Je kunt niet helemaal voorkómen dat je ziekteverwekkers binnenkrijgt. Maar je kunt dit risico wel kleiner maken. Goed schoonmaken helpt hierbij. Bij het schoonmaken haal je ziekteverwekkers weg. De kans dat je ze op je handen krijgt of inademt, wordt daardoor kleiner.
Hoe moet ik schoonmaken?
Maak eerst droog schoon en daarna nat. Droog schoonmaken is stofzuigen en afstoffen. Nat schoonmaken is dweilen of afnemen met een vochtige doek. Denk bij het schoonmaken aan het volgende:
- Werk van hoog naar laag: eerst bovenop kasten, dan tafels en vensterbanken en als laatste de vloer. Zo valt stof en vuil niet op een plek die al schoon is.
- Werk van schoon naar vies. Begin op de minst vuile plaatsen. Zo worden de spullen waarmee je schoonmaakt minder snel vies.
Maak na het schoonmaken de schoonmaakspullen goed schoon. Haal stof van de stofzuigermond, spoel emmers om en gooi doekjes en dweilen weg of was ze op 60 °C. Laat ze daarna goed drogen. Volg bij schoonmaakmiddelen en -spullen de gebruiksaanwijzing op het etiket.
Hoe vaak moet ik schoonmaken?
Het is lastig te zeggen hoe vaak schoongemaakt moet worden om de kans op ziekte zo klein mogelijk te houden. Er zijn wel enkele tips die de kans op ziekte verkleinen:
- Maak het keukenblad en spullen waarmee eten is bereid dagelijks schoon.
- Maak plekken waar ziekteverwekkers vaker aanwezig zijn en sneller worden verspreid, regelmatig schoon. Voorbeelden zijn de wc en dingen die mensen vaak aanraken. Denk aan deurklinken, lichtknoppen, trapleuningen en kranen. Het rooster van de afzuigkap, de gordijnen of de ruimte bovenop kasten zijn voorbeelden van plekken waar minder snel ziekteverwekkers worden verspreid. Deze plekken moet je wel af en toe schoonmaken, maar niet elke schoonmaakbeurt.
- Maak vaker schoon als er iemand in huis ziek is. Dit is vooral belangrijk als de zieke persoon een besmettelijke ziekte heeft, zoals griep of buikgriep.