Waarom wel of niet naleven van de gedragsregels?

Het wel of niet naleven van de gedragsregels kan verschillende redenen hebben. Over een aantal van deze mogelijke redenen, hebben we vragen gesteld in dit onderzoek.

Risico-inschatting

Aan de deelnemers van het onderzoek is gevraagd hoe groot zij denken dat de kans is dat ze zelf besmet raken met het coronavirus of anderen ermee besmetten. Ook is gevraagd hoe erg ze dat zouden vinden.

Van de deelnemers geeft 36% aan het (zeer) onwaarschijnlijk te vinden dat ze komende maanden besmet raken. 9% vindt dit juist (heel) waarschijnlijk. Als ze besmet zouden raken dan vindt 59% dit (heel) erg.

Bijna de helft van de mensen (49%) acht het (zeer) waarschijnlijk dat zij het virus aan anderen doorgeven als ze zelf besmet zouden zijn. Bijna iedereen (92%) zou het (heel) erg vinden het virus door te geven aan iemand anders.

66% van de deelnemers acht het (zeer) waarschijnlijk dat er een tweede golf corona besmettingen komt. 7% van de deelnemers denkt juist dat dat (zeer) onwaarschijnlijk is. Mocht er een tweede golf komen, dan vindt 88% van de deelnemers dat (heel) erg.

Verandering in risico-inschatting

Voor veranderingen over de tijd is gekeken naar de deelnemers die aan alle meetrondes hebben meegedaan. Het aantal mensen dat het (zeer) waarschijnlijk vindt besmet te raken daalt vanaf de eerste tot en met de vierde meetronde (van 14% naar 8%), maar neemt daarna weer toe tot 9%. Het percentage mensen dat het (heel) erg vindt om besmet te raken is over de verschillende meetrondes heen gestaag gestegen van 54% naar 63%. De inschatting van de kans om anderen te besmetten en de mate waarin mensen het erg vinden om anderen te besmetten blijft stabiel over de tijd.

Vanaf de vierde meting is aan de deelnemers gevraagd hoe groot zij de kans achten dat er een tweede golf met besmettingen komt en hoe erg ze dat zouden vinden. Bijna 60% vond in de vorige meting een tweede golf (zeer) waarschijnlijk en bij de laatste meting is dit toegenomen naar 66%. Het oordeel over de ernst van een tweede golf coronabesmettingen is gelijk gebleven. 

De gevoelsmatige dreiging die mensen ervaren

Aan de deelnemers van het onderzoek is gevraagd in hoeverre het virus hen emotioneel beïnvloedt. Van de deelnemers geeft 23% aan dat het virus iets is waar ze (heel) veel aan denken, 26% geeft aan hier (heel) bang voor te zijn, 34% geeft aan zich hier (veel) zorgen over te maken, 19% geeft aan hier (veel) stress door te ervaren en 25% geeft aan hier een hulpeloos gevoel te krijgen. 

Verandering van de gevoelsmatige dreiging die mensen ervaren

Voor veranderingen over de tijd is gekeken naar de deelnemers die aan alle meetrondes hebben meegedaan. Sinds de eerste meetronde daalt het percentage deelnemers dat zegt dat het coronavirus (heel) dichtbij voelt (van 51% naar 25%), iets is waar ze (heel) veel aan denken (van 44% naar 22%), een hulpeloos gevoel geeft (van 35% naar 25%) en (heel) veel stress geeft (van 26 naar 17%). Het percentage deelnemers dat aangeeft dat zij (heel) bang voor het coronavirus zijn en dat aangeeft dat het virus iets is waar zij zich (veel) zorgen over maken, nam vanaf de eerste tot en met de vierde meting af maar is daarna gestabiliseerd. Het percentage deelnemers dat het virus ervaart als iets wat zich (heel) snel verspreidt nam vanaf de eerste meetronde tot en met de vierde meetronde af van 66% naar 42%, maar stijgt sinds de vierde meetronde weer. 

Hoe goed helpen de gedragsregels?

Aan de deelnemers is gevraagd hoe goed volgens hen de gedragsregels helpen het virus tegen te gaan. Voor de meeste gedragsregels geeft 73% tot 90% aan dat de regels (heel) veel helpen. Het gebruik van mondkapjes in het openbaar vervoer scoort veel lager: 43% van de deelnemers denkt dat deze gedragsregel (heel) veel helpt. De gedragsregels waarvan de meeste mensen aangeven dat deze (heel) veel helpen zijn thuisblijven bij verkoudheid en koorts van huisgenoten (90%), drukte vermijden (90%), en geen handen schudden (89%).

Verandering in hoe goed de gedragsregels helpen

Voor veranderingen over de tijd is gekeken naar de deelnemers die aan alle metingen hebben meegedaan. Het percentage deelnemers dat denkt dat een gedragsregel (heel) veel helpt, is voor de meeste regels die vanaf de eerste meetronde zijn gemeten eerst iets toegenomen en daarna afgenomen of gestabiliseerd. De gedragsregels om zoveel mogelijk thuis te werken, drukte te vermijden en thuis te blijven bij verkoudheidsklachten van huisgenoten zijn vanaf latere meetrondes gemeten. Het percentage deelnemers dat denkt dat deze gedragsregels (heel) veel helpen, is na een eerste afname stabiel gebleven.

Een toename in het percentage deelnemers dat van mening is dat de maatregel (heel) veel helpt, is te zien voor testen bij verkoudheidsklachten en een niet-medisch mondkapje dragen in het openbaar vervoer (beide zijn vanaf de vierde meting gemeten). 

Moeilijk of makkelijk?

Aan de deelnemers van het onderzoek is gevraagd hoe moeilijk of makkelijk zij het vinden om zich aan de gedragsregels te houden. Voor een meerderheid van de maatregelen vindt ruim de helft van de deelnemers het (heel) makkelijk om zich er aan te houden. Voor het niet schudden van handen is dit zelfs 89%. De regels die als minder makkelijk worden ervaren zijn ‘altijd 1,5 meter afstand houden van andere mensen behalve binnen gezin of huishouden’, ‘zoveel mogelijk thuiswerken’, ‘buiten de spits reizen in het openbaar vervoer’ en ‘een niet-medisch mondkapje dragen in het openbaar vervoer’. 

Verandering in hoe makkelijk het opvolgen van gedragsregels is

Voor veranderingen over de tijd is gekeken naar de deelnemers die aan alle meetrondes hebben meegedaan. Het percentage deelnemers dat het (heel) makkelijk vindt om zich aan de hygiëneregels te houden (handen wassen, in de elleboog niezen, papieren zakdoek gebruiken) is na een afname bij de eerste metingen gestabiliseerd. Voor 1,5 meter afstand houden geldt dat het percentage deelnemers dat dit (heel) makkelijk vindt gedurende de verschillende meetrondes is afgenomen. Dit geldt ook voor ‘zoveel mogelijk thuis werken’, ‘drukte vermijden’ en ‘bij verkoudheid thuis blijven’ (vanaf de tweede meetronde gemeten) en voor ‘testen bij verkoudheidsklachten’ en ‘een mondkapje dragen in het openbaar vervoer’ (gemeten vanaf de vierde meetronde). De gedragsregel om geen handen te schudden wordt vanaf de eerste meetronde steeds door ongeveer 90% van de deelnemers (heel) makkelijk gevonden.

Wat doen mensen in de omgeving?

Hoe mensen in je omgeving omgaan met bepaalde maatregelen kan van invloed zijn op je eigen gedrag. Bijna 90% van de deelnemers ziet mensen in de omgeving geen handen schudden en 70% ziet mensen in de omgeving hoesten en/of niezen in de elleboog.

Maatregelen die deelnemers de omgeving het minst zien opvolgen, zijn buiten de spits reizen in het ov (39%), 20 seconden handen wassen (42%) en testen bij verkoudheidsklachten (43%).

Verandering in wat mensen in de naaste omgeving doen

Het percentage deelnemers dat ‘(helemaal) mee eens’ antwoordt op de vraag of zij de meeste mensen in hun naaste omgeving regelmatig hun handen zien wassen of minstens 1,5 meter afstand zien houden, is afgenomen. Vanaf de tweede meting zijn ook de gedragsregels om zoveel mogelijk thuis te werken, drukte te vermijden en bij verkoudheidsklachten thuis te blijven aan de deelnemers voorgelegd en vanaf de derde meting ook de gedragsregel om bij verkoudheidsklachten van huisgenoten thuis te blijven en geen bezoek te ontvangen. Het percentage deelnemers dat ‘(helemaal) mee eens’ antwoordt op de vraag of zij de meeste mensen in hun omgeving deze gedragsregels zien opvolgen is afgenomen. Voor de gedragsregels hoesten en niezen in de binnenkant van de elleboog, papieren zakdoekjes gebruiken en geen handen schudden is het percentage deelnemers dat aangeeft dat zij het (helemaal) eens zijn met de stelling dat mensen in hun naaste omgeving dat doen min of meer gelijk gebleven. 

Trend in 'Wat doen de meeste mensen in mijn omgeving'

Sla de grafiek Verandering in 'Wat doen de meeste mensen in mijn omgeving' over en ga naar de datatabel

Deze grafiek toont de resultaten uit rondes 1 (17-24 april), ronde 2 (7-12 mei), ronde 3 (27 mei-1 juni), en ronde 5 (8-12 juli). In ronde 4 is deze vraag niet gesteld. Tussen de laatste twee meetpunten zitten dus 6 weken, in plaats van 3.