De hygiënerichtlijn voor de jeugdgezondheidszorg is is voor het laatst volledig herzien in 2018. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
De reinigingsschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.
Disclaimer:
LET OP: Deze richtlijn wordt vanaf 2025 herzien. Sommige links en verwijzingen in dit document zijn inmiddels verouderd. Het gaat om links naar WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijnen die inmiddels vervangen zijn door SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
)-richtlijnen. Door te klikken op deze links komt u nu uit bij de nieuwe SRI-richtlijnen. Er staan op dit moment echter ook termen en teksten in dit document die gebaseerd zijn op de verlopen WIP-richtlijnen. Dit kan betekenen dat de richtlijn (op onderdelen) niet meer up-to-date is. De gebruiker dient daarom zelf na te gaan of deze richtlijn nog up-to-date is.
1 Inleiding
In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg (jgz) is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.
Voor wie is deze hygiënerichtlijn?
Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne in de jeugdgezondheidszorg vorm te geven. De richtlijn is geschreven voor alle jgz-medewerkers. Hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de richtlijn ligt bij het management, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun organisatie. Als ondersteuning voor managers zijn kant-en-klare instructies opgenomen voor uitvoerend medewerkers.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Deze richtlijn geeft een overzicht van de minimale hygiëne-eisen waar de jeugdgezondheidszorg aan moet voldoen. U vindt in dit document zowel richtlijnen over bouw, inrichting en reiniging als richtlijnen die direct te maken hebben met de hygiënische uitvoering van handelingen zoals dierplaagbeheersing en afvalverwerking.
De jeugdgezondheidszorg is op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) verplicht om het infectierisico zo klein mogelijk te maken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)) controleert of uw instelling hieraan voldoet. Daarnaast zijn werkgevers volgens de Arbowet en -regelgeving verplicht om hun medewerkers te beschermen tegen risico’s.
Hygiëne en micro-organismen
Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en virussen, en is een belangrijk onderdeel van infectiepreventie. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. Micro-organismen en virussen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed, urine, ontlasting en speeksel, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.
Door contact tussen mensen kunnen deze micro-organismen zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten.
Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken:
- de hoeveelheid micro-organismen waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de micro-organismen mensen ziek maken;
- iemands lichamelijke conditie: de een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.
Hoe verspreiden micro-organismen zich?
Micro-organismen verspreiden zich op de volgende manieren:
- via de handen;
- door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
- via voedsel en water;
- via voorwerpen (o.a. deurklinken, kranen, toetsenborden);
- via lichaamsvloeistoffen (o.a. bloed, ontlasting, braaksel, speeksel, urine);
- via dieren (huisdieren en insecten).
Hygiëne voorkomt ziekte
Als jeugdgezondheidsmedewerker kunt u infectieziekten tijdens het werk oplopen en ook verspreiden. Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
Leeswijzer
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
In de bijlagen vindt u printklare reinigingsschema’s en instructies voor medewerkers.
In de richtlijn gebruiken we de term ‘jgz-ruimte’. Hiermee wordt bedoeld: de ruimte waarin de jeugdgezondheidszorg plaatsvindt.
Tot slot: deze richtlijn beperkt zich tot algemene werkzaamheden. Het is dus mogelijk dat er situaties voorkomen waar deze richtlijn geen kant-en-klaar antwoord op heeft. Bespreek deze situaties met interne deskundigen of neem contact op het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (lchv@rivm.nl).
2 Hygiënisch handelen
Dit hoofdstuk gaat over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over reinigen en desinfecteren staat in hoofdstuk 3.
Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen. De volgende situaties verhogen het risico op besmetting:
- Contact met cliëntenmateriaal, zoals bloed en lichaamsvloeistoffen.
- Contact met de niet-intacte huid of slijmvliezen.
- Contact met gebruikt verpleeg- en behandelmateriaal.
2.1 Algemene hygiënemaatregelen medewerker
Medewerkers en cliënten hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen micro-organismen zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Kennis over infectieziekten en de overdracht van micro-organismen is nodig om de noodzaak van hygiënemaatregelen te begrijpen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Persoonlijke hygiënemaatregelen
Persoonlijke hygiëne van medewerkers houdt in dat zij naast schone kleding, ook verzorgde haren hebben, wondjes goed afdekken en een goede hoesthygiëne hanteren. Micro-organismen kunnen ook gemakkelijk overgebracht worden via onverzorgde handen en nagels. Kunstnagels, lange nagels en (afbladderende) nagellak belemmeren een goede handhygiëne. Een intacte, soepele en verzorgde huid beschermt tegen ziekmakende micro-organismen. Geef uw medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Hoesten en niezen
Ziekteverwekkers kunnen zich ook verspreiden in de lucht, bijvoorbeeld bij hoesten. Een medewerker hoeft zich niet ziek te voelen door de ziekteverwekkers, maar deze ziekteverwekkers kunnen de cliënten met een verminderde weerstand wel ziek maken. Geef medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Handhygiëne
Een van de meest voorkomende manieren waarop micro-organismen worden verspreid, is via de handen. Er zijn twee manieren waarop u handhygiëne kunt toepassen. Door de handen te wassen met water en vloeibare zeep, of door de handen te desinfecteren met een handdesinfecterend middel. Na het wassen of desinfecteren kunnen uw handen droog aanvoelen. U kunt dan een handcrème gebruiken.
Hygiënenormen
|
2.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen
Om het infectierisico te verkleinen, moeten medewerkers in sommige gevallen beschermingsmiddelen dragen. Zorg ervoor dat er voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen in de originele verpakking in de directe omgeving van medische zorghandelingen en/of onderzoek aanwezig zijn. Geef medewerkers instructies over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Handschoenen
In bepaalde gevallen zijn handschoenen verplicht om het infectierisico te verkleinen. Dit is onder normale omstandigheden niet nodig bij vaccinatie of bloedafname met een gesloten afnamesysteem (zoals een vacuümsysteem), omdat bloedcontact dan wordt voorkomen.
Het dragen van handschoenen is wél vereist in situaties met een verhoogde kans op besmetting. Ook hier moeten medewerkers goed op hun eigen persoonlijke hygiëne letten. Geef de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Beschermende kleding en mondneusmaskers
Om te voorkomen dat medewerkers besmet raken met ziekteverwekkers, moeten zij in sommige gevallen persoonlijke beschermingsmiddelen dragen zoals handschoenen, schorten en mondneusmaskers.
Hygiënenormen
|
2.3 Hygiënisch werken
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkende micro-organismen zitten. Hygiënisch werken is van belang om besmetting met deze micro-organismen te voorkomen. Zorg dat wat schoon is, schoon blijft.
Eten en drinken
Bij het bereiden van eten en drinken is het mogelijk dat er micro-organismen in of op het eten of drinken terechtkomen.
Hygiënenormen
|
(Communicatie)apparatuur
Gebruik bij voorkeur géén apparatuur zoals telefoons, tablets en toetsenborden tijdens cliëntgebonden werkzaamheden. Deze kunnen besmet zijn met micro-organismen. Hierdoor is het mogelijk dat er micro-organismen via de handen worden overgedragen.
Hygiënenormen
|
Huisdieren
Huisdieren kunnen ziek zijn en een aantal ziektes zijn ook overdraagbaar van (huis)dier op mens.
Hygiënenormen
|
Omkleden en verschonen van cliënten
In lichaamsvloeistoffen kunnen micro-organismen zitten. Tijdens het verschonen van een kind, kan urine of ontlasting op het aankleedkussen, de weegschaal of meetbak komen. Daarom is het nodig om hygiënisch te werken en de materialen goed schoon te houden.
Hygiënenormen
|
Scherp afval
Bij het injecteren van vaccins worden naalden gebruikt. Hierbij is er een kans op een prikaccident. Omdat 85% van de prikaccidenten voorkomen in de zorgsector, is er een Europese richtlijn (richtlijn 2010/32/EU (Europese Unie)) opgesteld die werkgevers van alle EU-lidstaten verplicht om hun medewerkers tegen deze accidenten te beschermen. In Nederland is dit vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. In dit besluit staat dat er veilige naaldsystemen beschikbaar moeten zijn met ingebouwde beveiliging, zodat de zorgmedewerker na gebruik zichzelf of anderen er niet mee kan besmetten. Ook is in het besluit opgenomen dat het verboden is om het hoesje na gebruik terug op de naald te zetten (‘recappen’ genoemd).
Naast het gebruik van de juiste naalden, wordt het risico op prikaccidenten verder verlaagd door een juiste omgang met gebruikte naalden en naaldcontainers. Daarom gelden de volgende regels voor de omgang met scherp afval:
Hygiënenormen
|
Volle naaldcontainers vallen in de categorie ‘ziekenhuisafval’. Aan de afvoer van ziekenhuisafval zijn bij wet eisen gesteld (zie Afval van gezondheidszorg bij mens of dier - LAP3). Zo mag u uw containers alleen inleveren bij inzamelaars die een zogeheten VIHB-nummer hebben. Op www.niwo.nl kunt u een lijst met goedgekeurde inzamelaars vinden (zoek hiervoor op ‘VIHB-lijst’ en vervolgens op ‘Raadplegen VIHB-lijst (bedrijfsafval en gevaarlijk afval)’).
Tips
|
Wasgoed
Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkende micro-organismen. Het wasgoed kan gewassen worden door een extern bedrijf of de organisatie zelf.
Hygiënenormen
|
2.4 Hygiëne op externe locaties
De werkzaamheden van de medewerker vinden soms plaats op andere locaties dan de jgz-ruimte. Bezoeken aan de thuissituatie, op scholen, in sportcentra of bijvoorbeeld in een buurthuis vraagt om extra hygiënemaatregelen. In deze paragraaf is hierover meer informatie opgenomen.
Bezoeken thuis
Medewerkers die bij de cliënten thuis komen moeten persoonlijke beschermingsmiddelen en materialen zelf meenemen, omdat deze niet bij de cliënten thuis aanwezig zijn.
Hygiënenormen
|
Bezoeken op locatie en groepsvaccinaties
Medewerkers die op een externe locatie komen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen zelf meenemen, omdat deze niet aanwezig kunnen zijn. Creëer indien mogelijk voor kinderen met prikangst een ruimte waar zij apart geholpen kunnen worden.
Hygiënenormen
|
3 Reinigen en desinfecteren
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkende micro-organismen zitten. Door te reinigen worden veel micro-organismen verwijderd. De kans op ziekte is dan kleiner.
Er is een verschil tussen reinigen en desinfecteren. Reinigen is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. De meeste micro-organismen in het stof of vuil verdwijnen zo. Maar om bijvoorbeeld micro-organismen in bloedvlekken weg te krijgen, is na het reinigen óók desinfecteren nodig. Desinfecteren doodt de overgebleven micro-organismen.
Bepaal of er een externe partij moet worden ingeschakeld voor het reinigen en desinfecteren, of dat medewerkers dit kunnen doen. Zorg dat de betreffende medewerkers instructies krijgen over de uitvoering van reiniging en desinfectie en over de omgang met de verschillende materialen en middelen.
3.1 Omgaan met reinigingsmaterialen en -middelen
Reinigingsmaterialen moeten goed gereinigd, gedroogd en opgeruimd worden. In bijlage 7.3 vindt u een specifiek reinigingsschema voor de reinigingsmaterialen.
Hygiënenormen
|
3.2 Reinigen
Er komt veel kijken bij een goede reiniging. Als er verkeerd wordt gereinigd, kunnen er micro-organismen achterblijven of zelfs verspreid worden.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.3 Desinfecteren
In sommige gevallen is het reinigen van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het reinigen ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp vervuild is met bloed of andere lichaamsvloeistoffen, en bij sommige infectieziekten. Hierbij gelden de volgende algemene regels:
Hygiënenormen
|
Toegelaten desinfecterende middelen
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of een desinfecterend middel in Nederland gebruikt mag worden. Deze middelen worden voorzien van een N-nummer. De European Chemicals Agency (ECHA (European Chemicals Agency)) bepaalt of het gebruik van een middel in Europa, en dus ook in Nederland, toegestaan is. Deze middelen zijn voorzien van een NL- of EU (Europese Unie)-nummer.
Een toegelaten desinfectiemiddel is te herkennen aan één van de volgende nummers op de verpakking:
- een N-nummer (bijvoorbeeld 12345 N);
- een NL-nummer (bijvoorbeeld 1234567-0000);
- een EU-nummer (bijvoorbeeld EU-1234567-0000).
Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking melden waarvoor het middel gebruikt mag worden.
Middelen die zijn toegelaten, staan op de website van het Ctgb. Zie voor een verdere uitleg bijlage 7.4. Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.
Hygiënenormen
|
3.4 Reinigingsschema's
Reinigingsschema’s zijn te vinden in bijlage 7.3. De schema’s zijn op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten. U kunt ze dan direct ophangen, bijvoorbeeld bij wastafels of in een schoonmaakkast.
In de schema’s staat hoe vaak en op welke manier verschillende oppervlakken en materialen moeten worden gereinigd. Het eerste schema is een algemeen schema dat geldt voor het hele pand. De volgende schema’s richten zich op specifieke ruimtes. U mag natuurlijk vaker reinigen dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier reinigen, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
4 Opslag medische materialen
Vaccins moeten op de juiste manier worden bewaard om hun werkzaamheid te garanderen. In dit hoofdstuk is informatie opgenomen over het bewaren van vaccins, steriele en niet-steriele medische materialen. Zie de Richtlijn Uitvoering RVP voor gedetailleerde informatie over de uitvoering en organisatie van het Rijksvaccinatieprogramma.
4.1 Vaccins
Omdat vaccins gevoeliger voor omgevingsfactoren zijn dan de meeste gewone geneesmiddelen, zijn er strenge eisen verbonden aan het omgaan met vaccins. Vaccins kunnen hun werking verliezen als ze te lang of bij een verkeerde temperatuur worden bewaard. De fabrikant vermeldt instructies over de bewaartemperatuur op de verpakking. Vaak zijn koelkasten voor de opslag van vaccins aangesloten op een (centraal) alarmsysteem dat bijvoorbeeld afgaat bij plotselinge temperatuurverschillen of stroomuitval.
Hygiënenormen
|
4.2 Steriele materialen
Steriel verpakte materialen en instrumenten blijven alleen steriel als de verpakking droog en onbeschadigd is. Let op de volgende regels wanneer steriele materialen worden gebruikt:
Hygiënenormen
|
4.3 Niet-steriele materialen
Berg niet-steriele materialen, zoals speelgoed voor lichamelijk onderzoek, schoon en overzichtelijk op.
Hygiënenormen
|
5 Bouw en inrichting
In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, reiniging, hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk type ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiëne-eisen.
Daarnaast zijn er aanvullende bouwvoorschriften vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld eisen aan het benodigde aantal toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.
5.1 Algemene eisen
Zorg er voor dat alle ruimtes binnen de jgz-ruimte veilig en goed te reinigen zijn. Houdt u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting van de te gebruiken ruimte. Onder normale omstandigheden is er in deze ruimtes niet een verhoogd risico op infecties.
Hygiënenormen
|
5.2 Infectiepreventie binnenlucht
Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.
De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.
Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.
5.2.1 Ventileren en luchten
Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.
Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?
Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.
Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.
Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!
Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.
Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid
Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2.3 Luchtreinigers
Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.
Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.3 Toiletten
Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed te reinigen zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor micro-organismen.
Hygiënenormen
|
5.4 (Medische) behandelruimtes
Binnen de uitvoerende jeugdgezondheidszorg zijn verschillende behandel-, onderzoeks- en spreekkamers. Zorg dat er in al deze ruimtes veilig en hygiënisch gewerkt kan worden.
Onderstaande eisen gelden voor alle medische behandelruimtes:
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.5 Mobiele units
Naast uw behandelkamers op locatie, kunnen er ook mobiele units worden ingezet.
Hygiënenormen
|
5.6 Opslag schoonmaakmiddelen en -materialen
Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmateriaal opgeborgen kan worden. Zo worden vuile en gevaarlijke stoffen of giftige materialen gescheiden van voedingsmiddelen.
Hygiënenormen
|
5.7 Afvalverwerking
Afval in en rond het gebouw kan een bron van ziektekiemen zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen. Deze paragraaf gaat over huishoudelijk afval. Hoe u met scherp afval zoals naalden moet omgaan, staat in paragraaf 2.3. Zie het beleid van uw instelling voor de eisen aan overig afval, zoals klein chemisch afval.
Huishoudelijk afval is het afval dat dagelijks in een instelling wordt geproduceerd. Denk bijvoorbeeld aan luiers, etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen. Verzamel zo mogelijk in gescheiden containers.
Hygiënenormen
|
Afvalverwerking van afval wat direct afkomstig is van cliëntenzorg valt onder het Beleidskader van het Landelijk Afvalbeheerplan 2 (LAP2). In sectorplan 19 staan de specifieke regels opgenomen waaronder wat als infectieus afval moet worden beschouwd (p.9).
5.8 Dierplaagbeheersing
Ratten, muizen, insecten, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. Om de medewerkers en cliënten hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig. Als sprake is van overlast van dierplagen, dient een deskundige dierplaagbeheerser ingeschakeld te worden.
Hygiënenormen
|
6 Voorzorgsmaatregelen
Zieke kinderen of medewerkers vragen om voorzorgsmaatregelen. De werkgever draagt zorg voor preventie en vaccinatiebeleid voor medewerkers.
6.1 Bij een ziek kind
Vooropgesteld is het niet de bedoeling dat een ziek kind naar de jgz-ruimte komt. Onderzoek naar de groei en ontwikkeling kan belemmerd worden als een kind ziek is. De Richtlijn Uitvoering RVP geeft aan: ‘Als een kind te ziek is kan een vaccinatie beter uitgesteld worden. Koorts is daarvoor een graadmeter. Bij een temperatuur van 38,5 °C of hoger wordt er niet gevaccineerd.’ Het is aan de arts of jeugdverpleegkundige om te beoordelen of er een nieuwe afspraak gemaakt moet worden. Het weren van een kind is alleen nodig in geval van open TBC (Tuberculose), buiktyfus of bacillaire dysenterie.
COVID-19
Sinds 2020 hebben zorginstellingen te maken met het COVID-19-virus dat zich kan verspreiden in de instelling. Afhankelijk van het aantal besmettingen geldt landelijk een inschalingsniveau. Bij dit inschalingsniveau horen (preventieve) maatregelen om verdere verspreiding tegen te gaan. De LCI-richtlijn COVID-19 beschrijft hoe GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en moeten handelen bij COVID-19. Voor zorginstellingen buiten het ziekenhuis zijn er bijlagen bij de richtlijn beschikbaar over verpleging, verzorging en PBM-gebruik en over het uitvoeren van bron- en contactonderzoek bij COVID-19.
Andere infectieziekten
Uitgebreide informatie over een infectieziekte (zoals MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus ), kinkhoest, waterpokken of mazelen) of dragerschap (zoals BRMO (bijzonder resistente micro-organismen) waaronder MRSA) kunt u terugvinden in de richtlijnen van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding. In de paragraaf ‘Maatregelen’ van de betreffende LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-richtlijn vindt u welke maatregelen ten aanzien van patiënten en contacten nodig zijn en meer informatie over wering. In het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)-bestand ‘Informatie over ziektebeelden voor KDV, PSZ en BSO’ vindt u ook informatie.
Bij vragen kan altijd contact opgenomen worden met de afdeling Infectieziekten van de GGD en de bedrijfsarts.
Strikte naleving van de basishygiëne is bij zieke kinderen noodzakelijk. Besteed na een ziek kind extra aandacht aan reiniging en zo nodig desinfectie van onderzoeksmaterialen, speelgoed en instrumentarium.
6.2 Preventie en vaccinatiebeleid bij medewerkers
De werkgever draagt zorg voor het geven van voorlichting en instructie aan de medewerkers (zie paragraaf 2.1), organiseert en ziet toe op het naleven van de hygiënemaatregelen. Ook faciliteert de werkgever de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals handschoenen, brillen en beschermende kleding en houdt toezicht op het juist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (zie paragraaf 2.2).
Ook de medewerkers hebben een verantwoordelijkheid in de zorg voor de gezondheid en veiligheid van zichzelf, collega’s en cliënten/patiënten door het naleven van de instructies en door de aangeboden preventieve middelen op de juiste wijze te gebruiken. De preventiemedewerker en arbo-deskundigen, zoals de bedrijfsarts/arbeidshygiënist, kunnen hierin ondersteunen en adviseren.
Vaccinaties
Medewerkers kunnen zich tegen een aantal infectieziekten laten vaccineren. Neem voor meer informatie contact op met de bedrijfsarts. Voor COVID-19 beschrijft de LCI-uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie welke regels en mogelijkheden er zijn voor vaccinatie.
Hygiënenormen
|
Zwangerschap
Een zwangere medewerker of een medewerker met een kinderwens, heeft recht op (waar nodig) aanvullende maatregelen om te voorkomen een infectieziekte op te lopen. Bij het omgaan met kleine kinderen is extra hygiëne belangrijk. Daarnaast is alertheid op kinderziekten zoals rode hond, mazelen, de vijfde ziekte en waterpokken nodig.
Zwangere medewerkers of medewerkers met een kinderwens die een mogelijk verhoogde kans hebben op een besmetting met deze infectieziekten, kunnen contact opnemen met hun bedrijfsarts voor advies en eventueel passende maatregelen. Meer informatie is te vinden op de themasite ‘Zwangerschap en infectieziekten’ van het RIVM.
Medewerker met een infectieziekte
Een medewerker met een infectieziekte kan een infectiebron zijn voor de omgeving. Vooral bij aandoeningen van de huid, luchtwegen en darmen, die een risico voor andere medewerkers en cliënten kunnen vormen. Medewerkers moeten dergelijke aandoeningen melden aan de leidinggevende. Deze bepaalt in overleg met de bedrijfsarts welke werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.
De indicaties voor een melding zijn onder meer:
- exantheem (huiduitslag);
- aanhoudende diarree;
- hepatitis A;
- herpes labialis (koortslip, bij werkzaamheden met baby’s tot vier weken);
- langer dan drie weken hoesten, in combinatie met andere voor tuberculose verdachte symptomen;
- kinkhoest.
De leidinggevende en de bedrijfsarts kunnen gebruikmaken van de richtlijnen van de LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding). In de paragraaf ‘Maatregelen’ van de LCI-richtlijnen, staat meer informatie over maatregelen en wering.
Accidenteel bloedcontact
Binnen de uitvoerende jeugdgezondheidszorg kunnen accidentele bloedcontacten (bijt-, krab- , prik-, snij- en spataccidenten) plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of cliënt in contact komt met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo’n accident kunnen micro-organismen worden overgedragen, zoals het hepatitis B of C virus en hiv (humaan immunodeficientievirus). Bij een bijt- of krabaccident lopen zowel de bijter/krabber als de degene die gebeten of gekrabd is het risico om besmet te worden door de ander.
Door een protocol op te stellen voor accidenteel bloedcontact dat bekend is bij de medewerkers, verkleint u de kans dat medewerkers of cliënten bij zo’n accident een infectieziekte oplopen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
7 Bijlagen
7.1 Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
7.2 Microvezeldoekjes
Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.
Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:
- Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
- Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
- Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
- Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
- Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
- Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.
7.3 Reinigingsschema’s
In de reinigingsschema’s staat hoe vaak en op welke manier gereinigd moet worden.
U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de reinigingsschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de reinigingsschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
7.4 Ctgb-databank
Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.
Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.
A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
- Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
- Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
- Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
- Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
- U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.
Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.
8 Extra informatie
8.1 Begrippenlijst
Binnenlucht |
De lucht in een ruimte, bijvoorbeeld een kamer, vergaderzaal, winkel of festivaltent. De lucht onder een luifel of parasol wordt gezien als buitenlucht. |
Binnenklimaat |
Het binnenklimaat is het milieu in gebouwen. Het binnenklimaat wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Bijvoorbeeld de temperatuur, de luchtvochtigheid en de hoeveelheid zuurstof in de ruimte. |
CBG (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen) |
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico's en kwaliteit van geneesmiddelen voor de mens. Middelen zijn te herkennen aan een RVG (Register Verpakte Geneesmiddelen)-nummer. |
Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) |
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren |
Desinfecteren is het doden van micro-organismen met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
Fife-systeem |
First in, first expired-systeem. Dit betekent dat materialen die het kortst houdbaar zijn vooraan staan en het eerst gebruikt worden. |
Handdesinfecterend middel |
Een handdesinfecterend middel is een vloeistof waarmee micro-organismen op de handen kunnen worden gedood. Als handen niet zichtbaar vuil of plakkerig zijn, kan een hand desinfecterend middel worden gebruikt in plaats van water en vloeibare zeep. |
Handhygiëne |
Handhygiëne is het wassen van de handen met water en vloeibare zeep of het desinfecteren van de handen met handdesinfectiemiddel, wanneer de handen niet zichtbaar vuil zijn. |
Huiddesinfecterend middel |
Een huiddesinfecterend middel is een vloeistof waarmee micro-organismen op de huid kunnen worden gedood. Een huiddesinfecterend middel wordt voorafgaand aan het openen van de huid gebruikt om de huid te desinfecteren. |
Lichaamsvloeistoffen |
Lichamelijke vloeistoffen zoals bloed, speeksel, braaksel, urine en ontlasting. |
Luchten |
Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst. |
Micro-organismen |
Bacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoekjes |
Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer |
Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
Reinigen |
Reinigen is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
Ventileren |
Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam. |
Wonddesinfecterend middel |
Een wonddesinfecterend middel is een middel waarmee micro-organismen in de wond kunnen worden gedood. Een wonddesinfecterend middel wordt gebruikt om de wond te desinfecteren. |
8.2 Bronnenlijst
Literatuur
- Landelijke Richtlijn Prikaccidenten, RIVM/LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding) 2015.
- Richtlijn Cold Chain (2015), RIVM.
- LCI-richtlijnen, RIVM.
- LCHV-richtlijnen, RIVM.
- Informatie over ziektebeelden voor basisscholen – maart 2016, LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid).
- Informatie over ziektebeelden KDV (kinderdagverblijf), PSZ en BSO – maart 2016, LCHV.
Wetten & besluiten
- Wet publieke gezondheid, Besluit Publieke Gezondheid, Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, Arbeidsomstandighedenbesluit (o.a. artikel 4.97), Omgevingswet, Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, Warenwetbesluit Hygiëne van levensmiddelen. Via https://wetten.overheid.nl/zoeken
- Richtlijn 2010/32/EU (2010). Brussel: De Raad van de Europese Unie.
Losse informatie
- Afval van gezondheidszorg bij mens of dier. https://lap3.nl
- Infectieziekten-informatie voor professionals. http://www.rivm.nl/infectieziekten
- Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD). http://kad.nl/
- Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie. www.niwo.nl
- Rijksvaccinatieprogramma. https://rijksvaccinatieprogramma.nl/
- Zwangerschap en infectieziekten. https://www.rivm.nl/zwangerschap-en-infectieziekten
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor de jeugdgezondheidszorg is in 2017-2018 opgesteld. Aan de ontwikkeling van de richtlijn hebben de volgende organisaties bijgedragen:
- GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Fryslân
- GGD Gelderland-Zuid
- GGD Hart van Brabant
- GGD Kennemerland
- GGD Noord-Limburg
- GGD Twente
- GGD regio Utrecht
- Rivas
- RIVM
Wijzigingen sinds vaststelling in maart 2018:
-
- April 2024: De paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
- Maart 2024: de paragrafen waar het Bouwbesluit en Wet milieubeheer werden genoemd, zijn aangepast. Dit is aangepast vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
- Juli 2022: Verouderde informatie (SA-nummers) verwijderd uit de informatie over toegelaten desinfecterende middelen (in paragraaf 3.3).
- Oktober 2021: Ten opzichte van de vorige versie is een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht en zijn hyperlinks geactualiseerd. In paragraaf 2.1 over persoonlijke hygiënemaatregelen is een hygiënenorm toegevoegd: “Ga niet in werkkleding naar uw werk of weer naar huis. Kleed u om op uw werk”. In paragraaf 2.1 over hygiënisch handelen is een alinea over hoesten en niezen opgenomen. In paragraaf 2.2 over persoonlijke beschermingsmiddelen is een aanvulling over mondneusmaskers opgenomen. In hoofdstuk 6 over voorzorgsmaatregelen is een alinea opgenomen over COVID-19. In paragraaf 8.1 Begrippenlijst is de definitie ‘first in, first out’ is gewijzigd naar first in, first expired’.
- Maart 2020: de NEN (Nederlandse norm )-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen.
- Augustus 2019: bijlage 7.4 (zoekhulp Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is aangepast.
- Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.
- Augustus 2018: hyperlinks zijn aangepast.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl
Downloads
-
Normenlijst hygiënerichtlijn voor de jeugdgezondheidszorg 19-04-2024 Normenlijst hygiënerichtlijn voor de jeugdgezondheidszorgDOCX | 93,19 kB
-
Reinigingsschema's voor de jeugdgezondheidszorg 27-02-2019 Reinigingsschema's voor de jeugdgezondheidszorgDOCX | 35,61 kB
-
-
-
-
Informatie over ziektebeelden voor KDV, PSZ en BSO 25-04-2024 Informatie over ziektebeelden voor KDV, PSZ en BSOPDF | 505,07 kB