De hygiënerichtlijn voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking is voor het laatst volledig herzien in 2015. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
Bij deze richtlijn vindt u instructies (bijvoorbeeld voor handen wassen), voorbeelden van schoonmaakschema’s en een normenlijst. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst. De instructies, schoonmaakschema’s en normenlijst kunt u hier downloaden.
Disclaimer:
LET OP: Deze richtlijn wordt vanaf 2025 herzien. Sommige links en verwijzingen in dit document zijn inmiddels verouderd. Het gaat om links naar WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijnen die inmiddels vervangen zijn door SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
)-richtlijnen. Door te klikken op deze links komt u nu uit bij de nieuwe SRI-richtlijnen. Er staan op dit moment echter ook termen en teksten in dit document die gebaseerd zijn op de verlopen WIP-richtlijnen. Dit kan betekenen dat de richtlijn (op onderdelen) niet meer up-to-date is. De gebruiker dient daarom zelf na te gaan of deze richtlijn nog up-to-date is.
1 Inleiding
In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking is geschreven. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is en wat het doel van de hygiënemaatregelen is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.
Voor wie is deze hygiënerichtlijn?
Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne vorm te geven in instellingen voor de zorg voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking (in deze richtlijn ‘cliënten’ genoemd). Voorbeelden van zulke instellingen zijn dagverblijven voor volwassenen, wooncentra en projecten voor begeleid wonen.
In de eerste plaats is deze richtlijn geschreven voor managers, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun instelling. Als ondersteuning voor managers zijn kant-en-klare instructies opgenomen voor uitvoerend medewerkers.
Hygiëne en micro-organismen
Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en virussen. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. Micro-organismen en virussen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en ontlasting, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.
Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten.
Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken:
- de hoeveelheid ziekteverwekker waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
- iemands lichamelijke conditie. De een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.
De cliënten van uw instelling lopen een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt doordat:
- cliënten vaak relatief dicht op elkaar leven;
- cliënten veel gebruikmaken van dezelfde ruimtes en materialen;
- cliënten vaak een verminderde weerstand hebben;
- cliënten soms een slechte persoonlijke hygiëne hebben;
- medewerkers meerdere cliënten helpen, en zo ziekteverwekkers kunnen verspreiden.
Hoe verspreiden micro-organismen zich?
Micro-organismen verspreiden zich op de volgende manieren:
- via de handen;
- via lichaamsvloeistoffen (ontlasting, urine, bloed, wondvocht enzovoorts);
- via voorwerpen als wc’s en deurklinken;
- door de lucht (bijvoorbeeld via druppels door hoesten, na braken of via huidschilfers of stof);
- via voedsel en water;
- via dieren, zoals huisdieren en insecten.
Hygiëne voorkomt ziekte
Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Zoals hierboven beschreven, lopen uw cliënten een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Het is aan u als organisatie om dit risico zo klein mogelijk te maken. Deze richtlijn is opgesteld om u hierin te ondersteunen. Hiertoe wordt in deze richtlijn een overzicht gegeven van belangrijke hygiënemaatregelen waarmee u het risico op het ontstaan en verspreiden van infectieziekten in uw instelling kunt verkleinen.
Leeswijzer
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Zo nodig wordt daarnaast aangegeven voor welke medewerkers of voor welk type zorginstelling de paragraaf van toepassing is.
Na deze inleidende tekst volgt een opsomming van de hygiënemaatregelen. Sommige maatregelen gelden op basis van wetgeving, uw zorgplicht, professionele standaarden of veldnormen, andere worden alleen meegegeven als tip.
U herkent de maatregelen als volgt:
Hygiënemaatregelen
|
Wetgeving
|
Tips
|
In hoofdstuk 7 vindt u schoonmaakschema’s en instructies voor uitvoerend medewerkers.
2 Algemene hygiëne
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over schoonmaken en desinfecteren staat in hoofdstuk 5.
Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat uw medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen.
Hygiënenormen
|
2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers
Deze paragraaf is van toepassing op medewerkers die verzorgende, verplegende of medische handelingen uitvoeren bij cliënten. Medewerkers die alleen sociale activiteiten uitvoeren met cliënten, kunnen onderstaande maatregelen als tips beschouwen.
Medewerkers en cliënten hebben veel contact met elkaar. Tijdens verzorgende, verpleegkundige en medische handelingen kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Een goede persoonlijke hygiëne verkleint het infectierisico. Hieronder vindt u de eisen aan de persoonlijke hygiëne van medewerkers; de eisen voor cliënten vindt u in paragraaf 3.1.
Algemene regels
Medewerkers moeten zichzelf schoon houden. Dit houdt in dat zij naast schone kleding, ook schone haren hebben en eventuele wondjes goed afdekken. Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via de handen. Daarom moeten de handen goed schoon te maken zijn. Kunstnagels, nagellak en hand- en polssieraden belemmeren een goede handhygiëne.
Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips:
|
Hoesten en niezen
Ziekteverwekkers kunnen zich ook verspreiden in de lucht, bijvoorbeeld bij hoesten. Een medewerker hoeft zich niet ziek te voelen door de ziekteverwekkers, maar deze ziekteverwekkers kunnen de cliënten met een verminderde weerstand wel ziek maken.
Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Handhygiëne
Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Om te voorkomen dat medewerkers ziekteverwekkers verspreiden van de ene cliënt naar de andere cliënt, moeten de handen op de juiste momenten worden schoongemaakt. Dit kan door ze te wassen met water en zeep of ze in te wrijven met een handdesinfecterend middel. Doordat zorgmedewerkers hun handen veel moeten wassen of desinfecteren, kunnen de handen snel uitdrogen. Een handcrème kan dan uitkomst bieden.
Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Handschoenen
Het dragen van handschoenen is vereist in situaties waarbij de handen in contact kunnen komen met lichaamsvloeistoffen en bij het uitvoeren van steriele handelingen. Via lichaamsvloeistoffen is er een verhoogd risico op besmetting met ziekteverwekkers.
Geef de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Kleding
Ook via kleding kunnen ziekteverwekkers verspreid worden. Om dit te voorkomen, moeten medewerkers besmetting van en via hun kleding voorkomen. Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Beschermende middelen (anders dan handschoenen)
In sommige gevallen moeten medewerkers naast handschoenen ook andere beschermende middelen, zoals een schort, mondneusmasker en spatbril, dragen om het risico op besmetting te verkleinen. Hieronder vindt u de algemene maatregel. Wanneer een cliënt een infectieziekte heeft, gelden mogelijk aanvullende maatregelen. Raadpleeg hiervoor de protocollen van uw instelling of een deskundige infectiepreventie, bijvoorbeeld van uw regionale GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Voor uw medewerkers geldt:
Hygiënenormen
|
2.2 Huishoudelijk afval
Afval kan plaagdieren aantrekken. Omdat deze plaagdieren ziekteverwekkers met zich mee kunnen dragen, is een goed afvalbeleid nodig.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.3 Voedselveiligheid
Instellingen voor gehandicaptenzorg moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat cliënten ziek worden door bedorven of besmet eten.
Wetgeving
|
Verschillende branches hebben een praktische uitwerking van de HACCP gemaakt, in de vorm van Hygiënecodes. In Hygiënecodes staan voedselveiligheidsmaatregelen die voor alle stadia van voedselverwerking gelden: van het kopen of ontvangen tot het bewaren, het bereiden en het serveren van eten en drinken. Door volgens een Hygiënecode te werken, voldoet u automatisch aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.
Hygiënecodes
Hygiënecodes die u kunt gebruiken zijn (zie ook de HACCP-richtlijn):
- de hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen en Defensie;
- de hygiënecode voor de voedingsverzorging in woonvormen;
- de Hygiënecode voor kleine instellingen in kinderopvang, welzijn, maatschappelijke dienstverlening en jeugdzorg.
Hygiënemaatregelen
|
2.4 Dieren
Deze paragraaf geldt voor intramurale instellingen en locaties voor kleinschalig wonen. Instellingen voor ambulante zorg kunnen onderstaande maatregelen als tips beschouwen.
Net als mensen kunnen dieren een infectieziekte oplopen. Een klein deel van deze infectieziekten kan van dieren worden overgedragen op mensen. Deze ziekten noemen we zoönosen. Het overdragen van ziekteverwekkers kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het aaien of knuffelen van dieren.
Hygiënenormen
|
3 Hygiëne van cliënten
In het voorgaande hoofdstuk zijn maatregelen beschreven die u en uw medewerkers kunnen nemen om infectierisico’s te verkleinen. Maar veel cliënten kunnen hier zelf ook aan bijdragen, door een goede persoonlijke hygiëne. Daarom is het belangrijk dat het hygiënisch bewustzijn van de cliënten zo mogelijk wordt vergroot. In paragraaf 3.1 vindt u maatregelen die hieraan bijdragen en maatregelen die u moet nemen wanneer nieuwe kinderen ernstig vervuild zijn. In paragraaf 3.2 vindt u informatie over seksuele voorlichting.
3.1 Persoonlijke hygiëne van cliënten
Binnen instellingen in de gehandicaptenzorg is er veel contact tussen cliënten onderling en tussen cliënten en medewerkers. Hierbij kunnen ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde spullen. Een goede persoonlijke hygiëne van cliënten verkleint de kans op verspreiding.
Benodigde materialen
Hygiënenormen
|
Handelingen
Hygiënenormen
|
3.2 Seksuele voorlichting
Neem zo nodig onderstaande eisen aan seksuele voorlichting op in uw beleid.
Hygiënenormen
|
Tips
|
4 Medische en verpleegkundige zorg
Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via kleding en handen. Door het intensieve contact tussen medewerkers en cliënten is er tijdens het verlenen van medische en verpleegkundige zorg een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en schoonmaak en desinfectie (zie hoofdstuk 5).
4.1 Verpleegkundige handelingen
In uw instelling kunnen diverse verpleegkundige handelingen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld de verzorging van wonden, het schoonmaken of verwisselen van verschillende soorten katheters, sondes en canules en het verwisselen van incontinentiemateriaal.
Al dit soort handelingen geeft een verhoogd risico op verspreiding van micro-organismen van de ene naar de andere cliënt. Daarom is het van belang om in protocollen en werkinstructies maatregelen op te nemen die dit besmettingsrisico verminderen.
Hygiënenormen
Voorbereiding
Tijdens de handeling
Na de handeling
|
Verblijfskatheter
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het aftappen of ontkoppelen van de urineopvangzak van een verblijfskatheter het volgende:
Hygiënenormen
|
Tracheacanule
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het schoonmaken van de binnencanule van de tracheacanule het volgende:
Hygiënenormen
|
Sondes
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het toedienen van sondevoeding of het vervangen van het toedieningssysteem het volgende:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Gebruik van po’s en urinalen
Zie ook de WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijn ‘Urinelozing en stoelgang’.
Onderstaande maatregelen gelden bij het gebruik van po’s en of urinalen:
Hygiënenormen
|
Urine- en stomaopvangzakken
Zie ook de WIP-richtlijn ‘Urinelozing en stoelgang’.
Onderstaande maatregelen gelden voor opvangzakken voor urine en stoma’s:
Hygiënenormen
|
4.2 Steriele instrumenten en materialen
Steriele instrumenten en materialen moeten op de juiste wijze bewaard worden; gebeurt dit niet, dan kunnen de producten hun steriliteit verliezen. Let daarom op de volgende regels wanneer steriele instrumenten en materialen worden gebruikt:
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.3 Omgang met scherp afval
Bij het verlenen van medische zorg of het injecteren van medicijnen kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt. Omdat deze materialen tijdens het gebruik besmet kunnen raken met ziekteverwekkers van cliënten, moet er veilig mee worden omgegaan.
Wetgeving
|
Neem de onderstaande maatregelen. Door u hieraan te houden, verkleint u de kans op een prikaccident.
Hygiënenormen
|
Wetgeving
* Zoek hiervoor op ‘VIHB-lijst’ en klik vervolgens op ‘Raadplegen VIHB-lijst (bedrijfsafval en gevaarlijk afval)’ |
Tips
|
4.4 Prik-, snij-, bijt- en spataccidenten
Ook wanneer u zich bij de omgang met scherp afval houdt aan de eisen in de vorige paragraaf, kunnen er in uw instelling prik-, snij-, bijt- en spataccidenten plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of cliënt in contact komt met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo’n accident kunnen ziekteverwekkers word overgedragen, zoals het hepatitis B- of C-virus en hiv (humaan immunodeficientievirus). Bij een bijtaccident lopen zowel de bijter als de degene die gebeten is het risico om besmet te worden door de ander.
Door een protocol voor prik-, snij-, bijt- en spataccidenten dat bekend is bij de medewerkers, verkleint u de kans dat medewerkers of cliënten bij zo’n accident een infectieziekte oplopen.
Hygiënenormen
|
Vaccinatie van medewerkers tegen hepatitis B
Op basis van de Arbowet is de werkgever verplicht om personeel te beschermen tegen een infectie met hepatitis B, bijvoorbeeld door het aanbieden van vaccinatie. Dit valt echter buiten de reikwijdte van deze richtlijn. Maar zie voor meer informatie onder andere het Arbobesluit, art. 4.85 en www.kiza.beroepsziekte.nl.
4.5 Een infectieziekte in uw instelling
Ook wanneer u goede hygiënemaatregelen instelt, kan het voorkomen dat cliënten of medewerkers besmet raken met een infectieziekte. In sommige gevallen moet u dit melden bij de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). De eisen hieraan vindt u onder het kopje ‘Meldingsplicht’. Onder het kopje ‘Medewerkers met infectieziekten’ vindt u maatregelen om de kans te verkleinen dat medewerkers met een infectieziekte cliënten besmetten. Tot slot vindt u onder ‘Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO (bijzonder resistente micro-organismen))’ informatie over specifieke maatregelen die u moet nemen in het geval van het voorkomen van een cliënt met een BRMO-besmetting.
Tips
|
Meldingsplicht
Cliënten in de gehandicaptenzorg zijn vaak vatbaarder voor infectieziekten dan de gemiddelde burger. Daarom geldt voor instellingen voor gehandicaptenzorg een meldingsplicht voor infectieziekten.
Wetgeving
|
In het LCI-draaiboek Wet publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen is omschreven welke infectieziekten gemeld moeten worden, en vanaf hoeveel gevallen deze meldingsplicht ingaat.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Maatregelen bij besmetting
Medewerkers met een infectieziekte kunnen cliënten besmetten. Daarom moeten medewerkers zich direct bij een bedrijfsarts of afdelingshoofd melden wanneer zij een infectie hebben. Er wordt dan onderzocht of ze vervangende werkzaamheden moeten uitvoeren of tijdelijk moeten stoppen met werken.
Hygiënenormen
|
Naast een goede persoonlijke hygiëne, kunnen medewerkers zich tegen een aantal infectieziekten beschermen door zich te vaccineren. Voor gezondheidswerkers is een jaarlijkse griepprik en een vaccinatie tegen hepatitis B aan te raden. Voor COVID-19 beschrijft de LCI-uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie welke regels en mogelijkheden er zijn voor vaccinatie.
COVID-19
Sinds 2020 hebben zorginstellingen te maken met het COVID-19-virus dat zich kan verspreiden in de instelling. Afhankelijk van het aantal besmettingen geldt landelijk een inschalingsniveau. Bij dit inschalingsniveau horen (preventieve) maatregelen om verdere verspreiding tegen te gaan. De LCI-richtlijn COVID-19 beschrijft hoe GGD’en moeten handelen bij COVID-19. Voor zorginstellingen buiten het ziekenhuis zijn er bijlagen bij de richtlijn beschikbaar over verpleging, verzorging en PBM-gebruik en over het uitvoeren van bron- en contactonderzoek bij COVID-19.
MRSA
MRSA (Methicilline-Resistente Staphylococcus Aureus) is een bacterie die ongevoelig is voor veel soorten antibiotica. De bacterie wordt steeds vaker gevonden bij cliënten en medewerkers in zorginstellingen. MRSA is vooral gevaarlijk voor mensen met een sterk verminderde weerstand, zoals cliënten in een verpleeghuis of woonzorgcentrum. De bacterie kan infecties veroorzaken die moeilijk te behandelen zijn. Gezonde mensen ondervinden meestal geen last van de bacterie. Maar als drager van de bacterie, kunnen zij wel weer andere mensen besmetten.
MRSA wordt vooral overgedragen via de handen, maar kan ook worden verspreid via stofdeeltjes en huidschilfers. Om verspreiding van de bacterie in uw instelling te voorkomen, moet bij cliënten die besmet zijn met MRSA, uitgebreide contactisolatie worden toegepast tijdens:
- de verzorging van de cliënt;
- de schoonmaak van de kamer en het sanitair;
- het opmaken en afhalen van het bed.
Buiten deze momenten is uitgebreide contactisolatie niet nodig. De cliënt mag dus gewoon deelnemen aan activiteiten. Wel is het belangrijk dat de cliënt zijn of haar handen goed wast of desinfecteert.
Hygiënenormen
|
Persoonlijke hygiëne en beschermingsmaatregelen
Een goede persoonlijke hygiëne voorkomt dat u besmet raakt met MRSA. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1 geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Uitgebreide informatie over hoe om te gaan met MRSA in een verpleeghuis vindt u ook in de WIP-richtlijn MRSA voor thuiszorg, verpleeghuis en verzorgingshuis.
Norovirus
Norovirussen zijn zeer besmettelijke virussen die een ontsteking van het slijmvlies van het maag-darmkanaal veroorzaken, waardoor mensen symptomen krijgen als braken en diarree. In de volksmond wordt dit vaak ‘buikgriep’ genoemd. Dit virus komt veel voor, ook in verpleeghuizen en woonzorgcentra.
Het norovirus is erg besmettelijk en wordt vooral overgedragen via de zogenaamde fecaal-orale route. Dat wil zeggen dat virusdeeltjes in de ontlasting en het braaksel op de een of andere manier (meestal via de handen) in de mond terechtkomen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als volgt: een besmet persoon wast zijn handen niet goed na een toiletbezoek. Hierdoor blijven virusdeeltjes uit de ontlasting achter op de handen. Vervolgens maakt hij voedsel klaar, waardoor de virusdeeltjes in het eten terechtkomen. Wanneer iemand anders dit voedsel vervolgens eet, kan hij of zij ook besmet raken. Het norovirus kan al enkele dagen vóór het ziek worden tot dagen erna in de ontlasting zitten.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Persoonlijke hygiëne en beschermende maatregelen
Een goede persoonlijke hygiëne verkleint de kans dat u besmet raakt met het norovirus. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1 geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Uitgebreide informatie over hoe om te gaan met het norovirus in een verpleeghuis vindt u ook in de WIP-richtlijn Norovirus voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen ouderen.
Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO)
Resistentie van micro-organismen tegen meerdere groepen antibiotica komt wereldwijd steeds meer voor. Hierdoor moeten steeds vaker zwaardere antibiotica worden voorgeschreven, waartegen ook in toenemende mate resistentie dreigt te ontstaan. Micro-organismen die resistent zijn tegen de eerstekeuzeantibiotica of tegen meerdere groepen antibiotica worden bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) genoemd. Voorbeelden van BRMO zijn ESBL (Extended spectrum beta-lactamases)-producerende Enterobacteriaceae en meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA).
Verspreiding van BRMO vormt een bedreiging voor zorginstellingen. Is een cliënt of medewerker besmet met een BRMO, dan is het belangrijk dat u maatregelen neemt om verdere verspreiding te voorkomen. Uiteraard is een goede basishygiëne noodzakelijk. Daarnaast zijn bij bepaalde BRMO aanvullende voorzorgsmaatregelen nodig. Een voorbeeld is het dragen van beschermende middelen. Voor extramurale zorg staan maatregelen omschreven in de LCI-richtlijn BRMO. Deze richtlijn bevat geen maatregelen voor MRSA; deze zijn beschreven de LCI-richtlijn Staphylococcus aureus-infecties. Daarnaast kunt u meer informatie vinden in de WIP-richtlijn BRMO voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen ouderen.
Hygiënenormen
|
5 Schoonmaken en desinfecteren
De informatie in dit hoofdstuk is in de eerste plaats geschreven voor instellingen die de schoonmaak en desinfectie laten uitvoeren door hun eigen medewerkers. Wanneer u een externe partij inhuurt voor het schoonmaken, kunt u onderstaande informatie gebruiken om goede afspraken te maken.
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door regelmatig schoon te maken, haalt u veel ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans op ziekte.
Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u ook de meeste ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om bijvoorbeeld ziekteverwekkers in bloedvlekken weg te krijgen moet u na het schoonmaken óók desinfecteren. Door te desinfecteren, doodt u zoveel mogelijk micro-organismen.
In situaties waarin u moet desinfecteren, is er een groter infectierisico dan in situaties waarin schoonmaken voldoende is. Vanwege dit verhoogde infectierisico vindt u hieronder eerst de maatregelen die gelden voor desinfecteren.
5.1 Desinfecteren
In sommige gevallen is het schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp vervuild is met bloed/braaksel/ontlasting en bij sommige infectieziekten. Hierbij gelden de volgende algemene regels:
Hygiënenormen
|
Toegelaten desinfecterende middelen voor oppervlakken, materialen en handen
Wetgeving
|
Naast beoordelen of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is, stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.
Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, hebben een N-nummer met 4 of 5 cijfers dat vermeld is op het etiket van het product (bijvoorbeeld: 23456 N). Ook staan de toegelaten middelen op de website van het Ctgb. Op deze website is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken. Hoe u toegelaten middelen op de Ctgb-website kunt vinden, staat in paragraaf 8.2.
Hygiënenormen
|
5.2 Schoonmaken
Goed schoonmaken lijkt een kwestie van gezond verstand, maar toch gaat er in de praktijk vaak veel mis. Als er verkeerd wordt schoongemaakt, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden. Let voor een goed schoonmaakresultaat op de volgende punten:
Hygiënenormen
|
6 Bouw en inrichting
Dit hoofdstuk is van toepassing op intramurale instellingen. Voert uw organisatie zorgtaken uit bij de cliënt thuis, dan kunt u onderstaande maatregelen als tips beschouwen. Aan de hand van dit hoofdstuk kunt u bekijken of er nog aanpassingen aan de woning van de cliënt gewenst zijn.
In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, schoonmaak en hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk type ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiënemaatregelen. De maatregelen zijn ingedeeld in bouwtechnische eisen en inrichtingseisen. Aan de inrichtingseisen kan snel worden voldaan; voor bouwtechnische veranderingen kan een meerjarenplan nodig zijn.
Wetgeving
|
6.1 Algemene eisen
Alle ruimtes binnen uw instelling moeten goed schoon te maken en te houden zijn. Houd u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting:
Hygiënenormen Bouwtechnisch
|
Tips Bouwtechnisch
|
6.2 Keuken
Een gemeenschappelijke keuken kan variëren van een kleine ruimte met koelkast waar eten (koud) wordt klaargemaakt tot een grote keuken waar (warme) maaltijden bereid worden.
Hygiënenormen Bouwtechnisch
Inrichting
|
Tips
|
6.3 Sanitaire ruimten
Toiletten en postoelen
Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Douche/badkamer
Sommige cliënten worden binnen de instelling ook verschoond. Dit kan in de badkamer of in een aparte ruimte plaatsvinden. Omdat medewerkers en cliënten in contact (kunnen) komen met ontlasting en urine moet er extra op de hygiëne-eisen worden gelet:
Hygiënenormen Inrichting
|
Tips
|
Spoelruimte
In de spoelruimte worden volle po’s en urinalen in de pospoeler gezet. Vaak worden in dezelfde ruimte ook de schone po’s en urinalen bewaard. Houdt u aan de volgende eisen om besmetting van de vuile naar de schone po’s en urinalen te voorkomen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.4 Separeercel
De separeercel is bedoeld voor cliënten die een gevaar zijn voor zichzelf of voor hun omgeving. Het is een kale ruimte met een vlakke vloer, een camera in het plafond en een matras. Er is meestal geen toilet of drinkwatervoorziening in deze ruimte, maar er kan eventueel wel een plastic waterfles en een po aanwezig zijn.
Hygiënenormen Bouwtechnisch
Inrichting
|
6.5 Snoezelruimte
In een snoezelruimte kunnen cliënten ontspannen. Dit is een speciale plek waar de zintuigen van cliënten geprikkeld worden via geluid, licht en andere materialen.
Tips
|
6.6 Kleine zwembaden
Bij warm weer kunnen er in de zomer tijdelijk kleine zwembaden worden opgezet. Hiermee worden kleine badjes bedoeld die kort blijven staan.
Heeft u een badwaterbassin dat langer dan 24 uur blijft staan? Dan valt uw (zwem)bad waarschijnlijk onder het Besluit activiteiten leefomgeving hoofdstuk 15 (Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )) en moet u dit melden bij uw Provincie of de Omgevingsdienst. De regels die dan gelden, vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.
Let bij tijdelijke, kleine zwembaden op de volgende hygiëne-eisen:
Hygiënenormen Bouwtechnish
Inrichting
|
Tips
|
6.7 Infectiepreventie binnenlucht
Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.
De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.
Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.
6.7.1 Ventileren en luchten
Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.
Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?
Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.
Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.
Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!
Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.
Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.7.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid
Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.7.3 Luchtreinigers
Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.
Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.8 Legionellapreventie
In waterinstallaties kan de legionellabacterie groeien. Deze bacterie is alleen gevaarlijk bij inademing. Dit risico ontstaat als water wordt verneveld, bijvoorbeeld bij een douche, sierfontein of whirlpool. In de kleine waterdruppeltjes (aerosolen) die hierbij vrijkomen, kan de legionellabacterie zitten. Bij inademing kan deze bacterie legionella-longontsteking veroorzaken. Maar dit komt niet vaak voor en meestal alleen bij mensen met een verminderde weerstand.
Alleen onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen. Risicofactoren hiervoor zijn:
- een watertemperatuur tussen de 20 en 50 °C. Bij deze temperatuur kunnen de bacteriën zich vermenigvuldigen;
- de aanwezigheid van biofilm op bijvoorbeeld de binnenwand van leidingen en baden. Een biofilm is een slijmlaagje dat onder andere bestaat uit protozoa (eencellige organismen). Legionellabacteriën vermeerderen zich in deze protozoa;
- plekken waar water (tijdelijk) stil kan staan of waar hetzelfde water meerdere malen langs komt. Op deze plaatsen vormt biofilm zich sneller.
Legionellapreventie richt zich op het beheersen of verwijderen van bovenstaande risicofactoren. Factoren die hierbij helpen zijn:
- watertemperaturen onder de 20 °C, of tussen 20 en 25 °C als het water goed kan doorstromen en niet langer dan een week stilstaat;
- watertemperaturen boven de 50 °C;
- een goede doorstroming en een korte verblijftijd van het water.
Wetgeving
|
Legionellapreventie volgens Drinkwaterbesluit en het Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )
Het Drinkwaterbesluit en het Bal hebben als doel de groei van legionellabacteriën en verspreiding via aerosolen te voorkomen. Alhoewel specifieke regelgeving per besluit verschilt, zijn er ook belangrijke overeenkomsten:
Hygiënenormen
|
7 Schoonmaakschema’s en overige instructies
In dit hoofdstuk vindt u schoonmaakschema’s en instructies, bijvoorbeeld voor handen wassen en handen desinfecteren. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden en uitprinten. U kunt ze dan direct ophangen, bijvoorbeeld bij wastafels of in een schoonmaakkast.
7.1 Schoonmaakschema's
In de schoonmaakschema’s staat hoe vaak en op welke manier verschillende oppervlakken en materialen moeten worden schoongemaakt. Het eerste schema is een algemeen schema dat geldt voor alle ruimtes. De volgende schema’s richten zich op specifieke ruimtes. Ook is er een schema toegevoegd voor de omgang met schoonmaakmaterialen.
U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Daarnaast moet u extra schoonmaken wanneer een oppervlak of materiaal zichtbaar vervuild is. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de schoonmaakschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de schoonmaakschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
7.2 Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
7.3 Microvezeldoekjes
Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.
Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:
- Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
- Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
- Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
- Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
- Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
- Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.
8 Extra informatie
8.1 Begrippenlijst
Badwaterbassin |
Waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden. |
Binnenlucht |
De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht. |
Binnenmilieu | Het binnenmilieu is het milieu in gebouwen. Het binnenmilieu wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Bijvoorbeeld de temperatuur, de luchtvochtigheid en de hoeveelheid zuurstof in de ruimte. |
Biofilm | Een laag micro-organismen omgeven door zelfgeproduceerd slijm. Biofilm is vastgehecht aan een oppervlak of drijft op een wateroppervlak. Legionellabacteriën vermeerderen zich in bepaalde eencellige organismen, protozoa genaamd, die in de biofilm leven. |
Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) | College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren | Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
Fife-systeem | First in, first expired-systeem. Dit betekent dat materialen die het kortst houdbaar zijn vooraan staan en het eerst gebruikt worden. |
HACCP | Hazard Analysis Critical Control Points. HACCP is een systematische aanpak met als doel het identificeren, evalueren en controleren van de gevaren rondom voedselveiligheid gevaren. |
Handdesinfecterend middel | Dit middel is bedoeld voor het schoonmaken van handen en bevat een vloeistof die ziekteverwekkers doodt. Als handen niet zichtbaar vuil of plakkerig zijn, kan een handdesinfecterend middel worden gebruikt in plaats van water en zeep. |
Legionellabeheersplan | In een legionellabeheersplan staan de maatregelen en controles die nodig zijn om de groei van legionellabacteriën te beheersen. |
Legionellarisicoanalyse | Een legionellarisicoanalyse laat zien of legionellabacteriën kunnen groeien en vernevelen in de waterinstallatie. |
Lichaamsvloeistoffen | Vloeistoffen zoals ontlasting, urine, bloed, wondvocht, speeksel, braaksel of sperma. |
Luchten | Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst. |
Micro-organismen | Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoa zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoekjes | Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer | Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
Schoonmaken | Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
Ventileren | Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam. |
8.2 Ctgb-databank
Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.
Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.
A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
- Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
- Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
- Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
- Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
- U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.
Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.
Bronnenlijst
Literatuur
- Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland (2004). Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)) en Ministerie van Landbouw, Natuur en Milieu.
- Hygiënecode voor de voedselverzorging in woonvormen (2014). Den Haag: Voedingscentrum.
- Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen en Defensie (2014). Den Haag: Voedingscentrum.
- Hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra (2012). Amsterdam: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid.
- Informatieblad ‘Ratten en muizen in uw bedrijf?’. Den Haag: Inspectie Leefomgeving en Transport, Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
- Keurmerk Kinderboerderijen. Vereniging Samenwerkende KinderBoerderijen Nederland (vSKBN).
- LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-draaiboek Wet publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen. December 2008, incl. aanpassing 16-3-2012. Bilthoven: LCI-RIVM.
- LCI-richtlijn BRMO (bijzonder resistente micro-organismen) (2014). Bilthoven: LCI-RIVM.
- LCI-richtlijn Staphylococcus aureus-infecties (2011). Bilthoven: LCI-RIVM.
- Legionellapreventie in waterinstallaties: regels en toezicht (2012). Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
- Richtlijnen Werkgroep Inspectiepreventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)). Bilthoven: RIVM.
Wetten & regelingen
- Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. Via wetten.overheid.nl.
- Europese Verordening (EG) 852/2004 (de levensmiddelenhygiëneverordening) (2004). Brussel: Het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie.
- Richtlijn 2010/32/EU (2010). Brussel: De Raad van de Europese Unie.
- Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Via wetten.overheid.nl.
- Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Via wetten.overheid.nl.
Losse informatie
- Hygiëncodes HACCP. Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.
- Hygiënecode Beslisboom. Voedingscentrum.
- Legionella. Rijksoverheid.
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor instellingen voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking is voor het laatst volledig herzien in 2015. Aan de laatste herziening hebben de volgende organisaties bijgedragen:
- GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam
- GGD Fryslân
- GGD Hollands Noorden
- GGD Noord- en Oost-Gelderland
- Ons Tweede Thuis
- ’s Heeren Loo Zorggroep
Wijzigingen sinds laatste herziening:
- November 2024: bovenin disclaimer toegevoegd over vervangende links naar SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )- i.p.v. (verlopen) WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijnen.
- April 2024: De paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
- Maart 2024: Paragrafen waar het Bouwbesluit, het Activiteitenbesluit en het Besluit hygiëne en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz (Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) werden genoemd zijn aangepast. Dit is aangepast vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Bhvbz en het Activiteitenbesluit zijn opgegaan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )).
- September 2022: In de paragraaf ‘Desinfecteren’ is een aanvullende tekst opgenomen voor het reinigen en desinfecteren van herbruikbare hulpmiddelen of instrumentarium. Daarmee wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen een ‘algemeen oppervlak’ en herbruikbare medische hulpmiddelen of instrumentarium.
- Oktober 2021: Ten opzichte van de vorige versie is een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht en zijn hyperlinks geactualiseerd. In paragraaf 2.1 over persoonlijke hygiëne van medewerkers is een alinea over hoesten en niezen opgenomen. In paragraaf 2.2 over beschermende middelen is een aanvulling over mondneusmaskers opgenomen. In paragraaf 4.5 is een alinea opgenomen over COVID-19. In paragraaf 5.1 is een hygiënenorm voor het bewaren van desinfectiemiddelen toegevoegd. In paragraaf 8.1 Begrippenlijst is de definitie ‘first in, first out’ is gewijzigd naar first in, first expired’.
- Maart 2020: de NEN (Nederlandse norm )-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen.
- Augustus 2019: paragraaf 8.2 (zoekhulp Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is geactualiseerd.
- Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet
- November 2018: De hygiënenormen in paragraaf 2.4 Dieren zijn nader uitgewerkt. Paragraaf 4.1 Verpleegkundige handelingen is uitgebreid met specifieke informatie over verblijfskatheter, traceacanule, sondes, po's en urinalen, en urine- en stomaopvangzakken. Pargaraaf 4.5 Een infectieziekte in uw instelling is uitgebreid met specifieke informatie over MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus ) en norovirus.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl
Downloads
-
Normenlijst hygiënerichtlijn voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking 19-04-2024 Normenlijst hygiënerichtlijn voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperkingDOCX | 84,16 kB
-
Schoonmaakschema's voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking 24-06-2019 Schoonmaakschema's voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperkingDOCX | 49,64 kB
-