![](/sites/default/files/styles/content_full/public/2024-12/UCV6_Kingdom_of_Netherlands_Royal_Visit_June2024_0162.jpg?h=0a8b6f8b&itok=QSgRMobq)
Infectieziekten Bulletin, december 2024
Interview met Corien Swaan, arts M+G profiel infectieziektebestrijding en coördinator (pandemische) paraatheid bij het RIVM door Charlotte Goldhoorn en Femke Overbosch.
Infectieziektebestrijding gebeurt op veel verschillende niveaus. Waar de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en dicht op het vuur in de regio’s zitten en samenwerken met lokale partners, kijkt het RIVM voor samenwerking ook over de grens. Deze zomer vloog een Nederlandse delegatie naar de U.S. Centers for Disease Control and Prevention (CDC) in Atlanta (Georgia), om onder toeziend oog van koning Willem-Alexander en koningin Máxima een samenwerkingsovereenkomst te tekenen. Corien Swaan, arts M+G profiel infectieziektebestrijding en coördinator (pandemische) paraatheid bij het RIVM, vertelt meer over dit type samenwerking en waarom deze zo belangrijk zijn voor onze pandemische paraatheid.
Hoe is de samenwerking met de CDC (Centers for Disease Control and Prevention) tot stand gekomen?
“De samenwerking tussen het RIVM en de CDC komt initieel voort uit de mondiale gezondheidsstrategie van de ministeries van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Buitenlandse Zaken. Én uit de strategie van het RIVM om internationaal pro-actief samen te werken op strategische thema’s. Daarbij zijn zowel de CDC als het RIVM op dit moment een WHO (World Health Organization )-samenwerkingscentrum op het gebied van infectieziektenparaatheid en van de monitoring en evaluatie van de Internationale Gezondheidsregeling (International Health Regulation 2005). Het is heel plezierig hierover met elkaar te kunnen afstemmen.”
WHO (World Health Organization )-samenwerkingscentra zijn instellingen die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanwijst om activiteiten uit te voeren ter ondersteuning van de programma's van de WHO. Momenteel zijn er meer dan 800 WHO-samenwerkingscentra in meer dan 80 lidstaten. Die werken met de WHO samen op gebieden als:
- verpleegkunde
- gezondheid op het werk
- overdraagbare ziekten
- voeding
- geestelijke gezondheid
- chronische ziekten
- gezondheidstechnologieën
RIVM/LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding) is in 2017 door de WHO aangewezen als een WHO-samenwerkingscentrum voor infectieziektenparaatheid en IHR (International Health Regulations)-monitoring en -evaluatie. In 2021 is deze rol voor vier jaar verlengd. Corien Swaan is hoofd van dit WHO-samenwerkingscentrum.
De Internationale Gezondheidsregeling (IHR (International Health Regulations) 2005) biedt een overkoepelend juridisch kader met de rechten en plichten van landen bij het omgaan met volksgezondheidsgebeurtenissen en noodsituaties die de grens over kunnen gaan. De IHR is juridisch bindend in 196 landen, waaronder de 194 WHO (World Health Organization )-lidstaten.
In Nederland heeft VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) het RIVM/CIb (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu - Centrum Infectieziektebestrijding) aangewezen als nationaal aanspreekpunt voor de IHR (National IHR Focal Point; NFP). Dit betekent dat het RIVM/CIb namens het Koninkrijk der Nederlanden communiceert met de WHO en relevante partijen binnen het land, en verantwoordelijk is voor meldingen naar de WHO, en risicobeoordelingen van meldingen uit andere landen die de WHO naar de NFP’s stuurt. In noodsituaties biedt het NFP één duidelijke communicatielijn met elk land.
Op welke onderwerpen gaat Nederland met de CDC samenwerken?
“Vanaf het begin van het jaar is er contact geweest over onderwerpen voor een mogelijke samenwerking. De onderwerpen die nu in de Memorandum of Understanding (MoU; samenwerkingsovereenkomst) staan, zijn:
- Het verbeteren van de wereldgezondheid vanuit een One Health-benadering, o.a. op het gebied van het monitoren en evalueren van de IHR (International Health Regulations), het opsporen en reageren op gebeurtenissen op het gebied van de publieke gezondheid en het werken aan laboratoriumcapaciteit.
- De strijd tegen antibioticaresistentie.
- Het monitoren en adresseren van de effecten van klimaatverandering op de gezondheid.
- Surveillance, o.a. op het niveau van milieu, laboratorium, ziekten en immuniteit.
- Het versterken van de wereldwijde publieke gezondheid. Denk hierbij ook aan samenwerkingen om de gezondheidssystemen in andere landen en regio’s, zoals de Cariben en Suriname, te versterken.”
Wat voegt deze samenwerking toe aan de infectieziektebestrijding in Nederland?
"We kunnen veel leren van elkaars expertises. Om een voorbeeld te geven: tijdens ons bezoek werden we rondgeleid door de ‘emergency room’ van de CDC (Centers for Disease Control and Prevention). Een actiecentrum zo groot als twee tot drie klaslokalen, met rijen computers waaraan zeker vijftig man tegelijk kan werken, naast online werken. Op de muur is een grote wereldkaart geprojecteerd met informatie over actuele uitbraken wereldwijd. De CDC hanteren in het geval van een crisis een interessante opschalingsstrategie, waarbij in principe elke werknemer, ongeacht werkveld of niveau, een rol kan krijgen waar hij of zij goed in is. Het gaf veel energie om te zien hoe ze dit ingericht hebben.”
“Tegelijkertijd doen we als Nederland zeker niet onder voor de CDC. Wij hebben bijvoorbeeld veel kennis en expertise op het vlak van antibioticaresistentie, die goed is om te delen en waar vanuit de CDC veel interesse in is. Er is veel onderling begrip voor de zaken waar we voor staan en wat we nodig hebben om dingen verder te brengen. Zoals richtlijnen en het versterken van labs: hoe je daar als organisatie een bijdrage aan kunt leveren. Ook de groter wordende rol van risicocommunicatie en gedragswetenschappen herkennen we allebei.”
Waarom is deze samenwerking belangrijk?
“De meerwaarde van deze samenwerkingsovereenkomst is dat we nu een formeel kader hebben waarin we beter met elkaar kunnen afstemmen. We kunnen nu makkelijker samen een onderzoek starten of symposia of workshops organiseren. Het is eigenlijk een paraplu waaronder je experts onderling kennis laat uitwisselen en laat samenwerken. En we kunnen nu nog beter met elkaar afstemmen hoe we als samenwerkingscentra de WHO (World Health Organization ) verder kunnen helpen.”
“In de IHR staat over welke capaciteiten een lidstaat moet beschikken. Maar hoe stimuleer je dat landen daaraan voldoen? Daarvoor heeft de WHO de SPAR (States Parties Self-Assessment Annual Report) ontwikkeld. Daarmee kunnen lidstaten jaarlijks zichzelf scoren op allerlei capaciteiten, zoals opschalingscapaciteiten, plaatsen van binnenkomst en zoönosen. Met een SPAR evalueer je je sterktes en zwaktes, en worden benodigde ontwikkelingen zichtbaar. Deze overzichten zijn openbaar en voor iedereen toegankelijk.”
Figuur 1. Screenshot van de IHR Capacity Progress van de SPAR voor Nederland over 2023.
“Met deze SPAR (zie figuur 1) zie je dat Nederland goed is in de capaciteit met betrekking tot zoönosen en voedselveiligheid (uitbraakdetectie en bestrijding), maar kwetsbaarder in bijvoorbeeld personele opschalingscapaciteit. In Nederland gebruiken we deze zelfevaluatie om verbeterplannen te identificeren. Zo zijn we nu bezig met betere systemen voor een casusregister op het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb (Centrum Infectieziektebestrijding (onderdeel van het RIVM))) en personele opschaling ten tijde van een crisis.”
“Het nadeel van jezelf scoren, is dat je daarmee kunt denken dat je het op orde hebt, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is. Dit hebben we bijvoorbeeld zien gebeuren tijdens de ebola-uitbraak in West-Afrika in 2014-2016. Maar natuurlijk ook wereldwijd met COVID-19. Daarom is naast een zelfbeoordeling ook een externe evaluatie belangrijk. Een aantal jaar geleden heeft de WHO hiertoe het systeem van de Joint External Evaluation ontwikkeld, waarbij een internationale expertgroep de zelfevaluatie van een land tegen het licht houdt (‘peer to peer review’).”
“Als WHO-samenwerkingscentrum helpen wij de WHO om dat systeem uit te zetten. En we helpen andere landen bij een oefening of evaluatie van een opschaling. Door het geven van adviezen voor risico-paraatheid en de IHR-monitoring en -evaluatie, assisteren we landen in het vaststellen en versterken van de IHR-kerntaken. Zo hebben we als Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)) vorig jaar bijvoorbeeld de COVID-19-respons in Suriname geëvalueerd.”
De Verdragstaten en de Directeur-Generaal van de WHO (World Health Organization ) brengen verslag uit aan de Wereldgezondheidsvergadering over de uitvoering van de IHR (International Health Regulations). De Verdragstaten gebruiken voor hun jaarlijkse rapportage een zelfbeoordelingsinstrument, de IHR States Parties Self-Assessment Annual Reporting (SPAR)-tool(). De SPAR-tool bestaat uit 35 indicatoren voor de 15 IHR-capaciteiten die nodig zijn om risico's voor de volksgezondheid en acute gebeurtenissen van binnenlands en internationaal belang op te sporen, te beoordelen, te melden, te rapporteren en erop te reageren.
Heeft Nederland met meer landen een samenwerking als deze?
“Het verschilt per land waar behoefte aan is in de samenwerking en of het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst daarvoor de beste manier is. We werken op dit moment wel met een aantal landen op een vergelijkbare manier samen, onder andere Indonesië, India, Kenia, Zuid-Afrika en Colombia. Het ene land is bijvoorbeeld meer geïnteresseerd in samenwerking op het gebied van klimaatverandering, het andere op het gebied van zoönosen of laboratoria.
Is er ook zo’n soort samenwerking in Europees verband?
“We hebben een MoU in Europees verband met een aantal nabije zusterinstituten: UK (United Kingdom) Health Security Agency (UKHSA), het Noorse Folkehelseinstituttet (FHI), de twee Franse instituten ANSES (French agency for Food, Environmental and Occupational Health Safety) en Santé publique France. Ook het Duitse Robert Koch Insituut (RKI (Robert Koch Instituut)) is bij dit netwerk aangesloten. Daarnaast is het RIVM voor het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control )) een nationaal aanspreekpunt voor allerlei thema’s.”
“Deze nationale aanspreekpunten kun je zien als ‘peer groups’, ze komen elk jaar bij elkaar, dat zit in de structuur van het ECDC. We krijgen dan bijvoorbeeld de nieuwe amendementen van de Internationale Gezondheidsregeling (IHR (International Health Regulations)) gepresenteerd en wisselen dan met elkaar uit hoe we dat kunnen gaan aanpakken. Verder helpen we als WHO (World Health Organization )-samenwerkingscentrum de WHO om in de EU (Europese Unie) de IHR te implementeren. Dat doen we door te helpen met schrijven van richtlijnen, protocollen en het oefenen daarvan middels een JADE (Joint Assessment and Detection of Events). Wij helpen dan bij de WHO EURO in Kopenhagen bij de coördinatie van de oefening en kunnen adviseren vanuit praktische ervaring.”
JADE’s zijn oefeningen van Gezamenlijke Beoordeling en Detectie van Gebeurtenissen. Deze vinden jaarlijks plaats om de communicatie- en risicobeoordelingscapaciteiten te testen tijdens een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid. Daarnaast zetten de oefeningen de samenwerking en coördinatie tussen de NFP's en het regionale IHR (International Health Regulations)-contactpunt van de WHO (World Health Organization ) in de schijnwerpers, samen met de andere essentiële rollen van de NFP's.
Zo te horen helpen jullie als WHO-samenwerkingscentrum veel andere landen met evaluaties. Hoe doen we dat eigenlijk in Nederland?
“We moeten zelf natuurlijk ook evaluaties doen. De jaarlijkse SPAR doen we in Nederland sinds 2007/2008. Maar naast zelf-evaluaties is het ook goed dat er externe evaluaties plaatsvinden, zoals de WHO (World Health Organization )-JEE (Joint External Evaluation). Deze stond gepland voor 2020, maar is opgeschort door het uitbreken van de COVID-19-pandemie. Daarnaast heeft de EU (Europese Unie) tijdens de pandemie de eigen EU regelgeving aangescherpt, waardoor we als land één keer per drie jaar een verplichte externe evaluatie van de ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control ) hebben: de PHEPA (Public Health Emergency Preparedness Assessment).”
“Omdat er overlap zit tussen de JEE en de PHEPA, zullen deze twee externe evaluaties van onze paraatheid gezamenlijk plaatsvinden. Wij zijn daarmee het eerste EU-land dat deze twee evaluaties tegelijk uitvoert. Dit gebeurt begin 2025. We zullen op meerdere indicatoren beoordeeld worden. De voorbereidingen hiervoor zijn al in volle gang. Voor de ECDC moesten we eerst een zelf-evaluatie doen, deze bevindt zich nu in de eindfase. Binnenkort volgt dan onder andere een zogenaamde ‘desk-review’ door ECDC. België heeft afgelopen zomer al een PHEPA gehad. Vanuit RIVM/CIb (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu - Centrum Infectieziektebestrijding) gaan we ook naar andere landen om PHEPA-ervaring op te doen en dat hier weer in te brengen. De uitkomst van deze externe evaluaties zullen komend jaar waardevolle input zijn om de (pandemische) paraatheidprogramma’s van Nederland verder vorm te geven.”
Wat is een JEE (Joint External Evaluation)?
Een gezamenlijke externe evaluatie (JEE) is een vrijwillig, gezamenlijk, multisectoraal proces om de capaciteiten van landen te beoordelen om risico's voor de volksgezondheid te voorkomen, op te sporen en er snel op te reageren, ongeacht of deze zich van nature voordoen of het gevolg zijn van opzettelijke of toevallige gebeurtenissen. De JEE helpt landen bij het identificeren van de meest kritieke lacunes in hun gezondheidssystemen voor mens en dier, om zo prioriteit te geven aan kansen voor verbeterde paraatheid en respons.
Wat is een PHEPA (Public Health Emergency Preparedness Assessment)?
Het ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control ) voert om de drie jaar in alle EU (Europese Unie)/EER (Europese Economische Ruimte)-landen beoordelingen uit van de paraatheid bij noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid (PHEPA's). Dit doet het ECDC met de steun van andere EU-agentschappen, -organen en relevante belanghebbenden, onder andere ook experts uit andere landen. Het doel van de PHEPA's is het beoordelen van de preventie-, paraatheids- en responsplanningscapaciteiten van elk EU-/EER (Expected ecological risk)-land bij het omgaan met gezondheidsbedreigingen en -crises. Aan de hand van individuele landenbeoordelingen doet het ECDC aanbevelingen voor landen om hun capaciteiten te versterken.
Infectieziekten Bulletin - december 2024
- Casusbeschrijving van een roodvonkuitbraak in een Zeeuwse noodopvanglocatie voor Oekraïners in 2023
- Een goed loopbaanperspectief voor alle IZB-professionals bij de GGD’en
- Bovenregionale surveillancerapportages: evaluatie en verbetering van gezamenlijke infectieziekterapportages van de GGD’en in Zuid-Nederland
- RIVM tekent samenwerkingsovereenkomst met CDC: “We kunnen veel leren van elkaars expertises”