Het RIVM volgt, in opdracht van het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), vanaf 2025 ontwikkelingen in de gezondheid van en zorg voor (aanstaande) zwangeren, kinderen en het gezin in de eerste 1000 dagen. Dit doen we door gegevens hierover bij elkaar te brengen, overzichtelijk aan te bieden en er samen met experts te duiden. Op deze pagina vertellen we hier meer over.

De afgelopen jaren heeft het RIVM gewerkt aan de inrichting en werkagenda voor deze taak. Samen met vertegenwoordigers van zorgverleners, zwangeren en onderzoekers zijn afspraken gemaakt over wie welke taken heeft en waarvoor verantwoordelijk is (werkwijze). Dit is belangrijk omdat er veel verschillende partijen betrokken zijn. Ook is afgesproken waar we in 2025 en 2026 aan gaan werken (werkagenda). Eind 2025 presenteert het RIVM de eerste resultaten.

Volgen ontwikkelingen eerste 1.000 dagen

Deze resultaten gaan over (aanstaande) zwangeren, kinderen en het gezin in heel Nederland en per regio. De gegevens maken het bijvoorbeeld mogelijk om nieuwe ontwikkelingen over gezondheid en welzijn van kinderen en hun ouders sneller te signaleren. Ook kunnen beleidsmakers van de overheid en betrokken partijen sneller maatregelen nemen om ongunstige ontwikkelingen te verbeteren. Daarnaast kunnen zorgverleners van elkaar leren en waar nodig de kwaliteit van zorg en ondersteuning verbeteren.

Gegevens samenbrengen

Binnen de monitoringsfunctie worden gegevens met elkaar in verband gebracht en in samenhang geduid. Denk aan gegevens over zwangerschappen van Perined en gegevens van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) over sociale omstandigheden. Het idee is om daarbij de gegevens in de data-infrastructuur DIAPER aan te vullen met andere data. Alle gegevens worden uitsluitend anoniem verwerkt. RIVM-onderzoekers werken met de gegevens binnen de beveiligde Remote Access-omgeving van het CBS.

Stap voor stap ontwikkelen

De taak van het RIVM om de eerste 1.000 dagen te monitoren wordt de komende jaren doorontwikkeld. Regelmatig is er een evaluatie met betrokken partijen over de werkwijze en de resultaten. Dit gebeurt in een zogeheten ‘learning community’. Hierin werken vertegenwoordigers van zorgprofessionals en zwangeren, beleidsmakers en onderzoekers samen en leren ze van elkaar. Door deze evaluaties kan de werkwijze op tijd worden aangepast, waarna een volgend onderwerp kan worden opgepakt. Ook is er zo ruimte om mee te bewegen met ontwikkelingen in het veld, bijvoorbeeld bij veranderingen in de beschikbaarheid van gegevens.