In juni 2025 steeg het percentage jongeren met langdurige klachten na een coronabesmetting van 2,4% naar 4,1%. Als deze langdurige klachten na coronabesmetting langer dan drie maanden duren, wordt dit ook wel post-covid of long-COVID genoemd. De resultaten op deze pagina horen bij het zestiende kwartaalonderzoek van het Gezondheidsonderzoek covid-19.
Meer jongeren met post-covid
In dit kwartaalonderzoek gaf 4,1% van de jongeren aan dat ze langdurige klachten ervaren na een coronabesmetting, terwijl drie maanden eerder nog maar 2,4% dit invulde. Het aantal jongeren met post-covid leek toen ook te dalen.
Daarnaast gaf 10,2% van de jongeren aan dat ze hersteld zijn van post-covid. Ook dat is meer dan drie maanden eerder, toen was dit 8,4%.
Minder beperkt in het dagelijks leven
Sommige jongeren kunnen door hun klachten nauwelijks meer doen wat ze graag willen doen, terwijl anderen wel grotendeels kunnen doorgaan met hun dagelijks leven. In juni gaf 44% van de jongeren met post-covid aan dat ze matig tot redelijk beperkt waren in hun dagelijks leven en 37% weinig tot niet. Daarnaast voelde 19% zich erg beperkt door hun klachten. Vergeleken met de afgelopen twee metingen, neemt het deel van de jongeren met post-covid dat zich erg beperkt voelt iets af (zie grafiek links). Dat is ook zo onder jongeren die herstelden van post-covid (zie grafiek rechts).
grafieken Invloed post-covid
Post-covid opgelopen in het afgelopen jaar
Bij elkaar opgeteld vulde 46% van de jongeren die in juni 2025 post-covid hadden in dat ze korter dan een jaar klachten hebben. Dat is meer dan in eerdere metingen, wat betekent dat er in het afgelopen jaar meer jongeren bij zijn gekomen die post-covid klachten ervaren. Het gaat om mensen met en zonder diagnose (zie Diagnose post-covid).
Voor jongeren die inmiddels zijn hersteld van hun post-covid geldt wel nog steeds dat 79% binnen een jaar herstelde van hun klachten. Slechts 4% van de jongeren die van post-covid herstelde had langer dan 3 jaar klachten gehad (zie grafiek).
Meeste jongeren kregen post-covid in 2021
Van de jongeren die bij het invullen van de vragenlijst post-covid hadden (4,1%) en jongeren die hersteld zijn van aanhoudende klachten na een coronabesmetting (10,2%), laat de grafiek hieronder zien wanneer hun klachten begonnen. De meesten hielden langdurig klachten na een coronabesmetting in 2021. Wel is te zien dat ook in 2024 en begin 2025 er jongeren bij kwamen die post-covid klachten ervaarden.
Erkenning
In december 2024 schreven veel jongeren die (destijds of eerder) post-covid hadden dat ze graag hadden gewild dat hun klachten waren erkend en herkend. Deze resultaten staan bij het kopje Onbeantwoorde hulpbehoefte van die ronde. Deze zestiende ronde kregen jongeren die post-covid hadden of daarvan waren hersteld meerkeuzevragen over de sociale en medische erkenning van hun klachten.
Sociale erkenning
Jongvolwassenen van 18 tot en met 25 jaar oud die post-covid hadden of daarvan hersteld waren, kregen een lijst met stellingen over sociale erkenning van post-covid (zie figuur). Hierbij beantwoorden ze stellingen over sociale erkenning in het algemeen en de erkenning die ze ervaren specifiek vanuit hun familie. Daarbij waren er positief geformuleerde stellingen over erkenning en steun ervaren en stellingen over gebrek aan erkenning of onbegrip ervaren. Deze stellingen zijn ontwikkeld om te meten in hoeverre sociale erkenning impact heeft op hoe mensen een heftige gebeurtenis verwerken. Ze zijn eerder uitgevraagd onder oorlogsveteranen en nabestaanden van de MH17-vliegramp, maar zijn geschikt voor afname bij diverse rampen en crises.
De stellingen over het ervaren van erkenning en onbegrip geven een gemengd beeld: jongvolwassenen met post-covid voelden geen sterke sociale erkenning maar wel regelmatig begrip vanuit hun bredere sociale context. Van hen vond 57% dat anderen genoeg sympathie tonen. Toch was tegelijkertijd 45% het eens met de stelling dat anderen niet goed kunnen begrijpen wat zij meemaken of hebben meegemaakt. Ook ervaarde 32% dat de meeste mensen zich niet kunnen voorstellen hoe moeilijk of onmogelijk het voor hen is of was om door te gaan met het ‘normale’ dagelijks leven. Bovendien voelde 39% zich geen normaal lid van de samenleving meer.
Van de jongvolwassenen die post-covid hadden of hebben vond 59% dat hun vrienden sympathie hebben voor wat hen is overkomen en vond 56% de reacties van kennissen ondersteunend. Daarnaast gaf 55% aan dat veel mensen hen hulp aanboden in de eerste tijd. Verder ervoer 37% dat hun leidinggevende of studiebegeleider begrip toonde voor de impact van hun post-covid op het werk of de studie. Verder gaf 23% aan dat belangrijke personen in hun woonplaats medeleven betoonden. Zulke publieke erkenning gebeurt soms vaker, bijvoorbeeld bij de MH17-ramp.
Gemiddeld zijn jongeren die post-covid hebben of hadden het er een beetje mee eens dat hun familie hen erkende in wat ze meemaken of meemaakten. Zo was bijvoorbeeld 55% het oneens met de stelling ‘mijn familie vond mijn reactie op mijn situatie overdreven’, hun familie nam hun reactie juist serieus. Daarnaast vond 59% dat hun familie veel begrip toont of toonde voor hun situatie. Daar staat tegenover dat 50% voelde dat hun familie hun ervaringen onderschat.
Tieners van 12 tot 17 jaar oud die post-covid hadden (nu of in het verleden) kregen alleen de stelling: ‘De meeste mensen kunnen niet begrijpen wat ik heb meegemaakt’. De helft was het eens met deze stelling, zij ervaarden onbegrip voor hun ervaringen.
Medische erkenning
Daarnaast blijkt dat 62% van de 12- tot 17-jarigen en een vergelijkbare 61% van de 18- tot 25-jarigen het eens is met de uitspraak ‘Mijn huisarts en/of andere zorgverleners namen mijn klachten serieus’ (zie grafiek). De overige 38% en 39% ervaarden minder tot geen medische erkenning van hun klachten.
Zorg
Diagnose post-covid
De diagnose post-covid werd door verschillende deskundigen gesteld. Post-covid werd bij 38% vastgesteld door de huisarts en bij 23% door een medisch specialist. Verder kreeg 10% de diagnose vanuit de alternatieve geneeskunde. Een deel had geen diagnose, maar zij zelf (14%) of mensen die hen goed kennen (14%) dachten dat ze post-covid hadden.
Jongeren die in het verleden post-covid klachten hadden, maar daar inmiddels van hersteld zijn, kregen ook vaak een diagnose van een huisarts (34%) of medisch specialist (19%). Vergeleken met jongeren die nog post-covid hadden bij het invullen van de vragenlijst, hadden herstelde jongeren vaker geen diagnose. Bij hen dacht hun omgeving (20%) of dachten zij zelf (18%) dat de klachten kwamen door post-covid (zie grafiek).
Coronatest
De meeste jongeren die aangeven post-covid te hebben (gehad), hadden voorafgaand aan hun klachten een positieve coronatest. Dat geldt voor 70% van wie nog klachten had en voor 68% van wie inmiddels was hersteld. Daarnaast dacht in beide groepen 10% dat ze post-covid hadden, ondanks een negatieve testuitslag. Ook had 13% geen test gedaan, maar dachten zij wel dat ze corona hadden voordat ze langdurige klachten hielden. De rest had niet getest en dacht ook geen corona te hebben gehad, maar dacht wel post-covid te hebben.
Contact met zorgverleners
In een lijst met zorgverleners konden jongeren aangeven met wie ze contact hebben gehad voor hun post-covid. Vaak hadden ze met veel verschillende zorgverleners contact. Zo had 54% contact met de huisarts, 29% met een medisch specialist, 28% met een fysiotherapeut, 24% met een psycholoog en 17% met een ergotherapeut.
Jongeren die inmiddels hersteld zijn, hadden destijds ongeveer even vaak contact met de huisarts (53%). Met andere (tweedelijns) zorgverleners hadden ze juist veel minder vaak contact (zie grafiek). Waarschijnlijk komt dit vooral omdat deze groep meestal korter klachten had.
Behandelingen en medicatie
Bijna een kwart van de jongeren met post-covid kreeg fysiotherapie. Voor post-covid is er nog geen standaardbehandeling of medicatie. Toch blijkt uit de antwoorden in de afgelopen drie meetrondes dat bepaalde behandelingen nu vaker worden ingezet bij jongeren met post-covid. Vergeleken met december werden de volgende medicijnen relatief (veel) vaker aangevinkt in juni: een lage dosis naltrexon, bètablokkers, nolcrom/cormoglicinezuur en fludrocortison. De medicijnen die jongeren gebruikten zijn erop gericht om symptomen van post-covid te verlichten.
Ontvangen mantelzorg
Jongeren met post-covid konden aangeven of en welke hulp ze kregen van een familielid of bekende. Bijna driekwart (73%) kreeg mantelzorg op één of meer gebieden. In de voorgaande drie maanden kreeg 43% huishoudelijke hulp, zoals stofzuigen, boodschappen doen of het klaarmaken van eten. Ook had 23% lichamelijke verzorging nodig, zoals hulp bij het douchen of het nemen van medicijnen. Verder kreeg 22% hulp met praktische dingen, bijvoorbeeld bij bezoeken aan de huisarts of ondersteuning bij wandelen. Daarnaast kreeg 34% emotionele steun van een familielid of bekende (zie grafiek).
Invloed op school
Van de jongeren met post-covid kon bijna een derde (31%) evenveel lessen en colleges volgen als voordat hun klachten begonnen. Verder volgde 45% een deel van de lessen of colleges: 27% meer dan de helft en 18% minder dan de helft. Door post-covid had 8% had zich uitgeschreven bij hun school of opleiding en was 6% volledig ziekgemeld. Ook volgde 6% al geen school of opleiding en ging 3% minder of niet naar school om een andere reden dan post-covid (zie grafiek).
Schoolachterstand en studievertraging
Vanwege hun klachten kregen sommige jongeren met post-covid een achterstand op school of liepen ze studievertraging op. Bijna een derde (32%) had studievertraging op het moment dat ze de vragenlijst invulden en 19% had langer over hun school of studie gedaan door hun aanhoudende klachten na een coronabesmetting.
Ongeveer de helft (52%) van de jongeren die zijn hersteld van langdurige klachten na een coronabesmetting liep geen vertraging op door hun klachten, terwijl 15% wel studievertraging had. Nog eens 13% had langer over hun school of studie gedaan door de opgelopen vertraging (zie grafiek).
Invloed op werk
28% van de jongeren met post-covid werkte nog evenveel als voordat hun klachten begonnen, vergeleken met 60% bij wie hun klachten wel invloed hadden op of en hoeveel ze werkten: 25% werkte meer dan de helft van de normale uren, 16% minder dan de helft, 10% was volledig ziekgemeld en 10% gestopt met werken. Daarnaast had 9% geen werk, waarvan een deel in een andere vraag aangaf dat ze te jong zijn om te werken. Bij 3% was er een andere reden dan post-covid waardoor ze niet of minder werkten.
Bezorgd om post-covid te krijgen
Jongeren die geen post-covid hadden op het moment dat ze de vragenlijst invulden konden aangeven of ze zich zorgen maakten om post-covid te krijgen. Iedereen die hierbij ‘eens’ of ‘niet oneens, niet eens’ invulde (samen 28% van de jongeren) kreeg een vervolgvraag over de reden voor hun bezorgdheid. De belangrijkste reden was angst om lang ziek te zijn. Anderen vinkten aan dat ze zich sowieso makkelijk zorgen maken. Ook kwamen de zorgen door wat ze over post-covid hebben gezien en gelezen in de media, doordat ze iemand kennen met post-covid of doordat er nog geen behandeling is voor post-covid. Daarnaast dacht een kleiner deel vatbaar te zijn voor post-covid, waren ze bezorgd omdat ze eerder post-covid hadden gehad en vulde een deel zelf een andere reden in (zie grafiek).
Zorgen - Oorzaak
Sla de grafiek Redenen voor bezorgdheid om post-covid te krijgen over en ga naar de datatabel*alleen ingevuld door van post-covid herstelde jongeren (10,2%)
Bij ‘Anders, namelijk’ beschreven jongeren andere redenen voor hun bezorgdheid om post-covid te krijgen. De helft van hen vulde dit antwoord in omdat ze zich eigenlijk weinig zorgen maakten. Veel van hen hadden in de stelling over bezorgdheid om post-covid te krijgen het neutrale antwoord gekozen (niet eens, niet oneens). Zich echt zorgen maken was voor hen niet aan de orde. Een deelnemer schreef hierover “maak me niet direct zorgen maar zou het natuurlijk ook niet willen krijgen.”
Anderen maakten zich zorgen omdat ze vergelijkbare klachten hadden van een andere ziekte, waardoor ze wisten hoe het is om langdurig ziek te zijn. “Daar hoef ik geen post-covid bij”, vertelt iemand. Ze zijn bang dat hun bestaande aandoening verergert, of dat ze helemaal niet meer zullen herstellen. De bezorgdheid kwam bij een deel ook door de impact van post-covid op de kwaliteit van leven. Zo zegt een deelnemer “sport is heel belangrijk voor me” en schrijven twee anderen “Je kan dan niks meer doen” en “Het lijkt mij moeilijk om er mee te leven”. Ook dat het lang kan duren en de impact op hun omgeving baart jongeren zorgen. Verder maakten sommigen zich zorgen omdat ze op dat moment vermoedden dat ze post-covid hadden. Een paar dachten vatbaar te zijn voor post-covid, bijvoorbeeld een longaandoening. Een enkeling antwoordde 'weet ik niet’ op de vraag waarom ze zich zorgen maken om post-covid te krijgen.
Post-covid in de eigen woorden van deelnemers
In juni 2023 vertelden jongeren met post-covid over hoe hun aanhoudende klachten hun leven beïnvloedden: Ervaringen post-covid (juni 2023).
In december 2024 gaven mensen die post-covid hadden (gehad) antwoord op de vraag welke hulp of steun ze graag gekregen hadden, maar niet hadden ontvangen. Daarnaast beschreven deelnemers met post-covid welke invloed hun klachten hadden op hun sociale contacten. Lees de volledige beschrijving bij Post-covid (december 2024).
Impact van post-covid op naasten
Post-covid heeft niet alleen invloed op jongeren die zelf klachten hebben. Er zijn ook jongeren die mantelzorg geven aan een dierbare met post-covid. Onder jongeren van 12 tot en met 25 jaar oud gaf in juni 7% aan dat iemand die belangrijk voor hen is, post-covid heeft (zie de grafiek bij Meegemaakte gebeurtenissen).
Mantelzorgen voor een dierbare met post-covid
Van de 7% die een naaste heeft met post-covid, gaf 63% mantelzorg. Vaak op meerdere manieren. Zo hielp 31% bij huishoudelijke taken, 19% bij praktische dingen en 8% bij lichamelijke verzorging. Ook gaf 40% emotionele steun.
Belasting mantelzorgers
Wie mantelzorg geeft, kan meer worden belast. Om te meten hoeveel belasting mantelzorgers ervaarden, kregen degenen die hielpen met huishoudelijke taken, praktische dingen en lichamelijke verzorging, stellingen te zien (zie tweede tabblad grafiek). Op basis van hun antwoorden krijgt elke mantelzorger een stoplichtkleur. Mantelzorgers die tot drie keer ‘ja’ of ‘min of meer’ antwoorden staan op ‘groen’, zij ervaren (nog) weinig druk. Vier tot zes keer instemmend antwoorden geeft ‘oranje’, wat duidt op matige druk. Wie meer dan zeven keer ‘ja’ of ‘min of meer’ invult krijgt ‘rood’, deze mantelzorgers ervaren veel druk.
Eén op de vijf de tieners en jongvolwassenen die mantelzorgen voor een dierbare met post-covid ervaarde hierdoor veel druk (rood). Nog eens 17% ervaarde matige druk (oranje). De overige 63% ervaarde weinig druk (groen). In een opmerking aan het einde van de vragenlijst lichtte een deelnemer toe: “Door COVID van mijn moeder moet ik er meer zijn voor mijn zus en vader.”