De hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang is voor het laatst volledig herzien in 2016. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
De schoonmaakschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.
Onder Downloads vindt u tevens 2 documenten met aanvullende informatie over ziektebeelden voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en bso en over binnen- en buitenmilieu voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en bso.
1 Inleiding
Deze hygiënerichtlijn is geschreven voor alle medewerkers en beroepskrachten die werkzaam zijn in kinderdagverblijf, peuterspeelzalen of buitenschoolse opvang. De belangrijkste hygiëne-normen zijn in deze richtlijn op een rij gezet.
Doel van de richtlijn
Elke medewerker moet hygiënisch kunnen werken. U vindt in dit document zowel richtlijnen en normen over hygiëne, schoonmaak, ziektebeelden en randvoorwaarden die direct te maken hebben met de uitvoering van het werk.
Als u zich houdt aan de normen uit deze richtlijn, beperkt u het risico op het verspreiden van infectieziekten onder de kinderen en medewerkers.
De onderwerpen over binnen- en buitenmilieu en zonnebrand zijn verwijderd uit deze richtlijn. Informatie over binnen- en buitenmilieu kunt u vinden in een apart document te vinden onder Downloads. Informatie over zonveiligheid en zonnebrand vindt u op de website van het KWF.
Leeswijzer
In deze richtlijn heten de kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang samen een “kindercentrum”. Iedereen die op een kindercentrum werkt heet in de tekst “beroepskrachten” en de houders of managers heten “leidinggevende”.
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen eventueel gevolgd met tips of adviezen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2 Infectieziekten
Wat zijn infectieziekten?
Infectieziekten zijn ziekten die veroorzaakt worden door verschillende soorten bacteriën, virussen, parasieten of schimmels, we noemen deze samen “ziekteverwekkers”. Sommige zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar de meeste kunnen ziekte veroorzaken. Infectieziekten verspreiden zich op de volgende manieren:
- via de handen;
- via lichaamsvloeistoffen (bloed, urine, speeksel, braaksel, ontlasting, enzovoorts);
- via de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
- via voorwerpen (speelgoed of spenen);
- via voedsel en water;
- via dieren (huisdieren en insecten).
Of een besmetting leidt tot infectie, heeft te maken met:
- de hoeveelheid ziekteverwekkers waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
- iemands lichamelijke conditie; de een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.
Verspreiding van ziekteverwekkers beperkt u door een goede hygiëne. Kinderen hebben nog een lage weerstand en kunnen erg ziek worden door ziekteverwekkers. Daarom zijn kinderen extra kwetsbaar. Zij hebben een grotere kans op het oplopen van een infectieziekte via andere kinderen en het gebruik van gezamenlijke spullen en toiletten. Een hygiënische omgeving is belangrijk voor de gezondheid van het kind. Hiervoor gelden de basisregels:
- Breng wat vuil is niet in contact met wat schoon is, en andersom.
- Maak schoon wat vuil is of gooi het weg.
- Je kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is.
- Alles begint en eindigt met handhygiëne.
Door aandacht te besteden aan hygiëne verkleint u de risico’s op ziektes, denk aan:
- een schone leefomgeving;
- goede persoonlijke hygiëne;
- bewust hygiënisch gedrag.
Weerstand en immuniteit
Weerstand
Een goede weerstand betekent dat het lichaam zich voldoende kan beschermen tegen ziekteverwekkers. Het lichaam probeert de ziekteverwekkers zo snel mogelijk weg te werken. Soms lukt dat niet of gebeurt het niet snel genoeg en wordt u ziek. Dit is bij kleine kinderen eerder het geval. Kinderen hebben nog een lage weerstand omdat zij deze nog moeten opbouwen.
Immuniteit
Immuniteit wordt opgebouwd door het oplopen van een infectie, het krijgen van borstvoeding en door vaccinatie. Het lichaam heeft hierdoor antistoffen kunnen aanmaken tegen bepaalde ziekteverwekkers. Hierdoor hoeft iemand niet per se ziek te worden als deze nog een keer de
infectie oploopt. Tegen sommige ziekteverwekkers kun je geen immuniteit opbouwen. Door opnieuw met deze ziekteverwekker in aanraking te komen kan iemand steeds weer ziek worden.
Belang van hygiëne
Hygiëne is het schoonmaken en desinfecteren van voorwerpen en oppervlakken, maar ook het wassen van de handen of het wassen van het lichaam. Een goede manier van hoesten en niezen toepassen is ook hygiëne. Door goede hygiëne houdt u vuil waarvan de ziekteverwekkers leven en de ziekteverwekkers zelf weg. Zo verlaagt u het risico op het verspreiden van infectieziekten en verbetert de gezondheid.
3 Persoonlijke hygiëne
In dit hoofdstuk vindt u de normen en adviezen voor de persoonlijke hygiëne van beroepskrachten en kinderen. Bij persoonlijke hygiëne kunt u denken aan schone handen, tanden poetsen, hygiëne bij hoesten en niezen, tijdens het verschonen en het toiletgebruik.
3.1 Handhygiëne
Via de handen worden de meeste ziekten verspreid en overgebracht. Het is daarom belangrijk voor de beroepskrachten én de kinderen om de handen goed schoon te houden door deze te wassen met water en zeep en goed af te drogen om ziekteverspreiding te beperken. De instructies voor het handen wassen staan beschreven in bijlage 1.
Voor het handen wassen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Horloges, armbanden, ringen en andere sieraden kunnen ziekteverwekkers vast houden en belemmeren een goede handhygiëne. Hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips:
|
Voor schone handen geldt ook dat de nagels schoon zijn. Hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.2 Hoesten en niezen
Door hoesten en niezen, kunnen ziekteverwekkers zich verspreiden via de lucht. Als een kind deze lucht vervolgens inademt kan hij ziek worden. Door te hoesten of te niezen in de handen, kunt u of het kind de ziekteverwekkers verder verspreiden via de handen, bijvoorbeeld bij handen schudden of het aanraken van voorwerpen. Stoffen zakdoeken of tissues hergebruiken maakt dat u de infectieziekten verder verspreidt of de kans geeft om deze te laten groeien in de zakdoeken. Een goede hoest- en nieshygiëne vermindert de verspreiding van de ziekteverwekkers.
Houdt u zich tijdens het hoesten of niezen aan de volgende normen:
Hygiënenormen
|
3.3 Tanden poetsen
Een kindercentrum kan er voor kiezen om tijdens het verblijf de tanden van de kinderen te poetsen. Om verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen via de tandenborstels gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.4 Hygiëne tijdens het verschonen
Tijdens het verschonen van de luiers kunt u urine of ontlasting op uw handen krijgen, ook al kunt u dit niet (altijd) zien. In urine en ontlasting kunnen ziekteverwekkers zitten. Tijdens het verschonen van een kind, kan er urine of ontlasting op het verschoonkussen komen. Daarom is het nodig om hygiënisch te werken en het verschoonkussen goed schoon te houden.
Het gebruik van handschoenen is onder normale omstandigheden niet nodig. Handen wassen met water en zeep is toereikend.
Bij een infectieziekte-uitbraak kan (via ontlasting) overdracht van de ziekte plaatsvinden. Laat u zich in die situaties door de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) adviseren over de te nemen maatregelen. Handschoengebruik is in geval van een infectieziekte-uitbraak een preventieve maatregel voor verdere verspreiding, maar dient ook ter bescherming van de medewerker. Instructies voor het gebruik van handschoenen staan beschreven in bijlage 2.
Voor het hygiënisch werken tijdens en na het verschonen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
3.5 Toiletgebruik
Ook op handen en sanitair kan urine en ontlasting komen na een toiletbezoek. Vuile handen kunnen ziekteverwekkers op verschillende oppervlakten verspreiden. Denk hierbij aan de spoelknop, de kraan, de handdoekhouder, de lichtschakelaar of de deurkruk.
Hygiënenormen
|
4 Schoonmaken en desinfecteren
In dit hoofdstuk vindt u de normen voor schoonmaken, schoonmaaktechnieken en desinfecteren. In bijlage 5 vindt u voorbeelden van schoonmaakschema’s.
In vuil en stof kunnen ook ziekteverwekkers zitten. Door regelmatig schoon te maken, haalt u veel van deze ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans om ziek te worden.
Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is stof en vuil verwijderen en hierdoor ook de meeste ziekteverwekkers, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Desinfecteren is het verwijderen van ziekteverwekkers, tot een zo laag niveau dat deze niet meer ziekmakend zijn. Dit doet u pas ná het schoonmaken en in bepaalde situaties zoals bij een uitbraak van een ziekte.
4.1 Schoonmaken
Goed schoonmaken kost tijd. Als er onvoldoende schoongemaakt is, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden. Voor het goed schoonmaken in een kindercentrum gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Droog schoonmaken
Droog schoonmaken kan op verschillende manieren gedaan worden: door afstoffen, stofwissen of stofzuigen.
Afstoffen is het schoonmaken van oppervlakken met een droge of vochtige doek. Zo komt het stof niet meer in de lucht.
Stofwissen is het schoonmaken van een gladde vloer met een stofwisapparaat en een droge (wegwerp)doek. Zo verwijdert u stof en vuil dat los op de vloer ligt.
Stofzuigen is ideaal voor het schoonmaken van een tapijt. Het nadeel bij het stofzuigen is dat de stofzuiger zeer fijne stofdeeltjes terugblaast en in de lucht verspreidt. Voor het stofzuigen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.2 Microvezeldoekjes
Als u microvezeldoekjes op de juiste manier gebruikt, nemen ze beter vuil en ziekteverwekkers op dan gewone schoonmaakdoekjes. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken zonder schoonmaakmiddel. Hiervoor geldt de volgende norm.
Hygiënenormen
|
4.3 Desinfecteren
In sommige gevallen, bijvoorbeeld als er een bepaalde ziekte heerst of wanneer een oppervlakte besmet raakt met bloed of bloedbijmenging, is het alleen schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende. Er moet dan na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Bij het desinfecteren worden ziekteverwekkers op het voorwerp of oppervlakte gedood.
Desinfectiemiddelen
Alleen wettelijk toegelaten desinfectiemiddelen (zie bijlage 4) mogen worden gebruikt. Sommige middelen zijn niet toegestaan voor desinfectie van oppervlakken. Sommige producten zijn bijvoorbeeld bedoeld voor desinfectie van de huid en zijn niet geschikt om oppervlakken te desinfecteren. Gebruik alleen desinfectiemiddelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eten wordt bereid (PT04 desinfectiemiddelen; zie bijlage 4).
Er zijn verschillende soorten desinfectiemiddelen. Afhankelijk van de reden waarom u gaat desinfecteren, bepaalt u (samen met een deskundige van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)) welk desinfectiemiddel er gebruikt kan worden. Niet alle desinfectiemiddelen hebben namelijk hetzelfde resultaat. Als u gaat desinfecteren houdt u zich dan aan de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Desinfectiemethode
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.4 Afvalverwerking
Afval kan een bron van ziektekiemen zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen. Deze paragraaf gaat over huishoudelijk afval.
Huishoudelijk afval is het afval dat dagelijks in een instelling wordt geproduceerd, met uitzondering van grofvuil, bouw- en sloopafval en klein gevaarlijk afval. Denk bijvoorbeeld aan etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5 Bouw en inrichting
In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, schoonmaak en hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk soort ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiëne-eisen.
Daarnaast zijn er aanvullende bouwvoorschriften vastgelegd in het Bouwbesluit. Bijvoorbeeld eisen aan de toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn. Het Bouwbesluit vindt u op wetten.overheid.nl.
5.1 Algemene eisen
Alle ruimtes in een kindercentrum moeten veilig en goed schoon te maken en te houden zijn. Hiervoor gelden de volgende normen.
Hygiënenormen
|
5.2 Toiletten
Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers. Hiervoor gelden de volgende normen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.3 Douche- en badruimtes
Omdat het in bad- en doucheruimtes vochtig is, groeien schimmels en andere ziekteverwekkers er gemakkelijker. Houd u bij de bouw en inrichting daarom aan de volgende normen.
Hygiënenormen
|
5.4 Opslag schoonmaakmaterialen
Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmaterialen en -middelen opgeborgen kunnen worden. Zo blijven vuile en gevaarlijke stoffen of giftige materialen gescheiden van voedingsmiddelen en buiten bereik van kinderen.
Hygiënenormen
|
6 Voedselveiligheid
Kinderen kunnen ziek worden van eten dat besmet is met ziekteverwekkers. In de 'Warenwet Hygiëne van Levensmiddelen' (voor een overzicht van relevante regelgeving, zie: nvwa.nl) staat dat iedereen die eten verstrekt aan ‘derden’; maatregelen moet nemen om de kans te verkleinen dat iemand ziek wordt van het eten. Deze maatregelen noemen we ook wel een voedselveiligheidssysteem of Hygiënecode.
6.1 Basisprincipes van voedselveiligheid
Voedselveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op drie basisprincipes: beheersing van de temperatuur, netheid (hygiëne) en controle van de houdbaarheid.
Beheersing van de temperatuur
De temperatuur van gekoelde of diepvriesproducten beïnvloedt de voedselveiligheid. Hoe kouder deze producten worden bewaard, hoe minder kans ziekteverwekkers hebben om uit te groeien. Bij hoge temperaturen worden veel ziekteverwekkers juist gedood. Daarom gaan veel regels in de Hygiënecode over de temperatuurnormen. Zo mag de temperatuur in een koelkast niet hoger zijn dan 7 °C en moet rauw vlees tot minstens 75 °C worden verhit.
Hygiëne
Via vuile handen en vuile materialen (zoals keukenspullen, de koelkast of andere etenswaren) kan voedsel besmet raken met ziekteverwekkers. Daarom staan er in de Hygiënecode zowel normen die gesteld worden aan de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voedsel als regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimten.
Houdbaarheid
Al het voedsel kan bederven. Daarom is het controleren en garanderen van de houdbaarheid van producten een belangrijk aspect van voedselveiligheid.
6.2 Hygiënecode
Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van de basisprincipes van voedselveiligheid, ook wel HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen) genoemd. In de Hygiënecode staan maatregelen die je moet nemen wanneer je bezig bent met eten. Van het kopen of het ontvangen van eten tot aan het bewaren van voedsel en van het bereiden van het eten tot aan het serveren van eten en drinken. Door te werken volgens een Hygiënecode, voldoet u aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.
Hygiënenormen
|
6.3 Zuigelingenvoeding
Aangemaakte flesvoeding
Aangemaakte flesvoeding is poeder dat al met water is aangemaakt en in een fles zit. Poedervormige zuigelingenvoeding is een kwetsbaar product en daarom moet aangemaakte flesvoeding altijd gekoeld bewaard worden.
Het kindercentrum mag geen aangemaakte zuigelingenvoeding vanuit huis toestaan, omdat het te lang buiten de koeling kan zijn geweest. Voor de hygiëne en veiligheid van de flesvoeding gelden de volgende normen.
Hygiënenormen
|
Moedermelk
Ook moedermelk moet gekoeld bewaard en vervoerd worden. Het is daarom belangrijk dat de ouders informatie meekrijgen over hoe ze de moedermelk moeten afleveren. Hiervoor gelden de volgende normen. Op de website van het Voedingscentrum kunt u de normen vinden over de manier van het opwarmen van moedermelk (klik op het tabblad ‘mijn kind en ik’, klik op ‘borstvoeding en flesvoeding’ en download het pdf bestand met de instructies voor het bewaren, bereiden en verwarmen van moedermelk).
Hygiënenormen
|
Bereiding van zuigelingenvoeding
Flesvoeding en moedermelk mogen opgewarmd worden in de magnetron, flessenwarmer of een pannetje. Het mag niet koken, anders gaan de voedingsstoffen verloren. Voor het hygiënisch bereiden van zuigelingenvoeding gelden de volgende normen.
Hygiënenormen
|
Reinigen van de flessen en (fop)spenen
In babyvoeding kunnen ziekteverwekkers goed groeien. Daarom moeten de flessen en spenen zeer goed worden schoongemaakt. Voor de hygiëne van spenen en flessen gelden de volgende normen.
Hygiënenormen
|
7 Geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen
In dit hoofdstuk vindt u de hygiëne- en veiligheidsnormen en adviezen voor het toedienen van medicijnen, medisch handelen, huid- en wondverzorging en het omgaan met bloed en bijtaccidenten. De normen en adviezen kunt u opnemen voor het opstellen van uw beleidsplan om een eenduidige werkwijze te creëren.
Veel kinderen op een kindercentrum hebben soms medische zorg nodig tijdens het verblijf. Daarom is het voor de beroepskrachten belangrijk om te weten hoe zij hygiënisch en veilig kunnen handelen.
Wet BIG
In speciale gevallen kunnen ouders aan de beroepskrachten vragen om bepaalde medische handelingen uit te voeren, bijvoorbeeld het toedienen van sondevoeding. De Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG (Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg)) regelt wie wat mag doen in de gezondheidszorg. De Wet BIG is bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en geldt zodanig niet voor beroepskrachten in een kindercentrum. Deze beroepskrachten zijn niet opgeleid om medische handelingen toe te passen zoals artsen en verpleegkundigen, daarom hoeven zij ook niet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) geregistreerd te zijn.
Risicovolle handelingen
De risicovolle handelingen zijn ‘niet-voorbehouden’ handelingen, die een beroepskracht wel zou mogen en kunnen verrichten, als deze goede instructie heeft gekregen (bijv. een vingerprik om de bloedsuiker te bepalen bij een kind met diabetes).
Ouders, specialisten, artsen of verpleegkundigen kunnen samen met de beroepskrachten en leidinggevende afspraken maken over hoe medicijnen en risicovolle handelingen worden toegepast. Ook kan er afgesproken worden welke beroepskracht uitleg kan krijgen voor bepaalde handelingen. Een beroepskracht die uitleg heeft gekregen is bevoegd om handelingen uit te voeren maar nog niet bekwaam. Een beroepskracht is pas bekwaam wanneer zij/hij een handeling meerdere malen heeft uitgevoerd of heeft geoefend. Een beroepskracht kan dan zonder problemen medicijnen geven aan een kind.
Voorbehouden handelingen
Bepaalde medische handelingen, de ‘voorbehouden handelingen’ mogen alleen worden uitgevoerd als een ouder hierom vraagt. De handeling mag alleen uitgevoerd worden door personen die zowel bevoegd als bekwaam zijn (bijv. injecteren) en mag niet zomaar door iemand uitgevoerd worden. De Wet BIG bepaalt dat deze handeling bevoegdheid en bekwaamheid vereist. Ook als de ouder/verzorger deze handeling in de thuissituatie zelf verricht kunnen zij de handeling niet overdragen aan beroepskrachten van kindercentrum.
Ouders kunnen mogelijk afspraken maken om op locatie te komen injecteren. De ouder/verzorger kan er voor zorgen dat een beroepskracht bevoegd en bekwaam kan worden. Een arts of verpleegkundig specialist moet dan, na instructie een bekwaamheidsverklaring invullen op naam van de beroepskracht.
7.1 Geneesmiddelenverstrekking op verzoek
Kinderen krijgen soms medicijnen mee die overdag gebruikt worden. Denk aan ‘pufjes’ tegen astma, antibiotica of zetpillen. De beroepskrachten vragen de ouders om duidelijke informatie over de toediening en de verantwoordelijkheden. Houd goed overleg met de ouders als er iets verandert in het medicijngebruik en leg alle afspraken schriftelijk vast.
Hygiënenormen
|
7.2 Thermometer
Ziektes kunnen verspreid worden via het gezamenlijk gebruik van een thermometer. Voor een hygiënisch en goed gebruik van de thermometer gelden de volgende adviezen:
Hygiënenormen
|
7.3 Huid- en wondverzorging
Wanneer een kind een klein, open (schaaf)wondje heeft, mag er geen infectie ontstaan. Om dit te voorkomen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
7.4 Risico van bloed
In bloed of wondvocht kunnen virussen aanwezig zijn zoals het hepatitis B- of C-virus of Hiv (humaan immunodeficientievirus). Zorg er daarom voor dat u hygiënisch werkt. Om besmetting met bloed te voorkomen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
7.5 Risico van bijten
Als een kind wordt gebeten door een ander kind, en er ontstaat een wond met zichtbaar bloed, gelden de volgende behandelnormen.
Hygiënenormen
|
8 Hygiëne in speel- en zwemgelegenheden
In dit hoofdstuk vindt u de hygiëne, veiligheidsnormen en adviezen voor zandbakken en zwembadjes.
8.1 Zandbakken en zandwatertafels
Zandbakken
In de zandbakken kan vuil liggen van etensresten, bladeren, bouwafval, glas of straatvuil. Etensresten kunnen dieren aantrekken die de zandbak vervuilen met ontlasting, waarmee de kinderen in aanraking kunnen komen. Wanneer het zand vervuild is met uitwerpselen van honden en katten kunnen deze uitwerpselen spoelwormen bevatten. De eitjes van deze wormen kunnen via de ontlasting in het zand terechtkomen. Als er ontlasting wordt gevonden in de zandbak, is het verversen van al het zand niet altijd noodzakelijk. Alleen als de uitwerpselen er mogelijk langer dan drie weken in hebben gelegen (na een vakantieperiode bijvoorbeeld), moet het zand ververst worden omdat de ontwikkeling van de spoelwormeitjes die in de ontlasting aanwezig kunnen zijn drie tot vier weken duurt.
Voor de hygiëne van het kind tijdens het spelen in een zandbak gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Zandwatertafels
Zandwatertafels kunnen zowel binnen als buiten geplaatst worden. Bij het gebruik van een zandwatertafel wordt er rekening gehouden met het volgende:
Hygiënenormen
|
8.2 Buitenzwembadje
Met warm weer wordt er mogelijk een zwembadje buiten gezet voor een korte periode. Ook voor zwembadjes is de veiligheid en de hygiëne van het kind enorm belangrijk. Het water in het zwembadje kan vervuild raken door de urine, ontlasting of speeksel van kinderen. Het water kan besmet worden met ziekteverwekkers en een kind kan dit binnen krijgen door het water in te slikken.
Voor het beperken van de infectieverspreiding en hygiëne in een zwembadje gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
9 (Huis)dieren, ongewenste dieren en agrarisch verblijf
In dit hoofdstuk vindt u de hygiënenormen en adviezen betreft dieren, ongewenste dieren en de omgang hiermee. Dieren en insecten, zoals wespen en teken, kunnen mensen besmetten met infectieziekten en daardoor kunnen klachten ontstaan.
Houdt u dieren binnen uw kindercentrum dan kunt u de ‘Hygiënecode voor kinderboerderijen in Nederland’ volgen, deze beschrijft de werkwijze om de hygiëne te verbeteren. Deze code kan een kindercentrum overnemen en gebruiken. Biedt u een agrarische opvang, dan kunt u zich aansluiten bij ‘Vereniging Agrarische Kinderopvang’ (VAK) en kunt u een GD (Gezondheidsdienst voor Dieren)-keurmerk aanvragen. Meer informatie over agrarische opvang vindt u op: www.ggdhvb.nl/professionals/kinderopvang/starten-kinderopvang/agrarische-kinderopvang-gezond-en-veilig.
9.1 Dierplaagbeheersing
Ratten, muizen en duiven zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. Om de medewerkers en kinderen hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig. Hierbij moet de beheersing zich in de eerste plaats richten op het voorkómen van ongewenste dieren door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding. Deze benadering van dierplaagbeheersing wordt ook wel Integrated Pest Management (IPM) genoemd.
Maatregelen om ongewenste dieren te weren richten zich op het voorkomen of beperken van:
- plekken waar ongewenste dieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen;
- de aanwezigheid van water en voedsel(resten).
Deze maatregelen zijn onder te verdelen in technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen. Technisch-bouwkundige maatregelen zijn bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten en wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw verwijderen. Een goede schoonmaak en het bewaren van eten in afsluitbare bakken of potten zijn voorbeelden van hygiënische maatregelen. Onder bedrijfsmatige maatregelen valt onder andere het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) ongewenste dieren.
Hygiënenormen
|
9.2 Wespen en bijen
Wespen en bijen veroorzaken nare steken. Ze worden aangetrokken door zoete geuren. Waarschuw een arts of bel de ambulance als er een heftige reactie ontstaat na een steek, zoals: bewusteloosheid, allergie, of benauwdheid. Ga direct naar de eerste hulp of bel een arts als een kind in de mond of hals wordt gestoken. Om dit te voorkomen of om snel te handelen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
9.3 Teken
Teken kunnen besmet zijn met bacteriën die de ziekte van Lyme veroorzaken.
Teken leven in bossen, struiken en in hoog gras. Zij leven van menselijk en dierlijk bloed en bijten zich vast aan de huid. Bij het opzuigen van het bloed kunnen bacteriën worden overgebracht. Voor meer informatie kunt u terecht op de website van het RIVM. Om tekenbeten te voorkomen gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
9.4 Agrarische kinderopvang
Agrarische kinderopvang is een opvanglocatie met dieren waardoor kinderen vaker in contact met dieren komen en dus een groter risico lopen op infectieziekten of lichamelijke klachten. Het oplopen van een infectieziekte via de dieren kan op de volgende manieren:
- Direct contact: door te knuffelen, te aaien of het verzorgen van de dieren.
- Indirect contact: via de mest of stallingsplaatsen (ook de hekken erom heen) van de dieren.
- Indirect via voedselresten van de dieren.
Hygiënisch werken
Om de verspreiding van ziekteverwekkers zo klein mogelijk te houden, moet er hygiënisch gewerkt worden op de dierenverblijfplaatsen. Hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Persoonlijke hygiëne kinderen en beroepskrachten
Kinderen en beroepskrachten kunnen zichzelf goed beschermen tegen ziekteverwekkers en tegen het verspreiden van het vuil van dieren. Om uzelf en de kinderen te beschermen gelden hiervoor gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Omgang met dieren
Kinderen kunnen via direct contact besmet raken met ziekteverwekkers. Of gezondheidsklachten krijgen door allergenen die van de dieren afkomen zoals huidschilfers. Voor een veilige en hygiënische omgang met dieren gelden de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Bijlagen
Bijlage 1: Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
Bijlage 2: Handschoenen
In bepaalde gevallen zijn handschoenen noodzakelijk om het infectierisico te verkleinen. Dit is onder normale omstandigheden niet nodig. Het dragen van handschoenen is wél vereist in situaties met een verhoogde kans op besmetting, bijvoorbeeld bij een infectieziekte-uitbraak. Laat u hierover door de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) adviseren. Handschoenen moeten van latex of nitril zijn, en aan een aantal NEN (Nederlandse norm )-normen voldoen. Zie hieronder de eisen die worden gesteld aan de handschoenen:
Hygiënemaatregelen
|
Bijlage 3: Microvezeldoekjes
Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.
Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:
- Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
- Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
- Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
- Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
- Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
- Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.
Bijlage 4: Toegelaten desinfecterende middelen
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)) beoordeelt of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is. Ook stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, maar niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.
Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, zijn te herkennen aan een code op de verpakking. Dit kunnen de volgende codes zijn:
- een N-code (4 tot 5 cijfers gevolgd door ‘-N’, bijvoorbeeld: 12345 N);
- een NL-code (NL- gevolgd door 7 of 11 cijfers).
Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking melden waarvoor het middel gebruikt mag worden.
Middelen die zijn toegelaten, staan ook op de website van het Ctgb: toelatingen.ctgb.nl.
Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke infectieziekten het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.
- Gebruik alleen een desinfecterend middel dat door het Ctgb is toegestaan. Controleer in het actueel gebruiksvoorschrift of het middel:
- geschikt is voor het ‘materiaal’ (bijv. handen, harde oppervlakken) dat u wilt desinfecteren;
- gebruikt mag worden in een kinderdagverblijf (als in het gebruiksvoorschrift niet staat dat het alleen bij een bepaalde locatie mag worden toegepast, dan kan het worden gebruikt);
- valt onder Producttype 4 (PT04): “PT04 - Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders”. Deze desinfectiemiddelen zijn geschikt voor oppervlakken waarop eten wordt bereid of die met de mond in aanraking kunnen komen (bijvoorbeeld speelgoed in de mond van kleine kinderen);
- effectief is tegen de infectieziekten die u wilt doden.
Wilt u een oppervlak desinfecteren dat is verontreinigd met bloed? Zorg dan dat uw middel effectief is tegen virussen. Desinfecteert u vanwege een (uitbraak van een) infectieziekte? Bespreek dan met de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) of uw desinfectiemiddel geschikt is tegen de (mogelijke) ziekteverwekker.
- Gebruik een desinfecterend middel altijd volgens de gebruiksaanwijzing.
Er zijn een aantal middelen die zowel schoonmaken als desinfecteren. Dit staat dan in het gebruiksvoorschrift. Het is dan niet meer nodig om eerst schoon te maken.
Let op: u mag een desinfecterend middel alleen gebruiken voor de toepassingen die in het gebruiksvoorschrift staan beschreven! Zie de onderstaande voorbeelden:
Voorbeeld 1:
U heeft een desinfecterend middel waarmee u uw handen wilt desinfecteren. In het gebruiksvoorschrift staat alleen beschreven dat het middel geschikt is voor de desinfectie van harde oppervlakken. U mag dit middel dan niet voor uw handen gebruiken.
Voorbeeld 2:
U heeft een desinfecterend middel waarmee u een oppervlak wilt desinfecteren dat bevuild was met bloed. In het gebruiksvoorschrift staat dat het middel effectief is tegen bacteriën, gisten en schimmels. U mag dit middel dan niet gebruiken voor de desinfectie van het oppervlak; bij een verontreiniging met bloed heeft u namelijk een middel nodig dat effectief is tegen virussen.
Bijlage 5: Schoonmaakschema’s
In de schoonmaakschema’s staat hoe vaak en op welke manier gereinigd moet worden.
U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de schoonmaakschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de schoonmaakschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor de kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang is voor het laatst volledig herzien in 2016. Aan de laatste herziening hebben de volgende organisaties bijgedragen:
- Brancheorganisatie Kinderopvang
- GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam
- GGD Flevoland
- GGD Gelderland-zuid
- GGD Hollands Noorden
- GGD Kennemerland
- GGD Amsterdam, team Milieu en Gezondheid
- RIVM, centrum Gezondheid en Milieu
- Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding))
Wijzigingen sinds laatste herziening:
- Juli 2019: De richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet. De bijlage 'Voorbeeld overeenkomst gebruik geneesmiddelen is verwijderd omdat dit geen onderdeel is van een hygiënerichtlijn. De branche kan hiervoor zelf een voorbeeldovereenkomst opstellen.
- Maart 2020: De NEN (Nederlandse norm )-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen. De zin 'Desinfecteer de thermometer, na het schoonmaken, met een middel toegelaten door het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)' in 7.2 is vervangen door 'Desinfecteer de thermometer, na het schoonmaken, volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant'.
- Oktober 2021: Aanvulling voor indicaties handschoengebruik tijdens verschonen in paragraaf 3.4 en aanpassing in bijlage 2 conform paragraaf 3.4.
- Maart 2022: Op advies van het Ctgb is aan paragraaf 4.3 en bijlage 4 toegevoegd om alleen desinfectiemiddelen van Producttype (PT (pertussis-toxine))04 te gebruiken.
- Mei 2023: Naar aanleiding van vragen zijn de normen over nagels verduidelijkt.
Meer informatie
Gezondekinderopvang.nl: werken aan hygiëne in de dagopvang of bso volgens de aanpak Gezonde Kinderopvang
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl
Downloads
-
Normenlijst hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang 20-03-2019 Normenlijst hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvangDOCX | 82,47 kB
-
Schoonmaakschema's voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang 19-03-2019 Schoonmaakschema's voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvangDOCX | 44,76 kB
-
-
Binnen- en buitenmilieu voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang 31-05-2016 Binnen- en buitenmilieu voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvangPDF | 777,34 kB
-
Informatie over ziektebeelden voor KDV, PSZ en BSO 25-04-2024 Informatie over ziektebeelden voor KDV, PSZ en BSOPDF | 505,07 kB