Geavanceerde (nano)materialen worden in veel producten gebruikt. Bijvoorbeeld in batterijen, zonnepanelen of in filters voor waterzuivering. Maar ook in voedingsmiddelen, consumentenproducten, bestrijdingsmiddelen en medische producten. Fabrikanten moeten aantonen dat het gebruik van de producten veilig is. Hiervoor gelden dezelfde wetten en regels als voor andere chemische stoffen. Is het gebruik niet veilig, dan kan een nanomateriaal of een specifieke toepassing verboden worden.  

Nieuwe technische toepassingen

Geavanceerde (nano)materialen worden gebruikt om water en lucht te zuiveren. Ze werken als een filter en houden schadelijke stoffen tegen. Soms kunnen ze ook bacteriën afbreken of doden. Verder verbeteren geavanceerde (nano)materialen de werking van zonnecellen en batterijen. Ze dragen zo bij aan de energietransitie.

Voedingsmiddelen

Stoffen die aan voedsel worden toegevoegd (additieven) of verpakkingsmaterialen kunnen uit geavanceerde (nano)materialen bestaan. Deze nanodeeltjes kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) controleert de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen, additieven en verpakkingsmaterialen op Europees niveau. Ze komen pas op de markt als ze zijn goedgekeurd. 

kader EU verbod

EU Europese Unie (Europese Unie)-verbod op titaniumdioxide (E171) als toevoeging aan voedsel  

Titaniumdioxide werd tot 2022 gedeeltelijk in nanovorm toegevoegd aan voedingsmiddelen (E 171) om ze een witte kleur of glans te geven. Het is echter niet zeker of het gebruik van E171 in voedsel veilig is. De Europese Commissie en de lidstaten hebben daarom in 2022 besloten dat E171 niet meer gebruikt mag worden. Buiten de EU wordt titaniumdioxide nog wel als voedseladditief gebruikt.  

Consumentenproducten

In consumentenproducten zoals speelgoed of kleding kunnen nanomaterialen zitten. Geavanceerde (nano)materialen maken deze producten sterker, lichter en duurzamer. Daardoor zijn minder grondstoffen nodig. Vaak zitten de materialen vast in het product, zoals in het frame van een tennisracket. Consumenten komen dan niet direct in aanraking met deze materialen. Dit kan het wel lastig maken om de geavanceerde (nano)materialen te recyclen, omdat ze moeilijk te scheiden en te verwerken zijn. Ook zonnebrandcrème is een voorbeeld van een product waar nanomaterialen in kunnen zitten. 

nanodeeltjes in zonnebrandcreme

Nanodeeltjes in zonnebrandcrème  

Nanodeeltjes van titaniumdioxide en zinkoxide worden in zonnebrandcrème gebruikt als uv ultraviolet (ultraviolet )-filter. Deze nanodeeltjes zorgen voor een hogere beschermingsfactor (SPF). Door het gebruik van nanodeeltjes  laat de crème geen witte waas achter op de huid, zoals bij grotere deeltjes van titaniumdioxide en zinkoxide. Nanodeeltjes van zinkoxide zijn volgens Europese Commissie veilig, als ze gebruikt worden met een maximale concentratie van 25 procent in een product. Onder wetenschappers is er nog discussie over hoe risicovol het inademen van nano-titaniumdioxidedeeltjes is. Daarom mogen nanodeeltjes niet in sprays zitten en worden consumenten geadviseerd om een persoonlijk verzorgingsproduct met nanodeeltjes, zoals een zonnebrandproduct, in spray- of poerdervorm niet te gebruiken. Er is geen nadeel voor het op de huid smeren van nano-titaniumdioxidedeeltjes, want ze kunnen niet via de huid in het lichaam terechtkomen. 

Gewasbeschermingsmiddelen

In de landbouw worden steeds meer nano-gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Dit kan gaan om hele kleine deeltjes van actieve stoffen, maar ook om het inkapselen van reguliere gewasbeschermingsmiddelen in nanodeeltjes. Zo’n middel kan daardoor gerichter, beter of langer werken dan middelen zonder nanodeeltjes. Hierdoor zijn mogelijk minder gewasbeschermingsmiddelen per hectare nodig. 

Medicijnen en medische hulpmiddelen  

De bijzondere eigenschap van nanomedicijnen is dat ze precies op de juiste plek in het lichaam komen. Hierdoor werkt het medicijn beter en heeft het minder bijwerkingen. Nanomedicijnen zijn zo gemaakt dat ze makkelijker oplossen, langer in het bloed blijven of op moeilijk bereikbare plaatsen kunnen komen. Zoals in een tumor. De meeste nanomedicijnen worden gebruikt om kanker of infectieziekten te behandelen. Ook zijn er vaccins die beter werken door nanotechnologie. Nanomaterialen kunnen helpen bij het vaststellen van een ziekte.   

Ook bij medische hulpmiddelen wordt nanotechnologie gebruikt. Implantaten (zoals een heupimplantaat) hebben een speciale laag met nanodeeltjes. Deze laag helpt het bot om beter vast te groeien aan het implantaat. Bij stents, die in bloedvaten worden geplaatst, zorgt de nanolaag dat er geen bloedcellen aan vastgroeien. 

Meldingsplicht voor nanomaterialen    

Bedrijven zijn voor sommige producten verplicht op het etiket te vermelden of het een nanomateriaal bevat. Dit geldt als er 50 procent of meer van het ingrediënt in nanovorm aanwezig is. Op het etiket komt dan achter het ingrediënt tussen haakjes (nano) te staan. Voor voedsel geldt deze meldingsplicht sinds 2011. Voor biociden en persoonlijke verzorgingsproducten sinds 2013. Voor andere producten is dit niet verplicht.  

De meldingsplicht geeft alleen informatie welke hoeveelheid van het nanomateriaal in het product zit. Het is bedoeld om de consument de keuze te geven om een product wel of niet te willen gebruiken. De consument mag er vanuit gaan dat het product met nanomateriaal veilig is, anders mag de fabrikant het niet op de markt brengen. Uit onderzoek blijkt dat bedrijven deze meldingsplicht niet altijd goed naleven. De meldingsplicht geldt niet voor geavanceerde materialen.