatie ( VTGM).
Ook steriele materialen, zoals gaasjes en pincetten, moeten op de juiste manier worden opgeslagen.
Steriele materialen
Steriel verpakte instrumenten blijven alleen steriel als de verpakking droog en onbeschadigd is. Let op de volgende regels wanneer steriele materialen worden gebruikt:
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.2 Wondverzorging
Via wonden kunnen ziekteverwekkers ons lichaam in komen en de wond infecteren. Een goede hygiëne is daarom van groot belang tijdens wondverzorging.
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.3 Scherp afval
Bij het injecteren van vaccins worden naalden gebruikt. Hierbij is er een kans op een prikaccident. Omdat 85% van de prikaccidenten voorkomen in de zorgsector, is er een Europese richtlijn (richtlijn 2010/32/EU (Europese Unie)) opgesteld die werkgevers van alle EU-lidstaten verplicht om hun medewerkers tegen deze accidenten te beschermen. In Nederland is dit vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. In dit besluit staat dat er veilige naaldsystemen beschikbaar moeten zijn met ingebouwde beveiliging, zodat de zorgmedewerker na gebruik zichzelf of anderen er niet mee kan besmetten. Ook is in het besluit opgenomen dat het verboden is om het hoesje na gebruik terug op de naald te zetten (‘recappen’ genoemd).
Naast het gebruik van de juiste naalden, wordt het risico op prikaccidenten verder verlaagd door een juiste omgang met gebruikte naalden en naaldcontainers. Daarom gelden de volgende regels voor de omgang met scherp afval:
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.4 Bijt-, krab-, snij- en prikaccidenten
In uw instelling kunnen bijt-, krab- en prikaccidenten plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of cliënt in contact komen met bloed of (met bloed verontreinigd) wondvocht, urine of speeksel van een ander. Bij zo’n accident kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen, zoals het hepatitis B of C- virus en hiv (humaan immunodeficientievirus). Bij een bijt- of krabaccident lopen zowel de bijter/krabber als degene die gebeten of gekrabd is, het risico om besmet te worden door de ander.
Door een protocol voor bijt-, krab-, snij- en prikaccidenten, dat bekend is bij de medewerkers, is goede informatie over hoe te handelen beschikbaar en verkleint u de kans dat medewerkers (of cliënten) bij zo’n accident een infectieziekte oplopen. Speciale aandacht is nodig voor de groep van studenten/stagiaires, zij zijn vaak onbekend met deze risico’s en met de relevante protocollen.
Hygiënenormen
|
4.5 Vaccinaties
Vanwege de doelgroep van uw inrichting, kunnen uw medewerkers een verhoogd risico lopen op besmetting met sommige infectieziekten. Tegen sommige van deze ziekten kunnen uw medewerkers zich laten vaccineren. Bijvoorbeeld tegen hepatitis B, griep en, specifiek van belang voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd (wanneer ze deze niet via het rijksvaccinatieprogramma kregen): bof, mazelen, rodehond (BMR-vaccinatie (bof, mazelen, rodehond)). Voor COVID-19 beschrijft de LCI-uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie welke regels en mogelijkheden er zijn voor vaccinatie.
Het door de werkgever kosteloos aanbieden van vaccinaties kan, afhankelijk van de functie/het werk van uw medewerkers, verplicht zijn op basis van de Arbowet. Dit wordt vastgesteld middels een periodieke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E (Risico-Inventarisatie en Evaluatie)). Arbo-eisen vallen echter buiten de reikwijdte van deze richtlijn en zullen hier niet verder worden uitgewerkt, Zie voor meer informatie onder andere het Arbobesluit, art. 4.85, de Gezondheidsraad (werknemers en infectieziekten – criteria voor vaccinatie) en www.kiza.beroepsziekte.nl.
4.6 Melding van infectieziekten
Cliënten in psychiatrische instellingen zijn vaak vatbaarder voor infectieziekten dan de algemene bevolking. Op grond van de Wet publieke gezondheid, artikel 26, zijn zorginstellingen waar cliënten een of meer dagdelen per etmaal verblijven of samenkomen, wettelijk verplicht om maatregelen te nemen bij een (eventuele) uitbraak.
Medewerkers kunnen als mogelijke bron cliënten besmetten. Daarom moeten medewerkers zich direct bij een bedrijfsarts of afdelingshoofd melden wanneer zij zelf een infectie hebben. Er wordt dan onderzocht of ze vervangende (niet-cliëntgebonden) werkzaamheden kunnen uitvoeren of tijdelijk moeten stoppen met werken. Andere aandoeningen kunnen altijd in vertrouwen met de bedrijfsarts worden besproken.
Hygiënenormen
|
COVID-19
Sinds 2020 hebben zorginstellingen te maken met het COVID-19-virus dat zich kan verspreiden in de instelling. Afhankelijk van het aantal besmettingen geldt landelijk een inschalingsniveau voor heel Nederland of voor een bepaalde regio. Bij dit inschalingsniveau horen (preventieve) maatregelen om verdere verspreiding tegen te gaan. Deze maatregelen staan in de LCI-richtlijn COVID-19 en de bijbehorende bijlage over verpleging, verzorging en PBM-gebruik.
MRSA/BRMO (bijzonder resistente micro-organismen)
De gezondheidszorg heeft in toenemende mate te maken met bijzonder resistente micro-organismen (BRMO). Een bekend voorbeeld is de Meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA), waartegen in Nederland met succes een ‘search and destroy’-beleid wordt gevoerd en waarvoor reeds richtlijnen zijn ontwikkeld. Er zijn echter meer micro-organismen die in staat zijn resistentie te ontwikkelen tegen de meest geëigende (dus eerste keus) antibiotica of tegen een combinatie van therapeutisch belangrijke antibiotica. Voor het bestrijden van infecties met BRMO, is het van belang dat instellingen maatregelen treffen die gericht zijn op het voorkómen van verspreiding van resistente micro-organismen.De belangrijkste maatregel is hierbij een juiste uitvoering van de hygiënemaatregelen zoals beschreven in deze richtlijn.
Als er bij een cliënt MRSA is geconstateerd moet u passende maatregelen nemen. Krijgen cliënten in uw residentiële instelling veel lichamelijke zorg? Zie dan de richtlijn MRSA: Verpleeghuizen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)).
Hygiënenormen
|
5 Bouw en inrichting
In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, schoonmaak en hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk type ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiëne-eisen.
Daarnaast zijn er aanvullende bouwvoorschriften vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld eisen aan het benodigde aantal toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.
5.1 Algemene eisen
Alle ruimtes in een psychiatrische inrichting moeten veilig en goed schoon te maken zijn. Infectieziekten worden gemakkelijk overgedragen wanneer cliënten te dicht op elkaar zitten. Houd u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting.
Let daarnaast op de inrichting. Plaats geen beschadigd, houten of stoffen meubilair of vloerbekleding die lastig schoon te houden is. Maak juist gebruik van wasbare materialen of meubilair met kunststoffen bekleding.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2 Cliëntenkamer
Hygiënenormen
|
5.3 Sanitaire ruimten
Toiletten
Iedereen die van het toilet gebruik maakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers.
Hygiënenormen
|
Douche- en badruimte
In douche- en badruimtes is het heel vochtig. Schimmels en andere micro-organismen groeien er relatief makkelijk. Cliënten kunnen hier bijvoorbeeld voetschimmel oplopen. Houd u daarom bij de bouw en inrichting aan de hygiëne-eisen:
Hygiënenormen
|
5.4 Keuken
Een gemeenschappelijke keuken kan variëren van een kleine ruimte met koelkast waar eten (koud) wordt klaargemaakt tot een grote keuken waar (warme) maaltijden bereid worden.
Hygiënenormen
|
5.5 Opslagruimtes
Opslagruimte voor schoonmaakmiddelen en -materialen
Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmateriaal opgeborgen kan worden. Zo blijven vuile en gevaarlijke stoffen of giftige materialen gescheiden van voedingsmiddelen.
Hygiënenormen
|
Spoelruimte
In de spoelruimte worden volle po’s en urinalen in de pospoeler gezet. Vaak worden in dezelfde ruimte ook de schone po’s en urinalen bewaard. Houdt u aan de volgende eisen om besmetting van de vuile naar de schone po’s en urinalen te voorkomen:
Hygiënenormen
|
5.6 Medische behandelruimte
In de medische behandelruimte (ook bekend als artsenkamer of onderzoekskamer) worden cliënten medisch behandeld. Zorg dat er een aparte behandelruimte beschikbaar is waar medische zorgverleners veilig en hygiënisch kunnen werken:
Hygiënenormen
|
5.7 Separeercel
De separeercel is bedoeld voor cliënten die een gevaar zijn voor zichzelf of voor hun omgeving. Het is een kale ruimte met een vlakke vloer, een camera in het plafond en een matras. Er is meestal geen toilet of drinkwatervoorziening, eventueel wel een plastic waterfles en een po.
Hygiënenormen
|
5.8 Zwembadjes
Bij warm weer kunnen er in de zomer tijdelijk kleine zwembadjes worden opgezet. Hiermee worden badjes bedoeld die korter dan een maand blijven staan.
Heeft u een badwaterbassin dat langer dan 24 uur blijft staan? Dan valt uw (zwem)bad waarschijnlijk onder het Besluit activiteiten leefomgeving hoofdstuk 15 (Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )) en moet u dit melden bij uw Provincie of de Omgevingsdienst. De regels die dan gelden, vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.
Let bij tijdelijke, kleine zwembadjes op de volgende hygiëne-eisen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
6 Hygiëne van cliënten
In de voorgaande hoofdstukken zijn maatregelen beschreven die u en uw medewerkers kunnen nemen om infectierisico’s te verkleinen. Maar de cliënten kunnen hier zelf ook aan bijdragen. Bijvoorbeeld door zich regelmatig te wassen en geen kleren en spullen met elkaar te delen. Daarom is het belangrijk dat het hygiënisch bewustzijn van de cliënten wordt vergroot. In dit hoofdstuk vindt u maatregelen die hieraan bijdragen.
6.1 Persoonlijke hygiëne
Binnen de instelling geestelijke gezondheidszorg is er veel contact tussen cliënten onderling en tussen cliënten en medewerkers. Hierbij kunnen ziekteverwekkers, zoals bacteriën, virussen, luizen en schurftmijten zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde spullen. Een goede persoonlijke hygiëne van cliënten verkleint de kans op verspreiding.
Medewerkers helpen bij het wassen en verzorgen binnen een psychiatrische inrichting of voorziening, maar over het algemeen worden cliënten zoveel mogelijk gestimuleerd om zichzelf lichamelijk te verzorgen. Als cliënten dit niet (meer) kunnen, nemen medewerkers de verzorging over.
Naast maatregelen voor cliënten vindt u in deze paragraaf een aantal eisen om de verzorging van cliënten zo hygiënisch en veilig mogelijk te laten verlopen.
Hygiënenormen
|
Ernstig vervuilde cliënten
Het kan voorkomen dat cliënten vanuit een ernstig vervuilde thuissituatie de instelling binnenkomen. Zij kunnen last hebben van hoofdluis, schurft, geïnfecteerde wonden of besmettelijke infectieziektes. Jarenlange vervuiling kan bovendien ernstige gezondheidsproblemen opleveren waardoor deze cliënten alleen met uiterste zorg gewassen mogen worden.
Zorg dat er tijdige maatregelen worden getroffen voordat deze cliënt in contact komt met andere cliënten. Kijk voor meer informatie op https://lci.rivm.nl/richtlijnen.
Hygiënenormen
|
6.2 Seksuele voorlichting
Zorg dat cliënten seksuele voorlichting krijgen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Bijlagen
Bijlage 1: Schoonmaakschema’s
In de schoonmaakschema’s staat hoe vaak en op welke manier verschillende oppervlakken en materialen moeten worden schoongemaakt. Het eerste schema is een algemeen schema dat geldt voor alle ruimtes. De volgende schema’s richten zich op specifieke ruimtes.
U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Daarnaast moet u extra schoonmaken wanneer een oppervlak of materiaal zichtbaar vervuild is. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de schoonmaakschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de schoonmaakschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
Bijlage 2: Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
Bijlage 3: Microvezeldoekjes
Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.
Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:
- Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
- Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
- Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
- Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit.
Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
- Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
- Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.
Bijlage 4: Ctgb-databank
Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.
Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.
A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
- Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
- Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
- Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
- Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
- U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.
Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.
Begrippenlijst
Badwaterbassin |
Waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden |
Binnenlucht |
De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht. |
Binnenmilieu |
Het binnenmilieu is het milieu in gebouwen. Het binnenmilieu wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Bijvoorbeeld de temperatuur, de luchtvochtigheid en de hoeveelheid zuurstof in de ruimte. |
Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) |
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren |
Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
FFP-2 maskers |
Dit zijn persoonsgeboden ademhalingsbeschermingsmaskers die de gebruiker beschermen tegen het inademen van aerosolen. Deze maskers morgen maximaal acht uur achtereen gebruikt worden. |
Fife-systeem |
First in, first expired-systeem. Dit betekent dat materialen die het kortst houdbaar zijn vooraan staan en het eerst gebruikt worden. |
HACCP |
Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP), een systeem om de voedselveiligheid te beheersen. Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van HACCP. |
Handdesinfecterend middel |
Dit middel is bedoeld voor het desinfecteren van handen, deze reinigt dus niet de handen. |
Ionisator |
Apparaat dat positieve ionen omzet in negatieve ionen, om de atmosfeer (in de rookruimte) te verbeteren. |
IPM |
Integrated Pest Management. IPM is een methode die zich in de eerste plaats richt op het voorkómen van dierplagen door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding. |
Legionellabeheersplan |
In een legionellabeheersplan staan de maatregelen en controles die nodig zijn om de groei van legionellabacteriën te beheersen. |
Legionellarisicoanalyse |
Een legionellarisicoanalyse laat zien of legionellabacteriën kunnen groeien en vernevelen in de waterinstallatie. |
Lichaamsvloeistoffen |
Lichamelijke vloeistoffen zoals bloed, speeksel, braaksel, urine en ontlasting. |
Luchten |
Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst. |
Micro-organismen |
Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoekjes |
Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer |
Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
Schoonmaken |
Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
Ventileren |
Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam. |
Bronnenlijst
- Boyce J. M. & D. Pittet (2002), Guideline for Hand Hygiene in Health-Care Settings. Morbidity and Mortality Weekly Report (MMWR (Morbidity and Mortality Weekly Report)) 51(RR16), pp. 1-44.
- Dierplagen. Kenniscentrum Dierplagen (KAD). https://www.kad.nl.
- Hoofdluis. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
- Hygiënecode voor de voedselverzorging in woonvormen (2014). Den Haag: Voedingscentrum.
- Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen en Defensie (2008). Den Haag: Voedingscentrum.
- Hygiënerichtlijn voor publieksvoorzieningen (2009). Amsterdam: Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid.
- Hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra (2012). Amsterdam: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid.
- Jensen P. A. et al. (2005). Guidelines for Preventing the Transmission of Mycobacterium tuberculosis in Health-Care Settings. Morbidity and Mortality Weekly Report (MMWR). 54(RR17), pp. 1-141.
- Landelijke instructie Voor Toediening Gereedmaken (VTGM) van medicatie in verpleeg- en verzorgingshuizen (2008). Utrecht: Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland)).
- Landelijke Richtlijn Prikaccidenten (2007). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
- Legionellapreventie in waterinstallaties: regels en toezicht (2012). Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
- Prevention Strategies for Seasonal Influenza in Healthcare Settings (2013). Centers for Disease Control and Prevention (CDC (Centers for Disease Control and Prevention)).
- Samenwerkende Drinkwaterinstallaties (2004). ‘Waterwerkblad 1.4H: Tijdelijke Waterinstallaties’
- Veilig werken in de fysiotherapie en de ergotherapie (2004, 2009). Werkgroep Infectiepreventie.
- Veilig werken voor kappers in het verpleeghuis (2004, revisie: 2009). Werkgroep Infectiepreventie.
- Veilig werken voor pedicures en podotherapeuten (2004, revisie: 2009). Werkgroep Infectiepreventie.
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor psychiatrische instellingen is voor het laatst volledig herzien in 2019. Aan de laatste herziening hebben de volgende GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en en organisaties bijgedragen:
- GGD Amsterdam
- GGD Hart voor Brabant
- GGD Rotterdam
- GGD Oost-Brabant
- GGZ (geestelijke gezondheidszorg) Oost-Brakel
- Reinier van Arkel
- Parnassiagroep
Wijzigingen sinds laatste herziening:
- April 2024: De paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
- Maart 2024: Paragrafen waar het Bouwbesluit en de Wet hygiëne en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz (Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) worden genoemd zijn aangepast. Dit is aangepast vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). De Whvbz is opgegaan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )).
- Oktober 2021: Ten opzichte van de vorige versie is een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht en zijn hyperlinks geactualiseerd. In paragraaf 2.1 over persoonlijke hygiëne van medewerkers is een alinea over hoesten en niezen opgenomen. In paragraaf 2.1 over dienstkleding is een hygiënenorm toegevoegd: “Ga niet in werkkleding naar uw werk of weer naar huis. Kleed u om op uw werk”. In paragraaf 2.1 is de hygiënenorm over de eisen die gesteld worden aan handschoenen gespecificeerd. In paragraaf 2.1 is een alinea met uitleg over mondneusmaskers opgenomen en zijn de hygiënenormen aangepast. In paragraaf 2.4 over binnenmilieu is een hygiënenorm over de binnentemperatuur opgenomen. In paragraaf 4.6 is een alinea opgenomen over COVID-19. In de begrippenlijst is de definitie ‘first in, first out’ is gewijzigd naar first in, first expired’.
- Augustus 2019: bijlage 4 (zoekhulp Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is geactualiseerd.
- Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl