Stikstofoxiden en ammoniak in de lucht komen uiteindelijk weer op de grond neer. Dit noemen we stikstofdepositie. Het RIVM meet hoeveel stikstof er op de grond terechtkomt. Echter, het is praktisch niet haalbaar om op elke locatie te meten. Daarom gebruiken we modellen om nauwkeurig te bepalen hoeveel stikstof er overal in Nederland neerslaat.
De grafiek hieronder laat de stikstofdepositie zien vanaf het begin van de vorige eeuw. In de grafiek is te zien dat de depositie sterk steeg tussen de jaren 50 en 70 van de vorige eeuw. Dit kwam door de groei van de industrie, het verkeer en de landbouw. Sinds de jaren 90 daalt de depositie langzaam, dankzij nieuwe beleidsmaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn: emissiearm bemesten, gebruik van minder eiwit in veevoer en katalysator in auto’s.
Vergeleken met andere Europese landen, is de depositie in Nederland hoog, net als de uitstoot.
Stikstofdepositie (nieuw jan 24)
Sla de grafiek Stikstofdepositie in mol N/ha/jr over en ga naar de datatabelDe historische depositiereeks voor de periode 1900-1990 is afgeleid van statistische gegevens over onder andere dieraantallen, brandstofgebruik, inwoneraantallen.
Op basis van deze informatie is een geschaalde depositiereeks berekend, met de depositie van begin jaren negentig als uitgangspunt. Daarbij wordt er van uit gegaan dat de bijdrage van de buitenlandse bronnen aan de depositie in de periode 1900-1990 gelijk is aan die van begin jaren negentig.
Hoe verschillende sectoren bijdragen aan stikstofdepositie
Verschillende activiteiten en sectoren zorgen voor stikstofdepositie. De volgende figuur laat zien hoeveel de verschillende sectoren in Nederland hieraan bijdragen. De meeste stikstofdepositie is afkomstig van ammoniak dat wordt uitgestoten door de landbouw. Ongeveer een derde van de stikstofdepositie in Nederland komt door stoffen die andere landen om ons heen uitstoten. Ook verkeer, scheepvaart, luchtvaart en industrie dragen bij aan stikstofdepositie.
Waar de stikstof precies vandaan komt, verschilt per gebied. Voor elk afzonderlijk Natura 2000-gebied is de herkomst van de stikstof te vinden in AERIUS Monitor.
Bijdrage van luchtvaart
De Nederlandse luchtvaart heeft een klein aandeel in de stikstofdepositie. In 2021 was dit 0,1%. Dat komt overeen met een gemiddelde bijdrage van ongeveer 2 mol/ha/jaar. Naar verwachting zal de gemiddelde bijdrage in 2030 ook ongeveer 2 mol/ha/jaar zijn. De verspreiding van deze emissies is complex. Dit komt doordat de uitstoot op grote hoogte plaatsvindt en voornamelijk in het buitenland neerslaat. Andersom zorgt vliegverkeer buiten Nederland voor het grootste deel van de stikstofdepositie in Nederland vanuit deze bron.
Internationale afspraken verplichten alleen de rapportage van emissies van vliegverkeer tot 3000 voet (ruim 900 meter). De stikstofdepositie afkomstig van luchtvaart tot 3000 voet is ongeveer 3-4 mol N/ha/jaar. Dat is 0,2% van de stikstofdepositie in Nederland.
Vliegverkeer boven de 3000 voet draagt ook bij aan de stikstofdepositie. Naar schatting is de totale bijdrage van vliegverkeer hierdoor 15-20 mol N/ha/jaar. Dat is 1,1% aan de totale stikstofdepositie in Nederland.
Het gebruik van eenheid ‘mol’
We drukken depositie uit in molen per hectare per jaar (mol/ha/jaar) of in het aantal kilo per hectare per jaar (kg (kilogram)/ha/jaar). Stikstofoxiden en ammoniak hebben namelijk verschillende chemische samenstellingen en eigenschappen. Zo resulteert een kilo ammoniak in meer stikstofdepositie dan een kilo stikstofoxiden. Ammoniak bevat per kilo bijna drie keer zoveel stikstof als stikstofdioxide. Dit komt door het verschil in molecuulgewicht tussen ammoniak en stikstofdioxide. Deze twee stoffen kunnen dus ook niet zomaar bij elkaar worden opgeteld. Om dit op te lossen gebruiken we de eenheid 'mol', die een vast aantal moleculen bevat, ongeacht hun gewicht. ‘Molen’ kunnen wel bij elkaar worden opgeteld.
Hoe ver verspreiden ammoniak en stikstofoxiden zich vanaf een bron?
Een model kan berekenen met welke snelheid en over welke afstand ammoniak en stikstofoxiden neerkomen op de grond. Het model houdt rekening met verschillende factoren zoals de weersomstandigheden, landgebruik en de chemische samenstelling van de lucht. In onderstaande figuren zie je een modelberekening van depositie van ammoniak en stikstofoxiden op verschillende afstand van een bron.
Dichtbij de bron is de depositie van stikstof gemiddeld het hoogst. Zo slaat binnen een afstand van 500 meter van de bron circa 5% van de ammoniak en 2,5% van de stikstofoxiden neer. Op grotere afstand van de bron slaat relatief minder stikstof neer omdat ammoniak en stikstofoxiden steeds meer verdunnen in de lucht. Maar de neerslag komt wel in een veel groter gebied neer. Dit zorgt dus voor een grotere totale stikstofdepositie over een uitgestrekter gebied. Binnen een afstand van 250 kilometer van de bron, is ongeveer 80% van de ammoniak en 40% van de stikstofoxiden neergeslagen.
Beide stoffen verspreiden zich dus over grote afstanden en met name stikstofoxiden slaan hierdoor voor een groot deel ook in omliggende landen neer.
Relatie stikstofdepositie en natuur
Voor elk habitattype, oftewel natuursoort, is een limiet vastgesteld. Boven deze limiet bestaat het risico op verslechtering van de natuur door stikstofdepositie. Deze limiet noemen we de kritische depositiewaarde (KDW). De kritische depositiewaarde wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar. Vind meer informatie over KDW’s voor stikstof (Wageningen Universiteit).
Het RIVM houdt vooral de stikstofdepositie op kwetsbare natuur in Nederland in de gaten. We kijken daarbij waar de depositie hoger is dan de kritische depositiewaarden, hoe groot deze overschrijding is en hoe dit zich ontwikkelt door beleidsmaatregelen. In onderstaande figuren is te zien welke kritische depositiewaarden in natuurgebieden in Nederland gelden, hoeveel stikstofdepositie we berekenen en waar sprake is van overschrijding van de KDW.