De hygiënerichtlijn voor GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)'en is voor het laatst volledig herzien in 2019. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
De reinigingsschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.
1 Inleiding
In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.
Voor wie is deze hygiënerichtlijn?
De richtlijn is geschreven voor alle GGD-medewerkers die contact hebben met cliënten(materiaal). Hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de richtlijn ligt bij het management, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun organisatie. Als ondersteuning voor managers zijn kant-en-klare instructies opgenomen voor uitvoerend medewerkers. Voor de afdeling JGZ (Jeugdgezondheidszorg) is er een aparte richtlijn.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Deze richtlijn geeft een overzicht van de minimale hygiëne-eisen waar de GGD’en aan moeten voldoen. U vindt in dit document zowel richtlijnen over bouw, inrichting en reiniging als richtlijnen die direct te maken hebben met de hygiënische uitvoering van handelingen zoals medische handelingen, dierplaagbeheersing en afvalverwerking.
GGD’en zijn op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verplicht om het infectierisico zo klein mogelijk te maken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)) controleert of uw instelling hieraan voldoet. Daarnaast zijn werkgevers volgens de Arbowet en -regelgeving verplicht om hun medewerkers te beschermen tegen risico’s.
Hygiëne en micro-organismen
Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en is een belangrijk onderdeel van infectiepreventie. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën, virussen en schimmels. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed, urine, ontlasting en speeksel, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.
Door contact tussen mensen kunnen deze micro-organismen zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten.
Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende factoren te maken:
- de hoeveelheid micro-organismen waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de micro-organismen mensen ziek maken;
- de mate van immuniteit van de persoon.
Hoe verspreiden micro-organismen zich?
Micro-organismen verspreiden zich op de volgende manieren:
- via de handen;
- door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
- via voedsel en water;
- via voorwerpen (o.a. deurklinken, kranen, toetsenborden);
- via lichaamsvloeistoffen (o.a. bloed, ontlasting, braaksel, speeksel, urine);
- via dieren (huisdieren en insecten).
Hygiëne voorkomt ziekte
Als GGD-medewerker kunt u infectieziekten tijdens het werk oplopen en ook verspreiden. Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
Leeswijzer
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
In de bijlagen vindt u printklare reinigingsschema’s, instructies handhygiëne en overige instructies voor uitvoerend medewerkers. In de bijlagen vindt u tevens een begrippenlijst en een bronnenlijst.
Tot slot: deze richtlijn beperkt zich tot algemene werkzaamheden. Het is dus mogelijk dat er situaties voorkomen waar deze richtlijn geen kant-en-klaar antwoord op heeft. Bespreek deze situaties met interne deskundigen of neem contact op het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)).
2 Hygiënisch handelen
Dit hoofdstuk gaat over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over reinigen en desinfecteren staat in hoofdstuk 3.
Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen. De volgende situaties verhogen het risico op besmetting:
- contact met cliëntenmateriaal, zoals bloed en lichaamsvloeistoffen;
- contact met de niet-intacte huid of slijmvliezen;
- contact met gebruikt verpleeg- en behandelmateriaal;
- contact met ziekteverwekkers in de lucht.
2.1 Algemene hygiënemaatregelen medewerker
Medewerkers en cliënten hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen micro-organismen zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Kennis over infectieziekten en de overdracht van micro-organismen is nodig om de noodzaak van hygiënemaatregelen te begrijpen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Persoonlijke hygiënemaatregelen
Persoonlijke hygiëne van medewerkers houdt in dat zij naast schone kleding, ook verzorgde haren hebben, wondjes goed afdekken en een goede hoesthygiëne hanteren. Micro-organismen kunnen ook gemakkelijk overgebracht worden via onverzorgde handen en nagels. Kunstnagels, lange nagels en nagellak belemmeren een goede handhygiëne. Een intacte, soepele en verzorgde huid beschermt tegen ziekmakende micro-organismen. Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Handhygiëne
Een van de meest voorkomende manieren waarop micro-organismen worden verspreid, is via de handen. Er zijn twee manieren waarop u handhygiëne kunt toepassen. Door de handen te wassen met water en vloeibare zeep, of door de handen te desinfecteren met een handdesinfecterend middel. Na het wassen of desinfecteren kunnen uw handen droog aanvoelen. U kunt dan een handcrème gebruiken.
Hygiënenormen
|
2.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen
Om het infectierisico te verkleinen, moeten medewerkers in sommige gevallen persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Zoals bij mogelijk contact met lichaamsvloeistoffen en bij bepaalde infectieziekten. Zorg ervoor dat er voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen in de originele verpakking in de directe omgeving van medische zorghandelingen en/of onderzoek aanwezig zijn. Geef medewerkers instructies over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en zorg voor periodieke training in de juiste omgang.
Handschoenen
In bepaalde gevallen zijn handschoenen verplicht om het infectierisico te verkleinen. Dit is onder normale omstandigheden niet nodig bij vaccinatie of bloedafname met een gesloten afnamesysteem (zoals een vacuümsysteem).
Het dragen van handschoenen is wél vereist in situaties met een verhoogde kans op besmetting. Ook hier moeten medewerkers goed op hun eigen persoonlijke hygiëne letten. Geef de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Beschermende kleding en mondneusmaskers
Om te voorkomen dat medewerkers besmet raken met ziekteverwekkers, moeten zij in sommige gevallen waarbij (dienst)kleding en/ of gelaat in contact kan komen met lichaamsvloeistoffen een schort en/ of mondneusmasker dragen. Hierbij rekening houdend met het soort micro-organisme en besmettingsrisico.
Hygiënenormen
|
2.3 Hygiënisch werken
Hygiënisch werken is van belang om besmetting met (ziekmakende) micro-organismen te voorkomen.
Eten en drinken
Bij het bereiden van eten en drinken is het mogelijk dat er micro-organismen in of op het eten of drinken terechtkomen.
Hygiënenormen
|
(Communicatie)apparatuur
Gebruik bij voorkeur géén apparatuur zoals telefoons, tablets en toetsenborden tijdens cliëntgebonden werkzaamheden. Deze kunnen besmet zijn met micro-organismen. Hierdoor is het mogelijk dat er micro-organismen via de handen worden overgedragen.
Hygiënenormen
|
(Scherp) afval
Bij het verlenen van medische zorg of het injecteren kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt. Omdat deze materialen tijdens het gebruik besmet kunnen raken met micro-organismen van de cliënt, mogen ze niet worden weggegooid bij het huishoudelijk afval. In 2013 is nieuwe Europese wetgeving van kracht geworden die werkgevers verplicht om hun medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten. Veilige naaldsystemen moeten aanwezig zijn en terugplaatsen van de dop op injectienaalden is verboden. In Nederland is dat vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. Daarin staat dat veilige naaldsystemen beschikbaar moeten zijn met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme en recappen verboden is.
Naast het gebruik van de juiste naalden zoals veiligheidsnaalden, wordt het risico op prikaccidenten verder verlaagd door een juiste omgang met gebruikte naalden en naaldcontainers. Daarom gelden de volgende regels voor de omgang met scherp afval:
Hygiënenormen
|
Specifiek afval zoals naaldcontainers en ‘ziekenhuisafval’ moet als volgt worden verpakt:
- lucht- en lekdicht;
- schokbestendig;
- afgesloten;
- herkenbare kleur.
Volle naaldcontainers vallen in de categorie ‘ziekenhuisafval’. Aan de afvoer van ziekenhuisafval zijn bij wet eisen gesteld (zie Afval van gezondheidszorg bij mens of dier - LAP3). Zo mag u uw containers alleen inleveren bij inzamelaars die een zogeheten VIHB-nummer hebben. Op www.niwo.nl kunt u een lijst met goedgekeurde inzamelaars vinden; zoek hiervoor op ‘VIHB-lijst’ en vervolgens op ‘Raadplegen VIHB-lijst (bedrijfsafval en gevaarlijk afval)’.
Tips
|
Wasgoed
Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkende micro-organismen. Het wasgoed dient bij voorkeur gewassen te worden door een extern bedrijf of de organisatie zelf. Het wassen van dienstkleding door de medewerker zelf geniet niet de voorkeur, het wasproces is hierbij niet geborgd.
Hygiënenormen
|
2.4 Hygiëne op externe locaties
De werkzaamheden van de medewerker vinden soms plaats op andere locaties dan de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Bezoeken aan de thuissituatie, seksbedrijven, justitiële inrichtingen, scholen, etc. vragen om extra hygiënemaatregelen. In deze paragraaf is hierover meer informatie opgenomen.
Bezoeken thuis
Medewerkers die bij de cliënten thuis komen moeten persoonlijke beschermingsmiddelen en materialen zelf meenemen, omdat deze niet bij de cliënten thuis aanwezig zijn.
Hygiënenormen
|
Bezoeken op locatie en groepsvaccinaties
Medewerkers die op een externe locatie komen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen zelf meenemen, omdat deze niet aanwezig kunnen zijn. Creëer indien mogelijk voor kinderen met prikangst een ruimte waar zij apart geholpen kunnen worden.
Hygiënenormen
|
3 Reinigen en desinfecteren
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkende micro-organismen zitten. Door te reinigen worden veel micro-organismen verwijderd. De kans op ziekte is dan kleiner.
Er is een verschil tussen reinigen en desinfecteren. Reinigen is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. De meeste micro-organismen in het stof of vuil verdwijnen zo. Maar om bijvoorbeeld micro-organismen in bloedvlekken weg te krijgen, is na het reinigen óók desinfecteren nodig. Desinfecteren doodt de overgebleven micro-organismen.
Bepaal of er een externe partij moet worden ingeschakeld voor het reinigen en desinfecteren, of dat medewerkers dit kunnen doen. Zorg dat de betreffende medewerkers instructies krijgen over de uitvoer van reiniging en desinfectie en over de omgang met de verschillende materialen en middelen. Maak op voorhand afspraken wat de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-medewerker reinigt en desinfecteert en wat het externe bedrijf.
Printklare reinigingsschema’s en instructies voor het wassen en desinfecteren van de handen zijn te vinden te vinden in de bijlagen.
3.1 Reinigen
Er komt veel kijken bij een goede reiniging. Als er verkeerd wordt gereinigd, bevordert dit mogelijk de groei en verspreiding van micro-organismen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Omgaan met reinigingsmaterialen en -middelen
Reinigingsmaterialen moeten goed gereinigd, gedroogd en opgeruimd worden. In bijlage 2 vindt u een specifiek reinigingsschema voor de reinigingsmaterialen.
Hygiënenormen
|
3.2 Desinfecteren
Door te desinfecteren met een desinfectiemiddel worden zoveel mogelijk ziekteverwekkers die zijn achtergebleven na het schoonmaken gedood. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)) en de European Chemicals Agency (ECHA (European Chemicals Agency)) beoordelen of een desinfectiemiddel goed werkt en veilig is. Ook stellen zij vast waar, waarvoor en hoe het gebruikt mag worden, dit kunt u vinden in de gebruiksaanwijzing op het etiket. Een toegelaten middel is te herkennen doordat op het etiket van het product een vijfcijferig nummer staat met daarachter de letter N (bijvoorbeeld 23456N) of door de letters EU (Europese Unie) of NL met daarachter 11 cijfers (bijvoorbeeld NL-1234567-0001).
Hygiënenormen
|
Tips
|
4 Opslag medische materialen
Vaccins moeten op de juiste manier worden bewaard om hun werkzaamheid te garanderen. In dit hoofdstuk is informatie opgenomen over het bewaren van vaccins, diagnostisch materiaal, steriele en niet-steriele medische materialen.
4.1 Vaccins
Omdat vaccins gevoeliger voor omgevingsfactoren zijn dan de meeste gewone geneesmiddelen, zijn er strenge eisen verbonden aan het omgaan met vaccins. Vaccins kunnen hun werking verliezen als ze te lang of bij een verkeerde temperatuur worden bewaard. De fabrikant vermeldt instructies over de bewaartemperatuur op de verpakking. Vaak zijn koelkasten voor de opslag van vaccins aangesloten op een (centraal) alarmsysteem dat bijvoorbeeld afgaat bij plotselinge temperatuurverschillen of stroomuitval.
Hygiënenormen
|
4.2 Diagnostisch en (niet-)steriel materiaal
Diagnostisch materiaal
Ga zorgvuldig met diagnostische monsters om. Let op de aanvullende eisen:
Hygiënenormen
|
Steriele materialen
Steriel verpakte materialen en instrumenten blijven alleen steriel als de verpakking droog en onbeschadigd is. Let op de volgende regels wanneer steriele materialen worden gebruikt:
Hygiënenormen
|
Niet-steriele materialen
Berg niet-steriele materialen, zoals materialen voor lichamelijk onderzoek, vrij van de grond, schoon en overzichtelijk op.
Hygiënenormen
|
5 Bouw en inrichting
In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, reiniging, hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk type ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiëne-eisen.
Daarnaast zijn er aanvullende bouwvoorschriften vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld eisen aan het benodigde aantal toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.
5.1 Algemene eisen
Zorg er voor dat alle ruimtes binnen de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) veilig en goed te reinigen zijn. Houdt u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting van de te gebruiken ruimte. Onder normale omstandigheden is er in deze ruimtes niet een verhoogd risico op infecties.
Hygiënenormen
|
5.2 Infectiepreventie binnenlucht
Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.
De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.
Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.
5.2.1 Ventileren en luchten
Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.
Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?
Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.
Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.
Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!
Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.
Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid
Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2.3 Luchtreinigers
Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.
Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.3 Toiletten
Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed te reinigen zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een voorwaarde voor de groei van micro-organismen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.4 (Medische) behandelruimtes
Binnen de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en zijn verschillende behandel-, onderzoeks- en spreekkamers. Zorg dat er in al deze ruimtes veilig en hygiënisch gewerkt kan worden.
Onderstaande eisen gelden voor alle medische behandelruimtes:
Hygiënenormen
|
Sputuminductiekamer
In deze ruimte is een verhoogd besmettingsrisico voor tuberculose. Houd na de sputuminductie de kamer gesloten en zorg voor goede ventilatie met een uv (ultraviolet )-lamp. Zie voor meer informatie instructie ‘ventilatievoud en uv-straling’ in bijlage 5.
Hygiënenormen
|
5.5 Mobiele units
Naast uw behandelkamers op locatie, kunnen er ook mobiele units worden ingezet. De juiste toepassing van handhygiëne hierbij is afhankelijk van de werkzaamheden.
Hygiënenormen
|
5.6 Opslag schoonmaakmiddelen en -materialen
Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmateriaal opgeborgen kan worden. Zo worden vuile en gevaarlijke stoffen of giftige materialen gescheiden van voedingsmiddelen.
Hygiënenormen
|
5.7 Afvalverwerking
Afval in en rond het gebouw kan een bron van ziektekiemen zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen. Deze paragraaf gaat over huishoudelijk afval. Hoe u met scherp afval zoals naalden moet omgaan, staat in paragraaf 2.3. Zie het beleid van uw instelling voor de eisen aan overig afval, zoals klein chemisch afval.
Huishoudelijk afval is het afval dat dagelijks wordt geproduceerd. Denk bijvoorbeeld aan gebruikt verband, pleisters, watjes. Verzamel zo mogelijk in gescheiden containers.
Hygiënenormen
|
Afvalverwerking van afval wat direct afkomstig is van cliëntenzorg valt onder het Beleidskader van het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (LAP3). In sectorplan 19 staan de specifieke regels opgenomen waaronder wat als infectieus afval moet worden beschouwd.
5.8 Dierplaagbeheersing
Ratten, muizen, insecten, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. Om de medewerkers en cliënten hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig. Als sprake is van overlast van dierplagen, dient een deskundige dierplaagbeheerser ingeschakeld te worden.
Hygiënenormen
|
6 Preventie en vaccinatiebeleid bij medewerkers
De aard van het werk kan het risico op beroepsmatige besmetting met zich meebrengen. De werkgever draagt, volgens de Arbowet, de wettelijke verantwoordelijkheid tot veilige en gezonde werkomstandigheden, waaronder de kans op blootstelling (en vervolgens transmissie) aan ziekteverwekkers. Dit werkgerelateerde infectierisico vraagt om voorlichting en adequate voorzorgsmaatregelen; de werkgever draagt zorg voor een adequaat infectiepreventie- en vaccinatiebeleid.
Hij ziet toe op het consequent en juist naleven van de hygiënemaatregelen en verstrekt de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals handschoenen, brillen en beschermende kleding (zie paragraaf 2.1 en paragraaf 2.2).
Ook hebben medewerkers zélf een verantwoordelijkheid in de zorg voor de gezondheid en veiligheid van zichzelf, collega’s en cliënten/patiënten door het consequent naleven van de instructies en door de aangeboden persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken. De preventiemedewerker en arbodeskundigen, zoals de bedrijfsarts/arbeidshygiënist, kunnen hierin ondersteunen en adviseren. Zij dienen bij vragen, gezondheidsklachten en verzuim laagdrempelig voor medewerkers beschikbaar te zijn. In geval van infectierisico’s is het van belang oog te hebben voor extra kwetsbare medewerkers zoals zwangeren, chronisch zieken en oudere werknemers; zij lopen in geval van onbeschermde blootstelling een extra gezondheidsrisico.
6.1 Vaccinaties
Tegen een aantal infectieziekten is vaccinatie beschikbaar. Aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor een agens waar mogelijk blootstelling aan plaatsvindt (en waarvoor een doeltreffend en veilig vaccin beschikbaar is), wordt door de werkgever kosteloos vaccinatie aangeboden. Vaccinatie volgens het RVP (Rijksvaccinatie programma) vormt hierin de basis. Verder kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hepatitis A en B en aan seizoensinfluenza. De Gezondheidsraad heeft een bruikbaar kader opgesteld om een goede afweging tot (indicatie voor) vaccinatie van werknemers te kunnen maken (www.gezondheidsraad.nl: zoekterm werknemers en infectieziekten - criteria voor vaccinatie). Een actuele risico-inventarisatie vormt in alle gevallen de basis.
Naast vaccinatie blijven het toepassen van de standaardhygiëne en persoonlijke beschermingsmiddelen altijd van belang. Neem voor meer informatie contact op met leidinggevende of de bedrijfsarts.
6.2 Zwangerschap
Een zwangere medewerker of een medewerker met een kinderwens, heeft recht op (waar nodig) aanvullende maatregelen om te voorkomen een infectieziekte op te lopen. Bij het omgaan met (mogelijk) zieke cliënten is extra hygiëne belangrijk. Daarnaast is alertheid op kinderziekten zoals rode hond, mazelen, de vijfde ziekte en waterpokken nodig.
Zwangere medewerkers of medewerkers met een kinderwens die een mogelijk verhoogde kans hebben op een besmetting met deze infectieziekten, kunnen contact opnemen met hun bedrijfsarts voor advies en eventueel passende maatregelen. Meer informatie is te vinden via de webpagina ‘Zwangerschap en infectieziekten’ van het RIVM.
6.3 Medewerker met een infectieziekte
Een medewerker met een infectieziekte kan een infectiebron zijn voor de omgeving. Vooral bij aandoeningen van de huid, luchtwegen en darmen, die een risico voor andere medewerkers en cliënten kunnen vormen. Medewerkers moeten dergelijke aandoeningen melden aan de leidinggevende. Deze bepaalt in overleg met de bedrijfsarts welke werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
De indicaties voor een melding zijn onder meer:
- exantheem (huiduitslag);
- conjunctivitis
- aanhoudende diarree;
- hepatitis A;
- herpes labialis (koortslip, bij werkzaamheden met baby’s tot vier weken);
- langer dan drie weken hoesten, in combinatie met andere voor tuberculose verdachte symptomen;
- kinkhoest.
De leidinggevende en de bedrijfsarts kunnen gebruikmaken van de richtlijnen van de LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding). In de paragraaf ‘Maatregelen’ van de LCI-richtlijnen, staat meer informatie over maatregelen en wering.
6.4 Werken met (mogelijke) tbc-patiënten
Als een tbc (Tuberculose)-patiënt hoest, niest, praat of zingt kunnen er besmette sputumdruppels in de lucht terecht komen. Gezonde mensen kunnen deze druppels inademen en zo besmet raken met tuberculose. Hoe besmettelijk iemand met tuberculose is, hangt af van verschillende factoren, zoals de hoeveelheid bacteriën in de druppels, de ernst van de hoestklachten, maar ook of een patiënt zelf bijvoorbeeld met de hand voor mond niest of na het hoesten de handen wel goed wast. Over het algemeen wordt het begin van de hoestklachten gezien als de besmettelijke periode. Drie weken na de behandeling is een cliënt in principe niet meer besmettelijk voor zijn of haar omgeving. Dit geldt overigens niet voor cliënten die besmet zijn met (multi)resistente tbc-bacteriën.
GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-medewerkers die (mogelijke) tbc-patiënten behandelen lopen zelf ook het risico op tuberculose. Het is aan te raden om uw medewerkers regelmatig te controleren. Laat uw medewerkers in ieder geval op de volgende momenten controleren om tuberculose in een vroeg stadium te ontdekken:
- bij indiensttreding;
- bij (half)jaarlijks tuberculoseonderzoek;
- drie maanden na uitdiensttreding.
Er zijn drie verschillende tuberculose-testen:
- Tuberculinehuidtest (THT (tuberculinehuidtest) of Mantouxtest) voor medewerkers die nog niet eerder op tuberculose zijn getest, of bij wie een eerdere tuberculinehuidtest positief uitkwam.
- IGRA (interferon-gamma release assay) (Interferon-Gamma Release Assay of bloedtest) voor medewerkers die eerder een positieve tuberculinehuidtest hadden, of een resultaat hadden dat groter of gelijk aan 5 mm was. Ook geschikt voor medewerkers die gevaccineerd zijn met BCG (Bacille Calmette Guérin) (Bacillus Calmette-Guérin vaccin tegen tuberculose).
- Thoraxfoto voor medewerkers die eerder een positieve IGRA hadden.
Zijn er medewerkers met een positieve tuberculinehuidtest of IGRA? Of zijn er afwijkingen op de thoraxfoto gezien? Dan moeten zij verder medisch worden onderzocht. Daarnaast zult u moeten controleren of de transmissiepreventie wel goed werkt binnen uw GGD.
6.5 Accidenteel bloedcontact
Binnen de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en kunnen accidentele bloedcontacten (bijt-, krab- , prik-, snij- en spataccidenten) plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of cliënt in contact komt met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo’n accident kunnen micro-organismen worden overgedragen, zoals het hepatitis B of C virus en hiv (humaan immunodeficientievirus). Bij een bijt- of krabaccident lopen zowel de bijter/krabber als de degene die gebeten of gekrabd is het risico om besmet te worden door de ander.
Door een protocol op te stellen voor accidenteel bloedcontact dat bekend is bij de medewerkers, verkleint u de kans dat medewerkers of cliënten bij zo’n accident een infectieziekte oplopen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Bijlagen
In de bijlagen vindt u schoonmaakschema’s en instructies, bijvoorbeeld voor handen wassen en handen desinfecteren. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden en uitprinten. U kunt ze dan direct ophangen, bijvoorbeeld bij wastafels of in een schoonmaakkast.
Bijlage 1: Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
Bijlage 2: Reinigingsschema’s
In de reinigingsschema’s staat hoe vaak en op welke manier verschillende oppervlakken en materialen moeten worden gereinigd. Het eerste schema is een algemeen schema dat geldt voor het hele pand. De volgende schema’s richten zich op specifieke ruimtes. Ook is er een schema toegevoegd voor de omgang met schoonmaakmaterialen.
U mag natuurlijk vaker reinigen dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier reinigen, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de schema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de reinigingsschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
Bijlage 3: Microvezeldoekjes
Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.
Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:
- Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
- Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
- Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
- Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
- Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
- Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.
Bijlage 4: Ventilatievoud en ultraviolette straling
Voor het effectief verwijderen van in de lucht aanwezige kleine zwevende deeltjes, zoals bijvoorbeeld ingedroogde druppelkernen met mycobacteriën, is een aantal factoren van invloed. Hieronder volgt een uiteenzetting. Luchten is vanwege wisselende klimatologische omstandigheden niet altijd effectief en wordt daarom voor het verwijderen van mycobacteriën uit een ruimte afgeraden, indien als enige maatregel gebruikt.
Ventilatievoud
Met het ventilatievoud wordt het aantal luchtverversingen per uur in een ruimte aangegeven. Het ventilatievoud of in het Engels Air Changes per Hour (ACH (acetoncyaanhydrine)) is de meetwaarde van het aantal kubieke meters lucht dat in een ruimte per uur wordt weggezogen gedeeld door het aantal kubieke meters (inhoud) van de ruimte. Het effect van verhoogde ventilatie komt vooral in de eerste drie luchtwisselingen tot uiting en is boven zesvoudige ventilatie nog maar beperkt. Naarmate een ruimte groter en de luchtmenging minder volledig is, worden aanzienlijk lagere reducties bereikt.
ACH | 99% | 99,9% |
---|---|---|
2 | 138 | 207 |
4 | 69 | 104 |
6 | 46 | 69 |
12 | 23 | 35 |
15 | 18 | 28 |
20 | 7 | 14 |
50 | 3 | 6 |
400 | <1 | 1 |
Een voorbeeld: Een kamer met een lengte, breedte en hoogte van 2 x 2 x 2,5 meter heeft een inhoud van 10 m3 (kubieke meter). Door het ventilatiesysteem wordt per uur 60 m3 lucht weggezogen. Gedurende het uur wordt verse buitenlucht, eventueel verwarmd, gekoeld, ontvochtigd of bevochtigd weer ingeblazen via plafondroosters. Het ventilatievoud komt daarmee op 6 (60 gedeeld door 10). Indien in de kamer mycobacteriën in de lucht zweven dan is de kamer bij gesloten deuren na 46 minuten voor 99% gezuiverd en na 69 minuten voor 99,9%.
Ultraviolette straling
Mycobacterium tuberculosis wordt zeer snel gedood door ultraviolette straling (UV (ultraviolet)). Het desinfecterend effect van UV is al in het midden van de 20e eeuw aangetoond.
Dit effect daalt echter snel bij toename van de relatieve luchtvochtigheid boven 60%. Dit is een voor infectiepreventie belangrijke beperking. De toegepaste UV straling heeft een golflengte van 254 nanometer. Deze korte golflengte bevindt zich in het UV-C gebied van het spectrum. UV-C heeft weliswaar een hoge energie, maar een gering penetrerend vermogen. De straling dringt niet door de hoornlaag van de huid heen. Er is hierdoor geen risico voor het ontstaan van tumoren van de huid. Ook is UV-C niet in staat de cornea te passeren zodat geen cataract ontstaat.
Welke concrete hygiënerichtlijnen voor GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en uit het bovenstaande voortvloeien, staat beschreven in de richtlijn ‘Naar een afdelings Tuberculose Infectie Preventie Plan’ (RPT 35.400 + erratum) van de Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding (CPT (Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding)). Deze richtlijn is te vinden op de website van het KNCV Tuberculosefonds.
Begrippenlijst
Binnenlucht |
De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht. |
Binnenklimaat |
Het binnenklimaat is het milieu in gebouwen. Het binnenklimaat wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Bijvoorbeeld de temperatuur, de luchtvochtigheid en de hoeveelheid zuurstof in de ruimte. |
Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) |
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren |
Desinfecteren is het doden van micro-organismen met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
Fefo-systeem |
First expired, first out-systeem. Dit betekent dat materialen met de kortst resterende houdbaarheidstermijn het eerst gebruikt worden. Voor dit systeem is het handig om materialen waarvan de houdbaarheidsdatum als eerste verloopt, vooraan te plaatsen in opslag. |
Handdesinfecterend middel |
Een handdesinfecterend middel is een vloeistof waarmee micro-organismen op de handen kunnen worden gedood. Als handen niet zichtbaar vuil of plakkerig zijn, kan een hand desinfecterend middel worden gebruikt in plaats van water en vloeibare zeep. |
Handhygiëne |
Handhygiëne is het wassen van de handen met water en vloeibare zeep of het desinfecteren van de handen met handdesinfectiemiddel, wanneer de handen niet zichtbaar vuil zijn. |
Huiddesinfecterend middel |
Een huiddesinfecterend middel is een vloeistof waarmee micro-organismen op de huid kunnen worden gedood. Een huiddesinfecterend middel wordt voorafgaand aan het openen van de huid gebruikt om de huid te desinfecteren. |
Lichaamsvloeistoffen |
Lichamelijke vloeistoffen zoals bloed, speeksel, braaksel, urine en ontlasting. |
Luchten |
Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst. |
Micro-organismen |
Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoekjes |
Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer |
Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
Reinigen |
Reinigen is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
Ventileren |
Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam. |
Wonddesinfecterend middel |
Een wonddesinfecterend middel is een middel waarmee micro-organismen in de wond kunnen worden gedood. Een wonddesinfecterend middel wordt gebruikt om de wond te desinfecteren. |
Bronnenlijst
Literatuur
- Landelijke Richtlijn Prikaccidenten. RIVM/LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding).
- Richtlijn uitvoering RVP. RIVM.
- RVP-richtlijn Vaccinbeheer. RIVM.
- LCI-richtlijnen. RIVM/LCI.
- Richtlijnen Werkgroep Inspectiepreventie. WIP (Werkgroep Infectiepreventie).
- LCHV-richtlijnen. RIVM/LCI/LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid).
- Legionellapreventie in waterinstallaties: regels en toezicht. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012.
Wetten & besluiten
- Wet publieke gezondheid, Besluit Publieke Gezondheid, Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, Arbeidsomstandighedenbesluit (o.a. artikel 4.97), Omgevingswet, Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, Warenwetbesluit Hygiëne van levensmiddelen. Via www.wetten.overheid.nl.
- Richtlijn 2010/32/EU. Brussel: De Raad van de Europese Unie, 2010.
Losse informatie
- HACCP: regelgeving. Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.
- Hygiënecode Beslisboom. Voedingscentrum.
- Legionella. Rijksoverheid.
- Landelijk Afvalbeheerplan 3. Rijkswaterstaat.
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)'en is voor het laatst volledig herzien in 2019. Aan de laatste herziening hebben de volgende organisaties bijgedragen:
- GGD Fryslân
- GGD Gelderland-Zuid
- GGD Hart voor Brabant
- GGD Kennemerland
- GGD Regio Utrecht
- GGD Twente
Wijzigingen sinds laatste herziening:
- April 2024: De paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
- Maart 2024: Vanwege de invoering van de Omgevingswet zijn de paragrafen waar het Bouwbesluit en Wet milieubeheer worden genoemd aangepast. Het Bouwbesluit is nu opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
- Januari 2023: De paragraaf over desinfecteren is geactualiseerd. Bijlage 4 Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank voor het vinden van een desinfectiemiddel is komen te vervallen. In paragraaf 3.2 Desinfecteren zijn enkele tips opgenomen.
- September 2022: In de paragraaf ‘Desinfecteren’ is een aanvullende tekst opgenomen voor het reinigen en desinfecteren van herbruikbare hulpmiddelen of instrumentaria. Daarmee wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen een ‘algemeen oppervlak’ en herbruikbare medische hulpmiddelen of instrumentaria.
- Maart 2020: De NEN (Nederlandse norm )-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen.
- Augustus 2019: Bijlage 4 (zoekhulp Ctgb-databank) is geactualiseerd.
- Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl