Het RIVM gebruikt rekenmodellen om informatie te verkrijgen voor heel Nederland over de verspreiding en depositie van radioactieve stoffen bij een stralingsincident of kernongeval. Ook kan met modellen de dosis waaraan personen in een bepaalde situatie zijn blootgesteld worden berekend. Dit kan voor een bestaande situatie berekend worden en ook voor een verwachte situatie in de toekomst.

Modelleren

De Ongevalsorganisatie Straling (OOS) kan in het geval van een stralingsincident of kernongeval met behulp van modellen een prognose geven van de verspreiding van radioactiviteit in de atmosfeer. De prognose is de verwachte, toekomstige situatie op basis van beschikbare informatie over de bron en aan de hand van eventuele radiologische metingen. Deze prognose wordt gebruikt bij het opstellen van het radiologisch beeld. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model NPK-Puff dat snel de verspreiding van radioactieve stoffen in de atmosfeer kan berekenen. Het RIVM ontvangt elke paar uur de actuele weersvoorspellingen van het KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut), zoals radarbeelden van regenbuien, en continu metingen van RIVM en andere metende partijen, zodat op basis van actuele gegevens een prognose kan worden gegeven. Bovendien kunnen met NPK-Puff de effecten van de blootstelling aan straling afkomstig van de radioactieve stoffen in kaart worden gebracht. Het gaat hierbij om de blootstelling via inhalatie van radioactiviteit in de lucht en via externe bestraling door besmette lucht of gedeponeerd materiaal. Het NPK-Puff-model is door het RIVM ontwikkeld en is opgenomen in het Decision Support-systeem JRODOS, waar stralingsdeskundige modelleurs van het RIVM gebruik van maken tijdens een radiologisch incident of ongeval.

De prognoses die de stralingsdeskundig modelleurs aanleveren kunnen de volgende elementen bevatten (afhankelijk van de situatie, de fase van het ongeval en de beschikbare informatie):

  • Een kaart met de verwachte aankomsttijd van radioactief besmette lucht. Hiermee wordt ook het verwachte besmette gebied in kaart gebracht.
  • Een kaart waarop contouren staan weergegeven waar de overschrijding van interventieniveaus voor maatregelen wordt verwacht: schuilen, evacuatie, jodiumprofylaxe, landbouwmaatregelen.
  • Een sectorplot rond bekende nucleaire objecten die weergeeft in welk gebied (richting en afstand) interventieniveaus mogelijk worden overschreden. De foto bovenaan deze pagina is een voorbeeld van een sectorplot voor de maatregel schuilen.

In latere fases van een stralingsincident dragen modellen bij aan de diagnose van het incident. De diagnose is de radiologische situatie op dat moment. Op basis van metingen kan met behulp van modellen worden vastgesteld wat de geloosde hoeveelheid radioactiviteit is geweest en welke dosis hierdoor is opgelopen. Dit wordt vastgelegd in het radiologisch beeld.

Hieronder is een voorbeeld getoond van een kaart met verwachte aankomsttijd van radioactief besmette lucht in combinatie met meetgegevens uit EURDEP (inclusief data van het NMR Nationaal Meetnet Radioactiviteit (Nationaal Meetnet Radioactiviteit)). De aankomsttijd is berekend met NPK-Puff tot maximaal een gekozen afstand van de locatie van het fictieve ongeval. Rood betekent dat de besmette lucht snel na het begin van de lozing aankomt en groen en blauw betekent een aantal uren later.

Inverse modellering

De situatie kan zich voordoen dat er radioactiviteit gedetecteerd wordt, bijvoorbeeld door het NMR Nationaal Meetnet Radioactiviteit (Nationaal Meetnet Radioactiviteit) of in milieumonsters, maar dat de bron (locatie en/of lozingsmoment) onbekend is. Door ‘inverse modellering’ kan op basis van de metingen een schatting gemaakt worden van de bronlocatie, het lozingsmoment en de hoeveelheid vrijgekomen radioactiviteit. Op deze manier kan inzicht worden verkregen in welk incident zich mogelijk heeft voorgedaan.

Een voorbeeld van een dergelijke situatie zijn de metingen van het isotoop ruthenium-106 in meerdere Europese landen in september en oktober 2017. In de figuur hieronder is een resultaat van de inverse modellering weergegeven. Hiervoor zijn de detecties van het ruthenium-106 gebruikt (de gele stippen). De blauwtinten geven de mate van waarschijnlijkheid aan dat het ruthenium-106 op die locatie is vrijgekomen. De groene stip toont de geschatte bronlocatie en de rode driehoek de locatie van een bestaande nucleaire faciliteit die in meerdere internationale onderzoeken is aangewezen als de meest waarschijnlijke bronlocatie. De hier getoonde resultaten wijzen op een lozing in de nacht van 25 op 26 september 2017.

Inverse modellering

Internationale programma's en werkgroepen

Het RIVM participeert in verschillende internationale programma's en werkgroepen voor modelontwikkeling en gebruikerservaringen. Meer informatie