Kinkhoest is een infectie aan de luchtwegen die wordt veroorzaakt door een bacterie. Kinkhoest is een besmettelijke ziekte. De bacterie maakt een gifstof aan. Hierdoor ontstaan hoestbuien die tot 3-4 maanden kunnen aanhouden. Daarom wordt kinkhoest ook wel de '100-dagenhoest' genoemd.

De klachten beginnen meestal met:

  • Klachten die lijken op een gewone neusverkoudheid.
  • Koorts.
  • Langdurige hoestbuien, waarbij taai slijm wordt opgehoest.

Na ongeveer 2 weken worden de hoestbuien erger, vooral ’s nachts. Dat kan een opvallend blaffende hoest zijn. Tijdens de hoestbui kan iemand erg benauwd worden en gaan braken. Van die hoestbuien kan iemand erg moe worden.

Na een paar weken wordt het hoesten langzaam minder.

Bij volwassenen lijkt kinkhoest vaak op een zware verkoudheid. Bij jonge baby’s zijn de klachten soms anders, zoals:

  • Slecht eten.
  • Moeite met ademen.
  • Blauw aanlopen.

De tijd tussen het besmet raken en ziek worden is meestal 7 tot 10 dagen.

De bacterie zit in de keel van iemand die besmet is. Door hoesten en niezen komen kleine druppeltjes met de bacterie in de lucht. Mensen kunnen deze druppeltjes inademen en besmet raken.

Kinkhoest is vooral besmettelijk aan het begin van de ziekte. Iemand weet dan vaak nog niet dat hij kinkhoest heeft. Iemand is besmettelijk tot 3 weken na het begin van de erge hoestbuien.

Iedereen kan kinkhoest krijgen. Iemand die ingeënt is tegen kinkhoest kan het ook krijgen, maar is meestal minder ziek.

Ook als je kinkhoest hebt gehad, kun je toch opnieuw kinkhoest krijgen.

Vooral jonge baby’s die nog niet zijn ingeënt kunnen erg ziek zijn door kinkhoest.

Zwangere vrouwen die kinkhoest hebben, moeten met hun huisarts overleggen. Zij kunnen direct na de geboorte de baby besmetten.

Heeft je baby contact gehad met iemand die kinkhoest heeft? Houdt dan in de gaten of de baby gaat hoesten. Als de baby ziek wordt of gaat hoesten, neem dan contact op met de huisarts.

Heb je kinkhoest? Blijf dan uit de buurt van jonge baby’s die nog niet zijn ingeënt. Het is dan ook beter geen contact te hebben met vrouwen die binnenkort gaan bevallen.

Er is een inenting om de ziekte te voorkomen. Deze inenting is opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. Kinderen krijgen deze inenting als ze 6 weken oud zijn en de inentingen worden herhaald als ze 3, 4 en 11 maanden oud zijn. Kinderen krijgen de inentingen op het consultatiebureau.

Vanaf eind 2019 krijgen vrouwen tijdens de zwangerschap een inenting tegen kinkhoest aangeboden. Hierdoor zijn baby's meteen vanaf de geboorte beschermd tegen kinkhoest: zie kinkhoestvaccinatie voor zwangere vrouwen.

Wat kun je verder doen?

Bij hoesten of niezen:

  • Gebruik een papieren zakdoek. Heb je geen papieren zakdoek bij de hand? Hoest dan in de plooi van de elleboog.
  • Gebruik een zakdoek maar één keer.
  • Gooi de zakdoek na gebruik weg.
  • Was hierna je handen.
  • Het is niet nodig om bij iedereen die hoest of niest uit de buurt te blijven. Houd pasgeboren baby’s wel uit de buurt van hoestende en niezende mensen.
  • Leer kinderen ook netjes te hoesten en te niezen.

Was regelmatig je handen met water en zeep, zeker na een flinke hoest- of niesbui. Handen wassen doe je zo:

  • Maak de handen goed nat onder stromend water.
  • Neem wat vloeibaar zeep uit een pompje.
  • Wrijf de handen over elkaar. Zorg dat er zeep op de binnenkant en buitenkant van de handen zit. Wrijf goed alle vingertoppen in. Vergeet de duimen niet. Wrijf ook tussen de vingers.
  • Spoel de zeep goed af, onder stromend water.
  • Droog de handen goed af aan een schone handdoek of aan een papieren handdoek (keukenrol).

Zie ook de video 'Handen wassen - Doe het goed en vaak'.

De huisarts kan een test doen om na te gaan of iemand kinkhoest heeft. De huisarts kan ook zeggen of een behandeling nodig is.

Je kunt hoestdrank of neusdruppels gebruiken om minder last te hebben van de klachten.

Voelt een kind zich goed? Dan kan het gewoon naar een kindercentrum of school. Kinkhoest is al besmettelijk voordat iemand weet dat hij kinkhoest heeft. Thuisblijven helpt niet om te voorkomen dat anderen ziek worden.

Heeft je kind kinkhoest? Vertel het dan aan de pedagogisch medewerker of de leerkracht. Zij kunnen in overleg met de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Gemeentelijke Gezondheidsdienst  andere ouders informeren. Ouders kunnen dan letten op de klachten van kinkhoest bij hun kind.

Een volwassene met kinkhoest die zich goed voelt, kan gewoon werken. Werk je met baby’s of in de zorg? Dan moet je eerst overleggen met de GGD/bedrijfsarts of met je werkgever voor je weer gaat werken.

Heb je kinkhoest en ben je in de buurt geweest van een baby of hoogzwangere vrouw? Vertel dan aan de ouders van de baby of aan de zwangere dat je kinkhoest hebt. De ouders of de zwangere kunnen dan letten op de klachten van kinkhoest.

Heb je meer vragen over kinkhoest?

Vraag het de GGD-afdeling Infectieziekten of de huisarts.