Infectieziekten Bulletin, maart 2025

Auteurs

Sarah van Hameren, RIVM-LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)
Thom Roozenbeek, RIVM-BDR en promovendus RUG

Wat is SocioVax?

De overgrote meerderheid van de Nederlandse kinderen neemt deel aan het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Deze hoge deelname zorgt ervoor dat veel ernstige ziekte en sterfte aan infectieziekten worden voorkomen. Er is echter een dalende trend te zien in het aantal kinderen dat meedoet aan het RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma) (1). Als onvoldoende kinderen zich laten vaccineren, krijgen we weer vaker te maken met (uitbraken van) de ziektes waartegen wordt gevaccineerd. Het is daarom belangrijk om goed te weten waarom mensen zichzelf of hun kinderen wel of niet laten vaccineren. Welke factoren spelen hierbij een rol? Welke verschillen zien we tussen mensen en hoe kunnen we deze verschillen verklaren?  

Het RIVM onderzoekt deze vragen in het onderzoeksprogramma SocioVax. Ook brengt het RIVM in kaart welke aanpak het beste werkt om mensen goed te informeren en te helpen bij hun keuze. En hoe vaccinatieprogramma’s kunnen worden aangeboden, zodat meedoen zo makkelijk mogelijk is. Hierbij werkt het RIVM nauw samen met GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en en JGZ Jeugdgezondheidszorg (Jeugdgezondheidszorg)-organisaties, en andere betrokken partijen en onderzoeksteams.  

Wat laat het eerste SocioVax-onderzoek zien? 

Het SocioVax-programma ging in 2023 van start. De eerste stap was oriënterend, door middel van een interviewstudie. Hiervoor zijn gesprekken gehouden met JGZ-professionals uit het hele land over hun ervaringen met de uitvoering van het RVP (2). Daarnaast is er literatuuronderzoek uitgevoerd naar welke elementen of omstandigheden (determinanten) een rol spelen bij het maken van de keuze om wel of niet te vaccineren (3). Ook is er literatuuronderzoek gedaan naar welke interventies kunnen bijdragen om de vaccinatiegraad te verhogen (2). Uit het literatuuronderzoek naar determinanten van vaccinatiegedrag en mogelijk effectieve interventies, en uit de gesprekken met JGZ-organisaties, komt een aantal aandachtspunten naar voren. Hieronder volgt een korte samenvatting van de resultaten. Zie voor de volledige resultaten van de literatuuronderzoeken en de gesprekken met JGZ-professionals de SocioVax-webpagina

1. Communicatie 

Veel van de opgedane inzichten gaan over communicatie. Een relevant inzicht uit het literatuuronderzoek is dat het aanbevelen van een vaccinatie door een zorgverlener op een directe manier - de literatuur beschrijft dit als een mededeling die geen reactie vereist, zoals ‘ik raad aan…’ of ‘er ligt een vaccinatie voor je klaar’ - mogelijk kan bijdragen aan een hogere vaccinatiegraad (4). JGZ-medewerkers in ons onderzoek gaven aan dat zij ouders goed willen informeren en ook adviseren, en altijd het gesprek aangaan als ouders daar behoefte aan hebben. In hoeverre in Nederland directe aanbevelingen worden gedaan, zoals beschreven in de literatuur, is niet duidelijk.  

Daarnaast kwam in de literatuur en in de gesprekken met de JGZ het toegankelijk maken van communicatie veel aan bod. Toegankelijke communicatie draait om het goed aansluiten bij de doelgroep en is op verschillende manieren inzetbaar. Zo kan de vorm van de boodschap worden aangepast, zoals het begrijpelijk maken van de informatie op het taalniveau van de doelgroep, waarbij rekening wordt gehouden met achtergrond en cultuur. Ook is de inzet van sleutelpersonen mogelijk. Dit zijn mensen die in een maatschappelijke groep worden vertrouwd en van wie de kennis wordt erkend. Zoals de dominee of imam,  ervaringsdeskundigen of de huisarts. Daarnaast is het belangrijk om de informatie te verspreiden op locaties waar de doelgroep vaak te vinden is, zoals kinderdagverblijven of scholen (2). 

2. Barrières 

Toegankelijkheid speelt niet alleen een rol binnen communicatie, maar ook in de fysieke omgeving. Internationale literatuur laat zien dat verschillende barrières van invloed kunnen zijn op de vaccinatiegraad. Zo zijn er barrières die meer persoonlijk van aard zijn, zoals weinig tijd hebben of geen vervoer kunnen regelen. Andere barrières gaan over (de organisatie van) het vaccinatiesysteem, zoals hoe gemakkelijk de vaccinatielocatie te bereiken is en of er een herinnering wordt gestuurd. Het sturen van een herinnering om zich te laten vaccineren lijkt effectief te zijn in het verhogen van de vaccinatiegraad bij verschillende doelgroepen en in verschillende vormen, zoals per sms, e-mail of brief (5-7). Ook een herinnering aan de zorgverlener dat iemand in aanmerking komt voor vaccinatie draagt hieraan bij.  

De JGZ-medewerkers benoemden dat vaccinatieherinneringen al worden toegepast, maar dat verfijningen mogelijk zijn. Zo gaven enkele JGZ-medewerkers aan dat in hun regio niet na alle gemiste vaccinatie-afspraken herinneringen worden ingezet.  

Om de fysieke toegankelijkheid verder te verbeteren, kunnen vaccinaties worden  aangeboden op locaties waar de doelgroep al regelmatig komt. Een voorbeeld hiervan is het aanbieden op school. Het literatuuronderzoek laat zien dat het aanbieden van vaccinaties op scholen kan bijdragen aan het verhogen van de vaccinatiegraad. Dit werd vooral gevonden in literatuur over HPV humaan papillomavirus (humaan papillomavirus)-vaccinaties (8). In Nederland is vaccineren op school nog niet gebruikelijk . 

3. Sociale processen 

Er zijn factoren die invloed hebben op de vaccinatiegraad, maar waar minder op ingezet wordt met interventies. Dit heeft vaak als reden dat deze factoren niet of minder makkelijk te veranderen zijn, ook al spelen ze een belangrijke rol. Een voorbeeld hiervan is de invloed van sociale normen. Sociale normen verwijzen naar (ongeschreven) regels die bepalen wat binnen een bepaalde groep mensen als ‘acceptabel’ of ‘verwacht gedrag’ wordt gezien. Afhankelijk van de sociale norm kan deze zowel leiden tot een hogere vaccinatiegraad, als tot een lagere vaccinatiegraad. Onderzoek liet bijvoorbeeld zien dat ouders hun beslissing om hun kinderen wel of niet te laten vaccineren deels laten leiden door de keuzes van anderen in hun sociale kring. Hoewel sommige factoren niet of moeilijk te veranderen zijn, is het wél belangrijk er goed zicht op te hebben. Een compleet beeld van mogelijk invloedrijke factoren is nodig om vaccinatiedeelname bij verschillende mensen goed te begrijpen, zodat interventies beter af te stemmen zijn op verschillende behoeftes (3). 

4. Gecombineerde interventies 

Een combinatie van verschillende aanpakken werkt vaak beter dan één enkele aanpak. Een verklaring hiervoor kan zijn dat beslissingen over vaccinaties complex zijn, waarbij verschillende factoren een rol spelen. Door meerdere aanpakken te combineren, kan er beter worden ingespeeld op al die verschillende factoren (2). 

Wat staat er op de planning voor 2025? 

Twee keer per jaar doet SocioVax een vragenlijstonderzoek naar:  

  • de vaccinatiebereidheid en -deelname;  

  • factoren die hiermee samenhangen (zoals percepties over vaccinaties en vertrouwen in instanties); 

  • ervaringen met vaccinatiedienstverlening  (zoals de dienstverlening op het consultatiebureau).  

De vragenlijst geeft inzicht in wat mensen motiveert in hun vaccinatiekeuze en wat eventuele praktische overwegingen zijn om wel of niet te vaccineren. Omdat de  vragenlijst wordt herhaald, is het mogelijk om eventuele veranderingen in vaccinatiebereidheid en -deelname, alsmede veranderingen in factoren die hiermee samenhangen, waar te nemen over tijd. Ook geeft het een beeld van verschillen tussen groepen mensen en hoe we deze verschillen kunnen verklaren. De eerste vragenlijst is in de zomer van 2024 uitgezet onder de deelnemers. De resultaten worden waarschijnlijk begin 2025 gepubliceerd op de SocioVax-webpagina en zijn ook te lezen in een  volgende editie van het Infectieziekten Bulletin. Daarnaast werkt SocioVax aan het faciliteren van verdiepende onderzoeken in de regio’s, bijvoorbeeld naar een teruglopende vaccinatiedeelname in een specifieke wijk of het testen en evalueren van een veelbelovende interventie om vaccinaties toegankelijker te maken. Dit doen we in nauwe samenwerking met de GGD en JGZ.   

In de rest van dit artikel lichten we één relevante sociaalwetenschappelijke factor uit, namelijk de mate waarin mensen vertrouwen in instanties hebben. Uit de literatuur is bekend dat vertrouwen een belangrijke rol speelt in vaccinatiebereidheid en -deelname. Het vragenlijstonderzoek van SocioVax biedt aanknopingspunten voor het onderzoeken van de rol van vertrouwen, en dit zal in de toekomst verder worden uitgebouwd in verdiepend- en interventieonderzoek. 

Onderzoek naar de rol van vertrouwen en misinformatie op maatschappelijke vraagstukken

Er is nog weinig onderzoek gedaan dat in samenhang heeft gekeken naar zowel de rol van vertrouwen, als die van misinformatie, op maatschappelijke uitkomsten zoals een lagere vaccinatiebereidheid. Thom Roozenbeek (parttime) promovendus bij de Universiteit Groningen en bestuursadviseur bij het RIVM, onderzoekt tijdens zijn promotietraject onder meer of het verband tussen geloof in misinformatie en vaccinatiebereidheid verschilt tussen mensen met veel en weinig vertrouwen in de overheid.  

Vaccinaties zijn al decennialang omgeven met mythes, foutieve en misleidende informatie. Denk aan het hardnekkige gerucht dat vaccinaties voor kinderen autisme zouden veroorzaken. Ondanks het feit dat de studie waarin dit verband zou zijn aangetoond is teruggetrokken vanwege frauduleuze en onethische praktijken van de onderzoekers, en dat het verband talloze keren is ontkracht, blijkt uit onderzoeken naar vaccinatiebereidheid dat dergelijke zorgen vandaag de dag nog steeds spelen. 

Valse vs. misleidende informatie 

In de literatuur wordt de term misinformatie vaak als paraplubegrip gebruikt voor foutieve of misleidende informatie, ongeacht de intentie van de verspreider en de bron van de informatie. In deze definitie wordt zowel valse als misleidende informatie geschaard onder de noemer misinformatie. Maar het verschil tussen deze twee is wel belangrijk. Neem de headline van een artikel dat in 2021 in de Chicago Tribune verscheen: “A healthy doctor died two weeks after getting a COVID-19 vaccine. CDC is investigating why”. Technisch gezien was ieder woord in deze kop correct. De betreffende arts is inderdaad overleden, en de CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention) heeft inderdaad onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak en of dit gerelateerd was aan de vaccinatie. Toch kan dit artikel wel degelijk als misinformatie worden geclassificeerd. Niet vanwege de feitelijke inhoud van de kop, maar vanwege de impliciete boodschap: gesuggereerd wordt dat de arts overleed omdat hij zich liet vaccineren. Ook het woordje “healthy” is sterk misleidend, omdat het de suggestie oproept dat er toch geen andere doodsoorzaak dan die vaccinatie kan zijn; de dokter was immers gezond. Toen later werd vastgesteld dat de vaccinatie en de doodsoorzaak niet gerelateerd waren, was het kwaad al geschied. Het artikel was viral gegaan en talloze keren gedeeld op sociale media.  We kunnen niet zomaar zeggen dat er dóór dit artikel minder mensen zijn gevaccineerd, maar het is aan te nemen dat het in ieder geval niet heeft bijgedragen aan de vaccinatiebereidheid. 

Wortel of katalysator? 

Methodologisch gezien is het vaststellen van een causaal verband tussen twee variabelen op zijn zachtst gezegd een uitdaging. Dat is met misinformatie niet anders. Op het eerste gezicht lijkt het misschien logisch om te veronderstellen dat misinformatie allerlei maatschappelijke gevolgen heeft. Zo oogt de stelling dat misinformatie eerder bijdraagt aan polarisatie in de samenleving dan dat het polarisatie doet afnemen, op zichzelf best plausibel. Maar, om vast te stellen of mensen ervoor kiezen een alternatieve behandeling voor kanker te ondergaan of besluiten hun kinderen niet te vaccineren omdat zij misinformatie zagen en geloofden, is andere koek. Wetenschappers buigen zich momenteel dan ook over de vraag of misinformatie daadwerkelijk de oorzaak is van maatschappelijke uitkomsten (bijvoorbeeld doordat misinformatie leidt tot een toename van twijfels van mensen over vaccinaties), of dat misinformatie eerder een symptoom is van dieperliggende problemen, zoals een erosie van vertrouwen in instituties (9). Vanuit het tweede perspectief zou misinformatie werken als een soort katalysator: misinformatie vergroot bestaande problemen uit, maar is op zichzelf niet de wortel van die problemen. Deze vraag heeft ook consequenties voor potentiële interventies: moeten die zich juist richten op het weerbaar maken van mensen tegen misinformatie, of heeft dat weinig zin als het probleem in kwestie een andere wortel heeft?  

Veel of weinig vertrouwen in de overheid 

Het concept ‘vertrouwen’ heeft een belangrijke plek in het promotieonderzoek. Er wordt onderzocht of het verband tussen geloof in misinformatie en vaccinatiebereidheid verschilt bij mensen met veel en weinig vertrouwen in de overheid. Werkt vertrouwen als een buffer, of zijn de gevolgen van misinformatie juist groter voor mensen die de overheid wél vertrouw(d)en? En hoe is wantrouwen in instanties en geloof in misinformatie aan elkaar gelinkt? Is er sprake van een zichzelf versterkende cyclus waarbij sceptische burgers zich wenden tot platforms en informatie die hun wantrouwen steeds verder aanwakkeren?   

Meten van vertrouwen 

Op zichzelf kunnen mensen soms legitieme redenen hebben om kritisch te zijn op de overheid. Denk aan gedupeerden van de toeslagenaffaire of van de aardbevingsschade in Groningen. Wantrouwen kan voortkomen uit negatieve ervaringen met de overheid. De bestuurskunde wijst ons bovendien op het gegeven dat vertrouwen volatiel is (het komt te voet en gaat te paard), en leert ons dat er niet zoiets is als één overheid (10). Het is immers een geheel van allerlei instituties. Het meten van vertrouwen komt daardoor heel precies. Indien je de algemene vraag stelt of mensen de overheid vertrouwen, zal het antwoord voor sommigen negatief zijn. Daarom kijken we in het SocioVax onderzoek naar de mate van vertrouwen die mensen hebben in allerlei verschillende instituties, zoals het Kabinet, de Tweede Kamer, de wetenschap, de gezondheidszorg, en de GGD’en, maar ook naar de vraag of dit vertrouwen verschilt ten opzichte van het vertrouwen dat mensen hebben in de specifieke kennis en kunde van overheidsorganisaties over vaccinaties.  

Voorlopige resultaten 

De eerste voorlopige resultaten laten zien dat misinformatie een belangrijke rol speelt bij vaccinatieattitudes en gedragingen. Deelnemers die vatbaar zijn voor desinformatie uiten aanzienlijk vaker zorgen of aarzelingen, of gaven zelfs aan hun kind(eren) niet te vaccineren. Uit de eerste bevindingen blijkt ook dat vertrouwen in instituties een onmiskenbare rol speelt, zelfs wanneer er rekening wordt gehouden met andere factoren zoals sociaalgeografische kenmerken. Het onderzoek kan zowel een bijdrage leveren aan het wetenschappelijke debat, als inzichten te leveren die relevant zijn voor beleid.

  1. RIVM. Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. Verslagjaar 2024. 2024. 
  2. RIVM. Inzichten interventies 2024 Available from: https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/sociovax/inzichten-interventies
  3. RIVM. Literatuuronderzoek SocioVax: Vaccinatiebereidheid en vaccinatiedeelname 2024
    Available from: https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/sociovax/literatuuronderzoek
  4. Constable C, Ferguson K, Nicholson J, Quinn GP general practitioner (general practitioner). Clinician communication strategies associated with increased uptake of the human papillomavirus (HPV humaan papillomavirus (humaan papillomavirus)) vaccine: A systematic review. CA Cancer J Clin. 2022;72(6):561-9. 
  5. Mohamed R, Kelly KM, Nili M, Kelley GA. A systematic review with meta-analysis of parental interventions for human papillomavirus vaccine uptake. J Am Pharm Assoc (2003). 2022;62(4):1142-53. 
  6. Eisenhauer L, Hansen BR, Pandian V. Strategies to improve human papillomavirus vaccination rates among adolescents in family practice settings in the United States: A systematic review. J Clin Nurs. 2021;30(3-4):341-56. 
  7. Lott BE, Okusanya BO, Anderson EJ, Kram NA, Rodriguez M, Thomson CA, et al. Interventions to increase uptake of Human Papillomavirus (HPV) vaccination in minority populations: A systematic review. Prev Med Rep. 2020;19:101163. 
  8. NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg). Maatregelen om de vaccinatiegraad in Nederland te verhogen. Een verkenning. . 2019. 
  9. Tay LQ, Lewandowsky S, Hurlstone MJ, Kurz T, Ecker UKH. Thinking clearly about misinformation. Communications Psychology. 2024;2(1):4. 
  10. Uslaner E. Is Washington really the problem. 2001.