Stikstof komt op verschillende manieren in het grondwater terecht. De stikstof uit de lucht komt op het land terecht via depositie en spoelt met regenwater de grond in. Daarnaast komt stikstof ook in het grondwater terecht door bemesting in de landbouw. Agrariërs bemesten hun land om gewassen beter te laten groeien. Mest bevat o.a. stikstof, maar gewassen nemen niet alle stikstof op. Een deel spoelt uit naar het grondwater.
De belangrijkste stikstofhoudende stoffen die in grondwater voorkomend zijn nitraat (NO3-) en ammonium (NH4+). Deze stoffen komen van nature voor in de bodem en het grondwater, maar een overschot kan schadelijk zijn voor mens, dier en natuur.
Het RIVM meet nitraat, ammonium en totaal stikstof in het grondwater, binnen drie verschillende meetnetten: het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), het Landelijk Meetnet Grondwater (LMG) en de Integrale Meetmonitoring in Natuur (IMN).
Het LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid) heeft als doel om het effect van het mestbeleid op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te monitoren. Hierbij richten we ons op de waterkwaliteit bij landbouwbedrijven, zonder de invloed van stikstofdepositie uit de lucht te meten.
Het LMG (Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit) meet stikstofcomponenten in zowel ondiep (10 meter) als middeldiep (25 meter) grondwater. We nemen monsters in natuur-, landbouw-, en stedelijke gebieden.
In de IMN meetnet meet het RIVM stikstof in natuurgebieden, zowel in de lucht, de bodem als in het bovenste grondwater. We doen luchtmetingen in 11 Natura2000-gebieden verspreid door Nederland. Het grondwater en de bodem worden in 6 gebieden bemonsterd: Drents-Friese Wold, Leenderbos, Dwingelderveld, Bargerveen, Deurnsche Peel en Strabrechtse Heide. Deze locaties zijn ook bemonsterd in het TrendMeetnet Verzuring (TMV (Trendmeetnet Verzuring)) dat actief was van 1989 tot 2014. Met zowel historische data van het TMV als de actuele metingen in het IMN brengen we de ontwikkeling van de grondwaterkwaliteit in enkele Nederlandse natuurgebieden in kaart. Op deze pagina bespreken we alleen de grondwatermetingen.
Resultaten
LMM
Jaarlijks rapporteert het RIVM de resultaten uit het LMM in de Basismeetnetrapportage en gebruikt deze voor de Nitraatrapportage die elke vier jaar verschijnt. De gegevens uit het LMM zijn ook toegankelijk via de selectietool.
Nitraat (mg/l) in uitspelend water, per regio
Sinds het begin van de jaren '90, is de gemiddelde nitraatconcentratie in het uitspoelend water op landbouwbedrijven aanzienlijk afgenomen. Recentelijk leidde droogte tot een stijging van deze concentraties, maar in 2021 daalden ze in sommige regio's licht door minder droge omstandigheden.
In de Kleiregio daalde de nitraatconcentratie sinds het begin van de metingen. Sinds 2016 ligt de gemiddelde nitraatconcentratie onder de norm van 50 mg/l. In meetjaar 2019 verdubbelde de nitraatconcentratie bijna van 25 mg/l naar 49 mg/l. Waarschijnlijk speelt de droogte een grote rol in deze stijging. Sinds 2019 daalt de gemiddelde nitraatconcentratie weer licht.
In de Lössregio worden de hoogste gemiddelde nitraatconcentraties in het uitspoelend water gemeten. Sinds de start van de metingen in deze regio in 2002 daalde de gemiddelde nitraatconcentratie tot net boven de norm van 50 mg/l in 2016. Vanaf 2017 neemt het gemiddelde weer toe, tot 97 mg/l in 2020. Dit lijkt ook voornamelijk door de droogte te zijn veroorzaakt. In 2021 daalt de gemiddelde nitraatconcentratie fors tot 74 mg/l, maar blijft daarmee nog ruim boven de norm.
De Veenregio heeft de laagste gemiddelde nitraatconcentratie dankzij de natte omstandigheden en bodems met een hoog organisch stofgehalte. Gemiddeld genomen ligt de nitraatconcentratie hier rond 15 mg/l.
Sinds de start van de metingen is de gemiddelde nitraatconcentratie in de Zandregio gedaald van meer dan 150 mg/l naar onder de 50 mg/l in 2016. Daarna zien we een stijging vanaf 2018 tot heden. Deze stijging is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door droogte. In 2021 was de gemiddelde nitraatconcentratie van het uitspoelend water in deze regio 70 mg/l.
Voor betrouwbare gemiddelden zijn minimaal 10 deelnemende landbouwbedrijven per regio nodig. Bij minder dan 10 deelnemers in een jaar wordt de trendlijn onderbroken, maar zodra er weer voldoende data zijn, wordt deze voortgezet. Bedrijfstypen met minder dan 10 deelnemers worden wel meegenomen in de gemiddelde jaarwaarden voor een regio.
Nitraat (mg/l) in uitspelend water, per regio
Sla de grafiek Nitraat (mg/l) in uitspelend water, per regio over en ga naar de datatabelBedrijfsgemiddelde nitraatconcentratie in het uitspoelend water in de vier grondsoortregio’s; gemiddelde gemeten waarden en gestandaardiseerde waarden in de Zand- en Kleiregio.
LMG
In de vierjaarlijkse Nitraatrapportage rapporteert het RIVM ook over de resultaten van het LMG (Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit). Voor meer rapporten over het LMG zie Rapporten |
Ontwikkeling nitraatconcentratie
De gemiddelde nitraatconcentratie in het ondiepe grondwater (5-15 meter diepte) onder landbouw in de Zandregio is met 40 mg/l het hoogst in de periode 1989-1995 (zie figuur). Tussen 1997 en2019 halveerde deze concentratie tot minder dan 20 mg/l, waarschijnlijk door verminderd mestgebruik sinds het eind van de jaren tachtig. Hoewel het gemiddelde ruim onder de EU (Europese Unie)-norm van 50 mg/l ligt, overstijgt ongeveer 20% van de meetpunten in de Zandregio deze norm.
In de Klei- en Veenregio zijn de nitraatconcentraties in het ondiepe grondwater laag (minder dan 10 mg/l). Het verschil tussen de Zandregio en de Klei- en Veenregio komt door de veel hogere afbraak van nitraat in het anaerobe grondwater in de organische stofrijke veen- en kleibodems.
Oorzaken afname nitraatconcentratie met diepte
In het diepe grondwater (25 meter diepte) in de Zandregio is de nitraatconcentratie de laatste 10 jaar gemiddeld 7 mg/l. Dit is lager dan in het ondiepe grondwater. Ook in de Klei- en Veenregio zijn de concentraties lager in het diepe grondwater (niet weergegeven in figuur).
Deze afname van de nitraatconcentraties met de diepte kent drie oorzaken: de tijd die grondwater nodig heeft om naar beneden te stromen, de mogelijkheid van denitrificatie tijdens het transport, en de menging met water met een lagere nitraatconcentratie.
Beleid
Nederland streeft ernaar de nitraatconcentraties in het grondwater onder de 50 mg/l te krijgen. Dit is conform de Europese (EU) Nitraatrichtlijn (EU, 1991), die zowel drinkwaterbronnen beschermt als eutrofiëring (toevoer van te veel voedingsstoffen) wil voorkomen. De Nitraatrichtlijn richt zich op het beperken van de belasting van het water met nutriënten vanuit de landbouw. Nederland heeft sinds de invoering van die richtlijn het mestgebruik gereguleerd en de mestregelgeving aangescherpt via vierjaarlijkse actieprogramma's.
Het mestbeleid heeft geleid tot een daling van het stikstofbodemoverschot in de landbouw tussen 1987 en 2019, wat de hoeveelheid stikstof die kan uitspoelen, vermindert.
Nitraat in grondwater
Sla de grafiek Nitraat in grondwater over en ga naar de datatabelGemiddelde jaarlijkse nitraatconcentratie (mg/l) in Nederland van ondiep (5-15 meter) en diep (25 meter) grondwater per grondsoortregio.
IMN en TMW
Hier tonen we data van de IMN en TrendMeetnet Verzuring (TMV (Trendmeetnet Verzuring)). Alle data tot en met 2014 hebben we verzameld in het TMV. Vanaf 2020 zijn we begonnen met monstername voor de IMN, dat stikstof meet in het bovenste grondwater van een selectie van natuurgebieden in Nederland. In elk natuurgebied nemen we monsters op twee locaties.
De belangrijkste conclusie uit het TMV was dat de stikstofconcentraties in het bovenste grondwater tussen 1989 en 2014 zijn afgenomen. Hoewel verzuring en vermesting in die periode doorgingen, gebeurde dit langzamer.
De figuur toont data uit het TMV en de IMN voor de twee natuurgebieden met de meeste meetpunten: het Leenderbos en het Drents-Friese Wold. In het Leenderbos is de lokale stikstofdepositie hoog, terwijl deze in het Drents-Friese Wold lager is, maar nog steeds boven de Kritische Depositie Waarde (KDW) ligt. In de grafieken is te zien dat tussen 1989 en 2014 de concentraties van nitraat, ammonium en aluminium in deze twee gebieden zijn gedaald. Dit sluit aan bij de eerdere conclusies uit het TMV, die gelden voor alle natuur op hoge zandgronden in Nederland tot 2014. Deze twee natuurgebieden bestaan voornamelijk uit kalkarme zandbodems. In dergelijke bodems is de aluminiumconcentratie vaak hoog door verzuring (Boumans, 2013).
In de figuur zijn ook de voorlopige resultaten van de IMN van de periode 2020-2022 opgenomen. De resultaten van de grondwatermetingen zijn erg variabel. Dat komt omdat neerslag, grondsoort en begroeiing de grondwatermetingen beïnvloeden. Omdat deze factoren op de twee locaties binnen het natuurgebied kunnen verschillen, zien we ook grote verschillen tussen de meetresultaten. Met de IMN kunnen we uitspraken doen per meetlocatie. Het aantal meetpunten verspreid over Nederland is te klein om uitspraken te doen over Nederland als geheel.
We verwachten in 2024 alle resultaten van de eerste drie jaar van de IMN te kunnen publiceren.
De resultaten van bovenste grondwatermetingen uit het TMV (1989-2014) en de IMN (2020-2022). De resultaten uit de IMN zijn voorlopige resultaten; een volledige rapportage voor de eerste 3 jaren IMN wordt verwacht in 2024.
1989 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2006 | 2008 | 2010 | 2012 | 2014 | 2020 | 2021 | 2022 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nitraat | Laagveld | 23,57 | 19,71 | 29,44 | 18,21 | 5,89 | 7,36 | 2,16 | 22,88 | 20,17 | ||||
Leenderbos | 51,06 | 20,51 | 20,96 | 15,63 | 16,95 | 10,22 | 26,90 | 22,59 | 18,89 | |||||
Ammonium | Laagveld | 0,12 | 0,11 | 0,20 | 0,32 | 0,03 | 0,20 | 0,13 | 0,63 | 0,51 | ||||
Leenderbos | 0,09 | 0,05 | 0,02 | 0,03 | 0,03 | 0,03 | 0,04 | 0,02 | 0,02 | |||||
Aluminium | Laagveld | 10,25 | 9,96 | 14,76 | 7,37 | 1,55 | 0,00 | 5,93 | 4,86 | 3,50 | ||||
Leenderbos | 3,48 | 6,75 | 3,95 | 4,94 | 4,12 | 0,00 | 4,75 | 3,77 | 1,38 | |||||
pH | Laagveld | 4,57 | 4,24 | 4,47 | 4,65 | 4,62 | 4,56 | 5,68 | 4,68 | 4,74 | ||||
Leenderbos | 4,60 | 5,19 | 4,53 | 5,33 | 4,29 | 4,26 | 4,49 | 5,02 | 4,68 |
De resultaten van bovenste grondwatermetingen uit het TMV (Trendmeetnet Verzuring) (1989-2014) en de IMN (2020-2022). De resultaten uit de IMN zijn voorlopige resultaten; een volledige rapportage voor de eerste 3 jaren IMN wordt verwacht in 2024.
1989 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2006 | 2008 | 2010 | 2012 | 2014 | 2020 | 2021 | 2022 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nitraat | Aekingerzand | 45,96 | 20,88 | 18,48 | 13,98 | 4,74 | 9,80 | 9,07 | 5,62 | 6,96 | ||||
Stoevert | 4,43 | 4,09 | 10,36 | 5,34 | 3,91 | 2,71 | 5,49 | 6,25 | 4,48 | |||||
Ammonium | Aekingerzand | 0,08 | 0,05 | 0,03 | 0,03 | 0,07 | 0,03 | 0,07 | 0,05 | 0,02 | ||||
Stoevert | 0,23 | 0,11 | 0,01 | 0,03 | 0,03 | 0,03 | 0,06 | 0,05 | 0,02 | |||||
Aluminium | Aekingerzand | 10,20 | 2,83 | 2,86 | 4,46 | 1,05 | 0,00 | 1,51 | 1,03 | 0,87 | ||||
Stoevert | 0,74 | 2,29 | 3,05 | 2,19 | 1,30 | 0,00 | 2,03 | 1,69 | 0,84 | |||||
pH | Aekingerzand | 5,55 | 4,38 | 4,17 | 4,80 | 4,65 | 4,75 | 4,68 | 4,59 | |||||
Stoevert | 4,92 | 4,15 | 3.97 | 4,62 | 4.67 | 4,80 | 4,71 | 5,08 |