Infectieziekten Bulletin, september 2024

E.C. Hoevenaars1, G.S.A. Smit2, F.A.N. Slijkerman-Megelink1, J.L.A. Hautvast2 en J.E.M. Swillens3

1          GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Hollands Noorden

2          Academische Werkplaats AMPHI, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Radboudumc Radboud University Medical Centre (Radboud University Medical Centre), Nijmegen

3          Radboudumc, IQ intelligentie quotiënt (intelligentie quotiënt) Health science department, Nijmegen

Inleiding

In Artikel 26 van de Wet publieke gezondheid (Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid)) (figuur 1) staat dat instellingen voor kwetsbare personen een (mogelijke) uitbraak van een infectieziekte moeten melden bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)(1). Infectieziekten kunnen voor kwetsbaren immers ernstige gevolgen hebben (2). Deze meldingsplicht voor instellingen (hierna: meldingsplicht) geldt zowel voor zorginstellingen (bijv. verpleeghuizen) als niet-zorginstellingen (bijv. kinderdagverblijven). De melding wordt meestal gedaan door een afdelings- of locatieverantwoordelijke, een instellingsarts of een medewerker met infectiepreventie als aandachtsgebied. Meldingen kunnen telefonisch, per mail of via de webapplicatie Meldpunt voor Uitbraken Infectieziekten & BRMO bijzonder resistente micro-organismen (bijzonder resistente micro-organismen) (MUIZ) (3) binnenkomen bij de GGD. Daarna kan de afdeling Infectieziektebestrijding (IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding)) van de GGD de situatie analyseren, adviseren over interventies en de instelling ondersteunen om verdere verspreiding, zowel binnen als buiten de instelling, tegen te gaan.

Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid) Artikel 26 lid 1:  
Het hoofd van een instelling* waar voor infectieziekten kwetsbare populaties verblijven of samenkomen voor een of meer dagdelen per etmaal, stelt de gemeentelijke gezondheidsdienst van de gemeente waarin de instelling gelegen is, op de hoogte van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectueuze aard in de desbetreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel. 

*Het gaat daarbij om verpleeghuizen, ziekenhuizen, verzorgingshuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, residentiële jeugdinstellingen, semi-residentiële jeugdvoorzieningen, kinderdagverblijven, scholen voor basisonderwijs, aanmeld- en opvangcentra voor asielzoekers en opvang voor dak- en thuislozen (overgenomen uit (2)).  

Figuur 1: tekst artikel 26 van de Wet publieke gezondheid en specificatie van de betreffende instellingen 

Bij het opstellen van de Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid) (2008) is artikel 26 zonder inhoudelijke discussie overgenomen van artikel 7 van de Infectieziektenwet (1998). Sindsdien hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden in de maatschappij, bij de instellingen en bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en. Voorbeelden hiervan zijn de digitalisering, de invoering van nieuwe kwaliteitswetgeving voor instellingen (4,5) en de introductie van MUIZ (3).

Er zijn enkele studies gedaan naar het functioneren van de meldingsplicht voor instellingen (6-9). Een aantal hiervan toonde onderrapportage. Bovendien bleken er verschillen tussen zorginstellingen en niet-zorginstellingen én tussen individuele instellingen in kennis over infectieziekten en uitbraakbestrijding, kennis over rollen van de GGD en behoefte aan ondersteuning door de GGD. Er zijn verschillende interventies ontwikkeld die (mede) als doel hadden het meldingsproces te verbeteren (3, 9-12). Wij hebben geen studies kunnen vinden over het effect van deze interventies op het aantal gemelde uitbraken of het uitbraakbeloop.

Ondanks de verschillende onderzoeken en interventies bleef het Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (LOI Landelijk Overleg Infectieziekten (Landelijk Overleg Infectieziekten)) met enige regelmaat signalen ontvangen vanuit de GGD’en over knelpunten rond artikel 26 (13). In 2017 besloot het LOI dat er behoefte was aan een basale heroriëntatie op het onderliggende doel van de meldingsplicht en een daarbij passende invulling, rekening houdend met relevante ontwikkelingen in de afgelopen decennia. Het doel daarvan was helder krijgen wat de positie en uitwerking van de meldingsplicht zijn. In een opdrachtbeschrijving (13) riep het LOI op om o.a. de taken, rollen en verantwoordelijkheden van IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding)-professionals, de verwachtingen van de instellingen, het juridisch-ethisch kader en de benodigde instrumenten in kaart te brengen. Met name door de coronapandemie is hier eerder geen vervolg aan gegeven.

Vanwege de inhoudelijke expertise van IZB-professionals hebben wij ervoor gekozen om met deze doelgroep een start te maken met de heroriëntatie die het LOI voorstelde. Wij onderzochten de visie van IZB-professionals bij de GGD op het doel van de meldingsplicht en een eigentijdse invulling van hun taken, rollen en verantwoordelijkheden. Dit bestudeerden wij vanuit de huidige context van de meldingsplicht. Daarvoor brachten wij de relevante ontwikkelingen in kaart en welke knelpunten en helpende factoren IZB-professionals momenteel ervaren.

Methode

Onderzoeksopzet

We gebruikten kwalitatief onderzoek in de vorm van focusgroepen met IZB-professionals. Zo konden we met hen de huidige context (relevante ontwikkelingen, knelpunten en helpende factoren), de visie op het doel van de meldingsplicht en de visie op een eigentijdse invulling van hun taken, rollen en verantwoordelijkheden exploreren.

Onderzoekspopulatie en werving

De onderzoekspopulatie bestond uit IZB-professionals uit 3 beroepsgroepen: artsen IZB (profielarts/arts Maatschappij en Gezondheid (M+G)), verpleegkundigen IZB (algemeen verpleegkundige/verpleegkundige M+G) en deskundigen Infectiepreventie (DI) werkzaam bij GGD’en. Voor de werving zijn de IZB-teams van de 25 GGD’en in Nederland gemaild met een informatiebrief met aanmeldformulier.

Dataverzameling

In de periode juni t/m oktober 2022 hebben we twee rondes met in totaal vijf focusgroepen gehouden (figuur 2). Het beoogde aantal deelnemers per focusgroep was zes tot acht. Ronde 1 bestond uit drie focusgroepen, waarbij de deelnemers per focusgroep allen uit dezelfde beroepsgroep afkomstig waren.  Zo konden we voldoende diepgang krijgen in hun overwegingen. In ronde 2 hielden we twee focusgroepen, waarbij deelnemers uit de verschillende beroepsgroepen gemengd waren. Vanuit elke beroepsgroep was steeds minimaal één deelnemer aanwezig. Hierbij waren de doelen:

  • validatie van de resultaten uit focusgroepronde 1;
  • uitwisseling van perspectieven tussen de beroepsgroepen;
  • verdere verdieping van de mate waarin de drie beroepsgroepen een gezamenlijke visie hebben.

Na vijf focusgroepen in totaal werd datasaturatie bereikt. Bij het samenstellen van de focusgroepen streefden we naar optimale variatie in ervaringsjaren en GGD-regio.

De focusgroepen vonden online plaats via Microsoft Teams en duurden 90-115 minuten. Bij elke focusgroep waren minimaal twee onderzoekers aanwezig: een gespreksleider en een onderzoeker voor aantekeningen en aanvullende vragen.

Tijdens de focusgroepen gebruikten we een topiclist  (tabel 1). Deze was samengesteld op basis van expertopinie van een klankbordgroep met zes artsen M+G IZB en maakte, waar beschikbaar, gebruik van bestaande frameworks (14-16). Na testen van de topiclist met IZB-verpleegkundigen en DI’s hebben we enkele wijzigingen doorgevoerd. We stimuleerden de deelnemers tijdens de focusgroepen om vrij na te denken over hun visie en zich niet te laten beperken door de huidige wettekst (1), richtlijn (2) of lokale protocollen. 

 Figuur 2: opbouw van de focusgroepen 

Hoofdthema 

Onderwerpen 

Analysemethode 

Context 

  • Ontwikkelingen afgelopen decennia 

  • Momenteel ervaren knelpunten 

  • Momenteel ervaren helpende factoren 

Thematische analyse 

Frameworkanalyse 

Frameworkanalyse 

Visie op doel  

  • Doel meldingsplicht voor instellingen 

Thematische analyse 

Visie op eigentijdse invulling 

  • Taken (versus huidige taken) 

  • Rollen (versus huidige rollen) 

  • Verantwoordelijkheden (versus huidige verantwoordelijkheden) 

Frameworkanalyse 

Frameworkanalyse 

Thematische analyse 

Tabel 1: topiclist inclusief analysemethode 

Data-analyse

De gesprekken van de focusgroepen werden opgenomen met Microsoft Teams en volledig getranscribeerd. Analyse vond plaats in ATLAS.ti versie 22.0.11 met een combinatie van frameworkanalyse (indien framework beschikbaar) en thematische analyse (tabel 1). Frameworkanalyse is een deductieve methode die gebruik maakt van concepten uit al bestaande frameworks om kwalitatieve data te analyseren (17). Thematische analyse is een inductieve methode waarbij tijdens de analyse vanuit de data concepten worden geïdentificeerd (18). Om de betrouwbaarheid te vergroten codeerden twee onderzoekers focusgroep 1 en 4 onafhankelijk. Daarna werd consensus bereikt over de codering. Bij de overige focusgroepen werd bij twijfel overlegd met de tweede codeur.

Ethische aspecten

De deelnemers hebben voorafgaand aan de focusgroep een informatiebrief gekregen en een informed consent-formulier getekend. De data is opgeslagen op een beveiligde schijf van het Radboudumc Radboud University Medical Centre (Radboud University Medical Centre). Daarbij werden privacygevoelige gegevens opgeslagen in een aparte sleutelbestandmap. De opnames zijn na transcriptie en analyse verwijderd. In de transcripten zijn de deelnemers gepseudonimiseerd. De data zullen 15 jaar bewaard worden. De Commissie Mensgebonden Onderzoek Radboudumc oordeelde dat het onderzoek niet onder de wet Medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen valt.

Resultaten

In totaal hebben 32 IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding)-professionals vanuit 21 GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en deelgenomen aan het onderzoek (tabel 2).

Deelnemerskenmerken per beroepsgroep 

Deskundige infectiepreventie 

Verpleegkundige IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding) 

Arts IZB 

Totaal 

Focusgroep 1 (n) 

Focusgroep 2 (n) 

Focusgroep 3 (n) 

Focusgroep 4 (n) 

Focusgroep 5 (n) 

Totaal (n) 

13 

10 

32 

Ervaringsjaren  

(mediaan (range)) 

4 (3-12) 

4 (2-23) 

13,5 (4-33) 

6 (2-33) 

Tabel 2: aantal deelnemers en ervaringsjaren uitgesplitst naar beroepsgroep (in totaal 32 deelnemers vanuit 21 GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en) 

Context: ontwikkelingen, knelpunten en helpende factoren

Relevante ontwikkelingen

De deelnemers noemden diverse ontwikkelingen sinds de jaren ’90 die voor hen relevant waren voor hun visie op de meldingsplicht. Deze zijn ingedeeld in ontwikkelingen in de maatschappij, bij zorginstellingen, bij niet-zorginstellingen en bij GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en (tabel 3)

RELEVANTE ONTWIKKELINGEN  

 

Maatschappij 

  • Meer bekendheid met infectierisico’s en werk van GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) bij zowel burgers als instellingen 

  • Betere toegankelijkheid van informatie door digitalisering 

  • Meer diagnostische mogelijkheden door technische vooruitgang  

  • Personeelstekorten 

 

Zorginstellingen 

  • Professionalisering infectiepreventie en –bestrijding, m.n. bij grote (ouderen)zorgorganisaties  

  • Strengere kwaliteitswetgeving en meer aandacht van Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)) voor infectiepreventie 

  • Meer samenwerking tussen zorginstellingen en andere ketenpartners, bijv. in antibioticaresistentie (ABR antibioticaresistentie (antibioticaresistentie))-zorgnetwerken, rond het Meldpunt voor Uitbraken Infectieziekten & BRMO bijzonder resistente micro-organismen (bijzonder resistente micro-organismen) (MUIZ) en via multidisciplinaire richtlijnen 

  • Verandering zorglandschap: verzorgingshuizen verdwenen, ouderen langer thuis met thuiszorg, opkomst kleinschalige woon/zorgvormen, complexere keten van zorgverleners rond één patiënt 

  • In verhouding steeds minder verpleegkundigen en meer verzorgenden en helpenden 

 

Niet-zorginstellingen 

  • In kinderopvang meer nadruk op pedagogiek en veiligheid, minder nadruk op infectiepreventie 

  • Verandering opvanglandschap: opkomst gastouders en integraal kindcentrums (IKC’s) met kinderopvang, school en buitenschoolse opvang (BSO) onder één dak 

  • Toegenomen instroom asielzoekers, vluchtelingen en arbeidsmigranten en complexe organisatiestructuur voor hun opvang en zorg 

 

GGD’en  

  • Meer DI en meer samenwerking tussen IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding) en DI 

  • Meer aandacht voor training, oefening en pandemische paraatheid 

  • Versterkte positie binnen het netwerk met de instellingen en andere zorgpartners 

Tabel 3: voor de meldingsplicht relevante ontwikkelingen sinds de invoering van de Wet publieke gezondheid 

Een deel van de ontwikkelingen hing volgens de deelnemers samen met de coronapandemie. Dit gold met name voor de toegenomen bekendheid met infectieziekterisico’s en het werk van de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en de verbeterde positionering van de GGD binnen netwerken met de instellingen. Deze positie zal volgens sommige deelnemers niet vanzelfsprekend blijven in de post-pandemische fase.

Knelpunten en helpende factoren

De knelpunten en helpende factoren die de deelnemers ervaarden zijn ingedeeld in aspecten rond een uitbraakmelding en uitbraakoverstijgend (tabel 4).

KNELPUNTEN EN HELPENDE FACTOREN  

 

Rondom een uitbraakmelding 

Knelpunten  

  • Meldingscriteria complex geformuleerd 

  • Meldingscriteria te laagdrempelig (melden moet bijv. al bij kleine aantallen) 

  • Sommige instellingen melden laat of niet door gebrek aan bewustzijn, tijd of motivatie 

  • Gevoel bij IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding)-professional dat hij/zij van beperkte toegevoegde waarde is bij de uitbraakbestrijding 

  • Melding administreren kost vrij veel tijd 

  • Personele onderbezetting GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en instellingen 

  • Strenge privacywetgeving 

 

Helpende factoren  

  • Instellingen hebben meer eigen expertise, bijvoorbeeld door een eigen DI (maar niet altijd op niveau van werkvloer) 

  • Gevoel bij IZB-professional dat hij/zij van toegevoegde waarde is bij de uitbraakbestrijding 

  • Samenwerking tussen DI, arts en verpleegkundige IZB binnen GGD 

  • Digitale ondersteuning (bijv. informatieapp kinderopvang, webformulieren, online overleggen) 

 

Uitbraakoverstijgend 

Knelpunten  

  • Surveillancedata van matige kwaliteit, terugkoppeling naar instellingen mist regelmatig  

  • GGD weinig zichtbaar in netwerk met de zorginstellingen en andere zorgpartners 

  • Personele onderbezetting GGD en instellingen 

 

Helpende factoren 

  • Instellingen en GGD al bekend met elkaar door samenwerking bij eerdere uitbraak of binnen netwerk   

 Tabel 4: momenteel door IZB-professionals ervaren knelpunten en helpende factoren rond de meldingsplicht 

Over het niet melden van uitbraken door de instellingen waren de deelnemers ambivalent. Zij zagen onderrapportage weliswaar als knelpunt, maar het zou volgens de meeste deelnemers ook niet werkbaar zijn als alle instellingen daadwerkelijk alle uitbraken zouden melden. Verschillende deelnemers hadden het gevoel van beperkte toegevoegde waarde te zijn bij uitbraken waarbij de instelling al goed handelt en bij kleine uitbraken op met name kinderdagverblijven. Dit speelde vooral voor verpleegkundigen maar werd ook door artsen als knelpunt gezien.

“.. dan denk ik: en nu, er zijn 3 kinderen met waterpokken, jullie weten wat je moet doen, wat kan ik nog bijdragen met als doel dat ze ons de volgende keer weer bellen, want dat is zinvol en niet alleen omdat het moet. Dat vind ik bij sommige meldingen ook wel frustrerend. Van de ene kant denk ik: het is maar goed dat niet iedereen gaat bellen bij elke 2 of 3 vlekjes en luchtwegklachten, want daar zouden we het ontzettend druk mee hebben. Ik weet niet of altijd dan de energie op de goede plek terecht zou komen.” (verpleegkundige)


Met name DI’s en verpleegkundigen merkten op dat personeel op de werkvloer van instellingen soms niet op de hoogte is van interne protocollen over de meldingsplicht en uitbraakbestrijding. Sommige deelnemers zagen hierbij een relatie met de ontwikkeling van personeelstekorten, veel personeelswisselingen en lager opleidingsniveau van instellingspersoneel.

“Ik denk ook dat het kennis is, dat heel veel instellingen en vooral kinderdagverblijven niet weten dat ze moeten melden. Dan is er een klein deel die het wel weet, maar die er geen zin in heeft. Dan bellen ze meestal: ‘we moeten dit melden. Dit was het en verder doen we alles en klaar’. Dat merk je dan meestal wel, maar ik denk dat de kennis van de meldingsplicht het belangrijkste obstakel is.” (arts)


De deelnemers noemden ook enkele helpende factoren zoals eigen expertise bij de instelling en digitale hulpmiddelen zoals de webapplicatie MUIZ.

“Ik heb […] toch ook nog wel jaren gehad dat ik een half noroprotocol nog moest uitleggen op het moment dat er iets aan de hand was en nu is het gewoon: we hebben het protocol ingezet en dat je een paar checkpunten hebt waarvan je weet: dit zijn de kritieke punten, die moet ik even checken of ze die afgedekt hebben en dan kun je het ook weer loslaten.” (verpleegkundige)


Visie op het doel van de meldingsplicht

Binnen de context van relevante ontwikkelingen en momenteel ervaren knelpunten en helpende factoren, hebben de deelnemers hun visie gegeven op het doel van de meldingsplicht. Vrijwel alle deelnemers vonden twee doelen relevant: bescherming van kwetsbaren en bescherming van de volksgezondheid.

“Als er een grote zorginstelling is met een grote uitbraak hoe dat helemaal doordeint in gezinnen en weer doorgaat naar basisscholen en zo [..] Dat het dan zo’n maatschappelijke impact heeft, ook omdat je die maatregelen bij die mensen allemaal weer treft, dat is ook echt vreselijk om te doen. Daarom liever vroege meldingen, vroege interventie en niet wachten totdat je het halve dorp thuis hebt zitten.” (deskundige infectiepreventie)


De deelnemers waren ook van mening dat de meldingsplicht als middel geschikt is voor het bereiken van deze gewenste doelen. Na melding van een uitbraak kunnen adviezen en ondersteuning van de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) volgens hen direct leiden tot meer bescherming van kwetsbaren en de volksgezondheid. Door de meldingsplicht worden bovendien data verzameld en surveillance daarop draagt volgens de deelnemers op uitbraakoverstijgend niveau ook bij aan het bereiken van deze doelen.

De deelnemers hadden uiteenlopende meningen over de mate waarin hun betrokkenheid bij uitbraken in de praktijk momenteel echt van toegevoegde waarde is bij het bereiken van de gewenste doelen, en of de tijd die zij daaraan besteden doelmatig is. Met de huidige meldingscriteria2 worden volgens hen relatief veel kleine uitbraken gemeld waarbij geen ernstige gevolgen te verwachten zijn. Ook merkten veel deelnemers op dat de toegenomen eigen expertise van de instellingen ervoor zorgt dat de GGD bij een steeds groter deel van de meldingen weinig kan toevoegen. De instelling heeft dan al zelfstandig juist beleid ingezet en heeft geen hulpvraag. Enkele deelnemers vonden echter dat instellingen bij doorvragen ook bij kleine uitbraken meestal toch adviezen kunnen gebruiken.

“Wij hoeven niks te weten als het gewoon, zeg maar, verloopt zoals dat altijd verloopt. Maar op het moment dat het afwijkt van het normaal, dus als je gewoon een normale noro-uitbraak hebt op een afdeling, daar kan een instelling zich prima mee dealen en dat hoeven we in principe niet te weten, wat mij betreft. Maar op het moment dat het afwijkt van zeg maar wat je normaal zou verwachten, dat zijn de dingen wat we als GGD graag wel willen weten. Want je bent juist ook bang voor bijzondere uitbraken, zoals we, zeg maar, met die Monkeypox hebben gezien” (arts)


Vrijwel alle deelnemers vonden het belangrijk om zich, meer dan nu gebeurt, te concentreren op uitbraken waarbij hun bijdrage de grootste potentiële gezondheidswinst heeft. Er waren daarbij twee visies te onderscheiden:

  1. Een deel van de deelnemers wilde de meldingscriteria aanscherpen. Een instelling doet dan een melding wanneer de instelling een hulpvraag heeft, of de uitbraak voor de instelling uitzonderlijk is in bijvoorbeeld omvang of beloop.
  2. Het andere deel van de deelnemers vond het belangrijk dat de GGD als uitbraakexpert beslist of contact tussen instelling en GGD nodig is over een melding. Zij wilden de huidige meldingscriteria liever behouden, maar als GGD wel een strengere selectie maken bij welke binnengekomen meldingen zij contact opnemen met de instelling.
“Ik zou ook wel ervoor willen pleiten misschien wel dat je vooral de meldingen krijgt waarbij je het verschil kan maken en dan word je vanzelf ook meer als de expert gezien. Dan heb je een bijdrage op het moment dat je gevraagd wordt.” (arts)

 

“Het fijne van de meldplicht vind ik dat er gemeld wordt op symptomen en niet op diagnose, wat het ook op zich heel laagdrempelig maakt. Ik denk dat het onze deskundigheid is om in die meldingen het kaf van het koren te scheiden.” (arts)

 

“Ik vind het best lastig, wat is nou ideaal. Soms denk ik wel: wat ben ik aan het doen en het is in heel veel gevallen alleen registreren, maar tegelijkertijd denk ik: als al deze meldingen niet meer zouden bellen, wat zou er dan gebeuren. Dat vind ik wel lastig om daar een balans in te vinden, hoe doe je precies voldoende en niet te veel.” (verpleegkundige)

 

Wanneer instellingen alleen nog zouden melden bij bijzondere uitbraken of een hulpvraag, kan dat volgens de deelnemers de zichtbaarheid van de GGD bij de instellingen verkleinen. Ook zou een dergelijk beleid volgens hen invloed hebben op de surveillance van artikel 26-uitbraken. Sommige deelnemers vonden dit een nadeel. Andere deelnemers waren van mening dat surveillance ook op een kleinere hoeveelheid meldingen gebaseerd kan zijn. In veel GGD-regio’s vindt deze surveillance volgens de deelnemers momenteel beperkt plaats. Artikel 26-data worden niet op landelijk niveau gedeeld.

Om de meldingsplicht in de praktijk effectiever en doelmatiger te maken, noemden diverse deelnemers tenslotte dat meer gebruik kan worden gemaakt van digitale hulpmiddelen voor het snel en laagdrempelig melden van uitbraken. Hierbij werd bijvoorbeeld gedacht aan een digitaal meldsysteem dat de ingevulde gegevens filtert op alarmerendheid en bundelt voor surveillance.

Visie op eigentijdse invulling van taken, rollen en verantwoordelijkheden

De deelnemers hebben hun visie gegeven op taken, rollen en verantwoordelijkheden die zij passend vonden bij de door hen genoemde doelen van de meldingsplicht. Deze zijn afgezet tegen de door hen aangegeven huidige taken, rollen en verantwoordelijkheden. De taken en rollen zijn onderverdeeld in twee categorieën: rond een uitbraakmelding en uitbraakoverstijgend (tabel 5).

VIsie op gewenste taken, rollen en verantwoordelijkheden afgezet tegen huidige situatie 

 

Taken 

Visie 

Huidig 

Rond een uitbraakmelding: 

  • Melding aannemen, registeren en selecteren 

  • Op indicatie evalueren, adviseren en opvolgen 

  • Alleen bij uitzondering aanvullende acties 

Rond een uitbraakmelding:  

  • Melding aannemen en registreren 

  • Evalueren en adviseren  

  • Melding op indicatie opvolgen 

  • Met enige regelmaat aanvullende acties (bijv. uitbraakmanagementteam bijeenbrengen) 

Uitbraakoverstijgend:  

  • Surveillance verrichten op uitbraakdata 

  • Voorlichting en beleidsadvies: stimuleren van naleven meldingsplicht en goed beleid bij uitbraken door instellingen 

  • Netwerk en regie: onderhouden van netwerk met de instellingen, zichtbaarheid GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) bevorderen 

  • Kennis en onderzoek: bijdragen aan kennisbevordering rondom uitbraken bij instellingen 

Uitbraakoverstijgend:  

  • Surveillance verrichten op uitbraakdata 

  • Voorlichting en beleidsadvies: stimuleren van naleven meldingsplicht en goed beleid bij uitbraken door instellingen 

  • Netwerk en regie: onderhouden van netwerk met de instellingen, zichtbaarheid GGD bevorderen 

  • Kennis en onderzoek: bijdragen aan kennisbevordering rondom uitbraken bij instellingen 

 

Rollen 

Visie 

Huidig 

Rond een uitbraakmelding:  

  • Alleen de rol van coachende expert 

Rond een uitbraakmelding:  

  • Coachende expert 

  • Beïnvloeder 

  • Organisator  

Uitbraakoverstijgend:  

  • Verbinder 

  • Zichtbare ketenpartner 

  • Beïnvloeder 

Uitbraakoverstijgend:  

  • Verbinder 

 

Verantwoordelijkheden 

Visie 

Huidig 

  • Goede advisering  

  • Goede advisering  

  • Indien van toepassing goede uitvoering van eventueel eigen aandeel in uitbraakbestrijding 

  • Indien van toepassing goede uitvoering van eventueel eigen aandeel in uitbraakbestrijding  

  • Goede regionale surveillance 

  • Goede regionale surveillance  

Tabel 5: visie van IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding)-professionals op gewenste taken, rollen en verantwoordelijkheden afgezet tegen de huidige situatie. De verschillen tussen de visie en huidige situatie zijn in de kolom met de visie onderstreept. 

Visie op gewenste taken

De meeste deelnemers wilden hun taken bij een uitbraakmelding terugbrengen. Momenteel hebben zij bij een uitbraakmelding meestal een kort contactmoment met de instelling, maar dit is in de visie van veel deelnemers alleen nog nodig op indicatie.  Zij vinden het daarbij hun taak om maatwerkadvies te geven, waarbij zorginstellingen – vanwege hun interne expertise – over het algemeen minder vaak een contactmoment nodig hebben dan niet-zorginstellingen. Enkele deelnemers pleitten juist voor laagdrempelige locatiebezoeken bij instellingen met een uitbraak om gericht te kunnen adviseren over concrete knelpunten in de uitbraakbestrijding en tegelijkertijd te investeren in de relatie.

Momenteel verrichten deelnemers soms uitvoerende taken bij een uitbraak, zoals het organiseren van overleggen, hoewel dit in de afgelopen jaren wel afgenomen is. Volgens de deelnemers zou het actief uitvoeren van (delen van) de uitbraakbestrijding alleen nog bij uitzondering een GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-taak moeten zijn. Op uitbraakoverstijgend niveau wensten de deelnemers niet zozeer verandering van taken, maar willen zij meer tijd en aandacht besteden aan de taken die zij in de huidige situatie al hebben. Voorbeelden hiervan zijn onderhoud van het netwerk, surveillance en het in het algemeen stimuleren van gedegen beleid rondom infectieziekten bij instellingen. Zij varieerden van mening of de GGD, als publieke organisatie, zich ook zou moeten inspannen voor afzonderlijke instellingen (bijvoorbeeld door het geven van een scholing aan één instelling of advies over een specifiek beleidsdocument), of dat dit markttaken zijn die een GGD tegen meerkosten zou kunnen aanbieden.

“Dat betekent dus samenvattend dat je een goed zicht moet hebben op de kwaliteit van alle soorten organisaties binnen jouw regio. En dat is een hele moeilijke om in de praktijk in te vullen, want daarvoor moet je toch goede contacten hebben met diverse organisaties en instanties. En dat is een hele klus. Maar daar komt het eigenlijk op neer, dat je, zoals jij zegt, dat je moet weten in hoeverre je kunt vertrouwen op het zelfoplossend vermogen van die en die instelling bij dat en dat probleem.” (arts)

 

Visie op gewenste rollen

Rond een uitbraak wensten de deelnemers alleen hun coachende rol te behouden, waarin zij als expert duiding geven en adviseren. Daarbij stimuleren zij zelfstandigheid bij de instelling en bieden zij waar nodig een klankbord. De beïnvloedende en organisatorische rol die zij nu soms aannemen als zij bij een uitbraak aansturen op bepaalde acties vanuit de instelling en/of delen van de uitbraakbestrijding overnemen, kunnen volgens de deelnemers verder beperkt worden. Uitbraakoverstijgend wensten zij hun huidige verbindende rol verder te ontwikkelen. De deelnemers wilden samenwerking tussen GGD en instellingen stimuleren en daarbij meer inspelen op behoeften van instellingen en minder zenden. Zij dachten verschillend over de mate waarin de GGD als trekker zou moeten fungeren binnen het netwerk.

“Ik denk dat we niet moeten schromen om onszelf wat meer in beeld te brengen en niet alleen maar eindeloos moeten investeren in het geven van informatie, die trekkersrol oppakken en blijven sleuren zonder dat er veel respons komt van degenen waar we ons dan op richten, maar wel duidelijk maken waar wij voor staan en wat we in huis hebben voor de verschillende partijen en ook zeker in de opleidingen.” (arts)

 

“Ik denk ook dat er veel meer te halen valt als we eens in gesprek gaan met die artikel 26 instellingen. Waar zijn ze mee bezig, wat is hun agenda, waar kunnen we op aanhaken en niet meer als dé deskundige op een eilandje GGD bepalen: dit geven, zenden en dit is het. Ik denk dat je dan veel meer op basis van gelijkwaardigheid en effectiviteit iets kan bereiken. Ik denk dat we echt die zet veel meer naar buiten moeten maken, dat het iets gezamenlijks wordt.”(verpleegkundige)

 

De deelnemers wensten daarnaast twee nieuwe uitbraakoverstijgende rollen: beïnvloeder op beleidsniveau en zichtbare ketenpartner. Als beïnvloeder willen zij aanjagen dat instellingen hun beleid rondom infectiepreventie en uitbraken op orde hebben. Als zichtbare ketenpartner willen ze ernaar streven benaderbaar te zijn en duidelijk te maken wat instellingen bij de GGD kunnen halen.

“Wij zijn juist heel erg nog bezig om onszelf te profileren. En niet dat wij per se zelf een contract met alle instellingen willen, maar wij willen wel de infectieziekten op de kaart brengen, dus hun kennistekort in kaart brengen of laten zien dat er meer te halen valt dan informatie en kennis. En nogmaals, dat hoeft niet per se bij ons. Dat zouden wij geeneens kunnen bewerkstelligen, hebben we niet genoeg personeel voor. Maar wij laten hen wel heel duidelijk zien van welke kennis ze nog in huis moeten halen en wat ze nog moeten organiseren.” (verpleegkundige)

 

“Je zou willen dat ze je juist vanwege je expertise weten te vinden. Dat is ook wel deels zo nu, maar dat is toch nog erg onzichtbaar denk ik. Dat zou mijn wens zijn [..] dan bellen ze je gewoon omdat jij een goed advies kan geven. [..]. Hoe je dat precies kunt bereiken is ook niet zo makkelijk denk ik, maar het begint misschien ook wel bij dat we onszelf ook wel expert voelen en dat ook uitdragen.” (arts)

 

Visie op gewenste verantwoordelijkheden

De gewenste verantwoordelijkheden van de deelnemers kwamen overeen met hun huidige verantwoordelijkheden. De verantwoordelijkheid voor de bestrijding van een uitbraak ligt in de visie van de deelnemers primair bij de instelling. De GGD is adviserend en legt daarbij nadruk op maatregelen tegen verspreiding buiten de instelling om zodoende de volksgezondheid te beschermen. De GGD zou volgens de deelnemers wel verantwoordelijk moeten blijven voor de juistheid van de adviezen en voor de regionale surveillance op uitbraken bij instellingen. 

Discussie en conclusie

Wij organiseerden focusgroepen met IZB Infectieziektebestrijding (Infectieziektebestrijding)-professionals bij GGD’en om de huidige context van de meldingsplicht voor instellingen (relevante ontwikkelingen, knelpunten en helpende factoren) in kaart te brengen en hun visie te exploreren op zowel het doel van de meldingsplicht als een eigentijdse invulling van hun taken, rollen en verantwoordelijkheden. Binnen de huidige context waren diverse ontwikkelingen relevant voor de visie op de meldingsplicht, evenals verschillende knelpunten en enkele helpende factoren rond de uitbraakmelding en op uitbraakoverstijgend niveau. Er was eensgezindheid dat de meldingsplicht als doelen zou moeten hebben: het beschermen van kwetsbaren en het beschermen van de volksgezondheid. Daarvoor werd de meldingsplicht ook als geschikt middel gezien.

De gewenste doelen zouden echter beter bereikt kunnen worden wanneer IZB-professionals zich meer concentreren op uitbraken waarbij zij het meest van toegevoegde waarde zijn. Globaal kwamen hiervoor twee mogelijkheden naar voren: aanpassing van de meldingscriteria of selectie van de meest relevante uitbraken uit de ontvangen meldingen door de GGD. De wens was om taken en rollen rondom een uitbraakmelding in te perken, maar uitbraakoverstijgend juist uit te breiden met o.a. meer surveillance. De verantwoordelijkheid voor uitbraakbestrijding kan bij de instellingen blijven.

De momenteel ervaren knelpunten en helpende factoren zijn in lijn met eerdere onderzoeken en evaluaties6-8, 13. Hoewel deze onderzoeken niet specifiek gericht waren op het in kaart brengen van ontwikkelingen, zijn er ook op dit gebied veel overeenkomsten in de resultaten. Met name de veranderingen in het zorg- en opvanglandschap, meer eigen expertise bij bepaalde instellingen, onderrapportage en digitale mogelijkheden werden meermaals gerapporteerd.  

De visie van IZB-professionals op de doelen van de meldingsplicht is niet eerder in studieverband onderzocht. De visie voortkomend uit onze resultaten komt echter overeen met de strekking van de landelijke richtlijn (2) waarin staat dat de meldingsplicht dient om verdere verspreiding binnen en buiten de instelling tegen te gaan. Echter laten onze resultaten zien dat er twijfels bestaan rondom de meerwaarde van betrokkenheid van IZB-professionals bij bepaalde uitbraken en de laagdrempeligheid waarmee uitbraken gemeld dienen te worden. Mogelijk komt dit door de opzet van ons onderzoek waarbij deelnemers werd gevraagd om de bestaande kaders los te laten in hun visievorming. Andere verklaringen kunnen zijn dat ontwikkelingen in de meest recente jaren de visie van de deelnemers hebben veranderd of onze deelnemers zich vanwege een bepaalde visie hebben aangemeld.

In lijn met eerdere onderzoeken (6,7,9)  werd maatwerkadvisering de belangrijkste taak bevonden rondom een uitbraak. Verschillende GGD-regio’s doen dit al in meer of mindere mate, bijvoorbeeld door bepaalde meldingen in MUIZ (3)  administratief af te handelen of een beslisboom te gebruiken om de hulpvraag en expertise van instellingen in kaart te brengen (9). Op uitbraakoverstijgend niveau werd uitbraaksurveillance als belangrijke taak genoemd, die momenteel echter vaak beperkt uitgevoerd wordt. Er zijn recentelijk wel meer mogelijkheden gekomen om surveillancedata inzichtelijk te maken voor gebruik door GGD’en en/of instellingen, bijvoorbeeld in de vorm van online dashboards (19,20). Met de recente toevoeging van epidemiologen aan de IZB-teams is de verwachting dat de ontwikkelingen op dit gebied versnellen en diverse GGD’en al in 2024 een functionerend dashboard hebben voor intern en soms ook extern gebruik. Goede datakwaliteit en uniformiteit zijn daarbij wel voorwaarden.

De wens was de uitbraakoverstijgende rollen uit te breiden met die van zichtbare ketenpartner en beïnvloeder. De rol van verbinder wordt momenteel al aangenomen in netwerken met instellingen, bijvoorbeeld rond MUIZ (3) en in ABR antibioticaresistentie (antibioticaresistentie)-zorgnetwerken. Onderzoek toonde soortgelijke rollen bij jeugdartsen, maar liet daarbij ook zien dat niet al deze rollen erkend werden door gemeenten (21). De aandacht voor sterkere positionering van IZB-professionals in het netwerk en het bewust aannemen van verschillende rollen sluiten aan bij de ambities van het IZB-veld (14, 22, 23).

Onze resultaten laten een voorkeur zien voor het behoud van de verantwoordelijkheid voor uitbraakbestrijding bij de instelling. Wanneer een uitbraak dreigt te verspreiden buiten de instelling geeft dit de GGD de verantwoordelijkheid hierover gedegen te adviseren. Wij vonden geen eerdere studies naar de verdeling van verantwoordelijkheden rond uitbraakbestrijding, maar de visie hierop uit onze studie is in lijn met de huidige wet- en regelgeving op dit gebied (1,4,5).

Een sterk punt van deze studie is de opzet van het onderzoek met zowel homogene als heterogene focusgroepen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de visie van elke beroepsgroep kon worden geëxploreerd en er ruimte was voor uitwisseling van perspectieven. Met deelnemers vanuit 21 van de 25 GGD’en in Nederland is informatie opgehaald uit regio’s met diverse inwonerpopulaties verspreid over het land. In de verdeling van de deelnemers waren enkele tekortkomingen. Bij één focusgroep waren slechts vijf deelnemers aanwezig, bij één focusgroep waren twee deelnemers werkzaam bij dezelfde GGD en bij één heterogene focusgroep was slechts één deelnemer uit een beroepsgroep aanwezig. Mogelijk had dit invloed op de uitkomst van de groepsgesprekken. 

Hoewel de deelnemers ervaren waren met bijeenkomsten via Teams, kan de online opzet van de focusgroepen de non-verbale communicatie en spontaniteit van de groepsgesprekken negatief hebben beïnvloed. Hierop is geanticipeerd door bij de start van de focusgroepen de spelregels voor het gesprek goed te bespreken, een extra onderzoeker te laten letten op non-verbale communicatie en waar nodig extra te stimuleren dat alle deelnemers voldoende aan het woord kwamen. Wij denken dat onze exploratie voldoende diepgaand was, omdat alle deelnemers een substantiële input hadden tijdens de focusgroepen en na vijf focusgroepen datasaturatie bereikt werd.

Concluderend laat onze studie zien dat de meldingsplicht twee belangrijke doelen heeft vanuit het perspectief van IZB-professionals. De meldingsplicht wordt gezien als een zinvol instrument, maar kan effectiever en doelmatiger ingezet worden door meer te concentreren op uitbraken waarbij de betrokkenheid van IZB-professionals de grootste meerwaarde heeft. Dit zou kunnen worden bewerkstelligd door het aanpassen van de meldingscriteria, of door als GGD te focussen op bepaalde meldingen. Daarnaast is het wenselijk meer nadruk te leggen op uitbraakoverstijgende taken en rollen van IZB-professionals, en de beperkte verantwoordelijkheid voor de uitbraakbestrijding te behouden.

Dit onderzoek heeft inzicht gegeven in één van de aspecten van de door het LOI Landelijk Overleg Infectieziekten (Landelijk Overleg Infectieziekten) geïnitieerde heroriëntatie op de meldingsplicht. Voor verheldering van de positie en uitwerking van de meldingsplicht dient de heroriëntatie aangevuld te worden met de behoeften, verwachtingen en draagvlak bij verschillende typen instellingen, het juridisch-ethisch kader en de benodigde instrumenten. Wellicht geeft de complete heroriëntatie aanleiding tot stappen richting herziening van de wettekst en/of (de meldingscriteria in) de richtlijn (2). De wens die uit deze studie naar voren kwam dat IZB-professionals zich willen concentreren op bepaalde uitbraken en hun taken en rollen willen aanpassen, is echter nu al uitvoerbaar binnen de huidige wetgeving en huidige richtlijn (2). Hierin staan de meldingscriteria weliswaar vast, maar wordt ruimte gelaten aan individuele GGD’en om naar eigen inzicht maatwerk te leveren.

1.         Wet publieke gezondheid Staatsblad. 2008. [geraadpleegd op 16 maart 2022]. Available from: https://wetten.overheid.nl/BWBR0024705/2021-12-04.

2.         LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)/RIVM. Draaiboek Artikel 26-meldingen Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid)-instellingen. 2021. [geraadpleegd op 16 maart 2022]. Available from: https://lci.rivm.nl/draaiboeken/artikel-26-meldingen-wpg-instellingen.

3.         Meldpunt Uitbraken van Infectieziekten & BRMO bijzonder resistente micro-organismen (bijzonder resistente micro-organismen) (MUIZ). 2017. [geraadpleegd op 16 maart 2022]. Available from: https://www.meldpuntuitbraken.nl/home/.

4.         Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg Staatsblad. 2015. [geraadpleegd op 13 juni 2023]. Available from: https://wetten.overheid.nl/BWBR0037173/2023-07-01.

5.         Besluit kwaliteit kinderopvang.  2017. [Available from: https://wetten.overheid.nl/BWBR0039936/2023-07-01.

6.         Petrignani MWF, Yap KB. Praktijkevaluatie van de regionale toepassing van artikel 7 van de Infectieziektenwet. Infectieziekten Bulletin. 2006;17(07):253-7.

7.         van Dam ASG additional regulation for sexual health (additional regulation for sexual health), Rietveld A, Wijkmans CJ. Meldingsplicht voor verpleeg- en verzorgingshuizen: lust of last? Infectieziekten Bulletin. 2008;19(11):350-4.

8.         Voeten H, Lavooij P, van Cooten-Boot M, Brugmans R. Meldingsgraad verhogen onder kinderdagverblijven. GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Rotterdam Rijnmond en GGD Haaglanden; 2017.

9.         Ondersteuning bij uitbraken gastro-enteritis BONS.: GGD Rotterdam-Rijnmond, GGD Zuid-Holland Zuid, GGD Zuid-Holland West.; 2012.

10.       Bosschart MH, Zweers S, Waegemaekers CHFM, Tostmann A. Vlekjes op het kinderdagverblijf ‘Geen vlek is te gek!’. Infectieziekten Bulletin. 2017;28(02):48-55.

11.       RIVM. KIDDI-app. 2017. [geraadpleegd op 3 mei 2022]. Available from: https://kiddi.rivm.nl/.

12.       Voorlichtingsfilm GGD Infectieziekten en Kinderopvang: GGD Haaglanden.; 2017. [geraadpleegd op 16 maart 2022]. Available from: https://www.youtube.com/watch?v=KtK6IgaCziM.

13.       bijlagen bij 166e en 168e LOI Landelijk Overleg Infectieziekten (Landelijk Overleg Infectieziekten) (2017). ViaDesk en verkregen via persoonlijke communicatie [geraadpleegd op 26 april 2022].

14.       GGDGHOR. De kerntaken van de infectieziektebestrijding. 2022. [geraadpleegd op 30 september 2022]. Available from: https://ggdghor.nl/wp-content/uploads/2023/02/Adviesrapport-De-Kerntaken-van-de-IZB_sept-22.pdf(PDF).

15.       Raamwerk Medisch Leiderschap: © Platform Medisch Leiderschap/Universiteit Twente; 2015 [geraadpleegd op 16 maart 2022]. Available from: http://platformmedischleiderschap.nl/rml-2/.

16.       Flottorp SA, Oxman AD, Krause J, Musila NR, Wensing M, Godycki-Cwirko M, et al. A checklist for identifying determinants of practice: a systematic review and synthesis of frameworks and taxonomies of factors that prevent or enable improvements in healthcare professional practice. Implement Sci. 2013;8:35.

17.       Gale NK, Heath G, Cameron E, Rashid S, Redwood S. Using the framework method for the analysis of qualitative data in multi-disciplinary health research. BMC Med Res Methodol. 2013;13:117.

18.       Braun V, Clarke V. Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in Psychology. 2006;3:77-101.

19.       Meima A, Whelan J, Dijks J, van der Hagen N, van Duuren M, Tjon ATA Attest Toxicologische Aspecten (Attest Toxicologische Aspecten). Introducing a novel "real-time" outbreak alert and notification system to monitor SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 outbreaks and case fatality in elderly care facilities, the Netherlands, 2020-2022. J Public Health Res. 2023;12(1):22799036231160634.

20.       ter Waarbeek H, Rietveld A, ter Schegget R, van Dam S. Een dashboard voor Zuid-Nederland ter versterking van de infectieziektebestrijding. Infectieziekten Bulletin. 2017;28(1).

21.       Hilhorst J, Reurslag EC European Commission (European Commission), Hoogsteder MHH. De jeugdarts en gemeente in transitie. JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg) Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg. 2020;52(2):33-9.

22.       NVIB. Visiedocument: van karduwer naar kartrekker. 2022.

23.       GGDGHOR. Versterking infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid GGD’en. 2022. [geraadpleegd op 17 mei  2023]. Available from: https://open.overheid.nl/documenten/ronl-85e3ff1a45bee4d9ffaba9129388a002d1a01b02/pdf.

 

 

Dankwoord

Wij danken alle deelnemers aan de focusgroepen heel hartelijk voor hun bijdrage aan dit onderzoek. Daarnaast willen wij de klankbordgroep, bestaande uit Rob van Kessel, Clementine Wijkmans, Ivo Joore, Aimée Tjon-A-Tsien, Gini van Rijckevorsel en Michelle Stadlander, bedanken voor het kritisch meedenken. Tenslotte bedanken wij Laura Meddens voor haar hulp bij het coderen.