Op deze pagina kun je vinden welke ziektes je kunt krijgen van wilde knaagdieren. Enkele van deze ziektes komen in Nederland voor, andere ziektes zijn van belang voor Nederland omdat ze bijvoorbeeld in buurlanden voorkomen. Deze lijst is niet volledig en kan veranderen in de toekomst. Bijvoorbeeld omdat nieuwe ziektes vanuit het buitenland zich hier kunnen vestigen.
Hoe je besmet kunt raken, verschilt per ziekte. Voor sommige ziekteverwekkers moet er direct contact zijn, waarbij het knaagdier bijvoorbeeld met blote handen wordt aangeraakt, er contact is met urine of ontlasting of er sprake is van een beet. Andere ziekteverwekkers kunnen indirect naar mensen overgedragen worden, bijvoorbeeld via teken of vlooien die eerst een maaltijd op een geïnfecteerd knaagdier hebben gehad. Voor de meeste ziekteverwekkers zijn er meerdere manieren mogelijk om besmet te raken.
Wereldwijd komen er meer dan dertig soorten Bartonellabacteriën voor. Ratten en andere kleine zoogdieren zijn een belangrijke gastheer voor verschillende soorten. Geïnfecteerde ratten vertonen weinig tot geen ziekteverschijnselen. Via vlooien kan de bacterie overgedragen worden naar andere ratten, maar ook naar de mens. De mate waarin dit plaatsvindt, is nog niet geheel duidelijk.
Bartonella kan veel verschillende ziektebeelden geven bij de mens waaronder koorts, ontsteking van het hartvlies of van de oogzenuw. Het is niet precies bekend hoe vaak de ziekte in Nederland optreedt.
Knaagdieren kunnen geïnfecteerd zijn met de Campylobacterbacterie en deze uitscheiden in de ontlasting. Als voedselproducerende dieren in aanraking komen met geïnfecteerde knaagdieren, kunnen zij besmet worden. Tijdens het slachtproces kan Campylobacter uit het maagdarmkanaal het vlees besmetten. De mens kan besmet worden door direct contact met besmette dieren, of door opname van besmet voedsel.
Campylobacter is een belangrijke veroorzaker van maagdarmontstekingen bij de mens die gepaard kunnen gaan met griep en diarree. Jonge kinderen, oude mensen en mensen met hiv (humaan immunodeficientievirus), humaan immunodeficientievirus hebben een grotere kans om ernstig ziek te worden. De bacterie is in Europa en in Nederland de belangrijkste veroorzaker van bacteriële voedselinfecties bij de mens. In Nederland zijn in 2013 naar schatting 99.000 gevallen van acute maagdarmontsteking veroorzaakt door Campylobacter. De meeste besmettingen worden opgelopen via voedsel.
Cowpox wordt veroorzaakt door het Cowpox-virus (CPXV (cowpox virus) cowpox virus ). Wilde knaagdieren als rosse woelmuizen, bosmuizen en aardmuizen dragen het virus bij zich, maar worden er niet ziek van. Het virus kan door deze knaagdieren doorgegeven worden aan andere dieren zoals koeien of katten. Ook de mens kan besmet worden door direct contact met een geïnfecteerd knaagdier zoals een wilde rat of muis.
In 2002 is een 14-jarig meisje in Nederland besmet geraakt met koepokken nadat ze een zieke wilde rat verzorgd had. De meeste besmettingen bij mensen worden echter veroorzaakt door contact met andere geïnfecteerde dieren zoals katten en koeien. Een besmetting bij de mens is zeldzaam en veroorzaakt meestal plaatselijke huidafwijkingen.
Knaagdieren kunnen drager zijn van hantavirussen. Wereldwijd zijn verschillende soorten hantavirussen te onderscheiden, die afhankelijk van de soort meer of minder ernstige verschijnselen bij mensen kunnen veroorzaken. Geïnfecteerde knaagdieren scheiden het virus met de urine, ontlasting of speeksel uit in de omgeving. Infectie van de mens gebeurt voornamelijk door inhalatie van aërosolen (stof- en vloeistofdeeltjes in de lucht) afkomstig van urine en ontlasting, beten van knaagdieren en opname van besmet voedsel. Een infectie bij mensen verloopt meestal zonder symptomen, bij een klein deel van de patiënten worden de nieren ernstig aangetast. In Nederland en België komen Puumula virus, Tula virus en Seoul virus voor.
Puumula hantavirus (PUUV (Puumala hantavirus) Puumala hantavirus ) komt het vaakst voor en wordt overgebracht door de rosse woelmuis. In Nederland is het Puumula virus aangetroffen bij rosse woelmuizen in verschillende delen van het land. Jaarlijks komen enkele ziektegevallen voor.
Tulavirus komt bij veldmuizen voor en is ook in Nederland gevonden. Voor zover bekend zijn er geen ziektegevallen door Tulavirus.
Seoulvirus komt voor bij ratten. Er zijn aanwijzingen gevonden dat Seoul ook in Nederlandse ratten voorkomt, maar dit is nog niet bevestigd. In Engeland en Wales is in 2013 Seoul hantavirus (SEOV (Seoul hantavirus) Seoul hantavirus ) gevonden bij tamme ratten, waarbij een eigenaar ziek is geworden.
De kans op besmetting met hantavirus is gering. Mensen die veel in contact komen met wilde knaagdieren lopen meer risico op besmetting.
Knaagdieren kunnen leptospirose met de urine uitscheiden in de omgeving. Zo kan onder meer oppervlaktewater en voedsel besmet worden. De bacterie kan weken tot maanden overleven in vochtige en warme omstandigheden.
Mensen kunnen geïnfecteerd worden door contact met urine van geïnfecteerde dieren of via oppervlaktewater (zwemmen) of grond, besmet met leptospiren uit urine. Via beschadigingen in de huid of slijmvliezen kan de bacterie het lichaam binnendringen. Leptospirose kan verschillende symptomen veroorzaken en zonder behandeling leiden tot ernstige orgaanaandoeningen. Leptospirose komt voornamelijk voor in (sub)tropische gebieden, waarbij uitbraken vaak optreden na heftige regenval of een overstroming. In Nederland worden elk jaar gemiddeld dertig gevallen van leptospirose bij mensen vastgesteld. Ongeveer twee derde van deze infecties wordt in het buitenland opgelopen.
Ljunganvirus is vrij recent voor het eerst geïdentificeerd in Zweden bij wilde knaagdieren. Inmiddels is het virus in verschillende delen van Europa aangetoond bij wilde knaagdieren. Eén van de dragers van het virus is de rosse woelmuis die in vrijwel heel Nederland voorkomt. Het Ljunganvirus is ook aangetoond bij de bosmuis, aardmuis en huismuis. Het virus veroorzaakt bij de woelmuis ontstekingen van de hartspier, hersenen, diabetes en doodgeboorte van misvormde foetussen. Het virus bevindt zich in het speeksel, de longen en de ontlasting van een besmet dier.
Het virus is waarschijnlijk via direct contact overdraagbaar naar mensen. Het Ljunganvirus bij de mens kan schade veroorzaken aan een ongeboren kind en wordt in verband gebracht met ontstekingen van de hartspier en diabetes.
De virusinfectie LCMV (lymphocytic choriomeningitis virus) komt voor bij wilde knaagdieren, die hier meestal zelf niet ziek van zijn. Mensen kunnen geïnfecteerd worden door contact met besmette dieren, via beten of door contact met urine, ontlasting, nestmateriaal of speeksel. Ten slotte kunnen ingeademde virusdeeltjes ook een besmetting veroorzaken.
LCMV geeft bij de mens meestal geen, of milde ziekteverschijnselen, maar kan ook hersenvliesontsteking veroorzaken. Zwangere vrouwen kunnen het virus overdragen aan hun ongeboren kind, waarbij het ongeboren kind ernstige afwijkingen kan ontwikkelen. In Nederland wordt sporadisch een besmetting met LCMV vastgesteld. In 2014 is een casus beschreven waarbij LCMV werd aangetoond bij een vrouw die gebeten was door een wilde muis en uiteindelijk een hersenvliesontsteking ontwikkelde.
De bacterie Yersinia pestis is de verwekker van de pest, een ernstige ziekte voor mens en dier. Het natuurlijke reservoir wordt gevormd door (wilde) knaagdieren waarbij de bacterie voornamelijk via vlooien onderling wordt overgebracht. Sommige knaagdieren, zoals de bruine en zwarte rat, kunnen ernstig ziek worden van de pest, andere knaagdieren vertonen weinig symptomen. De mens kan ook via vlooienbeten besmet worden. Besmetting kan ook plaatsvinden door contact met weefsels of vloeistoffen van besmette dieren of het inademen van de bacterie.
De pest kan bij mensen voorkomen in drie vormen: builenpest, pestsepsis of longpest. De builenpest is de klassieke vorm van de pest en ontstaat na een vlooienbeet of door besmetting van een huidwond. Zonder een juiste behandeling kan de pest ernstig of zelfs fataal verlopen. In Europa komt Y. pestis bij ratten voor zover bekend niet meer voor. Het laatste ziektegeval bij de mens in Nederland was in 1929. In andere delen van de wereld (Afrika, Azië, Zuid-Amerika) overlijden jaarlijks nog duizenden mensen aan deze ziekte.
Coxiella burnetii is de verwekker van Q-koorts, dat vooral bekend is bij herkauwers. Hoewel deze bacterie ook bij wilde knaagdieren gevonden wordt, is het nog onduidelijk of zij ook als reservoir kunnen dienen en de bacterie in de omgeving kunnen uitscheiden. In dat geval zouden wilde knaagdieren de bacterie onder dieren kunnen verspreiden, maar ook naar naastgelegen boerderijen of direct naar de mens.
Q-koorts kan goed buiten de gastheer overleven en kan via de lucht overgedragen worden. Een besmetting verloopt met griepachtige verschijnselen en kan zich ontwikkelen tot een chronische infectie. Daarnaast kunnen diverse organen als longen, lever of hart ontstoken raken. Vanaf 2008 had Nederland te maken met een Q-koorts epidemie. Deze epidemie is inmiddels voorbij, en nu worden er jaarlijks totaal enkele tientallen meldingen gedaan.
De bacterie Streptobacillus moniliformis veroorzaakt rattenbeetkoorts of rattenbeetziekte. De bacterie kan in knaagdieren (ratten, maar ook muizen en hamsters) aanwezig zijn zonder dat zij hier ziek van zijn. Via een beet of krab of door contact met de urine, ontlasting of speeksel kan S. moniliformis overgedragen worden aan de mens. De mens kan ook geïnfecteerd worden door opname van besmet voedsel, in dat geval wordt de infectie ‘Haverhill fever’ genoemd.
De incubatietijd van de infectie is meestal twee tot drie dagen, maar kan uitlopen tot drie weken waarbij de eventuele bijtwond vaak al genezen is. De infectie verloopt met griepachtige verschijnselen als koorts, hoofdpijn en braken. Daarnaast kunnen huiduitslag en gewrichtsontsteking ontstaan. Rattenbeetkoorts kan goed met antibiotica behandeld worden, maar zonder behandeling kunnen er ernstige orgaanaandoeningen ontstaan.
Het is onbekend hoe vaak rattenbeetkoorts voorkomt in Nederland. Waarschijnlijk zijn ook veel tamme ratten drager van S. moniliformis. In 2013 zijn twee patiënten gemeld met rattenbeetkoorts die de ziekte hebben opgelopen via tamme ratten.
Wereldwijd zijn er verschillende Rickettsia-bacteriën bekend die bij de mens verschillende ziektebeelden kunnen veroorzaken. Voor sommige soorten vormen knaagdieren het natuurlijke reservoir. Rickettsia-bacteriën kunnen door beten van vlooien, luizen, mijten en teken overgebracht worden. Ook kunnen de bacteriën uit vlooienpoep via wondjes de huid binnendringen of worden geïnhaleerd. Rickettsia typhi (murine tyfus) kan bij de mens vlektyfus veroorzaken. Het reservoir van deze bacteriegroep wordt met name door bruine en zwarte ratten gevormd. De bacterie kan via de rattenvlo overgebracht worden naar de mens. Geïnfecteerde rattenvlooien blijven hun leven lang besmettelijk.
Een infectie kan bij de mens gepaard gaan met koorts, hoofdpijn, spierpijn en een karakteristieke huiduitslag. Vlektyfus kan eveneens veroorzaakt worden door de groep Rickettsia felis. Ratten kunnen hierbij ook onderdeel vormen van het natuurlijke reservoir. Deze bacterie wordt overgedragen door onder andere de kattenvlo. Vlektyfus komt in Nederland alleen zeer zelden voor als importziekte vanuit landen waar deze bacterie nog voorkomt zoals India en het Verre Oosten.
Knaagdieren kunnen geïnfecteerd zijn met verschillende schimmelsoorten die ringworm veroorzaken. Deze schimmels groeien in de oppervlakkige huidlaag. Bij wilde knaagdieren worden vaak de schimmelsoorten Microsporum persicolor en Trichofyton mentagrofytes aangetroffen. Bij een infectie worden er schimmelsporen geproduceerd die ook in de omgeving nog lang besmettelijk kunnen zijn.
Schimmelinfecties kunnen zich zo gemakkelijk verspreiden tussen dieren, maar ook naar de mens. Mensen worden meestal besmet door direct contact met een geïnfecteerd dier. Ringworm bij de mens wordt gekenmerkt door karakteristieke ringvormige huidafwijkingen. Ringworm komt regelmatig voor in Nederland, vaker bij jonge kinderen dan bij volwassenen.
Bij wilde knaagdieren komen diverse Salmonella-soorten voor. De bacterie kan overgebracht worden door direct contact met de ontlasting van geïnfecteerde dieren, of via de opname van voedsel of water dat met deze ontlasting besmet is. Als voedselproducerende dieren in aanraking komen met geïnfecteerde knaagdieren, kunnen zij besmet worden. Tijdens het slachtproces kan Salmonella uit het maagdarmkanaal het vlees besmetten.
Bij mensen gaat salmonellose gepaard met diarree. Bij een klein percentage komt de bacterie in de bloedbaan terecht waardoor ernstige ziekteverschijnselen ontstaan. Salmonellose is na Campylobacteriose de meest voorkomende bacteriële zoönose en komt wereldwijd veel voor. Salmonella veroorzaakt jaarlijks in Nederland ongeveer 50.000 gevallen van acute maagdarmontstekingen. De meeste besmettingen worden opgelopen via voedsel.
Wilde knaagdieren kunnen verschillende ziekteverwekkers bij zich dragen die door teken overgedragen kunnen worden naar andere dieren, maar ook naar de mens. Dit gebeurt als de teek zich eerst voedt bij een besmet knaagdier, en vervolgens bij de mens.
Eén van de bekendste teken-overdraagbare ziekteverwekkers in Nederland is de ziekte van Lyme. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Borrelia, waarvan verschillende soorten bekend zijn. Borrelia burgdorferi is de veroorzaker van de ziekte van Lyme. Ongeveer 20% van de teken draagt Borrelia burgdorferi bij zich. Wanneer de mens besmet wordt, kan een ringvormige huidafwijking ontstaan. De ziekte van Lyme kan zich ook ontwikkelen tot een chronisch ziektebeeld met gewrichts-, hart- en huidklachten.
Daarnaast kunnen teken drager zijn van de bacterie Anaplasma phagocytophilum die bij mensen Humane Granulocytaire Anaplasmose (HGA (humane granulocytaire anaplasmose) humane granulocytaire anaplasmose ) kan veroorzaken. Deze ziekte gaat meestal gepaard met griepachtige verschijnselen. In Nederland is A. phagocytophilum bij teken aangetroffen, maar zijn er nog weinig humane gevallen bekend.
Een andere ziekteverwekker die door teken overgedragen kan worden is het Tick-borne encephalitis virus (TBEV (tick-borne encephalitis virus) tick-borne encephalitis virus ). Dit virus kan voorkomen bij zowel kleine als grote wilde zoogdieren zoals wilde knaagdieren (muizen, eekhoorn), reeën en schapen. Door een beet van een besmette teek of via het drinken van rauwe melk van besmette dieren, kan het virus overgaan op de mens. Hoewel teken-encefalitis vaak zonder ziekteverschijnselen verloopt, kan het virus ook het centrale zenuwstelsel aantasten en een ontsteking aan hersenvliezen of hersenen veroorzaken. TBEV komt vooral voor in Centraal Europa. In 2016 is TBEV ook in Nederland gevonden, op de Sallandse Heuvelrug en de Utrechtse Heuvelrug.
De mens kan met toxoplasmose besmet worden vanuit de omgeving of door het eten van onvoldoende verhit vlees. Indien een vrouw tijdens de zwangerschap voor het eerst een infectie oploopt, kan de infectie overgedragen worden op het ongeboren kind en, afhankelijk van het stadium van de zwangerschap, ernstige afwijkingen veroorzaken. Verkregen toxoplasmose kan leiden tot oogaandoeningen en bij mensen met een verminderde afweer aanleiding zijn tot een ernstig ziektebeeld. Mensen kunnen niet rechtstreeks door knaagdieren met Toxoplasma besmet raken. Toxoplasmose is een van de belangrijkste voedsel overdraagbare ziekteverwekkers in Nederland.
De rondworm Trichinella spiralis is de veroorzaker van trichinellose en komt wereldwijd voor. Met name de overdracht van onvoldoende verhit besmet varkensvlees is een bekende bron van infectie. De Nederlandse varkensstapel is vrij van T. spiralis, maar bij dieren die in het wild leven (wilde zwijnen, vossen) komt de parasiet wel voor. Hierdoor kunnen wilde knaagdieren (voornamelijk ratten) besmet worden en de rondworm verspreiden. Indien slachtvarkens met toegang tot buitenruimtes deze besmette knaagdieren opeten, kan Trichinella in het vlees terecht komen.
Door het eten van besmet vlees dat onvoldoende verhit is, kan de mens trichinellose krijgen. Deze ziekte kan gepaard gaan met ernstige ziekteverschijnselen. Mensen kunnen niet rechtstreeks door knaagdieren met Trichinella besmet raken. In Europa is een wettelijke verplichting om vlees afkomstig van varkens, die niet afkomstig zijn van gecontroleerde bedrijven, te testen op Trichinella.
Tularemie (hazenpest) komt voor bij veel zoogdieren en vogels en kan ook in de omgeving (water en modder) gevonden worden. Knaagdieren zijn een natuurlijk reservoir voor de bacterie. Via direct contact met besmette dieren, via teken en insecten en via inhalatie kan Tularemie (hazenpest) worden overgedragen.
De verschijnselen van tularemie bij mensen variëren van huidzweren tot een levensbedreigende longontsteking. De infectie is meestal goed te behandelen met antibiotica. Tularemie komt in veel gebieden in het noorden, oosten en zuiden van Europa voor, maar werd lange tijd niet in Nederland aangetoond. Vanaf 2011 is echter bij enkele mensen tularemie vastgesteld. De bacterie lijkt dus in Nederland aanwezig te zijn. De kans op tularemie is in Nederland echter zeer klein.
Vlekziekte is vooral bekend bij varkens. Ook wilde knaagdieren kunnen deze bacterie bij zich dragen, maar worden hier niet altijd ziek van. Ze kunnen vlekziekte overdragen naar andere dieren, maar ook naar de mens.
De mens kan besmet worden door direct contact met deze dieren via huidbeschadigingen of door opname via de mond. Niet in alle gevallen treedt vlekziekte op. Vlekziekte veroorzaakt een huidontsteking bij de mens die gepaard kan gaan met griepachtige verschijnselen en gewrichtsontsteking. Zonder behandeling met antibiotica kunnen er ernstige complicaties optreden. In Nederland komt vlekziekte met name voor bij mensen die een beroepsmatig risico lopen zoals slagers en slachthuispersoneel.
Wilde knaagdieren spelen een essentiële rol in de cyclus van de vossenlintworm. Deze lintworm komt vooral voor bij de vos, die eitjes via de ontlasting uitscheidt in de omgeving. Deze eitjes kunnen opgenomen worden door knaagdieren (bijvoorbeeld woelmuizen), waarna de worm zich tot een tussenstadium ontwikkelt. Als het knaagdier vervolgens opgegeten wordt door een vos, ontwikkelt de worm zich tot een volwassen worm en is de cyclus rond.
Ook de mens kan besmet worden door inname van infectieuze eitjes vanuit de omgeving. Dit kan leiden tot de ernstige ziekte alveolaire echinokokkose (AE (alveolaire echinokokkose) alveolaire echinokokkose ). Mensen kunnen niet rechtstreeks door knaagdieren besmet raken. AE is een zeldzame ziekte met een incubatietijd van gemiddeld tien jaar. In Europa breidt de parasiet zich verder uit in vossen en ook bij Nederlandse vossen in Zuid-Limburg en Oost-Groningen komt de vossenlintworm voor. Vanaf 2008 is er bij een aantal patiënten AE vastgesteld waarbij de besmetting waarschijnlijk in eigen land heeft plaatsgevonden.