Soms houden mensen nog langere tijd ernstige vermoeidheid en andere kenmerkende klachten na een acute Q-koortsinfectie. Dit heet Q-koortsvermoeidheidssyndroom.
Q-koortsvermoeidheidssyndroom
Soms houden mensen nog langere tijd ernstige vermoeidheid (vaak samen met andere klachten) na een acute Q-koortsinfectie. Dit heet Q-koortsvermoeidheidssyndroom. De klachten kunnen heel verschillend zijn, maar vermoeidheid komt altijd voor.
Wat is Q-koortsvermoeidheidssyndroom?
Q-koortsvermoeidheidssyndroom (of QVS (Q-koorts vermoeidheidssyndroom)) is een ziekte die kan optreden nadat iemand Q-koorts heeft gehad. Patiënten met QVS zijn niet alleen erg moe, vaak hebben ze verschillende klachten. Over QVS is wereldwijd weinig kennis. Het is niet bekend hoe het ontstaat en wat de beste manier is om QVS te behandelen.
Patiënten met QVS voelen zich niet gezond en ervaren veel last in hun dagelijkse leven en kunnen soms hun werk niet meer (volledig) uitvoeren. Het is belangrijk dat zorgverleners en werkgevers daar aandacht voor hebben.
Ziekteverschijnselen QVS
Patiënten met QVS voelen zich heel lang erg moe. Vaak hebben ze ook andere klachten. QVS zorgt er vaak voor dat mensen lichamelijk, sociaal en maatschappelijk minder goed kunnen meedoen. Voorbeelden van veel voorkomende klachten zijn:
- niet uitgerust wakker worden,
- meer klachten na inspanning,
- minder goed kunnen concentreren of herinneren,
- hoofdpijn,
- spierpijn,
- pijn aan de gewrichten,
- keelpijn,
- pijnlijke lymfeklieren,
- depressie.
Deze klachten kunnen ook wijzen op andere ziekten. Als een arts denkt dat een patiënt mogelijk QVS heeft, zal hij of zij eerst andere ziekten uitsluiten. Dat gebeurt met een uitgebreid onderzoek. Dat gaat zowel om lichamelijk onderzoek als om bloedonderzoek.
Behandeling van QVS
Het is belangrijk dat artsen samen met de patiënt nagaan hoe zij met hun klachten kunnen omgaan. Dat is voor elke patiënt anders. Een deel van de patiënten heeft baat bij cognitieve gedragstherapie (CGT (cognitieve gedragstherapie)). Daarnaast kunnen sommige patiënten theoretisch gezien baat hebben bij graded exercise therapie, multidisciplinaire of paramedische behandeling. Het is daarom belangrijk dat artsen met hun patiënt alle mogelijkheden voor behandeling bespreken. En dat zij nagaan of de behandeling geschikt is voor de patiënt. Behandeling met antibiotica werkt niet.
Vaak helpt het patiënten om contact te hebben met andere patiënten met QVS. Via Q-uestion kunnen patiënten contact leggen met andere patiënten.
Hoe vaak komt QVS voor?
Er wordt geschat dat ongeveer 20% van de patiënten die acute Q-koorts heeft gehad QVS krijg. Ondanks dat Q-koorts wereldwijd voorkomt en er ook meerdere (kleinere) uitbraken zijn beschreven, is het onduidelijk hoeveel procent van de patiënten met acute Q-koorts uiteindelijk QVS ontwikkelt.
Dat zorgt er ook voor dat er nog weinig kennis is over QVS. Zo is (nog) niet bekend hoe QVS ontstaat en waarom de ene persoon het wel krijgt en de andere niet.