Risico voor zwangere (zelf)

Op termijn ontstaan er mogelijk complicaties van een chronische infectie. Omdat vaak niet bekend is hoelang de zwangere de infectie al bij zich draagt, is het beoordelen van de noodzaak voor een verwijzing op zijn plaats. Bij acute infectie in het derde trimester van de zwangerschap is een ernstiger verloop beschreven dan bij niet-zwangeren.

Risico voor het ongeboren kind

De vrucht loopt het risico besmet te worden met het hepatitis B-virus en daardoor chronisch drager te worden. De kans op overdracht varieert van 70-90% bij een HBeAg hepatitis B-e-antigeen (hepatitis B-e-antigeen)-positieve moeder tot 10-15% bij HBeAg-negativiteit.

Risico voor pasgeborene

Bij HBV hepatitis B virus (hepatitis B virus)-geïnfecteerde pasgeborenen ontstaan bij ±4% klinische symptomen. In zeldzame gevallen (±0,4%) treedt een fulminante hepatitis op rond de derde levensmaand met vaak een fatale afloop. Bij verreweg de meeste geïnfecteerde neonaten ontstaat een HBsAg hepatitis B surface antigeen (hepatitis B surface antigeen)-dragerschap. Indien er geen behandeling plaatsvindt overlijdt 30-35% van de chronische dragers tussen het twintigste en zestigste levensjaar aan de gevolgen van cirrose of HCC hepatocellulair carcinoom (hepatocellulair carcinoom) 

Borstvoeding

Wat betreft borstvoeding geldt dat de voordelen van het geven van borstvoeding zwaarder wegen dan de theoretisch mogelijke overdracht van het virus (overdracht is nog nooit aangetoond).

Advies

Iedere zwangere wordt bij de eerste controle getest op hepatitis B. Wanneer er hepatitis B is geconstateerd, krijgt de baby kort na de geboorte antistoffen en een eerste vaccinatie toegediend. Zie ook www.draaiboekpsie.nl. Inenting tegen hepatitis B is opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma.

Naar pagina Zwangerschap en infectieziekten.

 


 

Professionals

Als bij een zwangerschapsscreening een positieve HBsAg wordt gevonden, betreft dit meestal een chronische HBV-infectie. Bij chronische infectie zijn vaak geen symptomen.

Acute HBV-infectie bij zwangeren in het eerste en tweede trimester verloopt op gelijke wijze als buiten de zwangerschap. In het derde trimester is een ernstiger beloop beschreven. Over een verhoogde frequentie van partus prematurus lopen de meningen uiteen.

Bij HBV-geïnfecteerde pasgeborenen ontstaat bij ± 4% klinische symptomen. In zeldzame gevallen  (± 0,4%) treedt een fulminante hepatitis op rond de derde levensmaand met vaak een fatale afloop. In verreweg de meeste geïnfecteerde neonaten ontstaat een HBsAg-dragerschap. Indien onbehandeld overlijdt 30-35% van de chronische dragers tussen het twintigste en zestigste levensjaar aan de gevolgen van cirrose of HCC.

Hepatitis B-vaccinatie tijdens de zwangerschap

In de praktijk lijkt vaccinatie met HBvaxPRO® en Engerix-B® tijdens de zwangerschap of borstvoeding geen probleem te zijn. Er zijn op theoretische gronden geen (ernstige) nevenwerkingen van de gecombineerde vaccins voor moeder of kind te verwachten. Voor Fendrix® zijn geen gegevens beschikbaar.
Bron: LCI-richtlijn.

Een werkneemster is zwanger geworden tijdens de hepatitis B-vaccinatieserie. Kan de vervolgvaccinatie gegeven worden of moet gewacht worden tot na de zwangerschap?

Dit hangt af van de mate van risico dat op het werk gelopen wordt. Over het algemeen geldt dat bij reëel risico op hepatitis B gevaccineerd wordt, omdat de theoretische risico’s van vaccinatie niet opwegen tegen de nadelige gevolgen van besmetting met hepatitis B.
Bron: LCI-richtlijn.

De partner van een zwangere heeft hepatitis B. Wat is het beleid ten aanzien van deze zwangere?

Nagaan of de partner, gezinsleden of huisgenoten van een HBsAg-positief persoon al antistoffen tegen hepatitis B hebben (anti-HBc hepatitis core antigeen (hepatitis core antigeen), anti-HBs hepatitis B surface antigeen (hepatitis B surface antigeen)) en of ze zelf drager zijn (HbsAg hepatitis B surface antigeen (hepatitis B surface antigeen)). Indien niet, dan dient hepatitis B-vaccinatie aangeboden te worden (vergoeding volgens Regeling Zorgverzekeringswet). Verder de gebruikelijke HbsAG hepatitis B surface antigeen (hepatitis B surface antigeen)-screening tijdens de zwangerschap verrichten.
Bron: LCI-richtlijn.

Een zwangere heeft tijdens haar werk een prikaccident gehad. Wat is het verdere beleid ten aanzien van hepatitis B?

Er is actie nodig waarbij het risico op bloedoverdraagbare aandoeningen moet worden beoordeeld. Voor hepatitis B geldt dat dit het liefst binnen 24 uur moet gebeuren. Een werkgever moet een protocol in huis hebben waarin naar de juiste instantie wordt verwezen voor afhandeling van het prikaccident. Wanneer dit niet duidelijk of niet aanwezig, dan kan de persoon na een prikaccident altijd terecht op de eerste hulp van een ziekenhuis. Bij reëel risico op hepatitis B (als de bron positief is of bij een hoog risico) wordt gevaccineerd. De theoretische risico’s van vaccinatie wegen niet op tegen de nadelige gevolgen van besmetting met hepatitis B. 
Bron: LCI-richtlijn.

Hepatitis B en borstvoeding

De voordelen van het geven van borstvoeding wegen zwaarder dan de theoretisch mogelijke overdracht van het virus die nog nooit is aangetoond.

Een zwangere meldt zich met klachten van een acute hepatitis B-infectie, wat nu?

Er zal laboratoriumonderzoek moeten worden ingezet naar een hepatitis B-infectie. De volgende antistoffen worden bepaald: HBsAg, anti-HBc en anti-HBc-IgM immuunglobuline M (immuunglobuline M) (duidt op recente infectie).
Bron: LCI-richtlijn.

Een zwangere blijkt bij screening HBsAg-positief. Wat is het verdere beleid?

Bij een positief testresultaat wordt door het laboratorium direct aanvullend onderzoek (anti-HBc, HBeAG hepatitis B-e-antigeen (hepatitis B-e-antigeen), anti-HBe hepatitis B e (hepatitis B e)) uitgevoerd op hetzelfde monster. Daarnaast moet de ALAT alanineaminotransferase (alanineaminotransferase) (leverwaarde) bepaald worden. Bij onbekend dragerschap moet een tweede bloedonderzoek plaatsvinden, ter confirmatie van HBsAg in het eerste monster (om te controleren of er geen monsters verwisseld zijn). Zwangere vrouwen die HBsAg- en HBeAg-positief zijn lopen een verhoogd risico om de ziekte over te dragen naar het kind. Zij worden daarom tijdens de zwangerschap (vóór 28 weken amenorroe) al doorverwezen naar een specialist. Als bij de specialist blijkt dat een HBV-geïnfecteerde zwangere een zeer hoog HBV-DNA deoxyribonucleic acid (deoxyribonucleic acid) (>1,0 x 109 kopieën/ml of >2,0 x105 IE/ml) heeft kan behandeling met antivirale middelen vanaf 32 weken amenorroe overwogen worden. Dit in verband met de significant hogere kans op een effectieve immuunrespons na vaccinatie bij de pasgeborene indien de virusconcentratie ten tijde van de bevalling lager is.
Bron: LCI-richtlijn.

Wat is de gepaste behandeling voor de neonaat van een zwangere HbsAg-draagster?

De kinderen dienen binnen twee uur na de geboorte passief te worden geïmmuniseerd met HBIg hepatitis B-immunoglobuline (hepatitis B-immunoglobuline). Vervolgens worden ze gevaccineerd tegen hepatitis B binnen 48 uur na de geboorte en op de leeftijd van 2, 3, 4 en 11 maanden. Deze vaccinaties vallen binnen het Rijksvaccinatieprogramma en worden toegediend door, of onder verantwoordelijkheid van, verloskundige hulpverleners (ook de vaccinatie binnen 48 uur na de geboorte). Voorts vindt serologisch onderzoek plaats bij kinderen na afloop van de gehele vaccinatiereeks, om na te gaan of het kind voldoende beschermd is of dat het ondanks vaccinatie geïnfecteerd is geraakt.
Zie ook: Checklist Bescherming tegen hepatitis B voor baby’s van dragermoeders.


Andere richtlijnen