Resultaten trendonderzoek ‘naleving van en draagvlak voor gedragsadviezen’ ronde 39 (5-11 december 2023)

De RIVM Gedragsunit doet sinds de coronapandemie onderzoek naar naleving van en draagvlak voor de geldende gedragsadviezen. Sinds maart 2023 gelden er geen coronaspecifieke maatregelen meer. Wel gelden er basisadviezen om de verspreiding van infectieziekten in het algemeen te beperken: regelmatig handen wassen, hoesten en niezen in de elleboog, zorgen voor voldoende frisse lucht in binnenruimtes, thuisblijven wanneer je ziek bent, bij lichte klachten overleggen met je werkgever of je thuis kunt werken, bij klachten fysiek contact vermijden met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie en een mondneusmasker dragen wanneer fysiek contact nodig is met iemand die ernstig ziek kan worden van een luchtweginfectie. In het trendonderzoek hebben we, onder meer, gekeken naar hoe mensen omgaan met deze algemene adviezen, en hoe mensen aankijken tegen coronavaccinaties.

Het trendonderzoek werd tijdens de coronapandemie ingezet voor het landelijke Coronadashboard. In de eerste periode werd elke 3 weken een meting gedaan. Naarmate meer maatregelen werden afgeschaald, is het interval tussen metingen aangepast naar 4 weken, en later 6 weken (zie Achtergrondinformatie Trendonderzoek voor de precieze meetmomenten). In de afgelopen zomerperiode is geen meting uitgevoerd; de voorgaande meting was in september jl. 

Tussen 5 en 11 december heeft de 39e meting plaatsgevonden. Voor het onderzoek wordt een steekproef getrokken uit een panel dat op demografische kenmerken zo representatief mogelijk is voor de Nederlandse bevolking. Aan deze meting hebben 5.064 mensen deelgenomen. Deelnemers krijgen een vragenlijst over het volgen van en draagvlak voor de basis gedragsadviezen die nog gelden in Nederland. Deze rapportage is een beknopt verslag van de huidige meting.

Draagvlak en naleving van de gedragsadviezen

Draagvlak voor algemene adviezen stabiel

Draagvlak voor de gedragsadviezen hangt over het algemeen sterk samen met het opvolgen ervan. Ruim acht op de tien deelnemers geeft aan de huidige algemene adviezen om verspreiding van infectieziekten te beperken te herkennen; één op de tien geeft aan er gedeeltelijk bekend mee te zijn. Tijdens de vorige meting in oktober gaf ook ruim acht op de tien deelnemers aan bekend te zijn met de algemene adviezen. 

Over het algemeen staat een meerderheid van de deelnemers achter de adviezen (Figuur 1). Negen van de tien deelnemers staat achter het advies om de woning voldoende te ventileren, en acht op de tien mensen achter het advies om vaak je handen te wassen en om in je elleboog te hoesten of niezen. Ruim zeven op de tien deelnemers staat achter het advies om thuis te blijven wanneer je ziek bent. Het advies om bij klachten fysiek contact met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie te vermijden wordt ook door een grote meerderheid gesteund (9 op de 10). Wanneer het vermijden van fysiek contact niet mogelijk is (zoals bijvoorbeeld bij mantelzorg), geldt het advies een mondkapje te dragen. Zes op de tien deelnemers staat hierachter.

Het laagste draagvlak zien we voor het advies om thuis te werken bij lichte klachten: hier staat ongeveer de helft van de deelnemers die thuis kunnen werken achter (in de totale groep deelnemers is dat vier op de tien).

Het draagvlak voor de algemene adviezen is daarmee in vergelijking met de vorige meting in oktober vrijwel gelijk gebleven.

Ronde 39 Figuur 1: draagvlak voor de algemene adviezen

Figuur 1. Draagvlak voor de algemene adviezen om luchtweginfecties te voorkomen

Naleving hygieneadviezen stabiel; handen wassen alleen na toiletbezoek voor de meerderheid een gewoonte

Als we kijken in hoeverre deelnemers de adviezen opvolgen, zien we dat naleving van de drie algemene hygiëneadviezen redelijk stabiel is over de tijd, waarbij ventileren samenhangt met de buitentemperatuur (Figuur 2). We zien daarbij dat het advies om te hoesten en niezen in de elleboog meer een gewoonte is geworden voor jongere dan voor oudere deelnemers: in de huidige meting geven deelnemers van 70 jaar of ouder aan dit ongeveer de helft van de tijd te doen, terwijl 16-24 jarige deelnemers dit in bijna driekwart van de gevallen zeggen te doen (de overige leeftijdsgroepen zitten daar tussenin; cijfers niet in figuur).

Ronde 39 Figuur 2. Trend in naleving van gedragsadviezen

Figuur 2. Trend in naleving van gedragsadviezen 

In de trend over tijd (Figuur 2) tonen we hoeveel mensen aangeven 10 keer of vaker per dag hun handen te wassen. Er is ook specifieker gevraagd in welke situaties in de afgelopen week mensen hun handen hebben gewassen met water en zeep (Figuur 3). De meeste mensen geven aan vaak tot altijd hun handen te wassen na een toiletbezoek (84%). Op bezoek bij iemand met een kwetsbare gezondheid en voor het eten doet bijna de helft van de mensen dit. In de andere gevraagde situaties geeft minder dan de helft aan vaak tot altijd de handen te wassen.

Ronde 39 Figuur 3. Situaties waarin deelnemers hun handen wassen

Figuur 3. Situaties waarin deelnemers hun handen wassen

Naleving adviezen bij klachten: minderheid blijft thuis bij ziekte, ‘niet ziek genoeg’ belangrijke reden

In de huidige ronde had 51% van de deelnemers in de vier weken voorafgaand aan de meting minimaal één klacht die kan duiden op een luchtweginfectie en die zij niet toeschrijven aan een bestaande aandoening (Figuur 4). Het patroon over tijd komt overeen met wat wordt gevonden in de Infectieradar.

Ronde 39 Figuur 4. Percentage deelnemers met minimaal één klacht die kan duiden op een luchtweginfectie

Figuur 4. Percentage deelnemers met minimaal één klacht die kan duiden op een luchtweginfectie

Van de mensen met klachten geeft 24% aan zich ziek te hebben gevoeld en 37% zich een beetje ziek te hebben gevoeld. Het algemene advies is om thuis te blijven als je je ziek voelt. Van de deelnemers die zich ziek voelden, geeft 33% aan in die periode thuis te zijn gebleven (van de deelnemers die zich een beetje ziek voelden was dat 12%). 67% is wel naar buiten gegaan, waarvan 11% aangaf alleen naar buiten te zijn geweest voor een frisse neus en/of om de hond uit te laten. De kans dat deelnemers thuis waren gebleven terwijl ze zich ziek voelden was groter voor vrouwen, en kleiner voor deelnemers jonger dan 55 jaar (vergeleken met 70+); deelnemers die koorts hadden bleven ook vaker thuis. Naleving van dit advies hing verder vooral samen met hoe makkelijk mensen het vinden om het advies op te volgen, en in mindere mate met de overtuiging dat dit advies helpt om verspreiding van infectie te beperken, en in hoeverre mensen zien dat anderen dit advies opvolgen. Twee op de tien deelnemers is niet overtuigd dat thuisblijven wanneer je ziek bent (heel) veel helpt om verspreiding van luchtweginfecties te beperken en vindt het (heel) moeilijk om dit advies op te volgen.

Aan deelnemers die aangeven het (heel) moeilijk te vinden om thuis te blijven als ze ziek zijn (18% van totale aantal deelnemers) is gevraagd wat het voor hen makkelijker zou maken. Vier op de tien van hen geven aan dat het makkelijker zou zijn om thuis te blijven bij ziekte als hun werkgever/docent zou aangeven dat dat de bedoeling is, en als ze minder druk zouden zijn op hun werk of opleiding. Een duidelijker advies vanuit de overheid of meer praktische ondersteuning (bijv. bij boodschappen of andere taken die moeten gebeuren) zou volgens één op de tien kunnen helpen (Figuur 5).

Ronde 39 Figuur 5. Wat helpt voor thuisblijven bij ziekte

Figuur 5. Zaken die thuisblijven bij ziekte makkelijker zouden kunnen maken, volgens deelnemers die aangeven dit (heel) moeilijk te vinden

Als we specifieker kijken naar deelnemers die in de vier weken voor deze meetronde naar hun werk of school zijn gegaan terwijl ze zich ziek voelden (37% van de deelnemers die zich ziek voelden deed dat), is de vaakst gekozen reden daarvoor dat men zich niet ziek genoeg voelde om thuis te blijven (90%). Drie op de tien geeft daarnaast aan belangrijke taken te hebben gehad die af moesten, en twee op de tien zeggen druk te hebben ervaren van de werkgever of docent om toch te komen. Ook zegt twee op de tien dat in zijn of haar omgeving bijna iedereen gewoon naar school of werk gaat bij ziekte. Weinig deelnemers (6%) geven aan dat onbekendheid met het advies de reden was om toch naar school of werk te gaan (Figuur 6).

In verklarende regressiemodellen zien we dat de kans groter is dat mensen thuisblijven van werk of school als: ze vrouw zijn, koorts hebben, ze het makkelijker vinden om thuis te blijven bij ziekte, het op hun werk/school wordt geaccepteerd dat ze thuisblijven, en de werkgever/docent heeft gecommuniceerd dat het de bedoeling is om thuis te blijven als je ziek bent.

Ronde 39 Figuur 6. Werk/school bij ziekte

Figuur 6. Redenen om wel naar school of werk te gaan voor deelnemers die ziek waren

Zeven op de tien deelnemers die werken, geven aan dat het op hun werk wordt geaccepteerd als zij thuisblijven als ze ziek zijn; één op de tien ervaart dat het niet wordt geaccepteerd (de rest is neutraal of geeft aan dat dit niet op hen van toepassing is). Minder dan vier op de tien deelnemers die werken, geven aan dat de werkgever ook expliciet heeft gecommuniceerd dat het de bedoeling is om bij ziekte thuis te blijven (Figuur 7). Thuiswerken bij milde klachten – ook een overheidsadvies – wordt bij zes op de tien deelnemers die thuis kunnen werken op het werk geaccepteerd. Een kwart van de deelnemers geeft aan dat hun werkgever heeft gecommuniceerd dat het de bedoeling is om thuis te werken als je klachten hebt (Figuur 8).

Ronde 39 Figuur 7. Norm thuisblijven van werk bij ziek

Figuur 7. Ervaren norm op het werk om thuis te blijven bij ziekte

Ronde 39 Figuur 8. Norm thuisblijven van werk bij klachten

Figuur 8. Ervaren norm op het werk om thuis te werken bij milde klachten

Omgaan met mensen met een kwetsbare gezondheid

Mensen die klachten hebben wordt geadviseerd om fysiek contact met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie te vermijden. Een klein deel van de mensen met luchtwegklachten geeft aan fysiek contact gehad te hebben met iemand met een kwetsbare gezondheid (8%). Een op de tien daarvan droeg daarbij een mondkapje. Daarnaast gaf drie op de tien aan dat ze 1,5 meter afstand hielden in deze situatie. 

Testen en isoleren

Het is niet meer nodig om een coronatest te doen als je klachten hebt. 25% van de deelnemers met klachten heeft dat nog wel gedaan (Figuur 9). De belangrijkste redenen daarvoor waren ‘ik vind het een fijn idee om te weten wat ik heb’ (51%), ‘om meer zekerheid te hebben dat ik iemand met een kwetsbare gezondheid die ik zou ontmoeten niet kon besmetten’ (36%), ‘om meer zekerheid te hebben dat ik anderen niet kon besmetten tijdens een evenement, bijeenkomst of activiteit’ (31%), ‘om meer zekerheid te hebben dat ik anderen niet kon besmetten toen ik op bezoek ging’ (33%).

Van alle deelnemers die een test hebben gedaan, had 25% een positieve testuitslag (n = 172). Vier op de tien deelnemers met een positieve testuitslag is volledig thuisgebleven (43%) of alleen naar buiten geweest voor een frisse neus of het uitlaten van de hond (17%). Omdat het om kleine aantallen gaat, en de groep deelnemers die in deze fase test en zich isoleert niet te vergelijken is met deelnemers die dat deden toen dat nog het geldende advies was, is het niet mogelijk om hier te kijken naar een trend over tijd.

Ronde 39 Figuur 9. Testen bij klachten

Figuur 9. Percentage deelnemers dat test bij klachten

Zorgen over het coronavirus

Het aantal deelnemers dat zich zorgen maakt over het coronavirus is de laatste paar metingen al erg laag ten opzichte van eerder in de pandemie, en is sinds de vorige meting ongeveer gelijk gebleven: 1 op de 10 zegt zich nog zorgen te maken over het coronavirus (Figuur 10). Mensen met een kwetsbare gezondheid (door een onderliggende aandoening of door een hogere leeftijd (70+)) maken zich nauwelijks méér zorgen over het coronavirus dan mensen zonder kwetsbare gezondheid (11% vs. 7%).

Ronde 39 Figuur 10. Zorgen over het coronavirus

Figuur 10. Percentage deelnemers dat zich zorgen maakt over het coronavirus

Iets minder dan 4 op de 10 deelnemers geeft aan (erg) hun best te doen om te voorkomen dat ze besmet raken met het coronavirus. Dat is stabiel ten opzichte van de vorige meting maar toont over de langere termijn een dalende trend (Figuur 11). Deelnemers met een kwetsbare gezondheid geven vaker aan hun best te doen (5 op de 10) dan deelnemers zonder kwetsbare gezondheid (3 op de 10).

Ronder 39 Figuur 11. Percentage deelnemers dat zijn/haar best doet om besmetting met het coronavirus te voorkomen

Figuur 11. Percentage deelnemers dat zijn/haar best zegt te doen om besmetting met het coronavirus te voorkomen

Deelnemers verwachten deze winter weinig overlast van het coronavirus

Twee op de tien deelnemers denkt dat het (zeer) waarschijnlijk is dat ze deze winter besmet zullen raken met het coronavirus. Deelnemers van 70 jaar of ouder schatten die kans het laagst in (11% denkt dat dit (zeer) waarschijnlijk is); deelnemers tussen 25 en 39 jaar het hoogst (40% denkt dat dit (zeer) waarschijnlijk is; Figuur 12a). Vier op de tien deelnemers denkt wel dat het (zeer) waarschijnlijk is dat er deze winter een nieuwe golf coronabesmettingen komt, onder deelnemers uit de leeftijdsgroepen 16-24 jaar en 70 jaar of ouder denkt drie op de tien dat. Deelnemers uit de  leeftijdsgroepen 25-39 jaar en 40-54 jaar schatten deze kans hoger in (vijf op de tien; Figuur 12b). De kans dat het coronavirus deze winter opnieuw zorgt voor drukte in de ziekenhuizen wordt gemiddeld door twee op de tien deelnemers als (zeer) waarschijnlijk gezien (Figuur 12c); voor deelnemers van 16-24 jaar is dat een op de tien en voor deelnemers van 70 jaar of ouder is dat bijna drie op de tien.

Ronde 39 Figuur 12a Hoe waarschijnlijk denkt u dat... u deze winter besmet raakt met het coronavirus?

Figuur 12a. Geschatte waarschijnlijkheid coronabesmetting deze winter, uitgesplitst naar leeftijd

Ronder 39 Figuur 12b Hoe waarschijnlijk denkt u dat... er deze winter een nieuwe golf van coronabesmettingen komt?

Figuur 12b. Geschatte waarschijnlijkheid nieuwe coronagolf deze winter, uitgesplitst naar leeftijd

Ronder 39 Figuur 12c Hoe waarschijnlijk denkt u dat...het coronavirus deze winter opnieuw zorgt voor drukte in deziekenhuizen?

Figuur 12c. Geschatte waarschijnlijkheid overbelasting van de zorg, uitgesplitst naar leeftijd

Deelnemers is ook gevraagd hoe erg ze het zouden vinden als ze besmet zouden raken met het coronavirus. Drie op de tien deelnemers geeft aan dat ze dit (heel) erg zouden vinden. Hier zien we een duidelijk verband met leeftijd: van de deelnemers tussen de 55 en 69 en deelnemers van 70 jaar of ouder zou respectievelijk 38% en 49% dat (heel) erg vinden. In de leeftijdsgroepen daaronder ligt dit tussen de 20 en 27% (Figuur 13a). Een veel groter aantal deelnemers (gemiddeld 6 op de 10) zou het (heel) erg vinden om een ánder te besmetten. Ook dit ligt hoger voor deelnemers tussen de 55 en 69 jaar (71%) en deelnemers van 70 jaar of ouder (82%; Figuur 13b).

Ronder 39 Figuur 13a Hoe erg zou u het vinden als u het coronavirus krijgt?

Figuur 13a. Ervaren ernst coronabesmetting, uitgesplitst naar leeftijd

Ronder 39 Figuur 13b Hoe erg zou u het vinden als u iemand anders zou besmetten met het coronavirus?

Figuur 13b. Ervaren ernst om een ander te besmetten, uitgesplitst naar leeftijd

Percepties van deelnemers over post-covid

Deze ronde is ook gevraagd naar percepties van deelnemers over post-covid (langdurige klachten na een coronabesmetting, ook wel long-covid genoemd). Negen op de tien is hiermee bekend: 5% van de deelnemers geeft aan zelf post-covid te hebben of gehad te hebben; 36% kent iemand die post-covid heeft; en 48% heeft er wel van gehoord maar kent zelf niemand die het heeft. Van de deelnemers die op dit moment geen post-covid hebben, denkt iets minder dan één op de tien dat het (zeer) waarschijnlijk is dat ze zelf dit ziektebeeld zouden krijgen na een coronabesmetting. Negen op de tien zou het (heel) erg vinden als ze post-covid zouden krijgen. In deze risicoperceptie zitten geen grote verschillen tussen deelnemers van verschillende leeftijdsgroepen, geslacht of opleidingsniveaus.

Vaccinatie

In het onderzoek meten we vaccinatiebereidheid van deelnemers voor de coronavaccinatie. Belangrijk bij de interpretatie is dat vaccinatiebereidheid zich niet altijd vertaalt naar gedrag (i.e., daadwerkelijk de prik gaan halen). Praktische barrieres, verzuimen in actie te komen, of ‘het vergeten’ kunnen redenen zijn dat mensen die aangeven wel een prik te willen halen dat uiteindelijk toch niet doen.

Van de deelnemers aan de huidige ronde heeft 90% minimaal 1 coronaprik gehad. 52% daarvan heeft ook vorig najaar (campagne najaar 2022) nog een coronaprik gehaald. Dit najaar komen specifieke groepen mensen in aanmerking voor een coronaprik: mensen van 60 jaar of ouder, mensen tussen 18 en 60 die ook worden uitgenodigd voor een griepprik, zorgmedewerkers met direct patiёntcontact, en zwangeren. Negen op de tien deelnemers was daarvan op de hoogte, de meesten hadden het gehoord via een persoonlijk contact (bijv. vriend, familielid, of collega; 25%), de televisie (21%) of krant (13%). Een enkeling had via de eigen arts gehoord over de coronaprik (1%). Vrijwel alle deelnemers van 60 jaar of ouder weten dat ze in aanmerking komen voor de coronaprik dit najaar (98%). Van de deelnemers jonger dan 60 jaar die in aanmerking zeggen te komen voor de griepprik, denkt de helft ook in aanmerking te komen voor een coronaprik; een kwart van deze groep denkt van niet, en nog een kwart weet het niet. 

Van alle deelnemers die in aanmerking denken te komen en die eerder ook de basisserie coronavaccinaties hebben gehaald, geeft 67% aan de prik te willen halen of hem al te hebben gehaald (26% niet, 6% weet het niet). De vaccinatiebereidheid is het hoogst onder de groep deelnemers van 70 jaar en ouder (Figuur 14).

Ronder 39 Figuur 14 Wilt u de coronaprik dit najaar halen?

Figuur 14. Vaccinatiebereidheid voor de coronaprik dit najaar onder verschillende doelgroepen

Van de deelnemers die de coronaprik dit najaar nog willen halen of er nog over twijfelen (n = 333) geeft iets meer dan de helft (54%) aan te weten tot wanneer de prik bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) gehaald kan worden. Hiervan geeft 80% correct aan dat de coronaprik tot eind december gehaald kan worden. Deelnemers jonger dan 60 jaar die nog een coronaprik willen halen of daar nog over twijfelen zijn minder goed op de hoogte: zeven op de tien van hen zegt niet te weten tot wanneer dit kan. Van de deelnemers die aangeven de coronaprik dit najaar nog te willen halen, geeft 55% aan nog geen vaccinatie afspraak te hebben gemaakt (N = 112). De belangrijkste genoemde redenen hiervoor waren ‘ik heb er nog geen tijd voor gehad’ (26%) en ‘ik ben het vergeten’ (10%). Een derde gaf aan een ‘andere reden’ te hebben, daarbij werd onder meer een recente coronabesmetting genoemd.

Aan deelnemers die dit najaar een corona herhaalprik hebben gehaald is gevraagd hoe moeilijk of makkelijk ze dit vonden. Negen op de tien geeft aan dat dit (heel) makkelijk was. Slechts 3% van de deelnemers vond dit (heel) moeilijk (N=35), bijvoorbeeld doordat de vaccinatielocatie te ver weg was of het veel moeite kostte om op de vaccinatielocatie te komen.

Hoe denken mensen over de coronaprik?

Redenen om wel of geen coronaprik te willen

Voor deelnemers die aangeven dit najaar nog een coronaprik te willen halen, zijn de belangrijkste redenen het beschermen van de eigen gezondheid (voor 92% is dit een reden) en het beschermen van de gezondheid van anderen in de omgeving (75%); 34% ziet ook het voorkomen dat de zorg overbelast raakt als reden om een coronaprik te nemen (Figuur 15).

Ronder 39 Figuur 16b Van plan de herhaalprik te gaan halen als u de prik ....

Figuur 15. Redenen voor deelnemers die nog een coronaprik willen gaan halen

Voor deelnemers die aangeven dit najaar geen coronaprik te willen halen (maar wel in aanmerking denken te komen), zijn de meest gekozen redenen: ‘ik denk dat ik door besmettingen en/of eerdere vaccinaties voldoende beschermd ben’ (39%), ‘ik vertrouw op mijn eigen immuunsysteem’ (35%),  en ‘ik wil niet bezig blijven met vaccinaties tegen het coronavirus’ (31%) en ‘ik vind de coronasituatie op dit moment niet ernstig genoeg om een herhaalprik te nemen’ (30%; Figuur 16).

Ronder 39 Figuur 16a Redenen om geen coronaprik te halen

Figuur 16. Redenen van deelnemers om geen coronaprik te willen halen

In verdiepende analyses is gekeken welke overtuigingen samenhangen met de intentie om dit najaar nog wel of geen coronaprik te halen onder deelnemers die wel de basisserie coronaprikken hebben gehaald. Deelnemers die de prik al hebben gehaald zijn hierin niet meegenomen. 

Deelnemers die nu nog een coronaprik willen halen zijn (in vergelijking met deelnemers die geen coronaprik willen) sterker overtuigd dat vaccinatie helpt om anderen te beschermen en om te voorkomen dat de zorg overbelast raakt, en dat familie en vrienden ook een prik zullen halen. Ook zouden zij het erger vinden om besmet te raken met het coronavirus.

Wat hebben mensen nodig om een keuze te maken over de coronaprik?

Aan de kleine groep deelnemers die aangaven wel in aanmerking te komen maar nog niet te weten of ze de prik willen halen (6%), is gevraagd wat hen zou helpen om een keuze te maken. 31% van hen zou meer informatie willen over de effectiviteit van het vaccin en 19% over de veiligheid. Bijna de helft van deze groep zegt niets extra’s nodig te hebben om de keuze te kunnen maken (Figuur 17).

Ronder 39 Figuur 17 Hulp bij keuze coronaprik

Figuur 17. Wat deelnemers die nog twijfelen over de coronaprik (6% van de deelnemers die in aanmerking komen) zeggen nodig te hebben om hun keuze te maken

Praktische barrières

Aan deelnemers die aangaven de coronaprik dit najaar nog te willen halen of nog niet weten of ze de prik willen halen is gevraagd of ze praktische problemen ervaren bij het vaccineren. De meerderheid (76%) geeft aan geen praktische problemen te ervaren. 1 op de 10 vindt de priklocatie te ver weg en/of moeilijk bereikbaar of geeft aan niet terecht te kunnen op een moment dat het uitkomt (Figuur 18).

Ronde 39 Figuur 18. Ervaart u praktische barrières?

Figuur 18. Ervaren praktische barrières onder deelnemers die de coronaprik nog willen gaan halen of nog niet weten of ze dat willen

In de kleine groep deelnemers (n = 79) die wel praktische problemen ervaren (en nog wel een prik willen halen of het nog niet weten) is doorgevraagd of bepaalde praktische zaken die het makkelijker kunnen maken om de prik te halen een rol zouden spelen bij hun keuze. Acht op de tien van deze groep geeft daarbij aan de prik (waarschijnlijk) wel te halen als deze in zijn/haar wijk gehaald kan worden; Zeven op de tien zegt dat te doen wanneer ze toch al bij een vaccinatielocatie zijn of als de prik zonder afspraak gehaald kan worden. Een prik kunnen halen op het werk of in de avond zou voor vijf tot zes op de tien deelnemers die wel een prik willen halen maar dat nog niet hebben gedaan, of die nog twijfelen, kunnen helpen om deze (waarschijnlijk) wel te gaan halen.

(Sociale) activiteiten en thuiswerken 

In het onderzoek meten we ook in welke mate deelnemers sociale activiteiten ondernemen. Op dit moment zijn er geen gedragsadviezen die hieraan beperkingen opleggen, zoals tijdens de pandemie soms wel het geval was. Het is interessant om ook in de huidige ‘normale’ context te meten waarvoor mensen buitenshuis komen en welke factoren daarmee samenhangen, om veranderingen in een niet-normale context beter te kunnen duiden. Figuur 19 toont het percentage deelnemers dat heeft aangegeven in de week voorafgaand aan de meting naar buiten te zijn geweest voor een activiteit. Ruim negen op de tien deelnemers is naar buiten geweest voor boodschappen, acht op de tien ging op bezoek bij vrienden of familie, en zeven op de tien ging een frisse neus halen of naar het werk.

Ronde 39 Figuur 19. Percentage mensen dat afgelopen week naar buiten is geweest voor:

Figuur 19. Percentage deelnemers dat in de week voorafgaand aan de meting minimaal 1 keer naar buiten is geweest voor werk, boodschappen, bezoek aan familie/vrienden, en een frisse neus

Vijf op de tien deelnemers geeft aan in de week voorafgaand aan het onderzoek een horecagelegenheid te hebben bezocht. Drie op de tien deelnemers ging naar een feestje, en twee op de tien naar een culturele instelling; ongeveer gelijk aan de vorige meting (Figuur 20).

Ronde 39 Figuur 20. Percentage mensen dat afgelopen week naar buiten is geweest voor:

Figuur 20. Percentage deelnemers dat in de week voorafgaand aan de meting minimaal 1 keer naar buiten is geweest voor bezoek aan horeca, een culturele instelling, of een feestje 

Deelnemers is ook gevraagd naar thuiswerken. 35% geeft aan niet thuis te kunnen werken. 37% van de werkende deelnemers werkt minimaal 8 uur per week thuis. Dat aantal is al enige tijd stabiel (cijfers niet in figuur). Als we kijken naar het percentage van hun werktijd dat deelnemers die thuis kúnnen werken dat ook doen, zien we daarin een geleidelijk dalende trend die zich lijkt te stabiliseren rond de 35% van het aantal werkuren (Figuur 21).

Ronde 39 Figuur 21. Aandeel thuiswerken van totaal aantal uren

Figuur 21. Percentage dat deelnemers thuiswerken van hun gewerkte uren

Vertrouwen en welzijn

Vertrouwen in het coronabeleid

Deelnemers aan het onderzoek wordt gevraagd hoeveel vertrouwen zij hebben in het beleid van de overheid om het coronavirus onder controle te houden. Ten opzichte van de vorige meting is het vertrouwen in het coronabeleid van de overheid gelijk gebleven (Figuur 22). 40% van de deelnemers heeft redelijk tot veel vertrouwen in het coronabeleid; 34% heeft een beetje vertrouwen, en 26% weinig of geen vertrouwen. Als we wat verder terugkijken in de tijd zien we dat het vertrouwen op dit moment wel wat hoger is dan in het najaar vorig jaar (meting 31, oktober 2022).

Het vertrouwen in het coronabeleid is hoger onder oudere deelnemers (40 jaar en ouder) dan onder deelnemers jonger dan 40 jaar. Van deelnemers tussen 40-54 jaar heeft vier op de tien (redelijk) veel vertrouwen in het coronabeleid; voor 55-69 jaar is dit vijf op de tien, en voor 70+ers zes op de tien. In de groep deelnemers jonger dan 40 jaar is dit drie op de tien (cijfers niet in figuur).

Ronde 39 Figuur 22. Vertrouwen in het coronabeleid

Figuur 22. Vertrouwen in het coronabeleid van de overheid

Informatiebehoefte

Deelnemers is gevraagd of zij in de afgelopen drie maanden informatie hebben gezocht over infectieziekten. Negen op de tien zegt geen informatie te hebben gezocht. Van de deelnemers die wel informatie hebben gezocht kon vrijwel iedereen vinden wat hij nodig had (Figuur 23). Vanuit de overheid wordt informatie over het coronavirus gegeven op www.mijnvraagovercorona.nl. Acht op de tien deelnemers geeft aan hier niet mee bekend te zijn; slechts 3% zegt de website wel eens gebruikt te hebben.

Ronde 39 Figuur 23. Heeft u de afgelopen 3 maanden informatie gezocht over infectieziekten?

Figuur 23. Informatiebehoefte van deelnemers over infectieziekten in de afgelopen 3 maanden

Psychische gezondheid laagst onder jongeren, ervaren eenzaamheid neemt toe

Vanaf ronde 32 zijn vragen over psychische gezondheid en ervaren eenzaamheid opgenomen in het trendonderzoek; voor die tijd werd dit gemeten in het cohort vragenlijstonderzoek. Psychische gezondheid (Figuur 24) neemt toe met leeftijd: ongeveer acht op de tien 16-54-jarige deelnemers lijkt psychisch gezond (gemeten met de MHI-5, een internationaal gevalideerd meetinstrument), tegenover negen op de tien deelnemers van 55 jaar of ouder. Deze aantallen zijn stabiel gebleven ten opzichte van de vorige meting in oktober jl. Voor de groep 16-24 jarigen zien we een lichte stijging in psychische gezondheid.

Ronde 39 Figuur 24. Psychische gezondheid naar leeftijd

Figuur 24. Percentage deelnemers dat psychisch gezond is (op basis van MHI-5), uitgesplitst naar leeftijdsgroepen

We zien tijdens deze meting dat ervaren eenzaamheid (Figuur 25) voor alle leeftijdsgroepen redelijk stabiel is ten opzichte van de vorige meting in oktober jl. Daarbij blijft opvallend dat het aantal deelnemers dat zich enigszins of sterk eenzaam voelt lager is bij 55+ers dan in de leeftijdsgroepen daaronder.

Ronde 39 Figuur 25. Eenzaamheid naar leeftijd (enigzins/sterk eenzaam)

Figuur 25. Percentage deelnemers dat rapporteert enigszins of sterk eenzaam te zijn

Over de deelnemers

Aan de 39e ronde deden 5.064 deelnemers mee. De man-vrouw, leeftijds- en opleidingsverdelingen staan gepresenteerd in Tabel 1.

De door ons gepresenteerde cijfers worden gewogen naar leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en provincie zodat ze een zo representatief mogelijk beeld geven van de Nederlandse bevolking.

 

N = 5.064

Geslacht

man

48,4%

 

vrouw

51,3%

Leeftijd

16-24 jaar

5,0%

 

25-39 jaar

21,2%

 

40-54 jaar

20,1%

 

55-69 jaar

35,0%

 

70+

18,7%

Opleidingsniveau

laag

24,3%

 

midden

38,3%

  hoog 37,3%

Tabel 1: Achtergrondkenmerken van de deelnemers.