
Infectieziekten Bulletin, april 2025
Auteurs
E. Keuben, Preventiecoördinator infectieziektebestrijding
F. Koedijk, Epidemioloog/REC
P. Huls, Sociaal verpleegkundige infectieziektebestrijding
GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Twente
Een kwalitatief onderzoek naar de bereidheid van patiënten tot digitaal brononderzoek bij infectieziektebestrijding in Twente
Inleiding
Verschillende landen gebruiken digitale hulpmiddelen bij bron- en contactonderzoek (BCO). In het Verenigd Koninkrijk worden apps gebruikt voor adviezen over blootstelling en isolatie(1). Duitsland gebruikt een digitaal systeem om infectieziekten op te sporen(1) en Zuid-Korea maakt gebruik van GPS (Global Positioning System)-data en camerabeelden om bewegingen van besmette personen te traceren(2). Na de COVID-pandemie zijn meerdere landen begonnen met het inzetten van technologieën. Hoewel de basisprincipes van BCO (bron- en contactonderzoek) universeel zijn, kan de uitvoering verschillen(3).
De Afdeling Infectieziektebestrijding (IZB) van GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Twente voert telefonisch brononderzoek uit bij patiënten met meldingsplichtige infectieziekten. Er wordt regelmatig gevraagd of dit de beste methode is, gezien de tijdsinvestering voor verpleegkundigen. Mogelijk kunnen patiënten het brononderzoek digitaal invullen, wat voor- en nadelen heeft.
Digitale vragenlijsten bij infectieziekte-uitbraken leveren meer betrouwbare en meer nauwkeurige resultaten op dan telefonische vragenlijsten(4). Dit komt doordat er geen subjectieve partij tussen zit en respondenten meer neutrale antwoorden geven(5,6). Objectieve antwoorden zijn cruciaal voor betrouwbare surveillance bij het RIVM(7). Daarnaast zijn digitaal verzamelde BCO-gegevens makkelijker te delen met samenwerkingspartners(8). Deze bevindingen wijzen op mogelijke voordelen van digitaal brononderzoek. Naast betrouwbaarheid bieden digitale vragenlijsten ook voordelen voor medewerkers. Ze zijn efficiënter en sneller te verspreiden dan telefonische vragenlijsten(9), wat ze tot een kostenefficiënt onderzoeksalternatief maakt(10). Uit onderzoek blijkt dat digitale vragenlijsten ook voordelen bieden voor respondenten(9). Ze vinden het comfortabeler om gevoelige onderwerpen digitaal te bespreken en voelen zich minder snel afgeluisterd(11). Respondenten ervaren een gevoel van verantwoordelijkheid bij het zelf invullen van vragenlijsten(12) en waarderen de flexibiliteit om dit in hun eigen tijd te doen(13). Ze voelen minder druk om sociaal wenselijke antwoorden te geven en kunnen pauzeren en terugkeren naar de vragenlijst wanneer ze willen(14). Bovendien kunnen ze hun antwoorden teruglezen en corrigeren zonder tijdsdruk van een medewerker(15).
Er zijn ook nadelen aan digitale vragenlijsten. Sommige patiënten vinden dat BCO de verantwoordelijkheid van de GGD is en nemen het serieuzer bij telefonisch contact(9). Het onderhoud van digitale hulpmiddelen en het aanmoedigen van patiënten vergt extra werk van medewerkers(16). Bovendien biedt telefonisch BCO voordelen in taalbegrip en maatgerichte adviezen.
Wereldwijd blijven digitale hulpmiddelen toenemen, omdat de voordelen zwaarder wegen dan de nadelen. Dit onderzoek richt zich op de bereidheid van patiënten voor digitaal brononderzoek. Contactopsporing wil de GGD telefonisch blijven uitvoeren vanwege het belang van een grondige risico-inventarisatie. De onderzoeksvraag luidt: “Wat is de bereidheid van patiënten tot digitaal brononderzoek bij meldingsplichtige infectieziekten binnen GGD Twente?”
Methode
Er is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd door middel van gestructureerde telefonische interviews(17). Vooraf waren er inclusiecriteria opgesteld voor potentiële respondenten. Respondenten waren (ouders of verzorgers van) patiënten met één van de volgende vier meldingsplichtige infectieziekten: legionellose, listeriose, hantavirusinfectie of STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen). De diagnose diende bevestigd te zijn door laboratoriumonderzoek, in de periode van januari 2024 tot en met april 2024. Enkel het hebben van klinische verschijnselen was niet voldoende.
De interviewvragen waren gebaseerd op verschillende bronnen (zie tabel 1). De term ‘bereidheid’ was in dit onderzoek geoperationaliseerd in meerdere onderdelen op basis van verschillende factoren uit het Technology Acceptance Model (TAM)(18). De bereidheid tot digitaal brononderzoek werd gemeten aan de hand van onder andere de thema’s nut (perceived usefulness), gebruiksvriendelijkheid (perceived ease-of-use) en externe invloeden.
Topics | Bronnen | Interviewvragen |
---|---|---|
Basis- en demografische gegevens | 16 | Wat is uw leeftijd? Wat is uw geslacht? Woont u in een stad of dorp? In welk land bent u geboren? |
Ervaring met het telefonisch gesprek | In afstemming met GGD | Hoe kijkt u terug op het gesprek met de verpleegkundige? Wat vond u prettig aan het feit dat de vragenlijst telefonisch werd afgenomen? Wat vond u hierin minder prettig? |
Digitalisering | 19 | Welk cijfer zou u zichzelf geven in het digitaal vaardig zijn? (1-10) Heeft u ervaring met het digitaal invullen van vragenlijsten? (denk aan enquêtes of reserveringen) Zo ja, wat voor een positieve ervaringen heeft u ermee? Wat voor een negatieve ervaring heeft u ermee? |
Nut | 17 | In hoeverre denkt u dat een digitale vragenlijst van meerwaarde is? (denk aan tijd, betrouwbaarheid, wijze van invullen) |
Gebruiksvriendelijkheid | 17 | Verwacht u dat een digitale vragenlijst voor u makkelijk in te vullen is? Waarom wel/niet? Wat heeft u nodig om het digitaal in te kunnen vullen? |
Externe invloeden | 17 | Zijn er andere factoren die van invloed zijn voor u om vragenlijsten digitaal in te kunnen/willen vullen? (denk aan mening van anderen, ervaring met digitale vragenlijsten) |
Verantwoordelijkheid | 9 | In hoeverre verwacht u zich verantwoordelijk te voelen voor het invullen van de digitale vragenlijst? |
Meenemen input patiënt | In afstemming met GGD | Waar moeten wij rekening mee houden indien we brononderzoek gaan digitaliseren? |
Afronding | In afstemming met GGD | Wilt u ons nog iets meegeven? Heeft u nog vragen voor mij? Heeft u nog feedback of advies voor mij omtrent dit interview/onderzoek? |
De verkregen data vanuit de interviews werden getranscribeerd (in Microsoft Word), gecodeerd en geanalyseerd. In het kader van de zogenoemde interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, werd een tweede codeur betrokken. Deze codeur (een collega) werd gevraagd een interview te coderen, op basis van een vooraf aangeleverd codeerschema op basis van eerdere interviews. Er waren minimale verschillen in inzicht tussen de onderzoeker en tweede codeur, wat heeft gezorgd voor een hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Voor het coderen en analyseren is gebruik gemaakt van ATLAS.ti. Bij het coderen werden topics uit de interviews geclusterd(19). Er is deductief gecodeerd; de coderingen zijn gebaseerd op basis van thema’s van het TAM-model(18) en de literatuur(16,20, 9).
Resultaten
Er waren veertien potentiële deelnemers, waarvan uiteindelijk twaalf deelnamen. Van deze twaalf respondenten waren er vier mannen en acht vrouwen. De leeftijd varieerde van 32 tot 72 jaar. Bij acht van de twaalf respondenten betrof de meldingsplichtige infectieziekte een STEC-bacterie. Het merendeel van de respondenten woonde in een stad.
Tien van de twaalf respondenten geven aan dat ze te maken hadden met een goede GGD-professional tijdens het telefonisch gesprek voor afname brononderzoek. Zo vinden zij dat de verpleegkundige vriendelijk was en veel kennis en geduld had. Daarentegen geven evenveel respondenten aan dat het telefoontje op een ongelegen moment kwam voor hen. “Ze belden midden op de dag, wat ik begrijp hoor met kantoortijden, maar ik wilde net m’n kind van school halen. Ik heb er drie, dus met name overdag vraagt dat gewoon heel veel tijd en aandacht. Niet helemaal handig voor mij, ik kon dus niet opnemen.” (R4) De helft van de respondenten zegt het prettig te vinden dat ze de mogelijkheid hadden om direct vragen te stellen. Drie respondenten vonden het telefonisch gesprek van lange duur, wat als nadelig gezien wordt. “Ik was erg ziek en lag in het ziekenhuis. Ik merkte aan mezelf dat ik eigenlijk even wilde slapen. Het lange gesprek was erg vermoeiend.” (R2)
Tien respondenten hebben ervaring met het invullen van digitale vragenlijsten, zoals een enquête, reservering of het doen van belastingaangifte. Zij geven alle tien aan dat dit hen goed afgaat. De twee respondenten die geen ervaring hebben, geven zichzelf een cijfer onder de 6 in het digitaal vaardig zijn (op een schaal van 1 tot 10). Respondenten die wel ervaring hebben, geven zichzelf een 6 of hoger.
Acht respondenten benoemen dat het invullen van de digitale vragenlijst in eigen tijd, op een moment naar keuze, van grote meerwaarde kan zijn. Ook geven acht respondenten aan dat dit veel tijd scheelt ten opzichte van een telefonisch gesprek. Het argument over het rustig na kunnen denken over antwoorden, wordt benoemd door zes respondenten.
Vrijwel alle respondenten verwachten dat de digitale vragenlijst van de GGD makkelijk in te vullen zal zijn. Deze verwachting is gebaseerd op de ervaring die ze al hebben met digitale vragenlijsten en hoe digitaal vaardig zij zichzelf vinden. “We zitten tegenwoordig elk moment van de dag met een telefoon in de hand of werken dagelijks met een laptop. Hoe makkelijk is het dan om die vragenlijst even digitaal in te vullen?” (R3) Eén respondent twijfelt over de gebruiksvriendelijkheid van de digitale vragenlijst van de GGD, omdat deze er geen ervaring mee heeft.
Volgens de meerderheid van de patiënten spelen externe invloeden geen of slechts een beperkte rol in hun bereidheid om digitale vragenlijsten in te vullen. Vier respondenten geven aan dat de omgeving van de respondent wel, zowel positief als negatief, invloed kan hebben op het invullen van de digitale vragenlijst. Zo kan de omgeving de respondent helpen of begeleiden bij het invullen van de vragenlijst, maar kan deze het ook overnemen, waardoor de respondent het niet zelf zal uitvoeren.
Alle respondenten geven aan gemotiveerd te zijn de digitale vragenlijst in te vullen wanneer ze deze ontvangen van de GGD. Meerdere respondenten geven als argument dat ze het belangrijk vinden omdat ze er andere mensen mee kunnen helpen. “Enquêtes over m’n aankoop van bol.com sleep ik naar de prullenbak, maar dit is in het belang van de volksgezondheid dus in mijn ogen zeker belangrijk en relevant om in te vullen.” (R7)
Het belangrijkste aandachtspunt voor de GGD is volgens vrijwel alle respondenten een goede uitleg voorafgaand over hoe ze de vragenlijst ontvangen, hoe ze het moeten invullen en wat er verwacht wordt. Daarnaast vindt ruim de helft van de respondenten het belangrijk dat de vragen in eenvoudige taal worden gesteld. “Dat er niet zoveel moeilijke medische termen gebruikt worden die ik op moet zoeken, maar gewoon makkelijke woorden die begrijpelijk zijn voor iedereen. Eigenlijk net als hoe de vragen telefonisch gesteld worden.” (R3) Verder denkt iets minder dan de helft van de respondenten dat het van meerwaarde zou zijn als patiënten zelf mogen kiezen tussen een digitale of telefonische vragenlijst, in het bijzonder bij bijvoorbeeld ouderen of mensen die laaggeletterd zijn. Het belang en de noodzaak van het invullen van de digitale vragenlijst moet ook duidelijk benadrukt worden, geven vier respondenten aan. Op deze manier kan het verantwoordelijkheidsgevoel om de vragenlijst in te vullen vergroot worden. Drie respondenten vinden het belangrijk dat er aandacht is voor taalbarrières. Twee respondenten geven aan dat er sprake moet zijn van een logische lay-out en een mobiele en desktopversie.
Discussie
De resultaten komen overeen met de vooraf gevonden literatuur. Respondenten geven bijvoorbeeld aan dat het invullen van digitaal brononderzoek tijd scheelt(15) en het ingevuld kan worden op een moment naar keuze(13). Daarnaast ervaren respondenten een gevoel van verantwoordelijkheid bij het zelf invullen van vragenlijsten(12).
Een sterk punt van dit onderzoek is dat het overgrote deel van de benaderde patiënten wilde deelnemen aan het interview voor dit onderzoek. De respons was dus hoog. Aangezien alle GGD’en brononderzoek momenteel op dezelfde manier uitvoeren, is het aannemelijk dat de resultaten uit dit onderzoek (ondanks het relatief kleine aantal deelnemers) representatief zijn voor het hele land. Daarnaast heeft een collega-verpleegkundige een interview mee gecodeerd. Hierin waren minimale verschillen van inzicht, wat heeft gezorgd voor een hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
Dit onderzoek kent echter ook een aantal beperkingen. Zo had van de twaalf patiënten, niemand het hantavirus als infectieziekte, maar waren er wel acht met een STEC-bacterie. Professionals van de GGD verwachten echter dat dit geen verschil zal maken (op basis van praktijkervaring) voor de resultaten. Een andere beperking is dat de gebruiksvriendelijkheid is omschreven op basis van eerdere ervaring met digitale vragenlijsten (zoals online enquêtes, reserveringen en belastingaangifte) en de vragen die patiënten hebben gekregen tijdens het telefoongesprek met de GGD. Er is dus geen pilot van digitaal brononderzoek gedraaid; de gebruiksvriendelijkheid is niet daadwerkelijk in de praktijk getoetst en kan dus niet volledig beargumenteerd worden. Wel komen de resultaten op dit punt overeen met vooraf gevonden literatuur(21).
Conclusie
Dit onderzoek laat zien dat patiënten met eerdergenoemde infectieziekten, in Twente, bereid zijn deel te nemen aan digitaal brononderzoek. Zij vinden digitale vragenlijsten nuttig, omdat ze er tijd mee besparen, deze op een zelf gekozen moment kunnen invullen en rustig kunnen nadenken over hun antwoorden. Wat patiënten nodig hebben als digitaal brononderzoek geïmplementeerd wordt, is dat zij voorafgaand aan het ontvangen van de digitale vragenlijst een goede uitleg en begeleiding krijgen. Ze willen begeleid worden in hoe ze de vragenlijst ontvangen, hoe ze deze moeten invullen en weten wat er van hen verwacht wordt. Eenvoudig taalgebruik vinden patiënten belangrijk; zonder gebruik van jargon en precies op de manier zoals de vragen momenteel telefonisch gesteld worden. Verder geven patiënten aan dat er een keuzemogelijkheid (digitaal of telefonisch brononderzoek) moet komen voor mensen die het moeilijk vinden om digitale vragenlijsten in te vullen.
Aanbevelingen
- Test digitaal brononderzoek in de praktijk (inclusief de ontwikkeling van een digitale BCO-vragenlijst). Neem bovenstaande resultaten en conclusie daarin mee.
- Geef patiënten de keuze tussen digitaal en telefonisch brononderzoek. Zorg dat de digitale versie zowel op mobiel als op desktop goed werkt. Er kan gemonitord worden welke mensen kiezen voor een welke optie. Mogelijk zijn er verschillen te zien in leeftijd, geslacht, geboorteland en andere kenmerken.
- Ontwikkel digitale vragenlijsten in verschillende talen. Het ontwikkelen van vragenlijsten in andere talen scheelt uiteindelijk mogelijk in kosten voor de GGD. Er hoeft namelijk geen tolk aangevraagd en betaald te worden. Dit is nu wel het geval bij patiënten die geen of beperkt Nederlands spreken(22).
- Centers For Disease Control And Prevention. (2020, 11 februari). COVIDTracer and COVIDTracer Advanced. Geraadpleegd op 4 juni 2024
- Park, Y. J., Choe, Y. J., Park, O., Park, S. Y., Kim, Y., Kim, J., Kweon, S., Woo, Y., Gwack, J., Kim, S. S., Lee, J., Hyun, J., Ryu, B., Jang, Y. S., Kim, H., Shin, S. H., Yi, S., Lee, S., Kim, H. K., Jeong, E. K. (2020). Contact Tracing during Coronavirus Disease Outbreak. Emerging Infectious Diseases, 26(10), 2465–2468. doi.org/10.3201/eid2610.201315
- Centers For Disease Control And Prevention. (2020, 26 mei). Digital Contact Tracing Tools. Geraadpleegd op 4 juni 2024
- Mander, J. (2022, 8 maart). How to use qualitative and quantitative research to your advantage. Geraadpleegd op 3 juni 2024
- Braunsberger, K., Wybenga, H., & Gates, R. (2007). A comparison of reliability between telephone and web-based surveys. Journal Of Business Research, 60(7), 758–764. doi.org/10.1016/j.jbusres.2007.02.015
- Shiyab, W., Ferguson, C., Rolls, K., & Halcomb, E. (2023). Solutions to address low response rates in online surveys. European Journal Of Cardiovascular Nursing, 22(4), 441–444. doi.org/10.1093/eurjcn/zvad030
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (z.d.). Surveillance van infectieziekten. Geraadpleegd op 25 maart 2024
- Anglemyer, A., Moore, T. H., Parker, L., Chambers, T., Grady, A., Chiu, K., Parry, M., Wilczynska, M., Flemyng, E., & Bero, L. (2020). Digital Contact Tracing Technologies in Epidemics: A Rapid review. The Cochrane library, 2020(8). doi.org/10.1002/14651858.cd013699
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2023, 28 maart). Innovatie in Bron- en Contact Opsporing. Geraadpleegd op 16 december 2023, van www.rivm.nl/sites/default/files/2023-04/Slides%20BCO%20workshop%20trans…;
- Regmi, P. R., Waithaka, E., Paudyal, A., Simkhada, P., & van Teijlingen, E. (2016). Guide to the design and application of online questionnaire surveys. Nepal Journal of Epidemiology, 6(4), 640–644. doi.org/10.3126/nje.v6i4.17258
- Tourangeau, R., & Smith, T. W. (1996). Asking Sensitive Questions: The Impact of Data Collection Mode, Question Format, and Question Context. Public Opinion Quarterly, 60(2), 275. doi.org/10.1086/297751
- Kreuter, F., Presser, S., & Tourangeau, R. (2008). Social Desirability Bias in CATI, IVR, and Web Surveys: The Effects of Mode and Question Sensitivity. Public Opinion Quarterly, 72(5), 847–865. doi.org/10.1093/poq/nfn063
- Meske, C., & Junglas, I. (2020). Investigating the elicitation of employees’ support towards digital workplace transformation. Behaviour & Information Technology, 40(11), 1120–1136. doi.org/10.1080/0144929X.2020.1742382
- Couper, M. P. (2000). Web surveys. Public Opinion Quarterly, 64(4), 464–494. doi.org/10.1086/318641
- De Leeuw, E. D., Hox, J. J. & Dillman D. A. (2008). International Handbook of Survey Methodology. Lawrence Erlbaum Associates.
- Boyne, J. J., Ski, C. F., Fitzsimons, D., Amin, H., Hill, L., & Thompson, D. R. (2022). The changing role of patients, and nursing and medical professionals as a result of digitalization of health and heart failure care. Journal of Nursing Management, 30(8), 3847–3852. doi.org/10.1111/jonm.13888
- KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) & NFU (Nederlandse federatie van universitair medische centra) & NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) & TO2-federatie & Vereniging Hogescholen & VSNU (Vereniging van Universiteiten). (2018). Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. DANS. doi.org/10.17026/dans-2cj-nvwu
- Davis, F. D. (1989). Perceived Usefulness, Perceived Ease of Use, and User Acceptance of Information Technology. MIS Quarterly, 13(3), 319–340. doi.org/10.2307/249008
- Clark, T., Foster, L., Bryman, A., & Sloan, L. (2021). Bryman’s social research methods. Oxford University Press.
- Van Der Meer, A., Helms, Y. B., Baron, R., Crutzen, R., Timen, A., Kretzschmar, M., Stein, M. L., & Hamdiui, N. (2023). Citizen Involvement in COVID-19 Contact Tracing with Digital Tools: A qualitative study to explore citizens’ perspectives and needs. BMC Public Health, 23(1). doi.org/10.1186/s12889-023-16664-x
- Glass, D. C., Kelsall, H. L., Slegers, C., Forbes, A. B., Loff, B., Zion, D., & Fritschi, L. (2015). A telephone survey of factors affecting willingness to participate in health research surveys. BMC Public Health, 15(1), 1–11. doi.org/10.1186/s12889-015-2350-9
- Wang, H., Lin, T., Yao, Y., Hsu, C., Yang, C., Chen, C., & Yeh, Y. (2023). Community-Based Digital Contact Tracing of Emerging Infectious Diseases: Design and Implementation Study with empirical COVID-19 cases. Journal of Medical Internet Research, 25, e47219. doi.org/10.2196/47219
Infectieziekten Bulletin - april 2025
- Klik en klaar - kan brononderzoek in de toekomst digitaal?
- Zomerse influenza A-uitbraak in Rotterdams verpleeghuis leidde tot ‘diepgaand’ multidisciplinair onderzoek
- Feces-PCR: een goede diagnostische optie bij het bestrijden van een hepatitis A-uitbraak in de gehandicaptenzorg
- Proefschrift uit 1856 over pokkenvaccinaties nog altijd actueel