In het dagelijks leven wordt iedereen in meer of mindere mate aan elektromagnetische velden blootgesteld. De informatie op deze pagina is bedoeld voor mensen die zich afvragen hoe sterk deze velden zijn en zich zorgen maken over de mogelijke gevolgen voor hun gezondheid.

Bronnen en risico's

De blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden hangt af van waar mensen zich bevinden en wat zij doen. Het is daardoor niet eenvoudig om een uitspraak te doen over de sterkte van de velden waaraan een individu wordt blootgesteld. Er zijn wel allerlei (inter)nationale onderzoeken gedaan, waarin voor bepaalde type locaties (ook wel micro-omgevingen) en voor dagelijkse activiteiten de sterkte van velden is gemeten of berekend.

Op basis van de tijd die mensen aan een activiteit besteden of zich in een micro-omgeving bevinden, kan een gemiddelde blootstelling worden bepaald. Uit de metingen blijkt dat de hoogste blootstelling aan laagfrequente magnetische velden met een frequentie van 50 hertz optreedt bij bovengrondse hoogspanningslijnen en dichtbij sommige apparatuur met elektromotoren, zoals scheerapparaten en opladers voor laptop of telefoon. Voor radiofrequente elektromagnetische velden levert zelf bellen de grootste bijdrage aan de blootstelling, gevolgd door de bijdrage van mensen die mobiel bellen in de omgeving, draadloze DECT Digital Enhanced Cordless Telecommunications (Digital Enhanced Cordless Telecommunications)-telefoons en basisstations voor mobiele telecommunicatie. De hoogste blootstelling ontstaat daar waar veel mensen bij elkaar zijn, zoals in het openbaar vervoer, op treinstations, in winkelcentra en in cafés.

Het is bekend dat er gezondheidseffecten op de korte termijn kunnen optreden. Laagfrequente velden kunnen, als ze sterk genoeg zijn, leiden tot duizeligheid, het zien van lichtflitsen en het voelen van tintelingen of pijn door prikkeling van zenuwen. Radiofrequente velden kunnen, als ze sterk genoeg zijn, leiden tot oververhitting en schade aan weefsels en organen. Zowel voor laagfrequente als radiofrequente velden zijn er limieten vastgesteld, waaronder deze effecten niet optreden. Bepaalde bronnen van elektromagnetische velden kunnen in de buurt ervan wel risico's geven voor dragers van een actief medisch hulpmiddel, zoals een pacemaker. Bij het informeren van burgers over bronnen en risico's van elektromagnetische velden kunnen professionals eenvoudig beeldmateriaal van het RIVM gebruiken.

Gezondheidseffecten op de lange termijn zijn onvoldoende bekend. Onderzoek naar mogelijke gezondheidseffecten op de lange termijn door blootstelling aan velden onder de limieten is nog in volle gang. Uit wetenschappelijke onderzoeken die groepen kinderen vergelijken die dichtbij en veraf van een bovengrondse hoogspanningslijn wonen, komen aanwijzingen naar voren dat de kinderen die gemiddeld over een jaar boven 0,3 à 0,4 microtesla blootgesteld worden, mogelijk een hogere kans hebben om leukemie te krijgen.

Sommige mensen ervaren gezondheidsklachten als zij in de buurt komen van bronnen die elektromagnetische velden produceren. Dit wordt "elektrogevoeligheid" genoemd. Het gaat hierbij om bronnen binnenshuis en buitenshuis. Voorbeelden van gezondheidsklachten die mensen melden zijn hoofd-, spier- en gewrichtspijn, hartritmestoringen, huidproblemen, moeheid en concentratieproblemen.

Het RIVM draagt actief bij aan de voorlichting over risico's van elektromagnetische velden door deel te nemen aan en kennis in te brengen in het Kennisplatform Elektromagnetische velden.

Wet- en regelgeving

In Nederland worden veelal de limieten uit de Europese Aanbeveling voor de beperking van blootstelling aan elektromagnetische velden (nummer 1999/519/EG Europese Gemeenschap (Europese Gemeenschap)) gebruikt om aan te tonen dat de gezondheid van de bevolking voldoende wordt beschermd. Die blootstellingslimieten zijn gebaseerd op wetenschappelijk bewezen risico’s voor de gezondheid op de korte termijn. Lage frequenties kunnen zintuigen of zenuwen prikkelen, hoge frequenties kunnen tot opwarming van het lichaam leiden. Het RIVM heeft informatie verzameld over de blootstelling van burgers in Nederland en eventuele overschrijding van de blootstellingslimieten.

Beleid bovengrondse hoogspanningslijnen

Vanwege de aanwijzingen voor een mogelijk verhoogde kans op kinderleukemie hanteert de Nederlandse overheid voorzorgbeleid bij bovengrondse hoogspanningslijnen. Het beleid is een advies aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke ordening en de netbeheerders voor elektriciteit. Het is erop gericht om te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarin kinderen langdurig aan magnetische velden boven de 0,4 microtesla van bovengrondse hoogspanningslijnen worden blootgesteld. Omdat er wel een samenhang tussen magnetische velden en een mogelijk verhoogde kans op leukemie aangetoond is, maar geen oorzakelijk verband (bewezen relatie tussen blootstelling en ziekte), geldt het beleidsadvies alleen voor nieuwe situaties. Voorbeelden daarvan zijn de aanleg van nieuwe hoogspanningslijnen en het plannen van nieuwe woningen bij bestaande hoogspanningslijnen.

Beleid antennes

Sinds 2000 bestaat in Nederland het Nationaal Antennebeleid voor het plaatsen van antennes. Het verstrekken van informatie via het Antennebureau en het Antenneregister aan de samenleving over het antennebeleid en gezondheid is onderdeel van dit beleid. In het kader van het Nationaal Antennebeleid hebben de Rijksoverheid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de aanbieders van mobiele communicatie een convenant gesloten. In het convenant is onder andere de procedure bij plaatsing van zendmasten vastgelegd en is bepaald dat aanbieders ervoor zorgen dat op vrij toegankelijke plaatsen de velden van antenne-installaties niet sterker zijn dan de limieten in de Europese aanbeveling.

Onderzoek van het RIVM

In de afgelopen jaren heeft het RIVM diverse onderzoeken op het gebied van alledaagse blootstelling aan elektromagnetische velden uitgevoerd:

Verkenning van de blootstelling aan elektromagnetische velden afkomstig van 5G-systemen: Small cells en massive MIMO

Het RIVM heeft op verzoek van het Agentschap Telekom onderzoek gedaan naar de blootstelling aan elektromagnetische velden van 5G-systemen voor mobiele netwerken. Uit de eerste metingen en berekeningen aan 5G-systemen blijkt dat de blootstelling aan de elektromagnetische velden van losse antennes en gebruikerstoestellen lager is dan de limieten die de Europese Unie aanbeveelt. De verwachting vanuit de bestudeerde literatuur is dat het aantal bronnen zal toenemen. ook is er sprake van toenemend gebruik van datacommunicatie. Voor meer informatie zie het RIVM-rapport: "Verkenning van de blootstelling aan elektromagnetische velden afkomstig van 5G-systemen: Small cells en massive MIMO"

Bronnen van elektromagnetische velden en blootstelling van mensen

Het RIVM heeft op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM Infrastructuur en Milieu (Infrastructuur en Milieu)) wetenschappelijk literatuuronderzoek uitgevoerd. Onderzocht zijn de bronnen en sterktes van elektromagnetische velden waaraan mensen in Nederland kunnen blootstaan. Voor de meeste bronnen blijken de aanbevolen limieten niet te worden overschreden. Om meer inzicht te krijgen in de werkelijke blootstelling, nu en in de toekomst, is verder onderzoek nodig. Voor meer informatie zie het RIVM-rapport: 'Bronnen van elektromagnetische velden en blootstelling van burgers'.

Onderzoek in het kader van het ZonMw-programma 'Elektromagnetische Velden en Gezondheid'

In het kader van het ZonMw-programma 'Elektromagnetische Velden en Gezondheid' heeft het RIVM diverse wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd naar de alledaagse blootstelling.

Voor radiofrequente bronnen, zoals radio, televisie en telecommunicatie, is de blootstelling voor 39 alledaagse activiteiten en micro-omgevingen in 2010 in Nederland bepaald. Hierbij hadden 98 vrijwilligers gedurende 24 uur een draagbaar meetinstrument, een GPS Global Positioning System (Global Positioning System) en een activiteitendagboek bij zich. Voor elke vrijwilliger is de gemiddelde blootstelling over 24 uur bepaald. Deze daggemiddelde blootstelling varieerde tussen de vrijwilligers van 0,015 tot 2,37 mW/m2 milliwatt per vierkante meter (milliwatt per vierkante meter) (milliwatt per vierkante meter) en bleek gemiddeld over alle vrijwilligers 0,18 mW/m2 te zijn.

Deze meetgegevens zijn in combinatie met een vragenlijst naar de activiteiten van de deelnemers gedurende 24 uur gebruikt om de blootstelling van groepen mensen te berekenen. Op deze manier kan bij groepen mensen van meer dan duizend personen worden bekeken of er een verband is tussen een bepaalde blootstelling en een gezondheidseffect (zogenaamd epidemiologisch onderzoek). Uit herhaalde metingen van onder andere het Agentschap Telecom en de Universiteit Utrecht blijkt dat door gebruik van nieuwe draadloze communicatieapparatuur, zoals smartphones, in de afgelopen jaren de blootstelling in sterkte is toegenomen, maar deze blijft desondanks ver onder de blootstellingslimieten.

Voor bronnen van laagfrequente velden is de blootstelling op eenzelfde manier bepaald. De activiteiten met de hoogste gemiddelde blootstelling zijn slapen, strijken en koken met elektrische apparatuur. Tijdens het slapen draagt een elektrische wekkerradio naast het hoofd of een actieve oplader van een mobiele telefoon het meest bij aan de blootstelling. De daggemiddelde blootstelling varieerde tussen de vrijwilligers van 0,013 tot 2,03 microtesla. Gemiddeld werden de vrijwilligers blootgesteld aan 0,132 microtesla. De blootstelling lijkt over de jaren gelijk te blijven en nam voor deze laagfrequente velden in sommige gevallen zelfs af.

Naast meetonderzoek naar persoonsblootstellingen werkt het RIVM ook samen met de Rijksdienst Digitale Infrastructuur (RDI) aan het kalibreren van meetinstrumenten en het ontwikkelen van innovatieve meetmethoden. Hierdoor kunnen mobiele metingen aan radiofrequente elektromagnetische velden die de RDI jaarlijks door heel Nederland op de N-wegen en in de straten van een aantal steden voor de etherregulatie van geveilde zendlicenties doet worden hergebruikt in blootstellingsonderzoek. Op deze manier kan voor een specifiek gebied het verloop van de blootstelling (sterkte van de velden) en het gebruik van verschillende frequentiebanden in de tijd gevolgd worden. Ook kunnen de verschillen in de blootstelling tussen gebieden worden vergeleken met de verschillen in het voorkomen van bepaalde gezondheidseffecten.

Het RIVM heeft ook gewerkt aan het modelleren van de sterkte van de velden en het valideren van modellen met metingen (kijken of modellen overeenstemmen met metingen), zowel bij blootstelling aan laagfrequente magnetische velden van hoogspanningslijnen als alledaagse blootstelling aan radiofrequente velden van zenders.

Het RIVM werkt samen met binnen- en buitenlandse organisaties over blootstellingsmetingen en  berekeningen, de RDI, het VU Vrije Universiteit Amsterdam (Vrije Universiteit Amsterdam) Medisch Centrum, de Universiteiten van Amsterdam, Utrecht, Gent en Basel, het Austrian Institute of Technology GmbH Gesellschaft mit beschränkter Haftung (Gesellschaft mit beschränkter Haftung), Centre for Research in Environmental Epidemiology (CREAL Centre for Research in Environmental Epidemiology (Centre for Research in Environmental Epidemiology)), French National Institute for Industrial Environment and Risks (INERIS French National Institute for Industrial Environment and Risks (French National Institute for Industrial Environment and Risks)), Institute of Non-ionizing Radiation of Slovenia (INIS Institute of Non-ionizing Radiation of Slovenia (Institute of Non-ionizing Radiation of Slovenia)), Karolinska Institute, National Research Institute for Radiobiology and Radiohygiene of Hungary, Public Health England en de World Health Organization (WHO World Health Organization (World Health Organization )). Ook op het gebied van gezondheidseffecten en werkelijke of zelfgerapporteerde blootstelling werkt het RIVM samen met instellingen zoals het NIVEL Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg), de Gezondheidsraad, de World Health Organization (WHO), het VU;Medisch Centrum, de Universiteit Utrecht en King’s College London.

Vergelijking van internationaal beleid met betrekking tot elektromagnetische velden

Wet- en regelgeving voor de bevolking kan per land verschillen, omdat het omgaan met wetenschappelijke bewijzen, onzekere risico's en maatschappelijke belangen verschilt. Het RIVM houdt het internationale beleid op het gebied van risico's van elektromagnetische velden bij en publiceert daar overzichten van. Het RIVM heeft het beleid ten aanzien van magnetische velden van hoogspanningslijnen in vijf Europese landen in meer detail onderzocht en vergeleken.

Voor meer informatie zie hetRIVM-document:'Comparison of international policies on electromagnetic fields' en het RIVM-rapport:'National precautionary policies on magnetic fields from power lines in Belgium, France, Germany, the Netherlands and the United Kingdom'.