Nadat je besmet bent met een virus, gaat je lichaam aan de slag om antistoffen aan te maken. Ook na vaccinatie worden er antistoffen gemaakt. Antistoffen herkennen het virus en helpen om het te bestrijden. Het afweersysteem van het lichaam maakt deze antistoffen aan.
Iedereen heeft heel veel verschillende antistoffen. Allemaal herkennen ze verschillende indringers, zoals ziekmakende virussen en bacteriën. Het afweersysteem heeft speciale cellen (B-cellen) die de antistoffen maken. Het kost tijd voordat het afweersysteem van je lichaam de ziekteverwekkers herkent. Dat kan een week tot soms wel 3 weken duren.
Een virus of bacterie is veel groter dan een antistof. Daarom zijn er meerdere antistoffen tegelijk nodig om virussen en bacteriën te bestrijden.
Wat doet een antistof bij een infectie
Het coronavirus SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2 komt binnen via onze luchtwegen. Het virus bindt zich aan de wand van de luchtwegen. Daarna dringt het cellen van ons lichaam binnen. Dit binnendringen van cellen door het virus is een besmetting. Een antistof die het coronavirus herkent, gaat aan de buitenkant van het virus zitten. Antistoffen die aan de buitenkant zitten, kunnen ervoor zorgen dat het virus niet méér cellen binnendringt. Daardoor stopt de besmetting.
Beeld: BioRender.com
Een antistof ziet er op een tekening vaak uit als de ‘Y’. De twee uiteinden aan de bovenkant herkennen ziekteverwekkers. Dus 1 antistof kan 2 dezelfde stukjes ziekteverwekker tegelijkertijd herkennen. De staart werkt samen met de cellen van het afweersysteem, zoals de B-cellen en cellen die virussen opruimen en vernietigen. Door deze samenwerking kan je lichaam het virus nog beter opruimen.
Wat betekent het als ik antistoffen heb
Als je antistoffen in je bloed hebt, betekent dit dat je besmet bent geweest met het virus. Ook na vaccinatie maakt je lichaam antistoffen aan. Als je daarna in contact komt met het coronavirus, word je onder andere door die antistoffen beschermd. Er wordt onderzoek gedaan om te weten te komen hoeveel antistoffen er nodig zijn om iemand helemaal tegen het virus te beschermen en voor hoelang die bescherming duurt.
Mensen die niet besmet zijn geweest met het virus en niet gevaccineerd zijn, hebben geen antistoffen.
Het geheugen van je afweer
Als de B-cellen merken dat het virus er opnieuw is, kunnen ze heel snel meer antistoffen maken. Dit is onderdeel van het geheugen van je afweer. Hoe meer antistoffen, hoe meer virusdeeltjes je afweersysteem herkent en hoe lastiger het wordt voor het virus om cellen binnen te dringen. Dit zorgt er bij de meeste mensen voor dat ze niet ziek worden. De eerste onderzoeken laten zien dat dit geheugen zorgt dat iemand minder virus bij zich heeft als die opnieuw besmet raakt.
Hoe meet het RIVM antistoffen
Het RIVM heeft een test om de antistoffen aan te tonen. Antistoffen meet je meestal in het bloed en soms in het slijmvocht uit de luchtwegen. De belangrijkste antistoffen tegen het coronavirus, zijn de antistoffen die het zogeheten spike-eiwit herkennen. Deze spike-eiwitten steken uit aan de buitenkant van het coronavirus. Het virus lijkt hierdoor op een kroon (Latijn: corona). Vandaar de naam coronavirus.
In het laboratorium plakken we verschillende eiwitten van het virus (zoals het spike-eiwit) vast aan plastic bolletjes en voegen dat toe aan het bloed van de personen die meedoen aan de studies naar antistoffen, zoals de PIENTER Corona Studie. Met speciale apparatuur kunnen deze bolletjes zichtbaar worden gemaakt. Zodra er antistoffen in het bloed zitten, hechten deze aan de bolletjes met viruseiwit. Hierdoor weten we na de test of en zo ja, hoeveel antistoffen in het bloed zitten en welke eiwitten van het virus ze herkennen.
Antistoffen na een vaccinatie
In Nederland worden verschillende vaccins gebruikt om mensen te beschermen tegen het coronavirus: RNA (ribonucleic acid)-vaccins en vectorvaccins. Beide soorten vaccins zorgen dat het lichaam antistoffen tegen het virus gaat maken, maar doen dit op een andere manier.
Bescherming door RNA-vaccins
De coronavaccins van BioNTech/Pfizer en van Moderna zijn RNA-vaccins. In deze vaccins zit een code (het mRNA) om een heel klein stukje van het coronavirus te maken: het spike-eiwit. De cellen in je lichaam die de code opnemen gaan dit spike-eiwit maken. Vervolgens herkent het afweersysteem de spike-eiwitten als niet-lichaamseigen en gaat antistoffen maken. Als je daarna in contact komt met het coronavirus, word je door die antistoffen beschermd. Zo is de kans klein dat je ziek wordt van het virus.
Bescherming door een vectorvaccin
AstraZeneca is een vectorvaccin. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een aangepast onschuldig virus dat in het lichaam dient als transportmiddel van in dit geval, een stukje SARS-CoV-2. Dit onschuldige virus wordt een vector genoemd. In het vaccin van AstraZeneca wordt het adenovirus als vector gebruikt. Een vector kan zich niet meer vermeerderen en geen ziekte veroorzaken. Het stukje SARS-CoV-2 code dat in het vector vaccin zit, zorgt ervoor dat het Spike-eiwit gemaakt wordt. Daarop gaat het lichaam antistoffen aanmaken. Zo ontstaat afweer. Lees meer informatie over de werking en bescherming van vaccins.