Vanwege de eigenschappen van geavanceerde (nano)materialen moeten de methoden voor de risicobeoordeling soms aangepast worden. En dat kan ook gelden voor de wetten en regels die eisen aan deze risicobeoordeling stellen. Het RIVM helpt de Europese Commissie (EC) en Nederlandse ministeries bij het bepalen en doorvoeren van deze aanpassingen. 

Wetgeving voor geavanceerde (nano)materialen

Voor geavanceerde (nano)materialen gelden dezelfde wetten en regels als voor andere stoffen. Omdat nanomaterialen andere eigenschappen hebben, gelden er soms extra eisen om te laten zien dat de materialen veilig zijn. Hiervoor zijn een aantal wetten en regels aangepast op de volgende onderwerpen: 

Volgens de wet moeten alle producten die producenten en importeurs op de markt brengen veilig zijn. Dat geldt dus ook voor geavanceerde materialen.  

De Europese Commissie heeft bij onderzoek en innovatie van geavanceerde materialen ook aandacht voor de regels die nodig daarvoor nodig zijn.  

Risicobeoordeling voor geavanceerde (nano)materialen   

De risicobeoordeling van geavanceerde (nano)materialen is niet  anders dan voor chemische stoffen. Wel zijn de fysische eigenschappen belangrijker in de beoordeling van het risico. Een groter oppervlak van een deeltje kan bijvoorbeeld leiden tot hogere chemische reactiviteit, wat een groter risico kan zijn voor mens of dier. Het is dus essentieel deze fysische eigenschappen te bepalen om de rol ervan in een risicobeoordeling mee te kunnen nemen.  

Waar nodig zullen daarvoor de juiste methoden ontwikkeld moeten worden. Voor nanomaterialen zijn daar de laatste tien jaar veel stappen in gezet. In veel gevallen zullen deze methoden ook geschikt zijn voor geavanceerde materialen. Wel is meer ervaring nodig met de toepassing van deze methoden op geavanceerde materialen om dat aan te tonen. 

Toezien op de beoordeling van de veiligheid van geavanceerde (nano)materialen 

Verschillende organisaties in de Europese Unie (EU) zien toe op de beoordeling van de veiligheid van geavanceerde (nano)materialen. Voor industriële chemicaliën is dat het Europese Agentschap voor Chemicaliën (ECHA). Voor medische toepassingen is dat het Europese Agentschap voor Medicijnen (EMA). De Europese Voedselautoriteit EFSA beoordeelt de veiligheid van voedingsmiddelen en van de actieve stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. ECHA doet dit voor biociden. De lidstaten van de EU beoordelen of de gewasbeschermingsmiddelen en biociden waarin deze actieve stoffen zitten, veilig zijn. In Nederland doet het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) dit werk. 

Wetgeving aanpassen aan innovatie  

Wetgeving loopt altijd achter op nieuwe technieken en ontwikkelingen. Het is belangrijk dat de wetgeving zo snel mogelijk volgt. Dit vraagt om een nauwe internationale samenwerking tussen ontwikkelaars, onderzoekers, beoordelaars van risico’s voor mens en milieu, en beleidsmakers. Deze samenwerking kan regelgevers helpen om tijdig te anticiperen op uitdagingen in regelgeving die voortkomen uit innovaties en hun toepassingen, en de mogelijke risico’s daarvan.