Resultaten trendonderzoek ‘naleving van en draagvlak voor gedragsadviezen’ ronde 41 (28 oktober-4 november 2024)

De RIVM Gedragsunit doet sinds de coronapandemie onderzoek naar naleving van en draagvlak voor de geldende gedragsadviezen. Sinds maart 2023 gelden er geen coronaspecifieke maatregelen meer. Wel gelden er basisadviezen om de verspreiding van infectieziekten in het algemeen te beperken: regelmatig handen wassen, hoesten en niezen in de elleboog, zorgen voor voldoende frisse lucht in binnenruimtes, thuisblijven wanneer je ziek bent, bij lichte klachten overleggen met je werkgever of je thuis kunt werken, en bij klachten fysiek contact vermijden met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie. Dit najaar worden mensen die een verhoogd risico lopen om ernstig ziek te worden door het coronavirus weer uitgenodigd voor een coronaprik. In dit trendonderzoek hebben we, onder meer, gekeken naar hoe mensen omgaan met de algemene adviezen, en hoe mensen aankijken tegen de coronaprik.

Het trendonderzoek werd tijdens de coronapandemie ingezet voor het landelijke Coronadashboard. In de eerste periode werd elke 3 weken een meting gedaan. Naarmate meer maatregelen werden afgeschaald, is het interval tussen metingen aangepast naar 4 weken, en later 6 weken (zie Achtergrondinformatie Trendonderzoek voor de precieze meetmomenten). Dit jaar is de frequentie verder verlaagd: er zijn in 2024 twee metingen gedaan. De voorgaande meting was in juni 2024. De huidige meting is de laatste; het onderzoek wordt afgesloten.

Tussen 28 oktober en 4 november 2024 heeft de 41e meting plaatsgevonden. Voor het onderzoek wordt een steekproef getrokken uit een panel dat op demografische kenmerken zo representatief mogelijk is voor de Nederlandse bevolking. Aan deze meting hebben 5.008 mensen deelgenomen. Deelnemers krijgen een vragenlijst over het volgen van en draagvlak voor de basis gedragsadviezen die nog gelden in Nederland. Deze rapportage is een beknopt verslag van de huidige meting.

Draagvlak en naleving van de gedragsadviezen

Draagvlak voor algemene adviezen stabiel

Draagvlak voor de gedragsadviezen hangt over het algemeen sterk samen met het opvolgen ervan. Ruim acht op de tien deelnemers geven aan bekend te zijn met de huidige algemene adviezen om verspreiding van infectieziekten te beperken; ruim één op de tien geeft aan er gedeeltelijk bekend mee te zijn. Tijdens de vorige meting in juni gaven ook acht op de tien deelnemers aan bekend te zijn met de algemene adviezen.

Over het algemeen staat een meerderheid van de deelnemers achter de adviezen (Figuur 1). Ruim negen van de tien deelnemers staan achter het advies om de woning voldoende te ventileren, en acht op de tien mensen staan achter de adviezen om vaak je handen te wassen en om in je elleboog te hoesten of niezen. Zeven op de tien deelnemers staan achter het advies om thuis te blijven wanneer je ziek bent. Het advies om bij klachten fysiek contact met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie te vermijden wordt ook door een grote meerderheid gesteund (9 op de 10). Wanneer het vermijden van fysiek contact niet mogelijk is (zoals bijvoorbeeld bij mantelzorg), geldt het advies een mondkapje te dragen. Zes op de tien deelnemers staan hierachter.

Het laagste draagvlak zien we voor het advies om thuis te werken bij lichte klachten: hier staan ongeveer vier van de tien deelnemers die thuis kunnen werken achter (in de totale groep deelnemers is dat vijf op de tien).

Het draagvlak voor de algemene adviezen is daarmee in vergelijking met de vorige meting in juni vrijwel gelijk gebleven.

Ronde 41 Figuur 1 Draagvlak voor de algemene adviezen om luchtweginfecties te voorkomen

Figuur 1. Draagvlak voor de algemene adviezen om luchtweginfecties te voorkomen

Naleving hygieneadviezen: hoesten en niezen in de elleboog voor de meesten een gewoonte, regelmatig handen wassen niet

Als we kijken in hoeverre deelnemers de adviezen opvolgen, zien we dat naleving van de drie algemene hygiëneadviezen - ventileren, hoesten en niezen in de elleboog, regelmatig handen wassen - redelijk stabiel is over de tijd, waarbij ventileren samenhangt met de buitentemperatuur (Figuur 2). We zien daarbij dat het advies om te hoesten en niezen in de elleboog meer een gewoonte is geworden voor jongere dan voor oudere deelnemers: in de huidige meting geven deelnemers van 70 jaar of ouder aan dit ongeveer de helft van de tijd te doen, terwijl 16-24 jarige deelnemers dit in bijna driekwart van de gevallen zeggen te doen (de overige leeftijdsgroepen zitten daar tussenin; cijfers niet in figuur).

Ronde 41 Figuur 2. Trend in naleving van gedragsadviezen

Figuur 2. Trend in naleving van gedragsadviezen 

In de trend over tijd (Figuur 2) tonen we hoeveel mensen aangeven 10 keer of vaker per dag hun handen te wassen. Er is ook specifieker gevraagd in welke situaties in de afgelopen week mensen hun handen hebben gewassen met water en zeep (Figuur 3). De meeste mensen geven aan vaak tot altijd hun handen te wassen na een toiletbezoek (86%). Op bezoek bij iemand met een kwetsbare gezondheid en voor het eten doet bijna de helft van de mensen dit. In de andere gevraagde situaties geeft minder dan de helft aan vaak tot altijd de handen te wassen.

Ronde 41 Figuur 3. Situaties waarin deelnemers hun handen wassen

Figuur 3. Situaties waarin deelnemers hun handen wassen

Naleving adviezen bij klachten: minderheid blijft thuis bij ziekte, ‘niet ziek genoeg’ belangrijke reden

In de huidige ronde had 47% van de deelnemers in de vier weken voorafgaand aan de meting minimaal één klacht die kan duiden op een luchtweginfectie en die zij niet toeschrijven aan een bestaande aandoening (Figuur 4). Dit percentage ligt hoger ten opzichte van de vorige meting in juni (36%). Het patroon over tijd komt overeen met wat wordt gevonden in de Infectieradar.

Ronde 41 Figuur 4. Percentage deelnemers met minimaal één klacht die kan duiden op een luchtweginfectie

Figuur 4. Percentage deelnemers met minimaal één klacht die kan duiden op een luchtweginfectie

Van de mensen met klachten geeft 18% aan zich ziek te hebben gevoeld en 40% zich een beetje ziek te hebben gevoeld. Het algemene advies is om thuis te blijven als je je ziek voelt. Van de deelnemers die zich ziek voelden, zegt 29% in die periode thuis te zijn gebleven (van de deelnemers die zich een beetje ziek voelden was dat 11%), en 8% ging alleen naar buiten voor een frisse neus en/of om de hond uit te laten. Tweederde is naar buiten gegaan om andere redenen, bijvoorbeeld naar werk of opleiding (31%) of om boodschappen te doen (47%). De kans dat deelnemers thuis waren gebleven terwijl ze zich ziek voelden was groter wanneer ze koorts hadden, en kleiner voor deelnemers jonger dan 55 jaar (vergeleken met 70+). Naleving van dit advies hing verder vooral samen met hoe makkelijk mensen het vinden om het advies op te volgen, en in mindere mate met de sociale norm, ofwel in hoeverre mensen zien dat anderen dit advies opvolgen. Bijna een kwart van de deelnemers vindt het (heel) moeilijk om dit advies op te volgen.

Als we specifieker kijken naar deelnemers die in de vier weken voor deze meetronde naar hun werk of school zijn gegaan terwijl ze zich ziek voelden (31% van de deelnemers die zich ziek voelden deed dat), is de vaakst gekozen reden daarvoor dat men zich niet ziek genoeg voelde om thuis te blijven (75%). Ruim vier op de tien deelnemers geeft daarnaast aan belangrijke taken te hebben gehad die af moesten. Drie op de tien zeggen druk te hebben ervaren van de werkgever of docent om toch te komen en/of dat in zijn of haar omgeving bijna iedereen naar school of werk gaat bij ziekte. Weinig deelnemers (6%) geven aan dat onbekendheid met het advies de reden was om toch naar school of werk te gaan (Figuur 5).

Ronde 41 Figuur 5. Redenen om wel naar school of werk te gaan voor deelnemers die ziek waren

Figuur 5. Redenen om wel naar school of werk te gaan voor deelnemers die ziek waren

Omgaan met mensen met een kwetsbare gezondheid

Mensen die klachten hebben wordt geadviseerd om fysiek contact met mensen die ernstig ziek kunnen worden van een luchtweginfectie te vermijden. Van de mensen met luchtwegklachten geeft 8% aan fysiek contact gehad te hebben met iemand met een kwetsbare gezondheid. Daarvan droeg één op de tien daarbij een mondkapje. Een kwart gaf aan dat ze 1,5 meter afstand hielden in deze situatie.

Vaccinatie

In het onderzoek meten we vaccinatiebereidheid van deelnemers voor de coronaprik. Belangrijk bij de interpretatie is dat vaccinatiebereidheid zich niet altijd vertaalt naar gedrag (i.e., daadwerkelijk de prik gaan halen). Praktische barrières, verzuimen in actie te komen, of ‘het vergeten’ kunnen redenen zijn dat mensen die aangeven wel een prik te willen halen dat uiteindelijk toch niet doen.

Van de deelnemers aan dit onderzoek heeft 90% minimaal 1 coronaprik gehad. Van de deelnemers die aangeven dat ze vorig najaar in aanmerking kwamen voor een coronaprik, zegt 57% die gehaald te hebben. Dit najaar komen specifieke groepen mensen in aanmerking voor een coronaprik: mensen van 60 jaar of ouder, mensen tussen 18 en 60 die ook worden uitgenodigd voor een griepprik, en zorgmedewerkers met direct patiёntcontact. Dit is niet bij alle deelnemers bekend. Van de deelnemers jonger dan 60 jaar die in aanmerking zeggen te komen voor de griepprik, denkt 46% in aanmerking te komen voor een coronaprik dit najaar; 22% denkt van niet, en 32% weet het niet. Van de deelnemers die 60 jaar of ouder zijn, zegt 98% in aanmerking te komen voor de coronaprik. Mensen die 60 jaar of ouder zijn krijgen een persoonlijke uitnodiging voor de coronaprik; voor mensen jonger dan 60 geldt dat niet.

Van alle deelnemers die in aanmerking zeggen te komen (inclusief alle deelnemers van 60 jaar of ouder) geeft 63% aan de coronaprik dit najaar al te hebben gehaald of nog te willen halen (32% is dat niet van plan, 5% weet het nog niet). De vaccinatiebereidheid is het hoogst onder de groep deelnemers van 70 jaar en ouder: van deze groep wil 76% dit najaar een coronaprik halen of heeft dat al gedaan (Figuur 6).

Ronde 41 Figuur 6. Vaccinatiebereidheid voor de coronaprik dit najaar onder verschillende doelgroepen

Figuur 6. Vaccinatiebereidheid voor de coronaprik dit najaar onder verschillende doelgroepen

Ter vergelijking is aan deelnemers die in aanmerking zeggen te komen voor zowel de coronaprik als de griepprik, ook gevraagd of zij de griepprik dit najaar willen halen (Figuur 7). Op dit moment zegt 67% de griepprik al gehaald te hebben of nog te willen halen, 31% wil dat niet en 3% weet het nog niet. Vooral onder deelnemers jonger dan 60 jaar is de bereidheid om de griepprik te halen (64% wil dat of heeft het al gedaan) hoger dan voor de coronaprik (50% wil dat of heeft het al gedaan).

Ronde 41 Figuur 7. Vaccinatiebereidheid voor de griepprik dit najaar onder verschillende doelgroepen

Figuur 7. Vaccinatiebereidheid voor de griepprik dit najaar onder verschillende doelgroepen

Van intentie naar gedrag

Van de deelnemers die een coronaprik willen maar nog niet hebben gehaald, heeft de meerderheid al wel een afspraak staan (83%). Voor mensen die nog geen afspraak hebben, is de vaakst genoemde reden daarvoor dat ze er nog geen tijd voor hebben gehad.

Mensen van 60 jaar en ouder die vorig jaar een coronaprik hebben gehaald, kregen dit jaar een uitnodiging waarin al een tijdstip en locatie voor de prikafspraak voor hen was gereserveerd. De meeste deelnemers die zo’n uitnodiging kregen vonden dat (heel) prettig (71%) en (heel) handig (68%). 8% vond het niet prettig en 5% vond het niet handig; de overige deelnemers zijn hier neutraal over. Een kleine groep van 5% geeft aan dat de al ingeplande afspraak druk gaf om zich te laten vaccineren. 

Van de deelnemers die nog een coronaprik willen gaan halen, is een ruime meerderheid neutraal of tevreden over de afstand en bereikbaarheid van de vaccinatielocatie, en het tijdstip waarop zij terecht kunnen. Voor sommige deelnemers zijn dit nog wel mogelijke barrières: 6-9% is niet tevreden over de afstand, bereikbaarheid of de mogelijke tijdstippen waarop zij terecht kunnen.

Hoe denken mensen over de coronaprik?

Redenen om geen coronaprik te willen

Voor deelnemers die aangeven dit najaar geen coronaprik te willen halen (maar wel in aanmerking komen), zijn de meest gekozen redenen: ‘ik vertrouw op mijn eigen immuunsysteem’ (42%), ‘ik wil niet bezig blijven met vaccinaties tegen het coronavirus (30%)’, en ‘ik twijfel over de veiligheid van de coronaprik (23%; Figuur 8). Mensen konden maximaal drie redenen kiezen.

Ronde 41 Figuur 8. Redenen van deelnemers om geen coronaprik te willen halen

Figuur 8. Redenen van deelnemers om geen coronaprik te willen halen

Mensen hebben verschillende overtuigingen over de coronaprik. In Figuur 9 zijn de overtuigingen te zien van deelnemers die in aanmerking komen voor een coronaprik dit najaar (inclusief alle deelnemers ouder dan 60 jaar). Van de deelnemers die dit najaar al een coronaprik hebben gehaald of die nog willen halen, is een meerderheid overtuigd dat de coronaprik beschermt tegen ernstige ziekte door het coronavirus, en helpt voorkomen dat de zorg overbelast raakt. Van de deelnemers die aangeven geen coronaprik te willen, zijn minder dan drie op de tien overtuigd van de voordelen. Bijna de helft (43%) van de deelnemers die aangeven geen coronaprik te willen maakt zich zorgen over bijwerkingen; 52% heeft zorgen over onbekende lange termijngevolgen. Dit komt weinig voor onder deelnemers die de coronaprik wel willen halen (minder dan één op de tien van hen heeft die zorgen). Deelnemers die nog twijfelen over de coronaprik zitten er tussenin: zij hebben minder zorgen over de veiligheid dan deelnemers die al besloten hebben geen coronaprik te hebben, maar zijn ook minder overtuigd van de voordelen dan deelnemers die besloten hebben wel een coronaprik te willen.

Ronde 41 Figuur 9. Overtuigingen van deelnemers over de coronaprik

Figuur 9. Overtuigingen van deelnemers over de coronaprik

In verklarende regressiemodellen is te zien dat de kans dat deelnemers die ouder zijn dan 60 jaar een coronaprik willen halen - in vergelijking met de kans dat zij geen coronaprik willen - groter is als zij ouder zijn en een hbo hoger beroepsonderwijs (hoger beroepsonderwijs)- of wo-opleiding hebben afgerond. De kans dat mensen uit deze doelgroep een coronaprik willen hangt het sterkst samen met de overtuiging dat de coronaprik er gewoon elk jaar bij hoort om te halen. Daarnaast is de kans groter dat deelnemers een coronaprik willen naarmate zij sterker overtuigd zijn dat vaccinatie helpt om te voorkomen dat de zorg overbelast raakt en dat familie en vrienden ook een prik zullen halen. Ook schatten deelnemers die een coronaprik willen halen de kans groter in dat er dit najaar een nieuwe golf coronabesmettingen zal zijn, en vinden zij het erger om besmet te raken of een ander te besmetten.

De kans dat deelnemers jonger dan 60 (niet-zorgverlener) die in aanmerking komen voor een coronaprik deze willen halen hangt niet duidelijk samen met leeftijd of opleidingstype.  Vaccinatiebereidheid hangt in deze doelgroep het sterkst samen met de overtuiging dat de coronaprik er gewoon elk jaar bij hoort om te halen. In mindere mate spelen zorgen over eventuele onbekende langetermijngevolgen een rol: deelnemers die zich meer zorgen maken zijn minder geneigd de coronaprik te halen. Verder speelt voor deze doelgroep sterk mee hoe erg zij het zouden vinden om een ander te besmetten, en in mindere mate hoe groot ze de kans schatten dat er dit najaar een nieuwe golf besmettingen zal zijn.

Wat helpt om een keuze te maken?

De beperkte groep delnemers die nog niet zeker is van hun keuze voor wel of geen coronaprik (n = 100) is gevraagd wat hen zou kunnen helpen om een keuze te maken. Meer dan de helft van hen zegt niets extra’s nodig te hebben. Een deel zou meer informatie willen, specifiek over de effectiviteit (23%) of de veiligheid (18%) van de coronaprik (Figuur 10).

Ronde 41 Figuur 10. Verschillende vormen van hulp bij keuze coronaprik

Figuur 10. Voorkeuren voor hulp bij het maken van een keuze over de coronaprik

Zorgen over het coronavirus

Het aantal deelnemers dat zich zorgen maakt over het coronavirus is de laatste paar metingen al erg laag ten opzichte van tijdens de pandemie, en is sinds de vorige meting ongeveer gelijk gebleven: minder dan 1 op de 10 zegt zich nog zorgen te maken over het coronavirus (Figuur 11). Onder mensen met een kwetsbare gezondheid (door een onderliggende aandoening of door een hogere leeftijd (70+)) is het aantal mensen dat zich zorgen maakt iets hoger dan onder mensen zonder kwetsbare gezondheid (11% vs. 7%).

Ronde 41 figuur 11 Zorgen over het coronavirus

Figuur 11. Percentage deelnemers dat zich zorgen maakt over het coronavirus

Een derde van de deelnemers geeft aan (erg) hun best te doen om te voorkomen dat ze besmet raken met het coronavirus. We zien hier over tijd een dalende trend (Figuur 12). Deelnemers met een kwetsbare gezondheid geven vaker aan hun best te doen (ruim 4 op de 10) dan deelnemers zonder kwetsbare gezondheid (ruim 2 op de 10). Het aandeel deelnemers met een kwetsbare gezondheid dat aangeeft (erg) hun best te doen is wel gedaald ten opzichte van de vorige meting in juni.

Ronde 41 Figuur 12. Percentage deelnemers dat zijn/haar best zegt te doen

Figuur 12. Percentage deelnemers dat zijn/haar best zegt te doen om besmetting met het coronavirus te voorkomen.

Deelnemers verwachten dit najaar weinig overlast van het coronavirus

Een kwart van de deelnemers denkt dat het (zeer) waarschijnlijk is dat ze dit najaar besmet zullen raken met het coronavirus. Dit aantal ligt iets hoger dan tijdens de vorige meting in juni (2 op de 10). Deelnemers van 70 jaar of ouder schatten die kans het laagst in (9% denkt dat dit (zeer) waarschijnlijk is); deelnemers tussen 40 en 54 jaar het hoogst (33% denkt dat dit (zeer) waarschijnlijk is; Figuur 13a). Vier op de tien deelnemers denken dat het (zeer) waarschijnlijk is dat er dit najaar een nieuwe golf coronabesmettingen komt, onder deelnemers uit de leeftijdsgroepen 16-24 jaar en 70 jaar of ouder denken drie op de tien dat. (Figuur 13b). In juni dachten nog drie op de tien deelnemers dat een nieuwe coronagolf (zeer) waarschijnlijk zou zijn. De kans dat het coronavirus dit najaar opnieuw zorgt voor drukte in de ziekenhuizen wordt gemiddeld door ruim een op de tien deelnemers als (zeer) waarschijnlijk gezien (Figuur 13c).

Ronde 41 Figuur 13a. Geschatte waarschijnlijkheid coronabesmetting deze winter, uitgesplitst naar leeftijd

Figuur 13a. Geschatte waarschijnlijkheid coronabesmetting dit najaar, uitgesplitst naar leeftijd

Ronde 41 Figuur 13b. Geschatte waarschijnlijkheid nieuwe coronagolf deze winter, uitgesplitst naar leeftijd

Figuur 13b. Geschatte waarschijnlijkheid nieuwe coronagolf dit najaar, uitgesplitst naar leeftijd

Ronde 41 Figuur 13c. Geschatte waarschijnlijkheid overbelasting van de zorg, uitgesplitst naar leeftijd

Figuur 13c. Geschatte waarschijnlijkheid overbelasting van de zorg, uitgesplitst naar leeftijd

Deelnemers is ook gevraagd hoe erg ze het zouden vinden als ze besmet zouden raken met het coronavirus. Drie op de tien deelnemers geeft aan dat ze dit (heel) erg zouden vinden. Hier zien we een duidelijk verband met leeftijd: van de deelnemers tussen de 55 en 69 en deelnemers van 70 jaar of ouder zou respectievelijk 35% en 50% dat (heel) erg vinden. In de leeftijdsgroepen daaronder ligt dit tussen de 14% en 25% (Figuur 14a). Een veel groter aantal deelnemers (gemiddeld zes op de tien) zou het (heel) erg vinden om een ánder te besmetten. Ook dit ligt hoger voor deelnemers tussen de 55 en 69 jaar (70%) en deelnemers van 70 jaar of ouder (84%; Figuur 14b).

Ronde 41 Figuur 14a. Ervaren ernst coronabesmetting, uitgesplitst naar leeftijd

Figuur 14a. Ervaren ernst coronabesmetting, uitgesplitst naar leeftijd

Ronde 41 Figuur 14b. Ervaren ernst om een ander te besmetten, uitgesplitst naar leeftijd

Figuur 14b. Ervaren ernst om een ander te besmetten, uitgesplitst naar leeftijd

Vertrouwen in het coronabeleid

Deelnemers aan het onderzoek wordt gevraagd hoeveel vertrouwen zij hebben in het beleid van de overheid om het coronavirus onder controle te houden. Ten opzichte van de vorige meting is het vertrouwen in het coronabeleid van de overheid licht gedaald (Figuur 15). 40% van de deelnemers heeft redelijk tot veel vertrouwen in het coronabeleid; 35% heeft een beetje vertrouwen, en 25% weinig of geen vertrouwen.

Het vertrouwen in het coronabeleid is het hoogst onder deelnemers van 70 jaar of ouder, zes op de tien van hen hebben (redelijk) veel vertrouwen in het coronabeleid (twee op de tien hebben weinig tot geen vertrouwen; drie op de tien een beetje). Onder deelnemers tussen de 25 en 39 jaar is het vertrouwen het laagst: ruim drie op de tien hebben (redelijk) veel vertrouwen, en drie op de tien weinig tot geen (cijfers niet in figuur).

Ronde 41 Figuur 15. Vertrouwen in het coronabeleid van de overheid over tijd

Figuur 15. Vertrouwen in het coronabeleid van de overheid over tijd

(Sociale) activiteiten en thuiswerken

In het onderzoek meten we ook in welke mate deelnemers sociale activiteiten ondernemen. Op dit moment zijn er geen gedragsadviezen die hieraan beperkingen opleggen, zoals tijdens de pandemie soms wel het geval was. Het is interessant om ook in de huidige ‘normale’ context te meten waarvoor mensen buitenshuis komen en welke factoren daarmee samenhangen, om veranderingen in een niet-normale context beter te kunnen duiden. Figuur 16 toont het percentage deelnemers dat heeft aangegeven in de week voorafgaand aan de meting naar buiten te zijn geweest voor een activiteit. Ruim negen op de tien deelnemers zijn naar buiten geweest voor boodschappen, acht op de tien gingen op bezoek bij vrienden of familie of een frisse neus halen en zeven op de tien gingen naar het werk. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met de vorige meting (juni 2024), maar als we verder terugkijken zien we dat het aantal mensen dat naar werk gaat of vrienden en familie bezoekt duidelijk hoger is dan tijdens de pandemie.

Ronde 41 Figuur 16. Percentage deelnemers dat in de week voorafgaand aan de meting werk

Figuur 16. Percentage deelnemers dat in de week voorafgaand aan de meting minimaal 1 keer naar buiten is geweest voor werk, boodschappen, bezoek aan familie/vrienden, en een frisse neus

Bijna zes op de tien deelnemers geeft aan in de week voorafgaand aan het onderzoek een horecagelegenheid te hebben bezocht. Drie op de tien deelnemers gingen naar een feestje, en een kwart van de deelnemers ging naar een culturele instelling (Figuur 17).

Ronde 41 Figuur 17. Percentage deelnemers dat in de week voorafgaand aan de meting feestje

Figuur 17. Percentage deelnemers dat in de week voorafgaand aan de meting minimaal 1 keer naar buiten is geweest voor bezoek aan horeca, een culturele instelling, of een feestje

Deelnemers is ook gevraagd naar thuiswerken. 35% geeft aan niet thuis te kunnen werken. 35% van de werkende deelnemers werkt minimaal 8 uur per week thuis. Dat aantal is al enige tijd stabiel (cijfers niet in figuur). Als we kijken naar het percentage van hun werktijd dat deelnemers die thuis kúnnen werken dat ook doen, zien we daarin een geleidelijk dalende trend die zich lijkt te stabiliseren rond de 35% van het aantal werkuren (Figuur 18).

Ronde 41 Figuur 18. Percentage dat deelnemers thuiswerken van hun gewerkte uren

Figuur 18. Percentage dat deelnemers thuiswerken van hun gewerkte uren

Welzijn

Psychische gezondheid laagst onder jongeren;  weinig verschil tussen leeftijdsgroepen in ervaren eenzaamheid 

Vanaf ronde 32 zijn vragen over psychische gezondheid en ervaren eenzaamheid opgenomen in het trendonderzoek; voor die tijd werd dit gemeten in het cohort vragenlijstonderzoek. Ruim 8 op de 10 deelnemers geeft aan zich psychisch gezond te voelen. Psychische gezondheid (Figuur 19) neemt toe met leeftijd: acht op de tien 16-54-jarige deelnemers lijkt psychisch gezond (gemeten met de MHI-5, een internationaal gevalideerd meetinstrument), tegenover ruim negen op de tien deelnemers van 55 jaar of ouder. Deze aantallen zijn licht gestegen ten opzichte van de vorige meting in juni 2024.

Ronde 41 Figuur 19. Percentage deelnemers dat psychisch gezond is

Figuur 19. Percentage deelnemers dat psychisch gezond is (op basis van MHI-5), uitgesplitst naar leeftijdsgroepen

We zien tijdens deze meting dat ervaren eenzaamheid (Figuur 20) voor alle leeftijdsgroepen redelijk stabiel is ten opzichte van de vorige meting in juni 2024. Vier op de tien deelnemers zijn enigszins of sterk eenzaam (zoals gemeten met de gevalideerde De Jong-Gierveld schaal). De verschillen tussen leeftijdsgroepen nemen af.

Ronde 41 Figuur 20. Percentage deelnemers dat rapporteert enigszins of sterk eenzaam te zijn

Figuur 20. Percentage deelnemers dat rapporteert enigszins of sterk eenzaam te zijn

Uitgebreider onderzoek naar de gevolgen van de pandemie op de (mentale en lichamelijke) gezondheid van mensen in Nederland wordt gedaan door het Netwerk Gezondheidsonderzoek bij Rampen (GOR). Meer informatie is hier te vinden: Gezondheidsonderzoek COVID-19.

Over de deelnemers

Aan de 41e ronde deden 5.008 deelnemers mee. De man-vrouw, leeftijds- en opleidingsverdelingen staan gepresenteerd in Tabel 1.

De door ons gepresenteerde cijfers worden gewogen naar leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en provincie zodat ze een zo representatief mogelijk beeld geven van de Nederlandse bevolking.

N=5.008
Tabel 1: Achtergrondkenmerken van de deelnemers
Geslacht man 47,4%
vrouw 52,3%
Leeftijd 16-24 jaar 7,4%
25-39 jaar 20,1%
40-54 jaar 21,7%
55-69 jaar 33,4%
70+ 17,4%
Opleidingstype Basis/vmbo/mbo1 23,4%
Havo/vwo voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)/mbo2-4 38,4%
Hbo/wo 38,2%