Gegevens over de voedselconsumptie en inname van energie en voedingsstoffen van de algemene Nederlandse bevolking van 7 tot en met 69 jaar. De voedselconsumptie is gemeten tussen maart 2007 en april 2010. In het bijzonder is gekeken naar de consumptie van groenten, fruit, vezels en vis, en naar de hoeveelheid energie en het vetzuurprofiel van de voeding.
Onderzoekspopulatie
De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland wonende mannen en vrouwen, jongens en meisjes van 7-69 jaar ongeacht hun nationaliteit, met uitzondering van zwangeren, vrouwen die borstvoeding geven, geïnstitutionaliseerde individuen, en personen die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen. De onderzoekspopulatie dient een representatieve afspiegeling te vormen van de Nederlandse bevolking.
Het aantal personen waarover zowel algemene gegevens als voedselconsumptiegegevens verzameld worden bedraagt 3800 in drie jaar. De indeling in leeftijdsgroepen is als volgt: 7-8 jaar, 9-13 jaar, 14-18 jaar, 19-30 jaar, 31-51 jaar en 51-69 jaar. Deze indeling sluit aan bij de door de Gezondheidsraad gehanteerde leeftijdsindeling in het kader van de voedingsnormen.
De representativiteit van de onderzoekspopulatie wordt gewaarborgd op: leeftijd en geslacht binnen ieder leeftijdsgroep, regio, mate van verstedelijking, en opleiding (bij kinderen tot en met 18 jaar de opleiding van de ouders/verzorgers).
Methodiek
Consumentenpanel
Respondenten in de VCP (Voedselconsumptiepeiling)-Basis zijn afkomstig uit representatieve consumentenpanels van het marktonderzoeksbureau GfK. Personen uit genoemde panels nemen deel aan allerlei typen onderzoek en zijn niet geselecteerd op basis van voedingskenmerken. Respondenten mogen in de afgelopen vier jaar niet bij een van de andere voedselconsumptiepeilingen betrokken zijn geweest.
Schriftelijke vragenlijst
Aan door het marktonderzoeksbureau geselecteerde personen wordt per mail of per post een uitnodiging gestuurd voor deelname aan het consumentenonderzoek. Na toezegging ontvangen de deelnemers, eveneens per post of via een link naar de internetsite van GfK, een algemene vragenlijst. Voor de verschillende leeftijdsgroepen zijn verschillende vragenlijsten beschikbaar, namelijk voor 7-11 jaar, voor 12-18 jaar en voor volwassenen. Het contact met kinderen van 7-15 jaar loopt in eerste instantie via de ouders/verzorgers.
De vragen hebben betrekking op een aantal achtergrond- en leefstijlfactoren, waaronder het lichamelijk activiteitenpatroon, roken, alcoholgebruik, opleidingsniveau, gezinssituatie en ooit/nooitgebruik van een aantal (groepen) voedingsmiddelen en voedingssupplementen.
Telefonisch interview
Per respondent wordt twee keer, op een voor de respondent onbekende dag, door speciaal daartoe getrainde medewerkers een telefonisch interview afgenomen over de voeding van de voorgaande dag (24-uursvoedingsnavraag).
Huisbezoek
De 24-uursvoedingsnavraag bij kinderen van 7-15 jaar wordt, eveneens tweemaal, face-to-face uitgevoerd tijdens een huisbezoek. Hiertoe maakt de interviewdiëtist een afspraak.
Twee onafhankelijke dagen
De periode tussen het eerste en tweede interview bedraagt circa 4 weken. Het streven is om alle dagen van de week in gelijke mate in het onderzoek te laten voorkomen.
24-uursnavraagmethode
De 24-uursnavraag betreft de periode van het opstaan op de dag waarover de voedselconsumptie wordt nagevraagd, tot het opstaan op de volgende dag (de dag waarop het interview gehouden wordt). De consumptie op zaterdag wordt op de maandag erna nagevraagd.
Computergestuurd
De diëtisten maken gebruik van een computergestuurd interviewprogramma voor 24-uursvoedingsnavraag (EPIC-Soft®, IARC (International Agency for Research on Cancer)) waarbij de antwoorden direct in de computer worden ingevoerd.
EPIC-Soft
Het voedingsinterview met EPIC-Soft omvat de volgende onderdelen:
- vastleggen van algemene gegevens van de deelnemer (waaronder geboortedatum, lengte en gewicht) en van de dag van navraag (eventuele dieetrichtlijn of voedingsvoorschrift, bijzondere dag zoals feestdag, vakantie en dergelijke);
- per consumptiemoment vastleggen van tijdstip, consumptieplaats en geconsumeerde voedingsmiddelen op hoofdlijnen;
- beschrijven en kwantificeren van de onder 2 gerapporteerde voedingsmiddelen; per voedingsmiddel worden waar mogelijk nadere specificaties gevraagd en vastgelegd, zoals de bereidingswijze of het vetgehalte;
- controleren van de gegevens op hoeveelheden (waarschuwing bij overschrijden van de grenswaarde) en ontbrekende informatie, en controleren op basis van een globale berekening van de inname van energie en macrovoedingsstoffen;
- vastleggen van het gebruik van vitamine- en mineralenpreparaten.
Voedingsstoffen
De berekening van de voedingsstoffen is uitgevoerd met behulp van de NEVO-tabel 2011 (Nederlands Voedingsstoffenbestand). Voor berekening van de hoeveelheid nutriënten uit voedsingssupplementen is gebruikgemaakt van NES 2008.
In de hier downloadbare lijst van nevo-codes in EPIC-Soft-classificatie is weergegeven tot welke EPIC-Soft voedingsmiddelengroepen en -subgroepen de NEVO-codes zijn geordend.
Gebruikelijke inname
Voor een correcte evaluatie van de inname ten opzichte van de voedingsnormen is niet de gemiddelde inname over twee dagen van belang, maar de inname over een langere periode: de gebruikelijke inname. Deze wordt geschat uit de VCP-gegevens (waargenomen inname).
Resultaten
Respons
In totaal zijn 5502 personen in de leeftijd van 7 tot 69 jaar uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. Van 3819 personen (69%) is een complete en bruikbare set informatie ontvangen, te weten een ingevulde vragenlijst en de resultaten van twee 24-uursvoedingsnavragen.
Representativiteit
De deelnemers vormden een goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking wat betreft sociodemografische factoren zoals opleiding van het hoofd van het huishouden, regio en mate van verstedelijking van de woonplaats. Per leeftijds/geslachtsgroep waren circa 350 deelnemers geïncludeerd. Door deze opzet van de studie waren kinderen oververtegenwoordigd en volwassenen ondervertegenwoordigd. De interviews waren vrijwel gelijk verdeeld over alle dagen van de week en over de vier seizoenen. Om te corrigeren voor de kleine verschillen ten opzichte van de algemene bevolking, zijn de resultaten gewogen naar leeftijd, geslacht, opleiding (voor kinderen die van de ouders of verzorgers) regio, mate van verstedelijking, dag van de week, en seizoen.
Consumptie van voedingsmiddelen
Van de meeste voedingsmiddelengroepen aten de mannen meer dan de vrouwen. Vrouwen consumeerden echter meer van de productgroepen 'fruit en noten' en 'niet-alcoholische dranken'.
De consumptie van basisvoedingsmiddelen, zoals aanbevolen volgens de Richtlijnen Voedselkeuze van het Voedingscentrum, was laag. Dit geldt bijvoorbeeld voor brood, aardappelen, zuivelproducten en smeer- en bakvetten.
Consumptie van groenten, fruit en vis
Groenten en fruit
Volgens de Richtlijnen Goede Voeding at slechts een klein deel van de bevolking voldoende groenten en fruit. Bij een aantal leeftijdsgroepen voldeed slechts 1% aan de richtlijn van 200 gram groenten. Dit nam toe met de leeftijd tot maximaal 14% bij vrouwen boven de 50 jaar. De aanbeveling om twee stuks fruit te eten werd door een iets groter percentage van de bevolking gehaald. Dit varieerde voor de verschillende leeftijdsgroepen van 3 tot 26%.
Percentage van de populatie dat voldoet aan de richtlijn voor groenten, fruit en vis
Vis
De richtlijn om twee keer per week vis te eten werd door de meerderheid van de deelnemers niet gehaald. Wel stond bij ongeveer de helft van de bevolking één keer per week vis op het menu. Dit varieert per leeftijdsgroep en lag tussen de 28 en 65%.
Energie en macronutriënten
De belangrijkste bronnen van energie waren ontbijtgranen (inclusief brood), zuivelproducten en vlees. Ongeveer 21% van de totale energie-inname was afkomstig van niet-basisvoedingsmiddelen zoals ‘suiker, snoep, zoet beleg en zoete sauzen’, ‘gebak en koek’ en ‘niet-alcoholische dranken’. Gemiddeld werd 30% van de energie buiten de hoofdmaaltijden om geconsumeerd en was 29% van de energie afkomstig van buitenshuis gegeten voedingsmiddelen.
Uit de gegevens van lengte en gewicht is berekend dat overgewicht veel voorkwam en toenam met de leeftijd. 15% van de adolescenten had (extreem) overgewicht; voor de 50-69-jarige mannen was dit percentage zelfs 68%.
Circa een derde deel van de energie was afkomstig van vet. Koolhydraten leverden ongeveer 50% en eiwitten ongeveer een zevende deel van de energie.
Ten opzichte van de voedselconsumptiepeiling van 2003 onder jongvolwassenen is het type vet in de voeding verbeterd. Vooral doordat de hoeveelheid transvetzuren in voedingsmiddelen is afgenomen. Slechts 1 tot 5% - afhankelijk van de leeftijdsgroep -consumeerde meer transvetzuren dan de maximaal aanbevolen hoeveelheid van 1% van de totale energie-inname.
Het aandeel verzadigde vetzuren in de voeding is echter nog ongunstig. Meer dan 85% had een te hoge bijdrage van verzadigd vet aan de totale energie. De vezelconsumptie was erg laag.
Gemiddelde bijdrage van macronutriënten aan de energie-inname van vrouwen (voor mannen zijn de verhoudingen vergelijkbaar)
Naar boven
Micronutriënten
De voeding van een deel van de bevolking bevatte minder vitamine A, B1, C en E en magnesium, kalium en zink dan wordt aanbevolen. Onderzoek is nodig naar de effecten hiervan op de gezondheid.
Aan specifieke leeftijdsgroepen worden hogere innames geadviseerd: voor foliumzuur (voor vrouwen die zwanger willen worden), vitamine D (voor senioren), ijzer (voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd) en voor calcium (voor adolescenten). Deze hogere innames werden lang niet altijd gehaald.
Dit onderschrijft de adviezen van de Gezondheidsraad aan genoemde groepen om foliumzuur- en vitamine D-supplementen te slikken. Voor de lage inname van ijzer en calcium zijn de gezondheidsconsequenties onduidelijk en is meer onderzoek nodig.
Supplementen en verrijkte voedingsmiddelen
27-56% van de deelnemers aan de voedselconsumptiepeiling onder 7-69-jarigen gebruikte voedingssupplementen, voornamelijk multivitamine/mineralensupplementen. Driekwart gebruikte verrijkte voedingsmiddelen, voornamelijk verrijkte margarines, niet-alcoholische dranken en zuivelproducten.
Voedingssupplementen werden veelvuldig gebruikt, in het bijzonder door kinderen en volwassen vrouwen. De meest gebruikte voedingssupplementen waren multivitamine/mineralensupplementen. De Gezondheidsraad raadt vrouwen ouder dan 50 jaar aan dagelijks een supplement te gebruiken met extra vitamine D, om osteoporose tegen te gaan. Tweederde van deze groep voldeed hier echter niet aan.
Gebruik van voedingssupplementen per leeftijd/geslachtsgroep
Ongeveer driekwart van de deelnemers gebruikte verrijkte voedingsmiddelen op één of beide interviewdagen, voornamelijk in de vorm van verrijkte margarines, niet-alcoholische dranken en zuivelproducten. Verrijkte voedingsmiddelen droegen vooral bij aan de inname van B-vitamines en vitamine C.
Procentuele bijdrage voedingssupplementen, verrijkte voedingsmiddelen en niet-verrijkte voedingsmiddelen aan inname van micronutriënten
Zout
Aan de hand van de gegevens van de VCP-Basis 7-69 jaar en informatie over de samenstelling van voedingsmiddelen (NEVO), gecombineerd met gegevens over de mate waarin thuis zout aan de voeding wordt toegevoegd, is de totale zoutconsumptie geschat.
Meer dan 85% van de bevolking consumeert meer zout dan de aanbevolen maximumrichtlijn van 6 g per dag. Volwassen mannen eten gemiddeld 9,9 g per dag en vrouwen 7,5 g per dag. Voor jongens ligt dat gemiddeld op 8,3 en voor meisjes op 6,8 g per dag. 79% van het zout is al aanwezig in gekochte voedingsmiddelen. De belangrijkste bronnen van zout zijn brood, vleesproducten en kaas. Naar schatting wordt een vijfde deel van het geconsumeerde zout toegevoegd tijdens de bereiding van gerechten en aan tafel.
Ondanks de verschillen in zoutconsumptie bij mannen, vrouwen en kinderen, zijn de belangrijkste bronnen van zout vergelijkbaar. De warme maaltijd levert het meeste zout (36%), gevolgd door de lunch (31%). De belangrijkste zoutbronnen tijdens de warme maaltijd zijn vleesproducten en sauzen. Bij ontbijt en lunch is zout voornamelijk afkomstig van brood en kaas. Tussen de maaltijden door zijn koekjes en gebak belangrijke zoutbronnen. Het meeste zout wordt thuis gegeten (69%). Personen die veel zout consumeren, eten en drinken gemiddeld meer. Bovendien consumeren zij producten met eenhogere zoutgehalten in vergelijking met personen met de laagste zoutconsumptie.
Jodium
De Nederlandse bevolking krijgt voldoende jodium binnen. De inname is sinds 2008 wel met ongeveer 20 tot 25 procent gedaald. Dit blijkt uit nader onderzoek van het RIVM in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)), op basis van de VCP-Basis 7-69 jaar. Aanbevolen wordt om de jodiuminname bij de Nederlandse bevolking in de gaten te houden.
Jodium is nodig voor een normale groei en ontwikkeling, en voor een goede stofwisseling. Jodiumgebrek kan een slechtwerkende schildklier veroorzaken, en kan bij jonge kinderen bovendien leiden tot een verminderde hersenontwikkeling. Maar ook een te hoge jodiuminname kan de schildklierwerking verstoren.
Jodium zit van nature in voedingsmiddelen als zuivelproducten en niet-alcoholische dranken (zoals water, koffie en thee, vruchtensappen, frisdranken). Daarnaast is brood, door het gebruik van gejodeerd zout, een belangrijke bron voor jodium: gejodeerd zout wordt aan brood en - sinds enkele jaren ook - aan bepaalde voedingsmiddelengroepen toegevoegd (broodvervangers, vleeswaren, keukenzout). Sinds 2008 mag jodium aan vrijwel alle voedingsmiddelen worden toegevoegd. In 2008 is namelijk het maximum gehalte van jodium in zout verlaagd om een te hoge jodiuminname te voorkomen. In de praktijk blijken producenten van voedingsmiddelen echter minder vaak gejodeerd zout te gebruiken dan was aangenomen. Dit verklaart de gedaalde jodiuminname ten opzichte van vóór 2008.
Lagere zoutconsumptie en de jodiuminname
Het ministerie van VWS streeft ernaar de zoutconsumptie te verlagen. Daardoor kan ook de consumptie van gejodeerd zout, een belangrijke bron voor jodium, dalen. Het is daarom van belang de jodiuminname bij de Nederlandse bevolking in de gaten te houden. Als de jodiuminname onvoldoende lijkt te worden, kan deze op peil worden gehouden door bijvoorbeeld te stimuleren dat voedingsmiddelenproducenten meer gejodeerd zout gebruiken. Ook kunnen de jodiumgehaltes in zout worden verhoogd.
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies
Nederlanders eten nog steeds te weinig fruit, groente, vis en vezels. Wel is het type vet in de voeding verbeterd. Vooral doordat de hoeveelheid transvetzuren in voedingsmiddelen is afgenomen. Het aandeel verzadigde vetzuren in de voeding is echter nog ongunstig en overgewicht komt frequent voor.
Een deel van de bevolking krijgt minder vitamine A, B1, C en E, magnesium, kalium en zink binnen dan wordt aanbevolen. Onderzoek is nodig naar de effecten hiervan op de gezondheid.
Verder wordt het advies aan specifieke leeftijdsgroepen voor hogere innamen van foliumzuur, vitamine D, ijzer en calcium niet altijd opgevolgd.
Een gezond voedingspatroon is van belang om overgewicht en chronische ziekten tegen te gaan. Met de verkregen kennis van het huidige consumptiepatroon kan een gezondere voeding worden gestimuleerd. Dit kan door veranderingen in het voedselaanbod en door het aanleren van een ander voedingsgedrag.
Aanbevelingen
De actuele gegevens zijn van belang als ondersteuning van het beleid op het gebied van gezonde voeding en veilig voedsel, om het voedingsmiddelenaanbod te verbeteren, bij voedingsvoorlichting, en binnen het voedingsonderzoek.
Organisatie en uitvoering
Opdrachtgever
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Coördinatie
Instanties: RIVM, Centrum voor Voeding en Gezondheid
Dataverzameling
Marktonderzoeksbureau GfK
Periode
2007-2010
Meer informatie
Meer informatie over de methodiek en resultaten van VCP-Basis kunt u vinden in het rapport, de aanvullende tabellen en de publicaties.