Als bij een stralingsincident of kernongeval straling vrijkomt, kunnen mensen daaraan blootgesteld worden. Extra blootstelling aan ioniserende straling verhoogt de kans op schadelijke gezondheidseffecten. Om mensen hiertegen te beschermen kunnen verschillende maatregelen genomen worden, zoals schuilen, evacueren of het innemen van jodiumtabletten. In ongevalssituaties is het belangrijk om te weten welke maatregelen het meest nuttig zijn. Hiervoor brengt de Ongevalsorganisatie Straling van het RIVM met behulp van metingen en berekeningen de radiologische situatie in kaart.

Gevolgen

Tussen het vrijkomen van radioactieve stoffen bij een incident en de ontvangen stralingsdosis voor een persoon zitten meerdere processen. In de afbeelding zijn deze processen weergegeven voor een ongeval in een kerncentrale. De situatie in de centrale bepaalt wanneer en in welke mate er radioactiviteit vrijkomt. De weersomstandigheden bepalen vervolgens hoe deze radioactiviteit zich verspreidt. Het resultaat is een besmetting van lucht en omgeving met radioactiviteit die in de tijd verandert. Als gevolg daarvan ontvangen mensen via allerlei blootstellingspaden een extra stralingsdosis. Het is belangrijk om te weten hoe groot die extra dosis straling precies is, en hoe je die met maatregelen kunt verminderen.

Blootstelling aan straling kan via verschillende routes plaatsvinden:

  • Externe bestraling
  • Inademen (inhalatie) van radioactieve deeltjes (met als gevolg een inwendige besmetting)
  • Inname (ingestie) van bijvoorbeeld besmet voedsel (met als gevolg een inwendige besmetting)
  • Besmetting van de huid (uitwendige besmetting)

Bij blootstelling aan ioniserende straling bestaan er gezondheidsrisico's. Dit komt doordat de ioniserende werking van straling in lichaamscellen DNA-schade kan veroorzaken. Wat de risico's zijn en welke gezondheidseffecten kunnen optreden vindt u onder de onderstaande linkblok "Gezondheidseffecten".

Eén van de taken van het RIVM bij een stralingsincident of kernongeval is, om inzichtelijk maken aan hoeveel extra straling we worden blootgesteld of kunnen worden blootgesteld, als er sprake is van een dreigend ongeval. Meer informatie over de taken van het RIVM bij stralingsincidenten en kernongevallen vindt u onder de onderstaande linkblok "Taken van het RIVM".

Maatregelen

Bij inhalatie en externe blootstelling wordt de mens op directe wijze blootgesteld. Dit zijn dan ook directe blootstellingspaden. Als je maatregelen wilt nemen om de directe blootstelling te verminderen, hebben deze maatregelen ook rechtstreeks betrekking op de mens. Vandaar dat deze maatregelen directe maatregelen genoemd worden. Voorbeelden zijn schuilen, evacuatie en jodiumprofylaxe. Indirecte maatregelen verminderen de blootstelling aan straling door in te grijpen in andere blootstellingspaden, zoals de voedselketen. Voorbeelden zijn een graasverbod voor koeien en het niet in de handel brengen van besmette gewassen. 

Personen kunnen bij een stralingsincident ook uitwendig besmet raken, bijvoorbeeld door aanraking van besmette goederen. Als gevolg daarvan moeten er besmettingscontroles uitgevoerd worden en zo nodig ook ontsmettingsmaatregelen. De mate waarin iemand besmet raakt is zeer afhankelijk van zijn gedrag en de situatie ter plaatse. De problematiek van uitwendige besmetting zal daarom lokaal aangepakt moeten worden.

Voor directe en indirecte maatregelen zijn interventieniveaus opgesteld. Die zijn opgenomen in het LCP-SLandelijk Crisisplan Straling. De Ongevalsorganisatie Straling kan bij een stralingsincident of kernongeval de radiologische situatie aan deze waarden toetsen. Deze toetsing is de basis van het CETsnCrisis Expert Team straling en nucleair advies.

Directe maatregelen               Indirecte maatregelen
Evacuatie     Graasverbod
Schuilen     Sluiten van kassen
Jodiumprofylaxe      Maatregelen met betrekking tot de drinkwatervoorziening


Meer informatie

Maatregelen website van de ANVS
Jodiumtabletten   website van de Rijksoverheid


Jodiumprofylaxe

Tijdens een zwaar kernongeval draagt radioactief jodium het meest bij aan het effect op de gezondheid. Het gaat dan vooral om jodium-131. Radioactief jodium is na een aantal weken vervallen. Dat wil zeggen dat het dan geen radioactieve straling meer afgeeft. Op de lange termijn is radioactief cesium het meest belangrijk, en dan vooral cesium-137. Deze radioactieve stof vervalt veel langzamer: na dertig jaar is nog ongeveer de helft over.
Als er radioactief jodium vrij komt bij een kernongeval, dan wordt dat na inademing opgenomen in de schildklier. Door tabletten te slikken met niet-radioactief (stabiel) jodium neemt de schildklier minder van het radioactieve jodium op. Het innemen van stabiel jodium werkt alleen kort voor of in de uren na het overkomen van de radioactieve wolk. Daarom moet zo’n tablet alleen worden ingenomen als de overheid dat aan geeft. Het heeft geen zin stabiel jodium in te nemen als er geen radioactief jodium in de buurt is. Jodiumtabletten zijn vooral zinvol voor kinderen en jongvolwassenen. Voor mensen boven de 40 is de positieve werking nooit aangetoond.