De algemene hygiënerichtlijn is opgesteld in 2019. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening worden aangegeven in de Verantwoording.

Bij deze richtlijn vindt u instructies (bijvoorbeeld voor handen wassen), voorbeelden van schoonmaakschema’s en een normenlijst. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst. De instructies, schoonmaakschema’s en normenlijst kunt u hier downloaden.

 

1 Inleiding

Deze richtlijn is bedoeld voor organisaties en bedrijven waarvoor geen andere LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)-hygiënerichtlijn is en die niet zorggerelateerd zijn. Door het uitvoeren van de hygiënenormen en -adviezen in de richtlijn beperkt u verspreiding van ziekteverwekkers.

Voorbeelden van organisaties/bedrijven die deze richtlijn kunnen gebruiken, zijn kantoorgebouwen, buurthuizen, (overdekte) speeltuinen, kinderboerderijen, sporthallen en middelbare scholen.

De hygiënenormen en -adviezen in deze richtlijn zijn aanvullend ten opzichte van eisen in de arbocatalogus of in regelgeving zoals het Arbobesluit, het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Eisen uit regelgeving gaan altijd voor hygiënenormen en -adviezen.

Hygiëne en ziekteverwekkers

Een goede hygiëne beperkt de verspreiding van ziekteverwekkende micro-organismen. Ziekte door micro-organismen noemen we een infectieziekte.

Niet alle micro-organismen veroorzaken ziekte. De meeste micro-organismen zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens.

Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën, virussen, parasieten en schimmels. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en urine, op en in voedsel, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht en in water.

Let op: soms kan een ziekteverwekker zorgen voor meerdere zieke mensen in een korte tijd, ook wel een ‘uitbraak’ genoemd. Bijvoorbeeld een norovirusuitbraak in een buurthuis of bij de scouting. Als twee of meer mensen ziek worden in korte tijd (bijvoorbeeld overgeven en diarree), raadpleeg dan altijd de GGD bij u in de regio. Neem ook bij twijfel contact op met de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst).

Op RIVM-pagina ‘Hygiëne’ is meer informatie te vinden over het belang van hygiëne om een infectieziekte te voorkomen. Een illustratie met een overzicht van de belangrijkste hygiënische maatregelen voor thuis of op de werkplaats kunt u hier downloaden.

 

Ziekteverwekkers verspreiden zich onder andere via:

  • de handen;
  • voedsel en water;
  • voorwerpen en oppervlakken (onder andere via deurklinken, stoelen, toiletbediening, toetsenbord);
  • lichaamsvloeistof (bloed, ontlasting, braaksel, speeksel, enzovoorts);
  • de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers, stof of zeer kleine waterdruppels);
  • dieren (huisdieren, insecten, ratten, muizen, enzovoorts).

Wat zijn hygiënenormen en tips?

Hygiënenormen

  • Hygiënenormen staan in een geel kader.
  • Door het uitvoeren van de normen voert u een goed hygiënebeleid.
  • De hygiënenormen zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en/of consensus van een werkgroep waarin vertegenwoordigers van de doelgroep en hygiënedeskundigen zitting hebben.

Tips

  • Tips staan in een grijs kader.
  • De tips zijn een vrijblijvend advies.
  • Het toepassen van dit advies leidt tot hygiënischer werken.

2 Persoonlijke hygiëne

2.1 Handen wassen

Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers zich verspreiden, is via de handen. Door de handen te wassen met stromend water en zeep uit een pompje (zeepdispenser) worden de ziekteverwekkers zo veel mogelijk verwijderd.

Hygiënenormen

  • Was de handen altijd met stromend water en zeep:
    • als ze zichtbaar vuil zijn;
    • wanneer ze plakkerig aanvoelen;
    • na een toiletbezoek;
    • als er lichaamsvloeistoffen op zijn gekomen, bijvoorbeeld na hoesten, niezen of het snuiten van de neus;
    • voor en na het (bereiden van) eten;
    • na schoonmaakwerkzaamheden;
    • na het uittrekken van handschoenen;
    • na handcontact met dieren.
  • Was uw handen volgens het schema ‘Instructies handen wassen’ in deze paragraaf.

Tips

  • Het schema ‘Instructies handen wassen’ is ook als download bij deze richtlijn gevoegd. Print de instructie uit en plaats deze bij de handenwasgelegenheid.
  • Nies en hoest in de arm en niet in de handen.

Instructies handen wassen

 

Het schema ‘Instructies handen wassen’ kunt u hier downloaden als pdf.

2.2 Handschoenen

Het dragen van handschoenen is vereist in situaties met een verhoogde kans op besmetting. Dit is bijvoorbeeld tijdens:

  • het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar bloed of braaksel op zit;
  • het behandelen van een bloedende wond bij iemand anders.

Gebruik handschoenen die geschikt zijn voor bescherming tegen micro-organismen en volg het gebruiksvoorschrift op de verpakking.

Hygiënenormen

  • Draag handschoenen wanneer de handen in aanraking kunnen komen met bloed, braaksel of ontlasting.
  • Trek handschoenen direct na gebruik uit en gooi ze weg. Was de handen direct na het uittrekken van de handschoenen (zie paragraaf 2.1).
  • Gebruik alleen handschoenen die voldoen aan de norm ‘(NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm )­-)EN 374’. Op de verpakking moet zowel deze norm als de afbeelding ‘beschermt tegen micro-organismen’ staan.
    logo EN-374
     EN 374
  • Op de handschoenenverpakking moet ook de CE Conformité Européenne (Conformité Européenne)-markering staan.
    logo CE-markering

Tips

  • Verwijder hand- of polssieraden voor gebruik van handschoenen.
  • Online staan verschillende filmpjes hoe u het beste handschoenen kan aan- en uittrekken.

2.3 Kleding

Ziekteverwekkers kunnen zich verspreiden via kleding. Bijvoorbeeld bij het schoonmaken van een ruimte die vervuild is met ontlasting of braaksel.

Hygiënenormen

  • Trek schone kleding aan als uw kleding zichtbaar vervuild is met bijvoorbeeld ontlasting of braaksel.
  • Was de kleding volgens de voorschriften in paragraaf 3.3.

3 Hygiënisch werken

3.1 Eten en drinken

Voedselveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op drie basisprincipes:

  • beheersing van de temperatuur;
  • netheid;
  • controle van de houdbaarheid.

Als u eten en drinken aan bezoekers, vrijwilligers of medewerkers verstrekt, al dan niet tegen betaling, dan bent u wettelijk verplicht om maatregelen te nemen die de kans op ziek worden door het eten en drinken verkleinen. Gebruik hiervoor de hygiënecode van uw sector. Volg de vijf stappen van het Voedingscentrum als u niet onder de wettelijke verplichtingen valt, bijvoorbeeld als het eten voor eigen gebruik is.

Hygiënenormen

3.2 Afvalverwerking

Afval kan een bron van ziekteverwekkers zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Voorbeelden van afval zijn: etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen van voedingsmiddelen.

Hygiënenormen

  • Leeg afvalbakken als ze bijna vol zijn of minstens één keer per dag en zorg voor een schone afvalbak. Spreek voor het legen van professionele damesverbandcontainers met de leverancier een geschikte termijn af.
  • Sluit zakken goed en gooi ze direct in afvalcontainers. Plaats geen afval naast afvalcontainers.
  • Verzamel etensresten direct na het gebruik van maaltijden in afsluitbare afvalbakken.
  • Verzamel glas en ander gevaarlijk afval, zoals scherpe mesjes, apart.

Tips

  • Druk geen lucht uit de volle afvalzak (bijvoorbeeld om de zak makkelijker te sluiten); ziekteverwekkers kunnen zich ook via de lucht verspreiden.
  • Gebruik plastic zakken in afvalbakken (met uitzondering van zelfdovende afvalbakken).

3.3 Wasgoed

Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. U kunt het wasgoed zelf wassen of laten wassen door een wasserij.

Hygiënenormen

  • Verzamel en verplaats vuile was in een wasmand of zak.
  • Was met een volledig wasprogramma.
  • Houd schone was gescheiden van vuile was.

Tips

  • Druk geen lucht uit een plastic zak gevuld met wasgoed (bijvoorbeeld om de zak makkelijker te sluiten); ziekteverwekkers kunnen zich ook via de lucht verspreiden.
  • Gebruik geschikte handschoenen (zie paragraaf 2.2) bij het sorteren van de vuile was of was de handen direct na het sorteren van de was (zie paragraaf 2.1).

Met wasgoed wordt niet schoonmaakmateriaal bedoeld zoals moppen, vaatdoekjes e.d. Zie voor deze wasinstructies paragraaf 4.2.

3.4 Dieren en dierplagen

3.4.1 Dierplaagbeheersing

Ratten, muizen, insecten, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. De te nemen maatregelen zijn onder te verdelen in:

  • technisch-bouwkundige maatregelen,
    bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten, verwijderen van wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw;
  • hygiënische maatregelen,
    bijvoorbeeld goed schoonmaken, eten bewaren in afsluitbare bakken of potten.
  • bedrijfsmatige maatregelen,
    bijvoorbeeld het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) plaagdieren.

Hygiënenormen

  • Voorkom of beperk plekken waar plaagdieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen door het nemen van technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen.
  • Voorkom of beperk de aanwezigheid van water en voedsel(resten) door het nemen van technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen.
  • Schakel bij overlast een deskundige dierplaagbeheerser in. Gebruik zelf geen bestrijdingsmiddelen.

3.4.2 Teken

Teken komen in het hele land voor, in bos, park, hei, duinen of in de tuin. Ze zitten in de buurt van bomen of struiken in hoog gras of tussen dode bladeren. Een tekenbeet kan de ziekte van Lyme overbrengen. Op de RIVM-webpagina Tekenbeten vindt u meer advies over het voorkomen van tekenbeten of wat te doen bij een tekenbeet.

3.4.3 Hoofdluis

Op de RIVM-webpagina Hoofdluis vindt u meer informatie over hoofdluis en manieren om hoofdluis te bestrijden.

3.4.4 Vleermuizen

Vleermuizen kunnen ziekten overbrengen, maar zolang u geen direct contact heeft, is er niets aan de hand. Vang of pak daarom nooit een vleermuis met de blote handen. Een ziekte die bij enkele vleermuissoorten in Nederland voorkomt, is hondsdolheid (rabiës).

Wanneer vleermuizen hun verblijfplaats hebben in uw spouwmuur of onder uw dak, dan levert dat geen gevaar voor u op. Alleen als u een zieke, gewonde, verzwakte of dode vleermuis vindt, moet u ervoor zorgen dat u geen risico loopt. Meer informatie vindt u op de RIVM-webpagina Hondsdolheid (Rabiës).

Hygiënenormen

  • Gebeten door een vleermuis? Neem zo snel mogelijk contact op met uw huisarts of GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Ook als dit in Nederland is gebeurd.
  • Reinig de beetwond of aanraakplek goed met stromend lauw water en zeep gedurende 15 minuten. Desinfecteer daarna indien mogelijk met alcohol 70%.

3.4.5 Huis- en boerderijdieren

Dieren kunnen infectieziekten overdragen op mensen. Deze ziekten worden zoönosen genoemd.

Kunnen uw bezoekers, vrijwilligers en/of medewerkers in contact komen met (huis)dieren? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op overdracht van infectieziekten te verkleinen.

Voor meer informatie over zoönosen, zie de RIVM-webpagina Ziek door dier.

Huisdieren

Huisdieren zijn alle dieren die thuis worden gehouden zoals honden, katten, vissen, vogels en reptielen. Meer informatie over ziekten die huisdieren kunnen overgedragen, vindt u op de RIVM-webpagina Huisdieren.

Hygiënenormen

  • Was de handen na contact met dieren of mest (bijvoorbeeld de kattenbak).
  • Laat een dier niet in uw gezicht likken.
  • In geval een krab of een beet: spoel de wond goed schoon met stromend lauw water. Neem contact op met de huisarts als u bent gebeten.
  • Indien van toepassing: Laat het huisdier vaccineren, ontworm regelmatig, en bestrijd vlooien, luizen en teken. Overleg eventueel met de dierenarts.
Boerderijdieren

Kunnen medewerkers of bezoekers in contact komen met boerderijdieren zoals varkens, koeien en geiten? Neem dan hygiënemaatregelen om besmetting met zoönosen te beperken.

Hiervoor bestaat het GD Keurmerk Zoönosen. Dit keurmerk is voor alle dierhouders waarbij de dieren contact hebben met mensen. Bijvoorbeeld een kinder-, zorg of activiteitenboerderij, een agrarisch kinderdagverblijf of een manege. Maar ook een gewoon bedrijf met bijvoorbeeld melkvee, paarden, varkens, pluimvee, schapen of geiten kan het keurmerk aanvragen.

Hygiënenormen

Zie voor meer informatie ook de website van de Vereniging Samenwerkende Kinderboerderijen Nederland.

4 Schoonmaken

Schoonmaken is het verwijderen van stof en vuil, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo verwijdert u ook ziekteverwekkers en verkleint u de kans op ziekte.

4.1 Schoonmaakregels en -technieken

Als er verkeerd schoongemaakt wordt, kunnen ziekteverwekkers achterblijven en verspreid worden. Als u zelf (eind)verantwoordelijk bent voor de schoonmaak, houd u zich dan aan de volgende normen:

Hygiënenormen

  • Geef iedereen die schoonmaakt instructies over:
    • de manier van schoonmaken;
    • de middelen die ze hiervoor moeten gebruiken;
    • het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Maak eerst ‘droog’ schoon (afstoffen, stofzuigen) en daarna ‘nat’ (vochtig doekje, stomen, dweilen).
  • Maak schoon van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en van ‘hoog’ naar ‘laag’.
  • Werk volgens een schoonmaakschema.
  • Maak alleen schoon met middelen die ook daadwerkelijk als schoonmaakmiddel worden verkocht, zoals een allesreiniger. Gebruik de middelen volgens de instructies. Deze instructies staan op de verpakking of zijn verkrijgbaar bij de leverancier.
  • Meng een schoonmaakmiddel nooit met andere (schoonmaak)middelen. Mengen vermindert de werkzaamheid en geeft een slechter resultaat. Bij mengen met bleekhoudende middelen kunnen giftige gassen ontstaan.
  • Draag geschikte handschoenen (zie paragraaf 2.2) bij het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op (kunnen) zitten. Gooi de handschoenen direct na het schoonmaken weg en was de handen op de juiste wijze (zie paragraaf 2.1).

Tips

  • Laat een professioneel schoonmaakbedrijf schoonmaken of laat een deskundige, zoals een erkend schoonmaakbedrijf, instructie geven aan iedereen die schoonmaakt.
  • Vergeet tijdens het schoonmaken niet plekken en voorwerpen mee te nemen die mensen veel aanraken (handcontactpunten). Denk aan kranen, lichtschakelaars, deurklinken, doorspoelknoppen, etc.
  • Volg bij het schoonmaken van het sanitair de schoonmaakinstructies bij deze richtlijn.

4.2 Omgaan met schoonmaakmaterialen en -middelen

De schoonmaakmaterialen moet u ook goed schoonmaken, drogen en opruimen. Zo voorkomt u dat ziekteverwekkers uitgroeien en worden verspreid. Gebruik schoonmaakmaterialen zoals microvezeldoekjes volgens de instructie op de verpakking. Uit onderzoek blijkt dat microvezeldoekjes na 150 wasbeurten niet meer goed werken (Smith, 2011). Het aantal wasbeurten hoeft echter niet te worden bijgehouden; een schatting voldoet.

Hygiënenormen

  • Gebruik bij elke schoonmaakbeurt schone materialen.
  • Was schoonmaakmaterialen zoals moppen en (microvezel)doeken na gebruik op minimaal 60 °C. Laat de gewassen materialen daarna drogen aan de lucht of in een wasdroger.
    Of
    Gebruik wegwerpmaterialen en gooi deze direct na gebruik weg.
  • Maak schoonmaakmaterialen die niet in de wasmachine kunnen en niet direct na gebruik weggegooid worden, zoals emmers en trekkers, na gebruik schoon. Afspoelen met water. Daarna afdrogen of laten drogen door de materialen omgedraaid op een schone ondergrond te leggen (emmers) of op te hangen (trekkers).
  • Gebruik bij elke schoonmaakbeurt nieuw sopwater. Vervang het sop bij zichtbaar vuil. Gooi het sopwater direct weg na het schoonmaken.
  • Laat natte schoonmaakmaterialen na gebruik nooit in emmers achter.
  • Gebruik alleen stofzuigers met stoffilters en vervang deze filters zo vaak als de fabrikant voorschrijft.
  • Berg schoonmaakmaterialen en -middelen op in een aparte opslagruimte waar het niet in contact kan komen met levensmiddelen.
  • Gebruik en was microvezeldoekjes volgens de instructie op de verpakking of zoals vermeld op de website van de fabrikant. Vervang de microvezeldoekjes na circa 150 keer wassen, of eerder als dat op de verpakking staat aangegeven.

Tips

  • Gebruik bij het dweilen verschillende emmers (bijvoorbeeld met aparte kleuren) voor schoon en vuil sopwater. Maak de dweil of mop nat in de emmer met schoon sop, en spoel hem uit in de andere. Zo blijft sopwater langer schoon.

5 Bouw en inrichting

Het goed schoonhouden van toiletten, doucheruimtes, de keuken en andere ruimtes is belangrijk om verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. De inrichting van een gebouw of terrein heeft effect op het gemak waarmee dit kan. Zo zijn gladde wanden in toiletten sneller en beter schoon te krijgen dan ruwe. In dit hoofdstuk staan voor verschillende type ruimtes normen en adviezen voor een goede hygiëne.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) zijn eisen voor de bouw en inrichting van gebouwen opgenomen. Gemeenten kunnen ook aanvullende bouw- en inrichtingseisen stellen. Deze eisen zijn leidend; onderstaande normen en adviezen kunnen daardoor (deels) voor sommige gebouwen of terreinen niet van toepassing zijn.

5.1 Algemene normen inrichting

Alle ruimtes waar medewerkers en bezoekers komen, zoals een bar, eetruimtes, toiletten en (buiten)speel-, ontvangst- en gebruiksruimtes, moeten veilig en goed schoon te maken zijn.

Hygiënenormen

  • Richt ruimtes zo in dat schoonmakers overal bij kunnen.
  • Er is voldoende verlichting om schoon te maken en het resultaat te kunnen zien.
  • Het meubilair, de vloeren en alle materialen, bijvoorbeeld speelgoed of toetsenbord, zijn goed te reinigen.
  • Plaats op strategische plekken een afvalbak met vuilniszak.

Tips

  • Zorg voor een afgesloten afvalemmer met voetbediening in elke ruimte waar personen komen (ook toiletten).

5.2 Infectiepreventie binnenlucht

In deze paragraaf worden normen en tips genoemd voor het beperken van ziekteverwekkers in de binnenlucht. Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of GGD Richtlijnen voor Medische Milieukunde.

De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.

Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.

5.2.1 Ventileren en luchten

Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.

Door te ventileren en te luchten kunnen ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.

Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?

Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.

Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.

Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: De 5 basistips om te ventileren - Ventileren zo gedaan.

Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.

Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.

Hygiënenormen
  • Zorg voor voldoende ventilatie voor het aantal mensen dat in de ruimte verblijft en voor de activiteiten die in de ruimte plaatsvinden.
  • Controleer bij het veranderen van de functie van een ruimte of de ventilatievoorziening nog voldoende is voor het maximaal aantal personen dat in de ruimte kan verblijven.
  • Zorg voor goed werkende ventilatievoorzieningen, zodat er altijd voldoende wordt geventileerd. Blokkeer geen ventilatieroosters of -ventielen. Gebruik de mechanische ventilatievoorziening volgens de instructie van de fabrikant.
  • Zorg voor een zichtbare instructie hoe voldoende moet worden geventileerd als de ventilatie door de gebruiker van de ruimte zelf moet worden geregeld.
  • Maak roosters en ventielen schoon bij zichtbaar vuil. Onderhoud de mechanische ventilatievoorziening, inclusief filters, volgens de instructie van de fabrikant of verhuurder en vermeld de schoonmaakfrequentie in een schoonmaakschema.
  • Lucht een ruimte voor ongeveer 10 à 15 minuten als de lucht niet meer fris ruikt (bijvoorbeeld in de pauze of na een bijeenkomst met een groep mensen). Lucht ook als er veel vocht in de ruimte is (bijvoorbeeld na het koken of douchen).
Tips
  • Gebruik de website ‘Ventileren zo gedaan!’ voor tips om de ventilatie te verbeteren en voor het gebruik van CO2 (carbondioxide)-meters.
  • Gebruik een CO2-meter om een indicatie te krijgen of er voldoende wordt geventileerd; vooral bij natuurlijke ventilatie.
  • Zorg voor een instructie hoe de CO2-meter te gebruiken. Zie voor meer informatie de website ‘Ventileren zo gedaan!’.
  • Laat de eigenaar van het gebouw één keer per 3 jaar bepalen of de ventilatiecapaciteit (nog) voldoet aan de geldende eisen en Arbovoorschriften.
  • Controleer bij een mechanische ventilatievoorziening één keer per 3 jaar of filters op tijd worden vervangen en of de ventilatievoorziening inwendig is vervuild.
  • Verhoog (op termijn) bij oude gebouwen de ventilatiecapaciteit tot minimaal de ‘nieuwbouw’-eisen uit het Bouwbesluit.
  • Zorg voor een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit.

5.2.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid

Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.

Hygiënenormen
  • Voorkom dat de temperatuur lager dan 15 °C wordt in een ruimte waar mensen verblijven.
Tips

5.2.3 Luchtreinigers

Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of op of in het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.

Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).

Hygiënenormen
  • Zorg voor voldoende ventilatie (zie paragraaf 5.2.1) als luchtreinigers worden gebruikt. Luchtreinigers zijn geen vervanging voor ventilatie.
  • Zorg voor een goed onderhoudsprotocol en voer dit uit.
Tips
  • Kijk in de handreiking luchtreinigers van Ruimte-ok(PDF) voor meer informatie over de aanschaf en het gebruik van luchtreinigers.
  • Gebruik een mobiele luchtreiniger waarmee geen directe blootstelling is aan UVC-straling en aan schadelijke stoffen zoals ozon(‑reactieproducten).

5.3 Toiletten

Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn.

Hygiënenormen

  • De vloer en de wanden kunnen geen vocht opnemen en zijn gemakkelijk schoon te maken tot een hoogte waar urine tegenaan kan spatten.
  • Er is een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, een afvalemmer en er zijn papieren wegwerphanddoekjes om de handen te drogen.

5.4 Douche- en badruimte

In doucheruimtes is het vaak vochtig. Schimmels en andere micro-organismen groeien er relatief makkelijk. Voorkom dat schimmel kan groeien door goed te ventileren.

Als er toch schimmel is gaan groeien, gebruik dan een schimmelverwijderingsmiddel dat is toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)). Een toegelaten middel is te herkennen doordat op het etiket een vijfcijferig nummer staat met daarachter de letter ‘N’ (bijvoorbeeld 12345N) of door de letters EU Europese Unie (Europese Unie)/NL met daarachter 11 cijfers (bijvoorbeeld EU-1234567-0001). Gebruik alleen een middel dat is toegelaten om schimmels te verwijderen en te koop is voor consumenten.

Hygiënenormen

  • Alle materialen in de douche(s) zijn bestand tegen water en waterdamp.
  • Alle materialen zijn gemakkelijk schoon te maken.
  • De douche- en badruimtes worden goed geventileerd (zie ook paragraaf 5.2).
  • Verwijder schimmel of zwarte aanslag met een toegelaten verwijderingsmiddel.
  • Hang schone handdoeken en wasgoed op of leg de schone was op een plank of in een kast.
  • Houd schone handdoeken gescheiden van vuile (natte) handdoeken en wasgoed.

5.5 Keuken

Als er een keuken aanwezig is, volg dan de normen en adviezen zoals opgenomen in de hygiënecode (zie ook paragraaf 3.1).

Hygiënenormen

  • Volg de normen en adviezen zoals opgenomen in de hygiënecode voor de horeca of andere sector die geldt voor het evenement.
  • Volg onderstaande normen als er voor de situatie geen passende hygiënecode is:
    • De vloer is goed schoon te maken, splintervrij en stroef.
    • Het aanrechtblad en de wand boven het aanrechtblad is glad tot een hoogte waar water en etenswaren tegenaan spatten. Zo zijn het blad en wand gemakkelijk schoon te maken.
    • De keuken of het keukenblok is gescheiden van sanitaire voorzieningen.
    • Er is een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, afvalemmer en papieren wegwerphanddoekjes.

5.6 Opslagruimte voor schoonmaakmaterialen

Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmateriaal opgeborgen kan worden. Zo zijn vuile schoonmaakmaterialen en gevaarlijke stoffen niet bereikbaar voor bezoekers en gescheiden van voedingsmiddelen.

Normen en adviezen over het schoonmaken van schoonmaakmaterialen staan in paragraaf 4.2.

Hygiënenormen

  • Berg schoonmaakmiddelen en -materialen op in een daarvoor bestemde, aparte opslagruimte.
  • Hang bezems, vloer- en raamtrekkers en vergelijkbare schoonmaakmaterialen zodanig op dat ze de grond niet raken. Op deze manier drogen ze beter.
  • Een uitstortgootsteen is aanwezig waar vuil water in wordt weggegooid en materialen gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt.
  • Bewaar gevaarlijke stoffen (zoals schoonmaakmiddelen) gescheiden van voedingsmiddelen.
  • Sla gevaarlijke schoonmaakmiddelen, zoals ammoniak, op volgens de instructies op de verpakking of volgens de instructies van de leverancier. Zorg dat derden er niet bij kunnen.

Tips

  • Plaats zeep en handdoekjes bij de uitstortgootsteen.

5.7 Speelvoorzieningen

In deze paragraaf staan hygiënenormen voor speelvoorzieningen. Deze normen zijn aanvullend op de eisen in het warenwetbesluit voor attractie- en speeltoestellen. Voor veiligheidseisen van speelvoorzieningen kunt u terecht bij de NVWA en veiligheid.nl.

5.7.1 Speeltoestellen en -materialen in binnenruimtes

Op speeltoestellen en -materialen kan bloed, urine, ontlasting of braaksel komen. Schoonmaken en het uitvoeren van onderhoud verkleint de kans op infecties.

Voor onder meer binnenspeeltuinen, speeltoestellen, ballenbakken en spoelgoed gelden de volgende normen:

Hygiënenormen

  • Volg de onderhoudsinstructie van de leverancier of fabrikant.
  • Maak het toestel of materiaal schoon bij zichtbaar vuil volgens de instructies in paragraaf 4.1 en de onderhoudsinstructie.

5.7.2 Zandbakken en zand(water)tafels

In zandbakken kunnen uitwerpselen en urine van onder meer honden en katten zitten. Hierdoor kunnen ziekteverwekkers worden verspreid, zoals spoelwormen.

Eventuele spoelwormeitjes in de uitwerpselen worden na drie tot vier weken besmettelijk.

Hygiënenormen

  • Dek de zand(water)tafel af na gebruik om honden en katten te weren.
  • Dek de zandbak af na gebruik om honden en katten te weren. Bijvoorbeeld door een vochtdoorlatend zeil over de zandbak te spannen (±10 cm boven het zand). Als afdekking niet mogelijk is, vervang dan periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) het zand.
  • Controleer dagelijks voor gebruik of de zandbak, zand(water)tafel en/of het zand rondom de speeltoestellen schoon is.
  • Schep dierlijke uitwerpselen met ruim zand eromheen uit.
  • Vervang het zand als:
    • uitwerpselen (mogelijk) langer dan drie weken in het zand hebben gelegen (bijvoorbeeld na de vakantie);
    • de vervuiling niet goed te verwijderen is.

Tips

  • Plaats een zandbak niet op een plaats waar veel vogelpoep neerkomt.
  • Gebruik een hark om het zand in de zandbak en rondom speeltoestellen op dierlijke uitwerpselen te controleren.

5.8 Moestuinen

De meeste micro-organismen zijn onschuldig en in de (moes)tuin zelfs onmisbaar en nuttig. Via allerlei processen zorgen ze voor voeding en bescherming van de planten.

Tijdens het werk in de (moes)tuin is ook contact mogelijk met micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken zoals parasieten (toxoplasmose) of bacteriën (tetanus). Ook in ontlasting en urine van plaagdieren (muizen, ratten) komen micro-organismen voor.

Gezonde mensen worden hier meestal niet ziek van. Toch kan er een probleem ontstaan wanneer er sprake is van een (tijdelijk) verminderde weerstand door bijvoorbeeld ziekte of zwangerschap.

Hygiënenormen

  • Was de handen na het werk grondig met stromend water en zeep uit een zeepdispenser (zie paragraaf 2.1).
  • Raak tijdens het werk de mond, neus en ogen niet aan.
  • Was een wondje goed uit met water. Dek wondjes af met een vochtwerende pleister.
  • Was groente en fruit goed voor consumptie (zie voedingscentrum voor adviezen).
  • Draag schoenen en werkkleding die tijdens het werken in de tuin zijn gebruikt niet binnen.
  • Zorg tijdens het klaarmaken van voeding na het werken in de (moes)tuin dat de kleren schoon zijn.

Tips

  • Draag tuinhandschoenen, werkkleding en tuinlaarzen/klompen tijdens het tuinieren.

5.9 Watervoorzieningen en -installaties

In water kunnen ziekteverwekkers leven en zich vermeerderen. Daarom is het belangrijk om bij watervoorzieningen waar het publiek bij kan, zoals zwembaden en fonteinen, maatregelen te nemen om het risico op besmetting zo klein mogelijk te maken.

Voor badwaterbassins zijn er sinds 1 januari 2024 eisen opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), hoofdstuk 15. Dit besluit valt onder de Omgevingswet. Met badwaterbassins wordt bedoeld: een waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden. In artikel 15.1 van het Bal is opgenomen welke badwaterbassins zijn uitgezonderd. Vanwege overgangsrecht kunnen voor bestaande baden nog tot 1 januari 2025 eisen gelden uit de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) of het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)).

Aanvullende normen zijn opgenomen in de LCHV-hygiënerichtlijn voor sauna’s en badinrichtingen. Onderstaande normen gelden daarom niet voor deze locaties.

Voor sommige waterinstallaties zijn er regels voor het beheersen van groei en verspreiding van legionella. Zie paragraaf 5.9.3 voor meer informatie.

5.9.1 Waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten

Voorbeelden van waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten zijn (zwem)badjes, sproeiers, fonteinen, bedriegertjes, vernevelaars, luchtbevochtigers en waterspeel(tuin)toestellen.

Hygiënenormen

  • Volg de onderhoudsinstructies van de fabrikant of leverancier voor waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten.
  • Ververs het water van een badje dagelijks. Ververs het water direct bij vervuiling met ontlasting, urine of bloed van mens of dier. Reinig vervuilde baden voor gebruik en volgens de onderhoudsinstructie.
  • De wanden en bodem van zwembadjes zijn van glad, waterdicht materiaal.
  • Voorkom dat (huis)dieren in (zwem)badjes komen.
  • Gebruik voor het vullen van waterbadjes water van drinkwaterkwaliteit.
  • Badmaterialen (zoals trapjes en speelgoed) zijn gemaakt van materiaal dat goed schoon te maken is.
  • Is er water gekomen in bad(speel)materialen (waterpistolen, badeenden, etc.)? Laat ze dan na gebruik leeg lopen en leg ze te drogen op een droge plek.
  • Gebruikt u de tuinslang niet wekelijks? Laat de slang dan na gebruik geheel leeg lopen. Spoel de slang voor gebruik eerst door met water zonder spuitmond.

5.9.2 Waterpleinen en wadi’s (weides)

Waterpleinen en wadi’s worden gebruikt om afstromend regenwater tijdelijk te borgen. Op deze plekken kunnen ook bankjes en speeltoestellen staan. Kinderen kunnen spelen op een ondergelopen waterplein of in een wadi.

Hygiënenormen

  • Beperk zo veel mogelijk verontreiniging van waterpleinen en wadi’s door dierlijke uitwerpselen en vuil(nis).

5.9.3 Legionellapreventie

Legionellabacteriën kunnen bij inademen een longontsteking veroorzaken (ook wel ‘veteranenziekte’ genoemd). De meeste mensen worden echter niet ziek als ze in aanraking komen met deze bacterie. Legionella kan bij gunstige temperatuur groeien in waterinstallaties en in de lucht komen als het water wordt verneveld, bijvoorbeeld door een douche, sierfontein of bubbelbad.

Voor de meeste leidingwaterinstallaties is legionellapreventie niet verplicht en ook niet noodzakelijk. Dit geldt bijvoorbeeld voor scholen, kantoorgebouwen, sporthallen, buurthuizen, ruimten voor dagbesteding en woningen. Lees hier waarom legionellapreventie niet noodzakelijk is.

Legionellapreventie is wel verplicht en noodzakelijk voor leidingwaterinstallaties van: ziekenhuizen, verpleeghuizen, zwembaden en hotels. De zogenaamde ‘prioritaire’ instellingen.

Er zijn nog andere waterinstallaties waarvoor legionellapreventie verplicht is, zoals voor vernevelende badwaterbassins en gebouwen met natte koeltorens. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de rijksoverheid.

Voor sommige waterinstallaties vindt het RIVM legionellapreventie vanuit volksgezondheidsrisico noodzakelijk, maar ontbreekt landelijke regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn:

  • sproeiende waterinstallaties in een (half)overdekte ruimte, bijvoorbeeld een fontein in een festivaltent;
  • mistsystemen in een (half)overdekte ruimte, bijvoorbeeld mist voor terrasverkoeling onder een luifel;
  • bubbelbaden op evenement en minder dan 24 uur opgesteld.

Uw gemeente kan in de algemene plaatselijke verordening (APV) of in de evenementvergunning voor deze waterinstallaties aanvullende regels opgenomen hebben. Adviezen over het uitvoeren van legionellapreventie bij deze waterinstallaties staat in deel C van Preventie en melding van legionellabacteriën in water. Voor meer informatie over de lijst met risicovolle waterinstallaties, zie de Indeling van waterinstallaties naar de mate van risico op legionellose.

Hygiënenormen

  • Bepaal of op uw locatie(s) waterinstallaties in gebruik zijn waar legionellapreventie verplicht is of vanuit volksgezondheidsrisico noodzakelijk is.
  • Voer legionellapreventie uit bij waterinstallaties waar legionellapreventie verplicht is.
  • Stel een risicoanalyse en beheersplan op voor waterinstallaties waar legionellapreventie vanuit volksgezondheidsrisico noodzakelijk is en voer het beheersplan uit.

Begrippenlijst

Badwaterbassin Een waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden.
Binnenlucht De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht.

Binnenmilieu

Omvat fysische, chemische en biologische factoren die van invloed zijn op de gezondheid en het welzijn van de gebruikers. Denk aan luchtkwaliteit, geluid en akoestiek, thermisch comfort, licht, vocht en schimmel, straling en vele andere aspecten. Daarnaast heeft ook het gedrag van bewoners/ gebruikers effect op het binnenmilieu. Voorbeelden hiervan zijn onder andere rookgedrag, aanwezigheid van huisdieren, bouwmaterialen en emissies uit consumentenproducten.

Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt.

Desinfecteren

Het zoveel mogelijk doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel.

Hygiënecode

Een gids voor bedrijven die met voedsel omgaan, opgesteld door de sector. In deze gids vindt u de regels om de voedselveiligheid en de hygiëne te bewaken. Meer informatie: NVWA.

Lichaamsvloeistoffen

Vloeistoffen afkomstig uit het menselijk of dierlijk lichaam zoals bloed, speeksel, sperma, braaksel, urine en ontlasting. In lichaamsvloeistoffen kunnen ziekteverwekkers zitten.

Luchten In een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Luchtreinigers(technieken) Vermindert eventueel aanwezige micro-organismen en virussen in de lucht die door het apparaat stroomt en/of in voldoende mate in contact komt met een desinfectietechniek. Dit wordt gedaan door virussen en bacteriën tegen te houden (bijvoorbeeld via filters) en/of te doden of inactiveren (bijvoorbeeld via UVC-straling).

Micro-organismen

Bacteriën, schimmels, gisten, virussen en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. Virussen worden veelal niet gezien als levende entiteit gezien (organisme) en vallen daarmee strikt genomen niet onder de definitie van ‘micro-organismen’. Echter, vaak worden virussen ook ‘micro-organismen’ genoemd.

Microvezeldoekjes

Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt.

Zelfdovende afvalbakken

Afvalbakken waarmee door de constructie (smalle opening) brand door bijvoorbeeld slecht gedoofde sigaretten wordt voorkomen.

Schoonmaken

Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen.

Ventileren

Het voortdurend verversen van lucht. De buitenlucht vervangt telkens (een deel van) de binnenlucht die vervuild is door bijvoorbeeld vocht, stof en ziekteverwekkers. Ventileren is mogelijk via natuurlijke ventilatie (bijvoorbeeld roosters of kieren) of via mechanische ventilatie (ventilatiesysteem).

Ventilatiecapaciteit De hoeveelheid luchtverversing die in een bepaalde tijd met de ventilatievoorziening moet worden bereikt. De eenheid wordt uitgedrukt in liter per seconde per persoon (l/s/p).
Ventilatievoorziening Onderdeel van gebouw of bouwsel waarmee de lucht kan worden ververst. Bijvoorbeeld een kiepraam, rooster of een mechanisch ventilatiesysteem.
Verblijfsruimte In een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen. Hieronder vallen werkplekken, gezamenlijke ruimtes en slaapkamers, maar niet opslagruimtes en gangen.

Volledig wasprogramma

Het geheel doorlopen van de wascyclus voor de soort stof die wordt gewassen. Bijvoorbeeld het volledige wasprogramma voor katoen; zonder voor een kortere stand of tijd te kiezen.

Wadi’s

Verdiept grasveld waar water naar toe kan stromen.

Ziekteverwekkers Micro-organismen die een infectieziekte kunnen veroorzaken.

Verantwoording

Literatuur

  • Arboportaal: Luchtvochtigheid op het werk | Arboportaal (geraadpleegd op 6 oktober 2022).
  • Bartels, A.A., Schijven, J.F., Delmaar, J.E., Duizer, E. (2021). Effect van verschillende ventilatiehoeveelheden op aerogene transmissie van SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 - Risicoschatting op basis van het AirCoV2-model. RIVM-briefrapport 2021-0207.
  • Best EL, Parnell P, Wilcox MH (2014). Microbiological comparison of hand-drying methods: the potential for contamination of the environment, user, and bystander. J Hosp Infect. 88:199-206.
  • Bloomfield SF, Carling PC, Exner M (2017). A unified framework for developing effective hygiene procedures for hands, environmental surfaces and laundry in healthcare, domestic, food handling and other settings. GMS Hyg Infect Control. 19;12:Doc8.
  • Bouma K, Dannen F, Bruijn-Mulder AM, Nab-Vonk JM Joint meeting (Joint meeting), Wijma E (2002). Zandbakken; zware metalen en micrologische besmetting. Rapport nummer: NDTOY004/01.
  • CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention) (2021). Ventilation in Buildings (versie juni 2021).
  • Duisterwinkel A (2010). Hygiënisch en duurzaam handen drogen. VSR rapport.
  • Duval D, Palmer JC, Tudge I, Pearce-Smith N, O'Connell E, Bennett A, Clark R. (2022). Long distance airborne transmission of SARS-CoV-2: rapid systematic review. BMJ. 29;377:e068743. doi: 10.1136/bmj-2021-068743.
  • Gerba C, Kennedy D (2007). Enteric virus survival during household laundering and impact of disinfection with sodim hypochlorite. Appl Environ Microbiol. 73:4425-4428.
  • Gezondheidsraad (2016). Zorgvuldig omgaan met desinfectia. Rapport Nr. 2016/18.
  • Gezondheidsraad (2020). Verslag werkconferentie Ventilatie en COVID-19 | Overige | Gezondheidsraad.
  • Van Ginkel J, et al. (2012). GGD-richtlijn medische milieukunde; schimmel- en vochtproblemen in woningen. (PDF)RIVM Rapport 609300022.
  • Hall EF, Dusseldorp A (2010). Gezondheidseffecten van een lage relatieve luchtvochtigheid in woningen(PDF). RIVM rapport 609021071.
  • Heinzel M, Kyas A, Weide M, Breves R, Bockmühl D (2010). Evaluation of the virucidal performance of domestic laundry procedures. Int J Hyg Environ Health 213:334-337.
  • Hiwar W, King MF, Shuweihdi F, Fletcher LA, Dancer SJ, Noakes CJ (2021). What is the relationship between indoor air quality parameters and airborne microorganisms in hospital environments? A systematic review and meta-analysis. Indoor Air. 31(5):1308-1322. doi: 10.1111/ina.12846.
  • Kompatscher K, Traversari AAL (2022). Literatuurstudie naar de toepassing van verschillende luchtreinigingsmethoden voor inactivatie van microbiologische verontreinigingen. TNO-rapport R11245.
  • LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding) (2021). Aerogene transmissie SARS-CoV-2 | LCI richtlijnen (rivm.nl).
  • Maung TZ, Bishop JE, Holt E, Turner AM, Pfrang C (2022). Indoor Air Pollution and the Health of Vulnerable Groups: A Systematic Review Focused on Particulate Matter (PM), Volatile Organic Compounds (VOCs) and Their Effects on Children and People with Pre-Existing Lung Disease. Int J Environ Res Public Health. 19;19(14):8752. doi: 10.3390/ijerph19148752. 
  • Nair AN, Anand P, George A, Mondal N. A review of strategies and their effectiveness in reducing indoor airborne transmission and improving indoor air quality (2022). Environ Res. 213:113579. doi: 10.1016/j.envres.2022.113579.
  • NHG Nederlands Huisartsen Genootschap (Nederlands Huisartsen Genootschap) (2013). Richtlijn wondzorg.
  • Schets F, De Man H, Van Leuken JPG, De Roda Husman AM (2017). De ‘waterkwaliteitscheck’ voor nieuwe en bestaande stedelijk waterconcepten. Het belang van aandacht voor de microbiologische kwaliteit van water in de stad. RIVM Rapport 2017-0012.
  • Smith DL, Gillanders S, Holah JT, Gush C (2011). Assessing the efficacy of different microfibre cloths at removing surface micro-organisms associated with healthcare-associated infections. J Hosp Infect. 78:182-6.
  • Tuladhar E, Hazeleger WC, Koopmans M, Zwietering MH, Duizer E, Beumer RR relatieve risico's (relatieve risico's) (2015). Reducing viral contamination from finger pads: handwashing is more effective than alcohol-based hand disinfectants. J Hosp Infect. 90:226-34.
  • Vermeulen LC Liquid chromatography (Liquid chromatography), Bartels AA (2022). Meerwaarde van mobiele luchtreinigers in verminderen van transmissie van SARS-CoV-2 – een literatuurstudie. RIVM Briefrapport 2022-0134.
  • WHO World Health Organization (World Health Organization ) (2021). Roadmap to improve and ensure good indoor ventilation in the context of COVID-19.

Werkgroep

De Algemene hygiënerichtlijn is in september 2019 vastgesteld op het Landelijk Overleg Hygiëne en Veiligheid. De richtlijn is 31 december 2019 online gepubliceerd. Aan het opstellen van de richtlijn hebben de volgende GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en en organisaties bijgedragen:

  • GGD Brabant Zuid-Oost
  • GGD Groningen
  • GGD Haaglanden
  • GGD regio Utrecht
  • GGD Rotterdam-Rijnmond
  • NVZ Nederlandse vereniging van ziekenhuizen (Nederlandse vereniging van ziekenhuizen); brancheorganisatie fabrikanten en importeurs reinigings- en desinfectiemiddelen
  • Tensen en Nolte
  • Unic Medical Services B.V.

Aan paragraaf 5.2 ‘Infectiepreventie binnenlucht’ hebben de volgende organisaties bijgedragen:

  • GGD Haaglanden
  • GGD Amsterdam
  • GGD Rotterdam
  • GGD Kennemerland
  • TNO
  • BBA Binnenmilieu
  • RIVM

Wijzigingen sinds laatste herziening

  • Maart 2024: Paragrafen waar het Bouwbesluit en het Besluit hygiene en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) werden genoemd, zijn aangepast. Dit vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Bhvbz is vervangen door het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal Besluit activiteiten leefomgeving (Besluit activiteiten leefomgeving )), hoofdstuk 15 Badwaterbassins.
  • Maart 2024: Naar aanleiding van de herziening van de Hygiënerichtlijn voor evenementen zijn enkele tekstdelen verduidelijkt. In de volgende Normen en Tips is de tekst inhoudelijk aangepast:
    • Paragraaf 3.2: aan eerste norm, over legen van afvalbakken, is toegevoegd: “als ze bijna vol zijn” om te verduidelijken dat ook volle afvalbakken geleegd moeten worden en niet alleen 1 keer per dag. De tip om voor het scheiden van afval te kijken op de website van Milieucentraal is verwijderd; dit betreft geen tip over infectiepreventie. (Deze tip is ook verwijderd uit paragraaf 5.6).
    • Paragraaf 3.3: aan tip “Gebruik geschikte handschoenen bij het sorteren van de vuile was” toegevoegd: “of was de handen direct na het sorteren van de was .” Voor de locaties waar de Algemene hygiënerichtlijn kan worden toegepast, volstaat handen wassen namelijk ook.
    • Paragraaf 3.4.4: norm over reinigen van beetwonden door vleermuizen is gelijkgetrokken met de LCI-richtlijn rabiës.
    • Paragraaf 5.1: in norm over afvalbakken het woord “plastic zak” vervangen voor “vuilniszak”. Het hoeft niet per se een plastic zak te zijn.
    • Paragraaf 5.5: expliciet opgenomen dat als een hygiënecode geldt voor de keuken dat deze code ook moet worden gevolgd. Dit was wel in de inleiding benoemd maar nu verduidelijkt in de norm. Ook is naast de wand boven het aanrechtblad nu ook opgenomen dat het aanrechtblad zelf glad moet zijn zodat het goed schoon te maken is.
    • Paragraaf 5.9.3: in de norm verduidelijkt dat voor legionella-risicovolle waterinstallaties een risicoanalyse moet worden uitgevoerd en beheersplan moet worden uitgevoerd.
  • Maart 2023: Op 1 maart 2023 is de bijhorende download 'Normenlijst Algemene hygiënerichtlijn' aangepast n.a.v. de in februari 2023 gewijzigde normen in paragraaf 5.2.
  • Februari 2023: Op 3 februari 2023 is paragraaf 5.2 gewijzigd naar aanleiding van ervaringen met COVID-19. De normen en tips van deze paragraaf zijn opgesteld met medewerking van GGD’en en binnenmilieudeskundigen (zie verantwoording).
  • April 2020: handen wassen met vloeibare zeep is gewijzigd in wassen met zeep. We vonden niet voldoende onderbouwing dat harde zeep minder hygiënisch is. Door niet meer ‘vloeibare’ te vermelden laten we de keus aan de gebruiker van de richtlijn.

 

De Algemene hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl