Hoe goed een test werkt, hangt af van twee eigenschappen van de test: specificiteit en sensitiviteit. 

Uitleg testeigenschappen bij bevolkingsonderzoeken

Uitleg testeigenschappen bij bevolkingsonderzoeken

Bevolkingsonderzoek is een vorm van screening die door de overheid wordt aangeboden.
Grote groepen mensen krijgen dan een medisch onderzoek naar een bepaalde ernstige ziekte...
terwijl ze géén klachten hebben die bij die ziekte zouden kunnen passen.
Zo zijn er bijvoorbeeld de bevolkingsonderzoeken naar kanker.
Ook screeningen tijdens de zwangerschap en net na de bevalling vallen onder bevolkingsonderzoek.
Zoals de 20 wekenecho en de hielprik.
De bevolkingsonderzoeken worden gedaan met behulp van testen.
Een test moet onderscheid kunnen maken tussen zieke en niet-zieke mensen.
Hoe goed een test dat onderscheid kan maken...
hangt af van de sensitiviteit en de specificiteit van een test.
Wat is dat?
De sensitiviteit is de kans dat de testuitslag ‘positief’...
of ‘afwijkend’ is bij mensen die de ziekte ook écht hebben.
Het zegt dus iets over hoe goed de test de ziekte kan opsporen.
Stel dat 1000 mensen de ziekte hebben.
De test spoort 800 van hen op.
De sensitiviteit is dan 80%.
Dit betekent dus dat 200 van die 1000 mensen...
een negatieve testuitslag krijgen, terwijl ze wel ziek zijn.
Ze zijn dan ‘fout-negatief getest’.
Dit leidt tot valse geruststelling.
De specificiteit is de kans dat de testuitslag ‘negatief’ of ‘niet-afwijkend’ is...
bij mensen die de ziekte ook inderdaad níet hebben.
Stel dat 1000 mensen de ziekte niet hebben.
De test wijst 950 van hen aan als niet ziek.
De specificiteit is dan 95%.
50 van die 1000 mensen krijgen een positieve testuitslag, ook al hebben ze de ziekte niet.
Ze zijn ‘fout-positief getest.’
Dit leidt tot onnodige ongerustheid.
Hoe hoger de sensitiviteit en specificiteit, hoe betrouwbaarder de test.
De positief voorspellende waarde van een test, zegt óók iets over hoe goed de test is
Als iemand een afwijkende uitslag heeft ontvangen...
geeft de positief voorspellende waarde aan hoe groot de kans is...
dat iemand ook daadwerkelijk de afwijking of ziekte heeft.
Als de positief voorspellende waarde van een test bijvoorbeeld 70% is...
zullen 700 van de 1000 mensen die positief getest zijn ook daadwerkelijk de ziekte hebben.
Ongeveer een derde van de mensen heeft dan een fout-positieve uitslag.
Bevolkingsonderzoeken zijn waardevol en kunnen een ernstige ziekte vroeg opsporen.
Maar hoe góed de testen ook zijn, ze zijn niet 100% betrouwbaar.
Wilt u meer weten?
Ga naar www.rivm.nl/bevolkingsonderzoeken

Wat is specificiteit?

De specificiteit van een test is de kans dat de test een uitslag “negatief” of “niet-afwijkend” geeft bij mensen die de ziekte niet hebben. Of anders gezegd: de specificiteit van een test is het percentage terecht-negatieve uitslagen onder de niet-zieke personen. Hoe hoger de specificiteit is, hoe beter de test gezonde mensen als gezond aanwijst.

Een test met een lage specificiteit geeft ook aan veel gezonde deelnemers de uitslag dat ze ziek zijn. Zij krijgen onterecht een uitslag dat ze ziek zijn (fout-positieve uitslag).

Afbeelding uit animatie met uitleg over specificiteit

Wat is sensitiviteit?

De sensitiviteit van een test is de kans dat de test een uitslag “positief” of “afwijkend” geeft bij mensen die de ziekte hebben. Of anders gezegd: de sensitiviteit van een test is het percentage  terecht positieve uitslagen onder de zieke personen. Hoe hoger de sensitiviteit is, hoe beter de test zieke mensen opspoort. 
Een test met een lage sensitiviteit mist veel deelnemers die de ziekte wel hebben. Zij krijgen onterecht een uitslag dat ze niet ziek zijn  (fout-negatieve uitslag).

Uitleg van sensiviteit van een bevolkingsonderzoek

Keuze test: afwegen tussen sensitiviteit en specificiteit

Voor alle screenings geldt dat bij de keuze van de test de gewenste sensitiviteit en specificiteit moeten worden overwogen. Specificiteit verwijst naar de mensen die niet ziek zijn. Dit zijn er bij een bevolkingsonderzoek altijd relatief veel. Kleine variaties van de specificiteit hebben dan gevolgen voor veel mensen. Aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker bijvoorbeeld nemen ieder jaar ongeveer 500.000 vrouwen deel. Een test met een specificiteit van 98% betekent dat ieder jaar 10.000 gezonde vrouwen onterecht een verwijzing krijgen voor verder onderzoek. Zij zijn onterecht een tijdje ongerust. Een aantal van hen blijft onterecht ongerust.

Variaties in sensitiviteit hebben gevolgen voor minder mensen. Sensitiviteit verwijst naar de mensen die ziek zijn. Dit zijn er bij een bevolkingsonderzoek meestal relatief weinig. Zelfs grote variaties van de sensitiviteit hebben dus slechts gevolgen voor een beperkt aantal mensen. De gevolgen zijn voor hen wel groot: ze krijgen onterecht de boodschap dat ze de aandoening niet hebben.

De beste testen zijn testen met een sensitiviteit van 100% (iedereen die de ziekte heeft wordt verwezen voor verder onderzoek) en een specificiteit van 100% (niemand uit de groep die de ziekte niet heeft wordt verwezen). Er zijn niet veel van zulke testen. Dat betekent dat veel testen een deel van de deelnemers onterecht als ziek of gezond aanwijzen. Dan zijn de sensitiviteit en de specificiteit dus lager dan 100%.

Bij de keuze van een test moeten sensitiviteit en specificiteit tegen elkaar worden afgewogen. Beslissingen hebben gevolgen voor het aantal fout-positieve en fout-negatieve uitslagen.

Meer informatie