De daling van het aantal deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker zet door. Deze daling is al jaren aan de gang, met een dieptepunt in coronajaar 2020. Hoewel er in 2021 een herstel te zien was, zijn de cijfers over 2022 weer lager dan voor de coronaperiode. Dat blijkt uit de jaarlijkse monitors over de bevolkingsonderzoeken van het RIVM. Met deze onderzoeken naar kanker wordt ziekte en sterfte voorkomen. Wie niet deelneemt, mist daarom mogelijk een tijdige en minder ingrijpende behandeling.
Het percentage genodigden dat deelnam aan het bevolkingsonderzoek borstkanker daalde van 73% in 2021 naar bijna 71% in 2022. Bij darmkanker was het een daling naar ruim 68% (71% in 2021). En voor baarmoederhalskanker ging het om een daling naar 46% (54% in 2021). Het RIVM onderzoekt waarom mensen minder vaak deelnemen aan de bevolkingsonderzoeken.
Kanker vastgesteld door bevolkingsonderzoeken
Uit de cijfers over 2022 blijkt dat er via de bevolkingsonderzoeken bij duizenden mensen een vorm van kanker werd gevonden. Of in geval van darmkanker en baarmoederhalskanker, vaak een voorstadium daarvan. Bij borstkanker ging het om 6.869 deelnemers, bij baarmoederhalskanker om 3.642 (96% voorstadia, 4% kanker) en bij darmkanker om 16.616 mensen (87% voorstadium, 13% kanker).
Vergroten toegankelijkheid
Uit onderzoek blijkt dat sommige groepen duidelijk minder aan de onderzoeken meedoen. Het RIVM weet dat een deel van deze mensen niet bereikt wordt op de bestaande manier. Het gaat over het algemeen om mensen met een lager inkomen, lagere opleiding en/of migratieachtergrond. Daarom werkt het RIVM eraan om juist bij deze mensen beter in beeld te krijgen hoe ze wel te informeren zijn.
Over de bevolkingsonderzoeken
Een bevolkingsonderzoek is een medisch onderzoek bij mensen die geen klachten over hun gezondheid hebben. Het onderzoek heeft als doel om ziekte te vinden. Of een erfelijke aanleg voor ziekte, of factoren die de kans op ziekte groter maken. Hoe eerder een ziekte of het begin daarvan wordt ontdekt, hoe sneller de behandeling kan beginnen. De kans op genezing of minder klachten is dan groter. Bij vroege ontdekking is de behandeling vaak minder ingrijpend. Het RIVM is verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie. Het RIVM doet dit in opdracht van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).