Het Europese project Gov4Nano ‘Meeting the needs of nanotechnology’ is gereed. De Europese Commissie was zeer positief over het project. Het RIVM heeft dit project gecoördineerd. De resultaten dragen bij aan goede besluitvorming over het omgaan met onzekerheden over risico’s van geavanceerde (nano)materialen voor mens en milieu.

Gov4Nano onderzocht hoe we de mogelijke risico’s van het gebruik van bestaande en nieuwe (nano)materialen efficiënt en effectief kunnen beheersen. Tijdens de looptijd bracht de Europese Commissie de Chemische Strategie voor Duurzaamheid uit. Om bij de uitvoering hiervan aan te sluiten is het project aangepast. Hoogtepunt was een afsluitend rondetafelgesprek met de belangrijkste internationale stakeholders bij de OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) in Parijs. Zij bespraken de toekomstbestendige bouwstenen voor risicobeheer van nieuwe, geavanceerde materialen en chemicaliën. Gov4Nano heeft voor deze bijeenkomst nauw samengewerkt met twee andere Europese projecten, RiskGONE en NANORIGO.

Belangrijkste resultaten

De drie projecten kwamen tot gezamenlijke resultaten. Deze dragen bij aan een goede basis voor besluitvorming over de risico’s van geavanceerde (nano)materialen voor mens en milieu.

  • Verbetering van datamanagement. Hiervoor lanceerden de projecten het GO FAIR Implementation Network. Dit netwerk steunt het invoeren van de FAIR-principes. Deze richten zich op het verbeteren van vindbaarheid, beschikbaarheid, uitwisselbaarheid en hergebruik van gegevens. Dit kan herhaling van testen minimaliseren. Het netwerk telt 28 leden uit de EU Europese Unie (Europese Unie), Zuid-Korea en Argentinië. Via dit netwerk gebruiken nieuwe projecten bestaande gegevens opnieuw.
  • Brede toepassing van testgegevens. Geharmoniseerde testmethoden en testrichtlijnen maken deze in alle wettelijke kaders toepasbaar. Gov4Nano heeft de ontwikkeling of aanpassing van zeven OESO-testrichtlijnen voor nanomaterialen gesteund. Voor oppervlaktegrootte is er nu een OESO-testrichtlijn en voor huidsensibilisatie een OESO-document.
  • Een digitaal portaal. Dit geeft toegang tot (wetenschappelijke) gegevens en relevante informatie voor stakeholders. Het verwijst bijvoorbeeld naar geschikte databanken met gegevens. Deze gegevens kunnen geschikt zijn voor risicobeoordeling voor mens en milieu. Het portaal geeft ook overzichten van testrichtlijnen en geldende wetten en regels.
  • Een routekaart voor het opzetten van een organisatie voor ‘Risicobeheer’. De routekaart helpt om een organisatie op te zetten. Dit maakt het mogelijk om nieuwe ontwikkelingen en mogelijke problemen te bespreken in rondetafelgesprekken met belanghebbenden. Dit voorkomt fragmentatie in kennis, informatie en belangen. Deze routekaart is succesvol getest met meer dan 50 casestudies, waarbij meer dan 500 belanghebbenden betrokken waren.

Aanbevelingen

De rondetafelgesprekken met belanghebbenden en experts leidden tot veel aanbevelingen. Deze kunnen we samenvatten in 5 thema’s:

  1. Aandacht voor het belang van standaardisatie & harmonisatie van testmethoden: van wetenschap naar wetten en regels
  2. Toepassen van FAIR-principes in datamanagement
  3. Aandacht voor het voorzorgprincipe bij beoordeling van blootstelling in de werkomgeving
  4. Veilige en duurzame ontwikkelingsstrategieën voor materiaalontwikkeling opzetten en uitvoeren
  5. Verbeteren van transparantie en vertrouwen bij belanghebbenden

In het bijzonder voor Europese beleidsmakers stelden de projecten een memorandum(PDF) op. Dit geeft aan wat nodig is om een risicobeheerssysteem voor geavanceerde nanomaterialen te bouwen. Een systeem dat ook in de toekomst nog moet kunnen werken. Zo’n systeem is nodig om verantwoord te kunnen innoveren.

Conclusies

Tijdens de slotbijeenkomst bij de OESO in Parijs trokken ongeveer 150 belangrijke internationale stakeholders vier belangrijke conclusies.

  1. De resultaten van de projecten zijn belangrijke bouwstenen voor de toekomst.
  2. Er is aandacht nodig voor het risicobeheersysteem voor veilige en duurzame (geavanceerde) materialen. Dat gebeurd niet in de lopende (Europese) projecten zoals PARC en IRISS. Hiervoor zijn extra acties nodig. Bijvoorbeeld verbindingen met Europese samenwerkingen die later van start gaan, bijvoorbeeld Innovative Materials for Europe (I’M4EU). Maar ook met het Nederlandse ecosysteem voor materiaalontwikkeling.
  3. Er is een Europese test- en validatiestrategie nodig. Anders zal het aanpassen van testmethoden en richtsnoeren voor nieuwe en geavanceerde materialen erg lastig zijn. Zo’n strategie helpt in de uitwerking van de Chemische Strategie voor Duurzaamheid.
  4. Een verbindende risicobeheerorganisatie is belangrijk voor continuïteit en effectieve besluitvorming bij lastige onderwerpen. In zo’n organisatie moeten dan kennis, informatie en belangen samen komen.