Als u zich ongerust maakt over uw gezondheid door stoffen in uw omgeving, dan kunt u contact opnemen met de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Maakt u zich ongerust over milieueffecten van stoffen in uw omgeving, neem dan contact op met uw gemeente.
Bel direct de huisarts of huisartspost. De huisarts kan met deze vraag terecht bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht)) ) Het NVIC informeert de professionele hulpverlener over alle typen vergiftigingen. Denk aan overdosering van geneesmiddelen of blootstelling aan drugs, planten of bestrijdingsmiddelen.
Bij de opstellen van normen voor het milieu wordt rekening gehouden met kinderen en kwetsbare groepen. Voor babyvoeding en bijvoorbeeld speelgoed zijn er strengere eisen aan de stoffen die hierin mogen zitten. Er mogen bijvoorbeeld geen resten van bestrijdingsmiddelen in babyvoeding zitten.
Op de website waarzitwatin vindt u informatie over stoffen in producten.
Bij een ongeluk (bijvoorbeeld een brand) kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen. De brandweer meet of dat zo is. Het RIVM kan de brandweer hierbij ondersteunen. Bij een ongeluk is sprake van kortdurende blootstelling. Voor deze situaties zijn interventiewaarden berekend. Deze beschrijven wanneer er actie ondernomen moet worden. Dit is afhankelijk van de ernst van het incident. Op basis hiervan geeft de overheid dan bijvoorbeeld het advies om ramen en deuren te sluiten.
De achtergrondwaarde is de hoeveelheid van een stof die al in het milieu aanwezig is. Sommige stoffen komen van nature voor, of kunnen door toedoen van de mens al in het milieu aanwezig zijn. Hiermee wordt rekening gehouden bij het opstellen van normen. Soms wordt de norm gelijk gesteld aan de achtergrondwaarde. Dat betekent dat een fabriek hier niets aan toe mag voegen.
In de vergunning staat hoeveel van een stof een bedrijf maximaal mag uitstoten. Hierbij mag de norm niet worden overschreden. Dat betekent echter niet dat het bedrijf de stof helemaal niet mag uitstoten. Daarom vinden we toch stoffen in het milieu. Bovendien kunnen er meer bronnen voor dezelfde stof zijn, bijvoorbeeld een fabriek, maar ook het verkeer. Het beleid van Nederland en Europa is erop gericht op termijn helemaal te voorkomen dat gevaarlijke stoffen in het milieu terechtkomen. Zie informatie bij het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) over ZZS.
Wanneer een bedrijf zich niet aan de vergunning houdt, kan de overheid hierop handhaven. Dit kan door te waarschuwen, het opleggen van een boete, en in het uiterste geval het sluiten van de fabriek. Soms is niet duidelijk waar de vervuiling vandaan komt. Dat moet eerst achterhaald worden. Als er meerdere fabrieken zijn, kan het voorkomen dat iedere fabriek zich aan de normen houdt, maar dat dit gezamenlijk toch tot te veel van een stof in het milieu leidt. Bij het maken van de regels wordt met dit probleem steeds meer rekening gehouden.