Praktijkschool De Einder - RIVM Corona Gedragsunit

Tijdens de tweede lockdown sloten alle scholen wederom hun deuren. Alleen de praktijkscholen mochten hun lessen op school blijven geven omdat dit online niet mogelijk was. Op de Haagse praktijkschool De Einder waren leerkrachten opgelucht dat leerlingen niet nogmaals thuis kwamen te zitten. Tegelijkertijd nam de angst om zelf besmet te raken toe. Welke slimme oplossingen waren hiervoor te vinden?

De interviews zijn afgenomen in januari 2021.

We spreken met Jorg Kruit  (teamleider onderbouw) en Tom Smit (docent techniek en schilderen en voormalig sportdocent) over ervaren dilemma’s en waarom het zo belangrijk is dat deze leerlingen naar school kunnen blijven gaan.

Rust en aandacht voor leerlingen

Jorg vertelt dat Praktijkschool De Einder voorziet in regulier voortgezet onderwijs, maar gericht is op kinderen die beter praktisch werken dan theoretisch. De leerlingen (12-18 jaar oud) die via de basisscholen instromen, lopen soms wat achter en hebben net wat meer tijd en rust nodig om te kunnen leren. Soms is er sprake van gedragsproblematiek, onder andere ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)- en autisme-gerelateerd.

Na vijf jaar verlaten de meeste leerlingen de school met een baan. Een belangrijke doelstelling van de school. De meeste leerlingen komen veelal in de assisterende beroepen terecht. Bijvoorbeeld in de supermarkt of als assistent timmerman of stukadoor. Voor een deel van de leerlingen is er een mogelijkheid om op de school een MBO1-opleiding te volgen. Sommigen stromen zelfs door naar MBO2-niveau. Jorg: "Er zijn hier veel extra docenten zodat leerlingen de aandacht kunnen krijgen die ze nodig hebben, soms zelfs één op één. Dat heeft onze populatie nodig om uiteindelijk toch net zover te kunnen komen als de gemiddelde vmbo-leerling."

School als veilige haven

Waarom het zo belangrijk is dat deze leerlingen naar school kunnen blijven komen? "Dat heeft vooral te maken met de soms kwetsbare situaties waarin leerlingen verkeren", vertelt Jorg. De praktijkschool is gelegen in de Haagse wijk Transvaal. Een zogenaamde 'achterstandswijk' waar veel armoede is en waar vaak meerdere generaties bij elkaar in één huis wonen. Jorg: "Leerlingen hebben vaak te maken met problematische sociale- of emotionele thuisomstandigheden. Denk aan schuldenproblematiek en middelengebruik. Voor kinderen is de thuissituatie niet altijd even rustig en veilig. Voor onze leerlingen is school echt een veilige haven waar ze graag naartoe gaan." 

De Sectorraad Praktijkonderwijs meldt dat er in Nederland 175 praktijkscholen zijn die gezamenlijk zo’n 29.000 leerlingen praktijkonderwijs bieden. Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen van 12 t/m 18 jaar die moeite hebben met leren op de traditionele manier. Leerlingen in het praktijkonderwijs leren dan ook vooral door te doen. Het praktijkonderwijs richt zich met name op thema’s als wonen, werken, burgerschap, leren en vrije tijd. Hiermee leren de jongeren zich voorbereiden op het zo zelfstandig mogelijk functioneren binnen de school en in de maatschappij. Maatwerk en gepersonaliseerd leren zijn kenmerkend; elke leerling volgt een eigen leerroute die aansluit bij wat hij of zij kan en graag wil. Het doel van het praktijkonderwijs is leerlingen toe te leiden naar werk of een vervolgopleiding. In de bovenbouw vormt de stage een belangrijk onderdeel van het leerproces. Dit biedt tevens een belangrijke basis voor een reguliere baan. Bron: Over pro - Sectorraad Praktijkonderwijs

Alle leerlingen in beeld houden 

Praktijkschool De Einder - RIVM Corona Gedragsunit

Toen de school dicht moest tijdens de eerste lockdown was dat volgens Jorg een 'miniramp': "We zaten op dat moment midden in de verbouwing van de school, leerlingen werkten nog niet met laptops bijvoorbeeld. We gaven allemaal nog gewoon fysiek les uit boeken. En nu waren ineens alle leerlingen thuis." Er werd een schema gemaakt zodat leerlingen elke week een pakketje huiswerk op konden komen halen, elke klas op een apart tijdstip.

Niet alleen voor de praktijklessen was het moeizaam, ook voor de theorielessen: "Echt online les viel een beetje tegen, dat was voor ons als docenten en voor leerlingen nieuw." Het belangrijkste was om het contact met de leerlingen in die periode niet te verliezen. "Wat voor ons echt het allerbelangrijkste was, was of het goed ging met de leerlingen. Dus we hebben vooral heel erg geprobeerd de leerlingen in beeld te houden. Als we ze op WhatsApp niet tegenkwamen, dan gingen de docenten bij de leerlingen thuis langs om te kijken of het wel goed ging. Want die leerling had dan bijvoorbeeld ook z’n pakketje huiswerk niet opgehaald. Dan brachten we het huiswerk langs en konden we gelijk een inschatting maken: staan de ogen goed, hebben ze een beetje kleur in het gezicht?" 

Voor leerlingen die thuis geen internet en telefoon of laptop hadden, werden (leen)telefoons geregeld met onbeperkt internet. Volgens Jorg een win-win situatie: "De leerlingen waren hier heel blij mee. Onbeperkt internet, dat was natuurlijk grandioos. En voor ons waren ze vanaf dat moment altijd bereikbaar." 

Geborgenheid door fysiek contact

Na de versoepeling werd er een coronacoördinator aangesteld die de school zo goed mogelijk coronaproof probeerde te maken, onder meer door looproute-stickers en plexiglas schermen voor de werkplekken van docenten. Volgens docent Tom Smit keken docenten vaak heel anders tegen de maatregelen aan: "Iedereen stond er anders in. Er waren docenten die meteen achter een scherm wilden werken, andere docenten zeiden: 'Het maakt niet uit, we zijn hier voor de leerlingen. We zien het wel met dat virus.'" 

Voor Tom zelf was het vooral omschakelen toen hij ineens afstand moest houden van zijn leerlingen: "Vanuit mijn vak (toen nog als sportdocent) was ik altijd fysiek bezig met leerlingen. Het stoeien en het aanraken draagt er ook aan bij dat de leerling zich thuis voelt. Het is een vorm van geborgenheid. In het onderlinge contact is dat juist een van de belangrijke dingen. Toen de leerlingen weer op school kwamen mocht dat allemaal niet meer. Als je dat altijd gewend bent, dan is dat echt wel even schakelen." 

Balans zoeken tussen veiligheid en werkbaarheid 

Praktijkschool De Einder - RIVM Corona Gedragsunit

Tom schetst het dilemma van enerzijds de angst om besmet te raken en anderzijds de gevoelde noodzaak om er voor deze leerlingen te zijn: "Die angst is er wel, omdat je weet dat de leerlingen zich buiten niet altijd aan de regels houden en met de nieuwe virusvarianten wordt de angst groter." De angst voor besmetting is er vooral voor zijn eigen omgeving: "Ik wil mijn ouders ook kunnen blijven zien en ik heb een vriendin en een jonge baby thuis, die wil je niet besmetten. Ik ben altijd in tweestrijd omdat ik weet hoe belangrijk school is voor deze leerlingen."

Jorg typeert de docenten op school als 'heel erg bevlogen en betrokken bij de leerlingen'. Het belang van de leerling weegt voor veel docenten zwaar. Dit geldt ook voor Tom, wel probeert hij zo veilig mogelijk te werken: "Ik let sterk op de hygiëne en vraag leerlingen bij binnenkomst hun handen te desinfecteren." Leerlingen doen het echter niet zo snel uit zichzelf, ziet Tom: "Er zijn sommigen die het wel doen, anderen vinden het spul stinken. Dan ga je erachteraan en probeer je het nog een keer uit te leggen. Ja, je moet er hard voor werken om het voor jezelf zo veilig mogelijk te maken." 

Tom heeft in zijn praktijklokaal een aantal aanpassingen gedaan zodat hij automatisch beter afstand kan houden van zijn leerlingen: "Ik moet er af en toe fysieke barrières tussen zetten, omdat ik weet dat ik anders (ongemerkt) te dichtbij kom. Ik heb bijvoorbeeld een balie geplaatst in mijn lokaal voor het magazijn, ik ga dan zelf achter de brede balie staan waardoor ik afstand kan houden." 

Maar soms zijn er situaties waarin afstand houden gewoonweg niet kan. Tom: "Het is hartverscheurend om te zien als leerlingen een hulpvraag hebben en je kan het ze niet uitleggen op afstand. Aangezien ze vaak toch problemen hebben met de vertaalslag van wat je zegt naar het doen. Dat is lastig voor onze leerlingen, dan is het afstand houden echt heel moeilijk. En met grote zagen aan de slag, vijlen en raspen, daar zitten wel gevaren in. Dan moet je dichterbij komen. En hebben ze een verwonding, ja dan zal je toch die pleister moeten plakken." Tom zegt deze situaties te accepteren: "Het is altijd de grens opzoeken tussen haalbaarheid en de regels."  

Zoals in dit verhaal ook naar voren komt, kun je als leerkracht in het onderwijs voor dilemma’s komen te staan. Bijvoorbeeld wanneer een specifieke situatie fysieke nabijheid vraagt, maar de eigen veiligheid hiermee niet gewaarborgd kan blijven. En ook: hoe houd je zo goed mogelijk rekening met de fysieke en mentale gezondheid van de kinderen, andere betrokkenen én die van jezelf?

Er speelt vaak veel in de levens van deze jongeren. Preventie heeft hier daarom een tweeledig doel, niet alleen het virus bestrijden maar ook andere mogelijke bedreigingen in de ontwikkelingen van deze jongeren in het oog houden. Dat kan een spanningsveld met zich meebrengen. Het Nederlands jeugd Instituut (NJI) publiceerde handvatten die professionals kunnen helpen bij het persoonlijk en professioneel afwegen. Eén van de 5 centrale principes onderstreept bijvoorbeeld het belang van luisteren. Ook worden er enkele vragen geformuleerd die professionals kunnen helpen bij het verhelderen van het dilemma, en de waarden en belangen die op het spel staan. Bron: Handvaten bij persoonlijk en professioneel afwegen | Coronavirus | NJi

Speels en onbewust 

Praktijkschool De Einder - RIVM Corona Gedragsunit

Als docent 1,5 afstand houden is al moeilijk zat. Maar het is lastiger om leerlingen afstand te laten houden, ook al creëer je werkplekken op 1,5 meter van elkaar. Tom weet uit ervaring dat leerlingen zich over het algemeen niet zo strikt aan de regels houden, ze staan er vaak ook gewoon niet bij stil: "Deze leerlingen lopen buiten rond op een krappe binnenplaats. Daar zijn ze lekker aan het stoeien, staan ze naast elkaar en doen ze wat ze altijd deden. En binnen moeten ze 1,5 meter afstand houden. Dan zeggen ze: ‘Ja, oké’. Vervolgens draaien ze zich om en denken er niet meer over na, want ze zijn bezig met vriendjes en vriendinnetjes. Bij sommigen zal er ook wel wat onwil bij zitten maar bij velen gaat het onbewust."

Mondkapjesplicht

Inmiddels geldt in de school voor iedereen een mondkapjesplicht. Ook een soort van een 'miniramp'. Er was in het begin veel weerstand tegen, vertelt Tom. "Op een gegeven moment zijn er ook brieven naar huis gestuurd om ouders te informeren over de verplichting." Leerlingen konden een mondkapje halen bij de conciërge als ze hem vergeten waren. "Maar toen bleek de helft van de school zijn mondkapje vergeten of het halverwege de dag kwijt te zijn geraakt, dus ging het nogal hard met de voorraad. We hebben er symbolisch een bedrag op gezet van 50 cent. Daarna had in no time iedereen zijn eigen mondkapje mee."

In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenshap werd gedragsonderzoek gedaan naar de naleving van coronamaatregelen onder leerlingen in het voortgezet onderwijs [1]. Het onderzoek laat zien dat veel leerlingen zich zorgen maken door corona. De meeste zorgen gaan over de gezondheid van anderen en dat het lastiger is om met vrienden leuke dingen te doen. De meeste leerlingen zouden het vooral erg vinden om hun vader of moeder te besmetten, maar denken dat het risico om op school besmet te raken niet zo groot is.

Het draagvlak om 1,5 meter afstand te bewaren tot volwassenen op school is redelijk hoog. Over hoe moeilijk of makkelijk dit is, zijn de meningen echter verdeeld. Vooral in drukke en soms kleine gangen is het lastig om 1,5 meter afstand te houden. Ook vergeten leerlingen (en docenten) het nog wel eens. De meeste leerlingen wassen of desinfecteren meerdere malen per dag hun handen op school. Genoemde redenen om dit niet te doen zijn onder meer omdat zeep of desinfectiegel door leerlingen vies gevonden, vergeten of dat er niet op gewezen wordt.

Hoewel slechts enkele leerlingen uit het praktijkonderwijs deelnamen (daarnaast een derde vmbo-, een derde havo hoger algemeen vormend onderwijs (hoger algemeen vormend onderwijs)- en een kwart vwo voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs)/gymnasium-leerlingen), geeft het onderzoek op basis van ruim 1500 ingevulde vragenlijsten een goed beeld van hoe leerlingen in de leeftijd van 11 t/m 20 jaar op school omgaan met de maatregelen. Een aantal inzichten uit het onderzoek zijn ook terug te zien in het praktijkverhaal. Bijvoorbeeld dat afstand houden soms in het moment vergeten wordt en het blijven herinneren aan het naleven van maatregelen van belang is. In het rapport worden diverse aanbevelingen gedaan voor een effectieve gedragsaanpak om de naleving van coronamaatregelen op en rondom vo voortgezet onderwijs (voortgezet onderwijs)-scholen te bevorderen.

Luisteren en het gesprek aangaan

Wat er volgens Tom in deze tijd belangrijk is in het contact met jongeren? "Het gesprek blijven voeren over maatregelen en wat er gebeurt in de maatschappij. Soms in een geintje en soms in een serieus gesprek. Natuurlijk moeten ook deze jongeren zich aan de maatregelen houden die voor iedereen in Nederland gelden. Maar het is belangrijk dat leerlingen zich ook gehoord voelen.  Als er geluisterd wordt en er komt een gesprek tot stand, dan kunnen er ook dingen verhelderd worden en kunnen ze beter uitgelegd krijgen waarom bepaalde regels nou echt zo nodig zijn. Dat maakt dat er meer bewustwording en begrip is." 

Met dank aan

Met dank aan:
Jorg Kruit en Tom Smit, praktijkschool De Einder
De beelden zijn afkomstig uit het televisieprogramma Zembla van 30 oktober 2020, aflevering School in crisistijd

Bron:

  1. Een gedragsonderzoek gericht op de naleving van coronamaatregelen in het VO. In opdracht van: ministerie van OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Uitgevoerd door: Inspire to Act en Novi Mores - januari 2021

De interviews zijn afgenomen in januari 2021.