In dit werkpakket (werkpakket 6) onderzoeken we het effect van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen in de omgeving op de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Dit onderzoek wordt gedaan bij kinderen in groep 8 van basisscholen die in de buurt van landbouwpercelen wonen. Daardoor krijgen ze mogelijk via inademing meer bestrijdingsmiddelen binnen dan kinderen die verder weg wonen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Universiteit Utrecht.
Onderzoeksmethoden
Er bestaan verschillende manieren om blootstelling aan bestrijdingsmiddelen te meten. Daarnaast worden cognitieve functies in kaart gebracht via testen en vragenlijsten. Zo kunnen we zowel de mate van blootstelling als de mogelijke effecten op de hersenontwikkeling onderzoeken.
De onderzoeksopzet bestaat uit twee fasen: een pilotfase (fase 1) en een grootschaliger vervolgstudie (fase 2).
Pilotfase (fase 1)
Het onderzoek is opgezet in twee onderdelen:
- Blootstelling: het vaststellen van de meest geschikte methode om blootstelling van kinderen te meten. Daarbij wordt gekeken naar zowel nauwkeurigheid als gebruiksvriendelijkheid.
- Cognitie: het gebruik van online testen om de cognitieve ontwikkeling van kinderen in kaart te brengen en de praktische toepasbaarheid van deze methode te beoordelen.
In de pilotfase (fase 1) in 2025 worden circa 50 kinderen betrokken. Deze pilotfase wordt uitgevoerd in de fruitregio in Gelderland.
Vervolgstudie (fase 2)
Op basis van de resultaten uit de pilotfase wordt de onderzoeksopzet verder verfijnd. In 2026 volgt dan een grootschaliger vervolgstudie (fase 2) met ongeveer 2000 kinderen uit agrarische gebieden in Nederland.