De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-richtlijnen medische milieukunde (MMK) zijn bedoeld om het handelen van GGD’en te harmoniseren en te optimaliseren. Richtlijnen zijn in het merendeel van de gevallen toepasbaar. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid om, mits gemotiveerd, van een richtlijn af te wijken. Dit is afhankelijk van de lokale situatie.

Procedure richtlijnen: De professionals van de GGD’en stellen zelf de richtlijnen MMK op. In dit proces worden waar nodig externe deskundigen geraadpleegd. De coördinatie van de MMK richtlijnontwikkeling ligt bij het RIVM /centrum Gezondheid en Milieu (cGM centrum Gezondheid en Milieu (centrum Gezondheid en Milieu)). Op periodieke basis worden de richtlijnen herzien. Het is mogelijk dat in de tussentijd kleine wijzigingen worden doorgevoerd.

Deze richtlijn is een actualisatie van de richtlijn uit 2013. Nieuwe inzichten over risicogroepen en maatregelen om negatieve gezondheidseffecten van hitte te voorkomen of te beperken zijn toegevoegd. Verder is nieuwe kennis over de thema’s stedenbouw, woningen en lokale hitteplannen opgenomen in de deze richtlijn.

Doel

Deze richtlijn is bedoeld als kennisoverzicht voor GGD-medewerkers over:

  • het optreden van warm weer in Nederland;
  • welke gezondheidseffecten bij warm weer optreden en wie tot de risicogroepen behoren;
  • maatregelen om gezondheidseffecten van hitte te voorkomen;
  • hoe een stad of gebied hittebestendig in te richten;
  • de rol van de GGD in de voorlichting en (beleids)advisering over hitte.

De inhoud van deze richtlijn kan worden gebruikt ter onderbouwing van de inhoudelijke advisering door de GGD. Op de pagina hitte zijn communicatiemiddelen te vinden zoals gebruiksklare teksten, infographics en animaties over de gezondheidseffecten van warme weersomstandigheden en adviezen over hoe hinder en gezondheidseffecten te beperken.
Bij deze richtlijn horen de volgende achtergronddocumenten:

Afbakening

Deze richtlijn gaat over hitte en welke gezondheidseffecten mensen daarvan kunnen ondervinden. Gezondheidseffecten van temperatuurstijging op aarde of andere effecten van klimaatverandering vallen buiten de scope van deze richtlijn. Ook gezondheidseffecten van klimaatadaptatie- of mitigatiemaatregelen worden niet in deze richtlijn behandeld.
Veiligheidsaspecten gerelateerd aan hitte (bos- en natuurbranden, waterschaarste, etc) worden niet behandeld in deze richtlijn. Die komen terug in de thema-rapportage klimaat- en  natuurrampen rivm.nl (paragraaf 5.4.2 gaat over hitte en droogte). Deze themarapportage is onderdeel van de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid.
Blootstelling aan luchtverontreiniging (zoals ozon), UV ultraviolet (ultraviolet)-straling en pollen of bijvoorbeeld de eikenprocessierups en de gezondheidsrisico’s daarvan worden wel aangestipt, maar voor uitgebreide informatie erover wordt verwezen naar andere richtlijnen en websites:

Werkgroepleden

  • Y. Heeg, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Hollands Midden (penvoerder)
  • G. Eggen, GGD Haaglanden
  • W. Hagens, RIVM
  • L. Hondema, GGD Amsterdam
  • E. De Lathauwer, GGD GMV Gezondheid, Milieu en Veiligheid (Gezondheid, Milieu en Veiligheid) Brabant
  • W. Reen, GGD Fryslan (tot feb 2022)
  • T. Nonner, GGD Fryslan (vanaf feb 2022)
  • D. van Dongen, GGD Haaglanden (vanaf nov 2021 tot maart 2022)
  • S. van Buggenum, GGD Zuid Limburg (tot juli 2022)
  • F. van Wijk, Veiligheidsregio Utrecht
  • M. Zuurbier, bovenregionaal team milieu en gezondheid Regio Oost
  • D. Houweling (coördinator), RIVM
  • A. Versteeg (coördinator), RIVM

Prof. Dr. H.A.M. (Hein) Daanen, Professor (environmental) exercise physiology, Department Human Movement Sciences, VU Vrije Universiteit Amsterdam (Vrije Universiteit Amsterdam) Amsterdam 
Dr. Ir. P. Siegmund, Klimaatexpert, KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut), De Bilt
Drs. L. Hall, centrum Veiligheid, RIVM


Hittestress: gezondheidseffecten door warmte

Hittestress is de algemene term voor gezondheidsklachten die ontstaan als mensen door hoge temperaturen en luchtvochtigheid niet meer in staat zijn de lichaamstemperatuur goed te reguleren. Symptomen zijn afhankelijk van de ernst. Ze variëren van lichte hinderklachten, subklinische verschijnselen door beginnende uitdroging tot ernstige hitteziekten met mogelijk (vroegtijdig) overlijden tot gevolg.

In het achtergronddocument Warm weer in Nederland kun je informatie vinden over meteorologische begrippen, het vóórkomen van warme weersomstandigheden in Nederland en scenario’s voor klimaatverandering. Daarnaast staat in het achtergronddocument Thermoregulatie hoe het lichaam de temperatuur reguleert en welke factoren hierbij een rol spelen.

Gezondheidseffecten: van hinderklachten tot (sub)klinische verschijnselen

Veel gemelde (hinder)klachten bij hitte zijn vermoeidheid, concentratieverlies, hoofdpijn, duizeligheid, spierpijn, dorst, slaapverstoring en overmatig zweten. Deze klachten kunnen worden gezien als eerste subklinische verschijnselen van hittestress. Uit experimenten blijkt dat mensen zich na slaaptekort slechter voelen en (subjectief) meer last hebben van de warmte (Moore et al. 2013, Relf et al. 2018).

Meer fysieke, klinische verschijnselen door hittestress zijn bijvoorbeeld huiduitslag in de vorm van kleine, rode jeukende blaasjes en roodheid. Dit kan op elke leeftijd voorkomen, maar wordt vooral gezien bij kinderen. Het is een gevolg van verstopping van afvoergangen van zweetklieren. Een ander symptoom is dat vocht wordt vastgehouden in de enkels/onderbenen, dit wordt “pitting oedeem” genoemd omdat er na het drukken met een vinger een kuiltje in blijft staan. Vaak treedt dit vooral bij het begin van het hete seizoen op, wanneer mensen nog niet geacclimatiseerd zijn. Het is het gevolg van vaatverwijding (door warmte) en het vasthouden van water en zouten (WHO World Health Organization (World Health Organization ) 2011).

Overige hitte-gerelateerde gezondheidseffecten zijn hittekrampen, warmtestuwing, hitteflauwte, hitte-uitputting en hitteberoerte. Al deze verschijnselen worden veroorzaakt door een (extreem) verlies van vocht en zouten door transpiratie: 

  • Hittekrampen zijn spierkrampen, meestal in benen, armen of buik. Hittekrampen treden doorgaans op na afloop van zware inspanning onder extreem warme omstandigheden. 
  • Hitteflauwte is een kort bewustzijnsverlies. Het komt door vaatverwijding met daardoor een tekort aan bloedtoevoer naar het hoofd. Het komt vaak voor bij patiënten die diuretica (plaspillen) gebruiken in perioden dat zij nog niet aan de hitte gewend zijn.
  • Hitte-uitputting is een situatie waarin iemand intense dorst, zwakte, ongemak, angst, duizeligheid en hoofdpijn ervaart, met de neiging tot flauwvallen. Er is sprake van een zwakke pols, houdingsafhankelijke bloeddrukverlaging en snelle oppervlakkige ademhaling. Men spreekt van een zonnesteek als genoemde symptomen zich voordoen bij bloostelling aan de zon.
  • Bij een hitteberoerte is iemand verward, suf en mogelijk bewusteloos. De huid is warm en droog en de lichaamstemperatuur is boven 40 °C. Een hitteberoerte is zeldzaam en komt vrijwel uitsluitend voor bij personen die in een warme omgeving (zware) lichamelijke inspanning verrichten.

Hitte en mentale gezondheid

Extreme hitte heeft naast fysieke effecten op de gezondheid ook een impact op de geestelijke gezondheid.

Zelfmoord, bezoeken aan de spoedeisende hulp voor psychische problemen, stress en depressie

In meerdere landen, waaronder een aantal landen met een koeler klimaat (vergelijkbaar met klimaat in Nederland), is een verband gevonden tussen een toename in temperatuur en een toename in zelfmoord en bezoeken aan de spoedeisende hulp voor psychische problemen (Burke et al., 2018, Gao et al., 2019, Mullins & White, 2019). Voor de Verenigde Staten wordt een toename gevonden van 0,7-1% in zelfmoord per 1 °C toename in temperatuur en voor Mexico zelfs een toename van 2,1% (Burke et al., 2018). Mullins & White (2019) suggereren dat slaapverstoring een belangrijk mechanisme is achter deze effecten op de mentale gezondheid. Het is aannemelijk dat een vergelijkbare relatie ook in Nederland gevonden kan worden. 

Een Amerikaanse studie onder bijna twee miljoen burgers vond dat een 1 °C toename in de gemiddelde maximumtemperatuur (gedurende een vijf jaar lange periode van opwarming) geassocieerd werd met 2% toename in de prevalentie van zelf-gerapporteerde mentale gezondheidsproblemen, zoals stress en depressie (Obradovich et al., 2018). Dit effect was groter in het voorjaar en de zomer dan in de herfst en winter.

Agressie en geweld

Hogere temperaturen leiden tot meer agressie en geweld (Miles-Novelo en Anderson, 2019). Dit blijkt uit experimenten, uit het vergelijken van geografische gebieden met elkaar en uit vergelijkend onderzoek van geweld in eenzelfde regio gedurende verschillende temperatuuromstandigheden. 

Het voornaamste verklaringsmodel voor toenemende agressie of geweld tijdens warmte is fysiologisch en psychologisch. Tijdens hitte stijgt de adrenalineproductie. Onaangenaam hoge temperaturen leiden tot een grotere prikkelbaarheid: meer agressieve gedachten en gevoelens. Dit kan zowel tot agressief gedrag leiden als tot het eerder foutief interpreteren van andermans gedrag als zijnde agressief, waarbij deze misinterpretatie vervolgens weer agressief gedrag kan uitlokken.

Een ander verklaringsmodel is de routine activatie theorie, die stelt dat mensen gedurende hete perioden er andere routines of gewoonten op nahouden (bijvoorbeeld meer buiten zijn of meer drinken), wat tot gevolg kan hebben dat er meer agressie kan ontstaan.

Gezondheidseffecten in epidemiologisch perspectief: sterfte en ziekte door hitte

Verband tussen temperatuur en sterfte

Er bestaat een verband tussen de temperatuur en het risico op overlijden. Het verband is U-vormig. Bij extreem lage temperaturen en extreem hoge temperaturen is het risico om te overlijden groter. De U-vorm is leeftijdsafhankelijk, bij de lagere leeftijdscategorieën is de U-vorm minder stijl dan bij de hogere leeftijdscategorieën, zie figuur Relatieve overlijdensrisico’s (RR relatieve risico's (relatieve risico's)). In Nederland treedt de minste sterfte op bij een gemiddelde dagelijkse temperatuur tussen ongeveer 10 en 20 ºC. Vanaf 25 ºC neemt de sterfte snel toe. Bij 30 ºC is de sterfte onder 85-plussers meer dan twee keer zo groot als tussen de 10 en 20 ºC (Hall et al, 2021). Wanneer in de toekomst vaker warme perioden optreden, zullen ook meer mensen overlijden. Dit betreft vooral 75-plussers, maar ook bij jongere mensen neemt het risico op sterfte (licht) toe.

RR, temperatuur en leeftijd

Figuur: Relatieve overlijdensrisico’s (RR) bij verschillende temperaturen en leeftijdsklassen in Nederland (Hall et al. 2021).

De leeftijdsafhankelijke blootstellingsresponsrelatie tussen de gemiddelde dagelijkse temperatuur en sterfte is afgeleid van gegevens uit de periode 1995-2019. Aan de hand van de blootstellingsresponsrelatie is de ‘temperature of minimum mortality’ (MMT) afgeleid. De MMT wordt gebruikt als een referentiepunt voor de berekening van relatieve risico’s en als temperatuurdrempel om de bijdrage van warmere en koudere dagen aan de totale sterfte door een niet-optimale temperatuur te onderscheiden. In Nederland ligt de MMT voor de gehele bevolking op 17 ºC. Uit onderzoek is gebleken dat de MMT voor de Nederlandse bevolking langzaamaan verschuift. Over de onderzochte periode van 23 jaar bleek de MMT 0,10 – 0,15 graad te stijgen. De conclusie van de studie is dat dit zou kunnen worden toegeschreven aan zowel fysiologische, gedragsmatige, technologische of infrastructurele aanpassingen (Folkerts et al., 2020).

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)) rapporteert over oversterfte na hete periodes. Het CBS kijkt daarbij alleen naar de weekcijfers van oversterfte in weken waarin een hittegolf voorkwam. Sterfte tijdens één extreem warme dag of tijdens enkele warme dagen (maar waarbij niet wordt voldaan aan de definitie hittegolf), wordt niet in de rapportages opgenomen. Het is een vrij ruwe manier om naar de cijfers te kijken. Uit de cijfers van het CBS blijkt dat hitte leidt tot extra sterfgevallen. Tijdens de hittegolven in 2003 en 2006 overleden er in Nederland meer dan 1000 mensen extra aan de gevolgen van warmte (CBS, 2003) (CBS, 2006). Sinds die zomers is er, onder andere met het instellen van een Nationaal Hitteplan (zie Nationaal Hitteplan), veel aandacht voor de risico's van hittegolven en het waarschuwen van mensen hiervoor. 
Vooral ouderen en mensen die op basis van de Wet Langdurige Zorg (WLZ Wet Landurige Zorg (Wet Landurige Zorg)) zorg ontvangen, zijn kwetsbaar. WLZ-gebruikers zijn vooral ouderen met vergevorderde dementie of mensen met een ernstige verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. In 2020 was de oversterfte onder 80+ers gedurende de hittegolf (10 t/m 16 aug) 23%. Onder WLZ-gebruikers was de sterfte zelfs 37% hoger vergeleken met de gemiddelde sterfte in de weken daarvoor. Bij de rest van de bevolking (niet WLZ-gebruikers) was de verhoogde sterfte 9% hoger dan gemiddeld in de weken ervoor.
Van jaar tot jaar verschilt de precieze impact van een hittegolf. Zo blijkt uit de CBS cijfers van 2018 dat er minder oversterfte bij een hittegolf in de zomer is wanneer er in de voorafgaande winter een flinke griepgolf is geweest (CBS, 2018). In 2020 zijn ook regionale verschillen waargenomen. In regio zuid, waar in de winter/voorjaar veel mensen waren overleden door COVID-19, was de oversterfte gedurende de hittegolf beperkter (CBS, 2020).

De WHO World Health Organization (World Health Organization ) (WHO 2021) heeft een groot aantal onderzoeken naar effecten van hitte op een rij gezet. Daarbij is meestal sterfte als uitkomstmaat genomen. Hieruit lijkt dat de hitte-gerelateerde sterfte, ten opzichte van eerdere jaren, afneemt. Hoewel fysiologische aanpassingen niet zijn uit te sluiten, betekent het waarschijnlijk vooral dat maatregelen om mensen te waarschuwen voor hitte een positief effect hebben gesorteerd: er is meer bewustzijn van de risico’s van warmte en de kwetsbare doelgroepen. Ook is er, onder andere in zorginstellingen, meer gebruik van airconditioning of andere actieve koeling. Ondanks de uitkomsten dat de sterftelast in de afgelopen jaren is verminderd, is er brede wetenschappelijke consensus dat er, mits er drastische maatregelen worden getroffen om klimaatverandering af te remmen, in de toekomst sprake zal zijn van een groei van de hitte-gerelateerde ziekte- en sterftelast. De consensus hierover is terug te voeren op de verwachte klimaatveranderingen, de vergrijzing van de bevolking, de groei van het aantal kwetsbare mensen met obesitas en/of hart- en vaatziekten en de verstedelijking. Het RIVM schetst in een rapport over de gezondheidseffecten van mondiaal klimaatbeleid voor Nederland eenzelfde scenario: in de toekomst zullen in warme perioden meer mensen overlijden. Mede afhankelijk van aanpassingen in blootstellingsgedrag (bv zonwering/koeling/betere zorg gedurende hitte) en gebouwen en omgeving zullen sterftecijfers door hitte hoger of lager uitvallen (Hall et al, 2021).

Hart- en vaatziekten zijn de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte gedurende hittegolven. Er sterven meer ouderen tijdens hitte door hart- en vaatziekten dan door alle andere hitte-gerelateerde doodsoorzaken bij elkaar. Dit heeft in belangrijke mate te maken met het feit dat er veel mensen lijden aan een hart- en vaatziekte (Ebi et al., 2021). De reden dat mensen met een hart- of vaataandoening kwetsbaar zijn, is beschreven in het achtergrond document risicogroepen.
Longaandoeningen staan op de tweede plaats als oorzaak van ziekte en dood tijdens hitte. Ook dit heeft te maken met het grote aantal mensen met bestaande luchtwegaandoeningen (Ebi et al., 2021). Het onderliggende mechanisme voor de negatieve gezondheidseffecten is niet helemaal duidelijk. Enerzijds heeft het te maken met het gegeven dat er tijdens een hittegolf vaak meer luchtverontreiniging (zomersmog) aanwezig is. Uit Nederlands onderzoek is gebleken dat verhoogde concentraties luchtverontreiniging mogelijk verantwoordelijk waren voor 25 tot 40% van de waargenomen oversterfte in de zomer van 2003 (Fischer et al. 2003).
Anderzijds blijkt uit onderzoek dat hitte geassocieerd is met ontstekingen in de luchtwegen en met verstoringen in het afweersysteem. Bij COPD Chronic Obstructive Pulmonary Disease (chronische bronchitis of longemfyseem) (Chronic Obstructive Pulmonary Disease (chronische bronchitis of longemfyseem) )-patiënten kunnen symptomen verergeren als reactie op de verhoogde ademhaling (die nodig is om hitte af te voeren) of als gevolg van bronchoconstrictie die door hitte ontstaat (WHO World Health Organization (World Health Organization ), 2021). Voor astmapatiënten zou het kunnen zijn dat inademing van warme vochtige lucht bronchoconstrictie opwekt. Bovendien kan astmamedicatie de thermoregulatie beïnvloeden, met klachten en/of ziekteverschijnselen als gevolg (WHO, 2021).

In Nederland is onderzoek uitgevoerd naar het aantal spoedopnames in relatie tot de temperatuur en luchtvochtigheid (Loenhout et al, 2018). Zij vonden een positief verband tussen hogere temperaturen en het relatieve risico om bij de eerste hulp terecht te komen met de ziekte-classificaties ‘Mogelijk hitte-gerelateerde ziekten’ (o.a. nierfalen) en ‘Luchtwegaandoeningen’. Eén van de bevindingen was dat het relatieve risico van één extreem warme dag vergelijkbaar bleek met het relatieve risico van een aantal dagen gematigde warmte. 

Er is, in vergelijking met wat er bekend is over hitte-gerelateerde sterftecijfers, veel minder bekend over hitte-gerelateerde ziektecijfers. In de Kennisagenda Klimaat en gezondheid worden de blootstellingsresponsrelaties voor de gevolgen van klimaatverandering voor de gezondheid en de ziektelast door klimaatverandering nog expliciet als kennislacunes opgenomen (Huynen et al., 2019). De effecten op ziektelast zijn, mede door de samenhang met luchtverontreiniging (waaronder ozon) en door een gebrek aan een eenduidige registratie van hitte-gerelateerde aandoeningen (of lastig vergelijkbare registratie), moeilijk kwantificeerbaar. Al met al kan sterfte door hitte worden gezien als het topje van de ijsberg, het zichtbare eindeffect van blootstelling aan hitte. De omvang van de (minder zichtbare) totale ziektelast door hitte is, wanneer deze in cijfers wordt uitgedrukt, naar verwachting dan ook van een veel grotere orde dan de sterftelast door hitte.

Overige (indirecte) gezondheidseffecten van hogere temperaturen

Naast hitteziekten kunnen door hitte de omstandigheden in de omgeving zodanig veranderen dat (indirect) ook andere gezondheidseffecten kunnen optreden. In het RIVM rapport “Mondiaal klimaatbeleid: gezondheidswinst in Nederland bij minder klimaatverandering” (van Hall et al. 2021) worden onderstaande effecten beschreven. 

Meer blootstelling aan de zon kan leiden tot verbranding van de huid en op langere termijn het ontstaan van huidkanker en een verhoogde kans op staar. Twee factoren spelen een rol. Enerzijds is het zo dat de jaargemiddelde inkomende zonnestraling toeneemt (door minder bewolking, zie waargenomen veranderingen in achtergrond document Weer in Nederland). Anderzijds verandert het gedrag van mensen en hoe zij zich kleden bij warmer weer. Mensen zijn geneigd om vaker en langer naar buiten te gaan en minder bedekkende kleding te dragen. Wanneer zij onvoldoende beschermende maatregelen tegen UV ultraviolet (ultraviolet)-straling nemen (weren, kleren, smeren), vergroot dat het risico op UV-stralingsgerelateerde aandoeningen. Op de website van het KWF staat uitleg over UV en zonkracht en een pagina met tips voor huidbescherming. Op de website van Duitse oncologie richtlijnen staat een integrale Nederlandse vertaling van de Duitse richtlijn over verstandig UV-blootstellingsgedrag: S3-richtlijn Preventie van Huidkanker.  Op deze pagina staat meer informatie over UV en gezondheid.

Hogere temperaturen en langere zomerse perioden kunnen leiden tot een toename van allergische luchtwegklachten. Dat komt onder andere doordat het pollenseizoen verlengd wordt en allergene planten zich kunnen vestigen die voorheen niet in Nederland konden overleven (bijvoorbeeld klein glaskruid, ambrosia, cipres en olijfboom). De website pollennieuws.nl verzorgt informatie over pollen, pollenplanten en hooikoorts. Dat gebeurt door dagelijks een landelijke pollenverwachtingskaart en regelmatig een pollenjournaal te publiceren.

Verdrinking

Jaarlijks sterven er mensen door verdrinking, gemiddeld jaarlijks 87 over de periode 2000 tot 2020. Bij warm weer zoeken mensen vaker verkoeling bij water wat mogelijk gepaard gaat met een verhoogd aantal verdrinkingen.

Watergerelateerde infectieziekten

Warm weer en verhoogde watertemperaturen vergroten de groei van blauwalgen en bacteriën. Tegelijkertijd neemt de intensiteit van waterrecreatie tijdens warmte toe. Dit samen leidt tot een verhoogd risico op huiduitslag onder andere door een toegenomen blootstelling aan gifstoffen van blauwalgen. Ook kan risico op diarree toenemen door het per ongeluk inslikken van water met virussen of bacteriën. De WHO World Health Organization (World Health Organization ) refereert naar een review van Carlton et.al. (2016) waarin wordt aangetoond dat er een significant verband is tussen temperatuur en het voorkomen van diarree in zowel laag, middel als hoge inkomenslanden (WHO 2021). Toekomstige klimaatverandering zou deze effecten nog verder kunnen versterken.

Virusvectoren

Vanwege de grootschalige internationale handel in Nederland en de klimatologische veranderingen is het waarschijnlijk dat exotische muggen (zoals de tijgermug) zich op termijn ook zal vestigen in Nederland. Ontwikkelingen hierin zijn mede afhankelijk van het uitroeiingsbeleid, landgebruik en de aanwezigheid van een geschikte vector- en gastheerpopulatie. Voor westnijlvirusinfecties, overgedragen door de in Nederland inheemse mug, is de aanname dat zij vaker in Nederland gediagnosticeerd zullen worden (Quarsie et al. 2021).

Insecten

Sinds de jaren 90 is er een opmars van de eikenprocessierups uit zuidelijke landen naar Nederland. Voor informatie en adviezen is er de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-richtlijn medische milieukunde: De eikenprocessierups en gezondheid.
Eveneens vestigen zich andere soorten insecten (bijvoorbeeld de dennenprocessierups en het mediterraan draaigatje (een exotische miersoort)) die tot hinder kunnen leiden.

Teken 

Warmer weer draagt bij aan de activiteit van teken en daarmee aan de verlenging van het seizoen voor de ziekte van Lyme en tekenencefalitis (hersenvliesontsteking). Of de ziektelast door teken toeneemt bij warmer weer hangt echter van meerdere factoren af en is afhankelijk van de lokale situatie. Landgebruik, droogte en wildstand spelen een rol, net als het gedrag van mensen; met warm weer kan recreatie in tekenrijke bosgebieden of in de tuin toenemen, als het té warm is, blijven mensen eerder binnen. Zie ook het informatieblad Maatregelen tegen teken bij groeninrichting en -beheer


Risicogroepen

Warme weersomstandigheden vormen voor bepaalde groepen een groter gezondheidsrisico. Dit wordt enerzijds bepaald door de individuele gevoeligheid en anderzijds door de mate van blootstelling. Bij de blootstelling aan warme omstandigheden spelen zowel gedrag als kenmerken van de woon- en leefomgeving een rol. 

Op basis van de woon- en leefomstandigheden vormen mensen een risicogroep als ze woonachtig zijn in stedelijke gebieden waar weinig koelte aanwezig is, of in zorginstellingen of woningen die onvoldoende koel gehouden (kunnen) worden. Sociaal isolement wordt soms wel en soms niet als zelfstandige risicofactor meegewogen. Individuele factoren, waaronder leeftijd en gezondheidsstatus, bepalen mede in hoeverre iemand sociaal geïsoleerd raakt en dragen ook bij aan de vatbaarheid voor hittebelasting. Een sociaal isolement komt vaker voor onder ouderen en mensen die in relatief slechte woonomstandigheden leven (warme woningen, in een warme, relatief vervuilde omgeving). Dak- en thuislozen hebben geen toegang tot een koele woning en 24x7 schoon drinkwater en bovendien speelt bij deze groep soms een combinatie met alcohol-/druggebruik, wat ertoe leidt dat een dorstprikkel niet adequaat wordt waargenomen. 
In de risicocommunicatie kunnen specifieke groepen (bijvoorbeeld eenzame ouderen, dak- en thuislozen) als aparte doelgroepen meegenomen worden.

De volgende groepen zijn als risicogroepen genoemd:
1.    Ouderen
2.    (zeer) Jonge kinderen
3.    Mensen met beperkte mobiliteit of verstandelijke beperkingen
4.    Mensen met hartaandoeningen
5.    Mensen met diabetes
6.    Mensen met obesitas
7.    Mensen met psychische gezondheidsproblemen
8.    Mensen die medicijnen gebruiken
9.    Zwangeren
10.    Mensen die zware inspanning verrichten
11.    Jongeren / pubers
12.    Alcohol- / drugsgebruikers 
13.    Reizigers
14.    Mensen van wie een anatomische deel van het thermoregulatiesysteem beschadigd is

Per risicogroep is meer informatie te vinden in het achtergronddocument Risicogroepen.

Inzicht in de hittebelasting van personen

Inzicht in de hittebelasting is relevant bij vragen die een GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) soms krijgt over een gezondheidskundig risico van een situatie. Om de hittebelasting in te schatten zijn verschillende modellen en applicaties ontwikkeld. Deze worden hieronder beschreven. Modellen geven een schatting van het risico en houden geen rekening met de kwetsbaarheid van de persoon. Het precieze risico voor een persoon is ook afhankelijk van persoonlijke omstandigheden. Het bepalen van een risico voor een bepaalde groep, bijvoorbeeld ouderen of evenementbezoekers, is nog lastiger. De gepresenteerde modellen geven GGD-medewerkers inzicht in welke factoren in meer of mindere mate van belang zijn bij het bepalen van de hittebelasting. Dat inzicht kan helpen om in specifieke situaties (bijvoorbeeld bij een evenement of advisering voor bepaalde groepen (kinderen, ouderen)) te komen tot een meer onderbouwde gezondheidskundige afweging. 

Relatieve luchtvochtigheid en gevoelstemperatuur

Bij een hoge omgevingstemperatuur probeert het lichaam warmte af te voeren door transpiratie. Dit gaat moeilijker als de lucht vochtig is. De hoeveelheid waterdamp in de lucht wordt gemeten in gram waterdamp per kilogram lucht. Er bestaat een bovengrens voor de hoeveelheid waterdamp in de lucht. Boven een bepaalde waarde, die van de temperatuur afhangt, condenseert de waterdamp en ontstaan wolken en mist. Bij 10 °C ligt deze grens op 7,7 g/kg kilogram (kilogram), bij 30 °C loopt dit op tot 27 g/kg. Als het maximum bereikt is, kan water, en dus ook zweet, niet meer verdampen. Hoe ver de actuele hoeveelheid waterdamp in de lucht verwijderd is van het maximum wordt aangeduid met de relatieve luchtvochtigheid. Deze varieert van 0 procent (kurkdroge lucht, geen waterdamp) tot 100 procent (verzadigde lucht, maximale waarde).

Hoe warm de lucht aanvoelt is uit te drukken in een formule gebaseerd op temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. De uitkomst wordt gevoelstemperatuur genoemd, in het Engels wordt ‘heat index’ gebruikt. Gevoelstemperatuur wordt beïnvloed door luchtvochtigheid en windsnelheid en instraling van de zon. De tabel hieronder (zie Figuur Gevoelstemperatuur) geeft de gevoelstemperatuur weer voor verschillende combinaties van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. Ook is aangegeven wat het effect is op het welzijn van mensen. Het gaat om een indicatie, de impact van warmte op het welzijn is niet voor iedereen hetzelfde. In de praktijk kan deze tabel worden gebruikt om een indicatief inzicht te krijgen in de hittebelasting van gezonde personen. Gevoelstemperaturen boven 51 °C zijn levensgevaarlijk omdat het lichaam dan nauwelijks of geen warmte meer kwijt kan raken, wat leidt tot oververhitting.

Figuur: Gevoelstemperatuur berekend voor verschillende combinaties van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. De kleuren geven het gezondheidsrisico aan. (Bron: NOAA National Oceanic and Atmospheric Administration (National Oceanic and Atmospheric Administration): Heat Forecast Tools (weather.gov))

Hittebelasting berekenen: ISO International Organization of Standardization (International Organization of Standardization)-normen en applicaties

Om een indicatie te krijgen van de hittebelasting kunnen normen van de Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) gebruikt worden. Er zijn twee ISO-normen om voor arbeidssituaties de hittebelasting in te schatten. 

De Wet Bulb Globe Temperature (WBGT) ofwel ‘natteboltemperatuur’ (vernoemd naar het gebruikte meetinstrument) is een bekende internationale standaard (NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm )-EN-ISO 7243, 2017). Het is een methode voor een eerste screening op aan- of afwezigheid van hittebelasting. Het model wordt in de praktijk breder toegepast dan alleen voor arbeidssituaties. In het achtergronddocument WBGT en PHS nader toegelicht staat de WBGT berekeningsmethodiek verder toegelicht. 
Naast de WBGT is de Predicted Heat Strain (PHS) ontwikkeld (NEN-EN-ISO 7933, 2004). Daarmee kan de individuele warmtebelasting worden geschat op basis van klimaat, kleding, inspanning en individuele factoren. De uitkomst is het totaal aantal uren dat iemand onder de gegeven omstandigheden belast kan worden. Ook dit model wordt toegelicht in het achtergronddocument WBGT en PHS nader toegelicht 

Meer recent zijn verschillende applicaties ontwikkeld waarmee iemand voor de eigen situatie kan nagaan in hoeverre er sprake is van hittebelasting. Voorbeelden zijn de FNV Dutch Organisation of Trade Unions (Dutch Organisation of Trade Unions) werkklimaatapp van de FNV en de Climapp van het Joint Programming Initiative (JPI Joint Programme Initiative (Joint Programme Initiative) Climate) (zie kader). De achterliggende berekeningsmethodiek is gestoeld op de formules die worden gebruikt in de ISO-normen. 

Bij het berekenen van de hittebelasting moet zowel bij toepassing van de normen als bij gebruik van apps worden bedacht dat deze methoden voor arbeidssituaties ontwikkeld zijn. Het gaat dus niet om mensen met een kwetsbare gezondheid. Bij de uitleg van de normen en de toelichting op de apps staat dit expliciet als aandachtspunt benoemd.

De FNV werkklimaatapp en de Climapp van het JPI Climate

De FNV Dutch Organisation of Trade Unions (Dutch Organisation of Trade Unions) werkklimaatapp en de Climapp van het JPI Joint Programme Initiative (Joint Programme Initiative) Climate

Met de FNV werkklimaatapp en de Climapp van het JPI Climate kunnen individuele gebruikers voor hun eigen situatie nagaan of er sprake is van hittebelasting. Beide apps gebruiken invoergegevens van de gebruiker waarmee vervolgens een berekening wordt gemaakt om te bepalen of de gebruiker onder de genoemde omstandigheden nog veilig kan werken / inspanning verrichten. De apps gebruiken de actuele weersgegevens van de plaats waar iemand zich bevindt.

Bij de FNV werkklimaatapp worden alleen de meest basale gegevens gevraagd: buiten of binnen werken, wat voor kleding iemand draagt, of iemand een hoofddeksel draagt en welk inspanningsniveau het werk vergt. De app berekent vervolgens een code (groen/oranje/rood) met een uitleg van de code en handelingsadviezen (bijvoorbeeld bij rood: stoppen met werken en met collega’s/leidinggevende overleggen wat te doen). Er wordt een tijdsperiode gegeven na hoeveel minuten een pauze wenselijk is en er worden tips gegeven voor werken in de hitte of zon en maatregelen bij extreme hitte.

Bij de Climapp worden meer persoonlijke gegevens gevraagd: leeftijd, geslacht, gewicht, lengte, kleding, inspanningsniveau en acclimatisatiestatus. Ook is er een optie voor de persoon zelf om aan te geven of hij de huidige weersomstandigheden ervaart als koud, warm of precies goed.

Aan de hand van de weersomstandigheden en de ingevoerde gegevens wordt een risico-inschatting gegeven en (indien van toepassing) tips om beter met de hitte om te gaan.

Bij de ISO International Organization of Standardization (International Organization of Standardization)-normen en ook bij de apps worden verschillende niveaus van inspanning gebruikt. De niveaus worden weergegeven met de eenheid ‘Watt’. Een bepaald aantal Watts staat voor een bepaalde hoeveelheid energie per tijdseenheid (vermogen).

Een alternatieve manier om de intensiteit van de geleverde inspanning aan te duiden, is door te werken met Metabolic Equivalents of Tasks (MET’s). MET’s geven een indruk van het energieverbruik dat nodig is om een bepaalde activiteit uit te voeren. Eén MET is de hoeveelheid energie die nodig is voor iemand om in rust te zitten. Bij 2,5 MET’s (bijvoorbeeld wandelen) gebruikt iemand 2,5 maal zoveel energie als wanneer die persoon in rust zit. Het voordeel van MET’s is dat de intensiteit van een inspanning wordt weergegeven in een gewichtsonafhankelijke eenheid. Mensen die zwaarder zijn verbruiken absoluut gezien bij dezelfde intensiteit meer energie, maar met MET’s wordt de intensiteit weergegeven met één cijfer voor elk gewicht. Het is in die zin een eenvoudiger en meer begrijpelijke eenheid. In onderstaande tabel (MET voor de verschillende activiteiten) staat voor verschillende activiteiten wat de MET-waarde is: welk veelvoud aan energieverbruik ten opzichte van het energieverbruik in rust wordt gebruikt.

Tabel: MET voor de verschillende activiteiten

Activiteit

MET (Metabolic Equivalent of Task)

 

Rusten

1,0

Staan

1,5

Wandelen (± 3,5 km kilometer (kilometer)/u)

2,5

Golfen

4,5

Gewichtheffen

6,0

Hardlopen (< 8 km/u)

7,0

Mountainbiken

8,6

Hardlopen (±10 km/u)

10,0

Fietsen (25-30 km/u)

12,0

Trap op rennen

15,0

Fietsen (>32 km/u)

16,0

  • NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm )-EN-ISO International Organization of Standardization (International Organization of Standardization) 7243: 2017 Ergonomics of the thermal environment – assessment of heat stress using the WBGT (wet bulb globe temperature) index.
  • NEN-EN-ISO 7933: 2004 Ergonomics of the thermal environment — Analytical determination and interpretation of heat stress using calculation of the predicted heat strain.

Wet- en regelgeving

Normering voor temperatuur

Voor blootstelling aan buitentemperatuur bestaan geen wettelijke normen. Voor arbeidsomstandigheden is bepaald dat de temperatuur op de arbeidsplaats geen schade aan gezondheid van de werknemers mag veroorzaken (art 6.1 Arbeidsomstandighedenbesluit). Voor scholen is er een Programma van Eisen opgesteld waarbij, afhankelijk van de na te streven kwaliteitsklasse, wordt gerefereerd naar een maximale binnentemperatuur in de zomer van 27°C, 26°C of 25°C (klasse voldoende, goed, respectievelijk uitmuntend).

Voor de binnentemperatuur in woningen, scholen en kinderdagverblijven bestaan geen wettelijk vastgelegde maximum waarden. Er zijn in het Bouwbesluit wel comforteisen genoemd die verband houden met temperatuur. Daarnaast is sinds begin 2021 de TO-juli (temperatuuroverschrijdingswaarde juli) als eis in het Bouwbesluit opgenomen. Deze eis heeft als achterliggende doel de kans op oververhitting van nieuwe woningen te beperken. De TO-juli eis is opgenomen in het Bouwbesluit omdat was gebleken dat als gevolg van de steeds scherpere eisen aan de energieprestatie en isolatie voor koudere perioden niet altijd voldoende aandacht was voor het binnenklimaat in de zomer. Vanwege ongewenste oververhitting in nieuwe woningen, moest er vaak alsnog een – veelal mobiele en daarmee energetisch inefficiënte – airco in de woning worden geplaatst om de overtollige warmte weg te koelen. 

Hieronder worden de verschillende punten uit het Bouwbesluit toegelicht die verband houden met temperatuur. Het voldoen aan minimumeisen volgens het Bouwbesluit betekent dat de kans op ernstige hinder beperkt is, maar het is geen garantie voor een algemene tevredenheid of een comfortabel binnenmilieu. De wettelijke eisen moeten gezien worden als een minimum waar in elk geval aan voldaan moet worden.

Temperatuursaspecten het Bouwbesluit
Thermisch comfort

Het artikel over thermisch comfort gaat over de maximale luchtsnelheid van toevoerlucht voor ventilatie. Hieraan is een maximum gesteld met als doel tocht te voorkomen. 

Spuivoorzieningen

Het is verplicht dat spuivoorzieningen in woningen, kinderdagverblijven en scholen aanwezig zijn. Het achterliggende doel ervan is het zo nodig snel kunnen afvoeren van sterk verontreinigde binnenlucht. Ventilatie- en spuivoorzieningen zijn ook functioneel om te kunnen koelen, maar dat is geen expliciet doel in het Bouwbesluit. 

Energieprestatie eisen 

Deze eisen gaan over thermische isolatie en luchtdichtheid van gebouwen.

TO-juli

TO-juli (temperatuuroverschrijding juli) verwijst naar eisen voor een maximale waarde voor oververhitting. De TO-juli is een maat die een indicatie geeft van het risico op temperatuuroverschrijding voor alle verblijfsruimten in de woning, gedurende de periode tussen 30 april en 28 september. Er is sprake van oververhitting wanneer het warmer wordt dan 27 ºC. Deze temperatuur is niet expliciet als een gezondheidskundig criterium genomen, maar is bepaald als afgeleide van de gewenste waarde voor ervaren comfort. Om na te gaan of de maximale waarde niet wordt overschreden, wordt gebruik gemaakt van berekeningen. Daarbij mag het aantal gewogen temperatuuroverschrijdingen (GTO) maximaal 450 uur zijn in de periode tussen 30 april en 28 september. Een gewogen temperatuuroverschrijding betekent dat hogere berekende temperaturen bij de bepaling van het aantal GTO-uren zwaarder worden gewogen. TO-juli is een indicatiegetal, en is daarom geen garantie dat er geen temperatuuroverschrijding op zal treden. Dat is afhankelijk van de precieze weersomstandigheden, de omstandigheden in de omgeving en het gedrag van bewoners. De TO-juli eis geldt niet voor woonwagens, drijvende bouwwerken, recreatiewoningen en utiliteit. Zie voor meer achtergrondinformatie rvo.nl.

Door steeds warmere en langer warme zomers hebben bewoners steeds vaker last van oververhitting. De normering uit de vorige paragraaf is wat betreft de verplichte beperking van het risico op oververhitting pas van toepassing op nieuwbouw vanaf begin 2021. In de praktijk is het, en dan met name vooral voor oudere woningen, lastig om aan te geven wanneer een woning wel of niet te warm is, juist omdat een normering ontbreekt. En als een woning te warm wordt, is niet in de wet bepaald wie vervolgens maatregelen moet nemen: de eigenaar, de huurder, de ontwikkelaar of de opdrachtgever van een woning. In deze gevallen, wanneer open normen* onvoldoende duidelijkheid geven, is jurisprudentie van belang. Daarin is terug te vinden hoe de open normen volgens de rechter moeten worden uitgelegd. Er is een beperkt aantal uitspraken over hitte in woningen in de rechtspraak terug te vinden. 

* De wetgever beperkt zich dan tot het geven van hoofdbeginselen, die de rechter 'naar behoren', 'naar redelijkheid en billijkheid', 'naar omstandigheden' behoort toe te passen.

Jurisprudentie over oververhitting in woningen

Woningen in een oude graansilo waar veel glas aanwezig is en onvoldoende ventilatiemogelijkheden om te verkoelen. Rechter oordeelt dat er sprake is van een gebrek in de woning en oordeelt dat huur mag worden verlaagd totdat gebrek is verholpen (ECLI:NL:RBAMS:2015:2405, Amsterdam, 2015).

Seniorenwoningen met hoog oplopende temperaturen waarbij de bewoners buitenzonwering eisen. Rechter oordeelt dat er een gebrek aan de woning is en dat dit kan worden verholpen door zonwerend folie in combinatie met een krachtige mobiele airco en binnenzonwering. Buitenzonwering wordt te kostbaar geacht. De huur mag worden verlaagd totdat gebrek is hersteld (ECLI:NL:RBLIM:2017:1053, Roermond, 2017).

Nieuwbouwappartement waar rechter had geoordeeld dat er sprake was van een gebrek door problemen met vloerverwarming en WTW systeem. Hiertegen is eigenaar in hoger beroep gegaan. Uitspraak van het hof is dat huurprijsverlaging niet gerechtvaardigd is: een huurder van een appartement met veel glas en gelegen op het zuiden en westen, maar zonder airco, mag niet verwachten dat het binnen nooit warmer zal zijn dan buiten. Van een huurder mag men bovendien verwachten dat hij de binnentemperatuur reguleert door het aanbrengen van warmtewerende voorzieningen (zoals lamellen) én dat hij ventileert  (ECLI:NL:GHSHE:2016:2432, ’s Hertogenbosch, 2016).

Huurappartement in Amsterdam waar rechter oordeelt dat krachtiger koelsysteem in een appartement mag worden verwacht gezien de gevraagde huurprijs (ECLI:NL:RBAMS:2011:BT8386, Amsterdam, 2011).

Uit bovenstaande uitspraken is op te maken dat veel zaken meespelen in het uiteindelijke oordeel van de rechter: bewonersgedrag, verwachtingen van huurders (in relatie tot huurprijs of exclusief aanbod aan bijvoorbeeld senioren), omstandigheden (bijvoorbeeld of bewoners überhaupt in staat zijn om te ventileren/luchten in de woning ook gezien het verband met aanwezige geluidsoverlast van verkeer, evenementen en/of inbraakrisico’s), vergelijkbare situaties (of bovenburen in vergelijkbaar appartement ook overlast ervaren) en kosten en effectiviteit van eventuele maatregelen.
Verhuurders nemen in verband hiermee in contracten inmiddels clausules op waarin wordt bepaald dat er geen aanspraak kan worden gemaakt op huurverlaging door te hoge temperaturen in een appartement. 

Bijvoorbeeld: “Huurder is er mee bekend en aanvaardt hierbij dat het gehuurde zich bevindt in stedelijk gebied, waar het door het veranderende klimaat steeds warmer wordt en de warmte niet altijd optimaal kan worden afgevoerd waardoor de zogenaamde ‘hittestress’ soms hoge waarden vertoont. Verhuurder is niet aansprakelijk voor overlast als gevolg van warmte in het gehuurde en huurder heeft geen recht op huurkorting of andersoortige vergoeding gerelateerd aan het ervaren van te hoge temperaturen in het gehuurde.”

Beleidsdoelstellingen op landelijk niveau

Op landelijk niveau worden beleidsdoelstellingen geformuleerd om te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Zo moet de factor hitte sinds januari 2020 volgens het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie worden meegenomen in het beleid en ontwerp van de openbare ruimte.
Meestal zijn landelijke maatregelen een uitwerking van afspraken en doelstellingen die op internationaal niveau worden gemaakt (bijvoorbeeld het klimaatakkoord van Parijs). Het geven van een overzicht hiervan valt buiten de scope van deze richtlijn. Zowel op de website van de Rijksoverheid als op de website van het Kennisportaal Klimaatadaptatie staat informatie over beleid en programma’s op landelijk niveau. 

De rol van de GGD

Wet Publieke Gezondheid

De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) voert wettelijke taken uit op basis van de Wet en het Besluit publieke gezondheid. Eén van deze taken is het bevorderen van medisch milieukundige zorg (WPG, art 2, lid 2 onder e). Daaronder valt volgens het Besluit publieke gezondheid (art 3, lid 2, onder a t/m d) in ieder geval het signaleren van ongewenste situaties, het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting, en het verrichten van onderzoek. Signaleren, adviseren, informeren en onderzoek doen naar hitte en de risico’s ervan voor gezondheid van inwoners kan gezien worden als een medisch milieukundige taak. De aanpak zal per GGD verschillen, afhankelijk van lokale afspraken en prioriteiten.

Hittestresspreventie kan gezien worden als één van de taakgebieden van de GGD. Te denken valt aan:

  • Beleidsadvisering over hitte en lokale hitteplannen en mogelijk procesbegeleiding bij de ontwikkeling van een lokaal hitteplan inclusief bijbehorende afspraken met lokale partners uit zorg, welzijn en wonen;
  • Omgevingsadvisering: input op gebiedsontwikkeling en inrichting van de openbare ruimte, alsmede adviezen op gebouwniveau;
  • Publiekscommunicatie gedurende warme periodes;
  • Agenderen van hitte op onder andere scholen of ouderencentra in de wijk, door bijvoorbeeld gezondheidsbevorderaars. Zij kunnen mogelijk ook inhoudelijke expertise inbrengen op het gebied van risicoperceptie en gedragsverandering;
  • Inspecteurs kinderopvang kunnen een signalerende rol spelen, bijvoorbeeld door het onderstrepen van het belang van het hebben van een hitteprotocol en zonweringen (op gebouw en buitenruimte) op kinderopvanglocaties;
  • Medewerkers van reizigersteams kunnen cliënten attenderen op risico’s van en mogelijke maatregelen tegen hitte, bijvoorbeeld door te wijzen op het bestaan van de app GGDreistmee;
  • Medewerkers van teams Jeugdgezondheidszorg kunnen informatie uit deze richtlijn gebruiken bij uitvoering van hun werkzaamheden door bijvoorbeeld de informatie en adviezen eruit op te nemen in hun eigen protocollen en adviezen richting (toekomstige) ouders en kinderen;
  • Tot slot hebben sommige GGD’en een actieve rol bij de evenement-advisering.
Arbeidsomstandigheden

Advisering over arbeidsomstandigheden behoort niet tot de taken van de GGD; de werkgever is verantwoordelijk voor een veilige werkplek. In Europees verband zijn de grootste risico’s en belangrijkste adviezen over hitte in relatie tot arbeidsomstandigheden opgenomen in infographics. Deze zijn terug te vinden op de website van het EU Europese Unie (Europese Unie)-project Heat shield.

Nationaal Hitteplan

Met het Nationaal Hitteplan maakt het RIVM organisaties, professionals en vrijwilligers die zijn betrokken bij de zorgverlening aan ouderen en chronisch zieken extra alert op het feit dat het voor langere periode warm wordt. Deze organisaties kunnen vervolgens hun eigen achterban en regionale contacten waarschuwen. De waarschuwing vanuit het RIVM is gericht op mensen met een kwetsbare gezondheid (doelgroep) en op de zorgverleners en vrijwilligers die zorg verlenen aan deze mensen. De zorgverleners kunnen vervolgens passende maatregelen nemen tijdens de hitteperiode om negatieve gezondheidseffecten zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Ook wordt de Nederlandse bevolking ingelicht door een persbericht dat uitgaat vanuit het RIVM en het KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut). Het Nationaal Hitteplan is dus in feite een communicatieplan met als doel eenvoudige voorzorgsmaatregelen tijdig onder de aandacht brengen bij risicogroepen en hun directe omgeving.

Op deze website zijn communicatiemiddelen te vinden zoals teksten, infographics en animaties over de gezondheidseffecten van warme weersomstandigheden en adviezen over hoe hinder en gezondheidseffecten door de hitte te beperken. Organisaties en zorgprofessionals kunnen deze materialen gebruiken om doelgroepen te waarschuwen en te informeren. Zie pagina hitte voor deze materialen.

De beslissing om het Nationaal Hitteplan te activeren wordt genomen door het RIVM, na overleg met het KNMI. De kans op aanhoudend warm weer, met maximumtemperaturen boven de 27 °C speelt hierin een belangrijke rol. Daarnaast zijn onder andere verwachte nachttemperatuur en luchtvochtigheid factoren waarmee rekening wordt gehouden. Het Nationaal Hitteplan kan voor heel Nederland, maar ook voor delen van het land geactiveerd worden.

Het Nationaal Hitteplan bestaat sinds 2007 en is sindsdien 17 keer geactiveerd (telling tot en met 2022). Het is een samenwerking tussen een heel aantal organisaties en beroepsgroepen: het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), RIVM, KNMI, GGD GHOR Nederland Gemeentelijke / Gemeenschappelijke GezondheidsDienst – Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio (Gemeentelijke / Gemeenschappelijke GezondheidsDienst – Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio), het Nederlandse Rode Kruis, zorginstellingen (o.a. via zorgbrancheorganisatie ActiZ), de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV landelijke huisartsenvereniging (landelijke huisartsenvereniging)), de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland)), de seniorenorganisatie KBO-PCOB, de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen)) en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie)).


Advisering lokale hitteplannen

Lokale hitteplannen zijn proces- en uitvoeringsafspraken voor de lokale aanpak ter preventie van gezondheidsgevolgen van hitte. De GGD’en en de GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio)/Veiligheidsregio’s kunnen als ketenpartners adviseren over het opstellen van een lokaal hitteplan. De gemeente kan eventueel opdracht geven aan de ketenpartners om samen met de gemeente een hitteplan op te stellen en het proces hierin te begeleiden.

Onderdelen van het hitteplan

Sociale kaart in beeld

Opstellers van het lokaal hitteplan brengen de lokale sociale kaart rondom de doelgroepen in beeld. Kwetsbare personen in de regio worden bereikt via maatschappelijke instanties die bij hen betrokken zijn. Denk aan huisartsen, apothekers, sociale wijkteams, ouderen- of thuiszorgorganisaties, geriatrische netwerken, welzijnsstichtingen (ouderenconsulenten, mantelzorgondersteuning), partners in Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid, religieuze organisaties, kinderopvanglocaties, sportclubs en lokale afdelingen van nationale organisaties, zoals bijvoorbeeld Zonnebloem, het Rode Kruis, Humanitas en Resto van Harte. Hoe het netwerk er uitziet is afhankelijk van de regio of gemeente.

Afspraken

De gemeente, GGD, GHOR, Veiligheidsregio, het Rode Kruis en de betrokken maatschappelijke instanties spreken af hoe zij taken en activiteiten uitvoeren. Het gaat om de diverse mogelijkheden om de doelgroep te informeren, adviseren en te ondersteunen tijdens een hitteperiode. 

Jaarcyclus

Het lokaal hitteplan kent een jaarcyclus. Na de zomer of aan het begin van het nieuwe jaar wordt de uitvoering van het lokaal hitteplan met de betrokken partijen geëvalueerd. Nieuwe inzichten worden meegenomen voor de volgende zomer en leiden tot eventuele aanpassingen in het lokaal hitteplan van het volgende jaar. In het voorjaar worden de voorbereidingen voor de zomer begonnen, etc.
Betrokken partijen weten elkaar te vinden. Zij vormen een onderling samenwerkingsnetwerk, een platform voor kennis- en ervaringsuitwisseling. 

In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is vanuit het team van de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) in 2019 een handreiking voor het opstellen van een lokaal hitteplan geschreven door GGD Gelderland-Midden samen met adviesbureau Faya. De GGD kan uit deze handreiking inspiratie halen om in de eigen GGD-regio aan de slag te gaan met het adviseren over en stimuleren van het opstellen van lokale hitteplannen. Er wordt, ten tijde van het opstellen van de huidige richtlijn hitte, gewerkt aan een update van de handreiking, deze verschijnt mogelijk in 2023.

Van lokaal hitteplan naar lokaal hitte-adaptatieplan

Een lokaal hitteplan gaat in de huidige praktijk meestal over afspraken en informatie voor als het warm is. In sommige gevallen is er juist ook veel aandacht voor hittebestendige gebouwen en omgeving. Daar wordt een koppeling gemaakt met het fysieke domein. Gezamenlijk wordt gekeken naar wat welke partij kan doen om te voorkómen dat kwetsbare personen worden blootgesteld aan extreme warmte. Het gaat dan bijvoorbeeld om aanpassingen in woningen zoals dakisolatie, het aanbrengen van (eenvoudig bedienbare) zonwering of vergroening van de leefomgeving. Wanneer op deze manier een verbinding wordt gelegd tussen het sociale en fysieke domein, wordt de urgentie voor de ruimtelijke inrichting (nog) duidelijker en kan dit leiden tot het opstellen van een gezamenlijk (sociaal en fysiek domein) adaptatieplan, bijvoorbeeld in de vorm van een uitvoeringsagenda of –programma. Om dit in de praktijk makkelijker te maken, kan binnen de gemeente het opstellen van hitteplannen gekoppeld worden aan het thema energietransitie (bv onder het thema energie-armoede). De GGD is adviseur op de inhoud en wordt soms ook gevraagd om op het proces te adviseren. Het is belangrijk te zorgen dat er een trekker of ‘regisseur’ op hitte of breder op klimaat wordt aangesteld.


Publiekscommunicatie bij hitte: gedrag en zorg

De 5 basisadviezen

De belangrijkste maatregelen tijdens hitte zijn de vijf adviezen die het RIVM noemt tijdens het activeren van het Nationaal hitteplan (pagina hitte en GGD leefomgeving):

  1. Drink voldoende
  2. Houd jezelf koel
  3. Houd je huis koel
  4. Let extra op ouderen en zieken
  5. Houd bij hitte rekening met medicijngebruik

Deze vijf basisadviezen worden hieronder verder toegelicht en onderbouwd. De beschreven gedragsadviezen komen voor een groot deel uit het rapport Hitte, praktische adviezen van de Academische Werkplaats (Willems, 2021). In dit project is een lijst met maatregelen opgesteld en is per maatregel de effectiviteit en de omvang van de wetenschappelijke bewijslast bepaald met verschillende experts.

Herkennen van hitteklachten

Hitteklachten worden soms niet herkend. Ook mensen in goede gezondheid kunnen last krijgen van oververhitting of hitte-uitputting. Het RIVM heeft de Infographic “Herken de klachten en weet wat je moet doen” gemaakt over herkenning van hitte klachten en wat iemand kan doen om ernstigere klachten te voorkomen.

Inzet van communicatiemiddelen

Bij publiekscommunicatie over hitte wordt aangeraden aan te sluiten bij de vijf basisadviezen die zijn opgenomen in het Nationaal Hitteplan. Ervaring leert dat het selecteren van twee tot drie basisadviezen het meest effectief is om de boodschap over te laten komen; een rij van vijf boodschappen blijft niet goed hangen. Per keer kunnen één of twee quotes worden geselecteerd die het meest relevant zijn voor dat moment. De keus is afhankelijk van het verloop van de hitteperiode, de doelgroep en wat het specifieke doel van de communicatie is.
De GGD kan bij de publiekscommunicatie gebruik maken van de beschikbare infographics en animaties van het RIVM of van de eigen organisatie om de ontvangers een bruikbaar handelingsperspectief te bieden. Ook bij media-optredens worden de praktische tips vaak dankbaar overgenomen door de journalist. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de melding dat ouderen een verminderde dorstprikkel hebben, dat de kleur van urine helpt om aan te geven wanneer voldoende vochtinname plaatsvindt, het ontkrachten van een negatief advies aangaande cafeïne houdende dranken, adviezen over luchten in de nacht en ochtend en de oproep om op kwetsbaren in de omgeving te letten.

Bepaalde risicogroepen worden slecht bereikt met hitteadviezen omdat ze bijvoorbeeld geen gebruik maken van internet, omdat ze de Nederlandse taal niet machtig zijn of omdat ze zichzelf niet als onderdeel van een risicogroep zien. Daarom is het van belang hitteadviezen via verscheidene kanalen te verspreiden. Denk hierbij naast (sociale) media ook aan bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties, mantelzorgers en zorgverleners.

Bij warm weer gaat het lichaam zweten om af te koelen. Om het vochtverlies aan te vullen is het nodig voldoende te drinken.

Wat is voldoende drinken?

De kwantificering ‘voldoende’ is niet in een bepaald aantal liters aan te geven. Het dorstgevoel is belangrijk om in de gaten te houden, omdat dat een goede indicator is van wanneer er gedronken moet worden. Het advies is om iets méér te drinken dan nodig is om de dorst te lessen. Wat een enigszins extra verkoelend effect heeft, is om de hele dag door slokjes vocht te drinken, ongeacht of iemand actief is of niet, of dorst heeft of niet.

Het advies ‘drink één glas per uur ongeacht het dorstgevoel’ is niet handig. Wat er aan vochtinname nodig is, verschilt namelijk per persoon, per inspanning en per omstandigheid. Ouderen hebben een verminderd dorstgevoel, dus zij kunnen niet alleen op hun dorstgevoel vertrouwen maar moeten vooral ook naar de kleur en frequentie van de urine kijken (Figuur Urine kleurenkaart). De frequentie is hierbij van iets minder belang dan de kleur van de urine (Periard et al, 2021). Het streven naar een lichtgele kleur van de urine helpt bij het bepalen van hoeveel ‘voldoende’ is. 

Schema urinekleur van licht (normaal vocht) tot donker (ernstig tekort)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur: Urine kleurenkaart.

De kleur van de urine (van licht naar donker) en de hydratatie toestand (normaal vocht is licht van kleur, weinig vocht is donkerder en ernstig vocht tekort donker richting bruin) die daar waarschijnlijk bij hoort (naar Periard et al. 2021).

Soort drank

Het soort drank (water, muntthee, karnemelk etc.) maakt voor de vochthuishouding niet uit. Zelfs koffie in de hoeveelheden die mensen gewend zijn, is goed. Hoewel koffie van zichzelf een vochtafdrijvend (diuretisch) effect heeft, treedt bij mensen die het al langer drinken gewenning voor dat effect op (Maughan & Griffin 2003). Oudere mensen die op bepaalde momenten van de dag gewend zijn een kopje koffie te drinken, hebben er baat bij dat in warme periodes te blijven doen. 

Alcohol

Het nuttigen van alcoholhoudende dranken tijdens hitte wordt afgeraden. Alcohol heeft invloed op gedrag, waardoor iemand volgens experts mogelijk niet de meest “verkoelende omstandigheden” opzoekt/toepast (zie Alcohol- en drugsgebruik in het achtergrond document Risicogroepen). 
Er zijn al langer geleden experimenten gedaan waaruit blijkt dat alcohol een vochtafdrijvend effect kan hebben (Grace Eggleton 1942). Het is echter nog altijd niet duidelijk of alcoholconsumptie ook tot dehydratie leidt. Zeker bij consumptie van dranken met lagere alcoholpercentages (zoals pils) lijkt dat niet het geval te zijn (Jiménez-Pavón et al. 2015). Met de huidige inzichten lijkt een uitdrogend effect van alcoholhoudende dranken af te hangen van het percentage alcohol dat in de drank zit.

Temperatuur van de drank

Het belangrijkste is dat er voldoende wordt gedronken. Wat betreft de temperatuur van de drank kan het volgende worden gezegd. 
Hoe kouder het ingenomen vocht, hoe meer warmte aan het lichaam onttrokken wordt. Een goed voorbeeld van een koude drank is ijsslurry. Zeker als mensen door een aandoening minder goed kunnen zweten hebben mensen veel baat bij de (interne) koelende werking van ijsslurry (Jay & Morris 2018). Bij het nemen van veel ijsslurry kan iemand echter maag- en darmproblemen krijgen, bij grotere hoeveelheden koud water is dat minder. 
Consumptie van warme dranken zorgt ervoor dat het lichaam in actie komt om te gaan koelen. Het lichaam gaat meer zweten. Volgens experts is dit advies vooral effectief op het moment dat er nog niet wordt gezweet. Daarom is het bij ouderen mogelijk iets effectiever om te adviseren warme dranken te drinken. 

Er zijn veel verschillende manieren om opwarming tegen te gaan of het lichaam te koelen. Door te zorgen voor een goede lichamelijke conditie is iemand beter in staat zichzelf koel te houden. Door het rustig aan te doen en fysieke inspanning te beperken tot de vroege ochtend blijft het lichaam koeler. Hieronder worden de verschillende tips om te koelen besproken.

Zoek verkoeling

Bij extreme warmte kan het helpen om zoveel mogelijk in het koelste gedeelte van de woning te verblijven. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat iemand beneden gaat slapen in plaats van op de zolderkamer. 
Koelte kan ook buitenshuis worden gezocht. Bijvoorbeeld in openbare gebouwen zoals een activiteitencentrum of bibliotheek (in veel gevallen is daar airconditioning aanwezig) of ook buiten in de schaduw of bij of in het water. Let wel, verkoeling zoeken in de buitenruimte geeft een risico op verbranding als de zonnestraling niet wordt geweerd door kleding en/of zonnebrand. Dit geldt zeker op plekken met weinig schaduw, bijvoorbeeld op en rond het water.

Eten

Naast drinken kan ook eten effect hebben op de warmtebalans in het lichaam. In onderstaande tabel (Eten en hitte) staat wat wel en wat niet helpt of nodig is om het lichaam te koelen.

Tabel. Eten en hitte: wat helpt wel en wat helpt niet

Wat helpt wel

Vermijd grote, zware maaltijden

Bij het verteren van eten ontstaat een bepaalde hoeveelheid warmte: het thermische effect van voedsel (Segal et al. 1985). Dat is negatief voor de warmtebalans in mensen tijdens warm weer. Een advies kan zijn om niet al te veel te eten bij hitte. Er zijn overigens aanwijzingen dat bij warme omstandigheden de intake al onderdrukt wordt (Lim 2020), dus dat het lichaam vanuit zichzelf al de reactie heeft om niet teveel te eten.

Eet pittige maaltijden waarin pepers zijn verwerkt

Het eten van pittig voedsel waarin pepers zijn verwerkt, leidt tot het aanzetten van het lichaam om meer te gaan zweten, dus meer warmteverlies. De stof capsaïcine in pepers lijkt hiervoor verantwoordelijk. Capsaïcine stimuleert de TRPV1 receptor1 die een rol speelt bij de thermoregulatie (Tan & Knight 2018).

IJsjes eten

IJsjes eten helpt om af te koelen. In sommige ijsjes zit veel suiker.  Op de website van het diabetesfonds staat een tabel met hoeveel suiker er zit in ijs (suikerlijst ijs). Van fruit kan men ook zelf ijsjes maken. Ook voor fruit heeft het diabetesfonds een suikervergelijkingstabel op de website staan (suikerlijst fruit).

Stoppen met vasten

Het stoppen van vasten tijden de ramadan helpt om oververhitting tegen te gaan. Tijdens de ramadan is het niet toegestaan om overdag te drinken. Zeker bij fysieke inspanning en voor mensen met een aandoening vergroot dit het risico op uitdroging.

Wat helpt niet

Rauwkost

Wat volgens experts niet helpt is het eten van koud voedsel zoals salades, rauwkost, sla, selderij en komkommer. Ook het eten van vezelrijke producten (volkoren producten, groenten en fruit) helpt niet om te verkoelen. Het helpt wel om harde ontlasting (wat door vochttekort een gevolg van hitte kan zijn) tegen te gaan.

Zout

Wat expliciet geen advies is tijdens hitte, is het eten van veel zout voedsel. In een normaal Nederlands dieet zit voldoende zout om een tekort aan zout in het lichaam (hyponatriëmie) te voorkomen. Extra toevoeging van zout is daarom niet nodig.

1 Transiënte receptor-potentiële kationkanaalsubfamilie V-lid 1 (ook bekend als de capsaïcine-receptor)
 
Gebruik een ventilator
Ventilatoren zorgen voor afkoeling van het lichaam omdat door de luchtbeweging het zweet sneller verdampt. Het gebruik van ventilatoren is echter niet in elke omstandigheid even effectief. In de tabel hieronder staat voor verschillende situaties uitgelegd waarom een ventilator meer of minder geschikt is.
 
Tabel: Omstandigheden waaronder het gebruik van een ventilator meer of minder geschikt is.

Meer of minder geschikt

Omstandigheden

Geschiktheid per omgevingstemperatuur en doelgroep

Een ventilator helpt het lichaam slechts tot een bepaalde omgevingstemperatuur om af te koelen. Welke temperatuur dat is, is onderwerp van discussie. Morris et al. (2021) gaan op basis van modelmatige berekeningen uit van de volgende temperaturen waarónder het gebruik van een ventilator altijd gunstig is (ongeacht de aanwezige vochtigheidsgraad):

39,0 °C voor jonge gezonde volwassenen, 38,0 °C voor gezonde oudere volwassenen en 37,0 °C voor oudere volwassenen die anticholinergica gebruiken.

In droge lucht helpt een ventilator minder

Zweet verdampt direct in droge lucht, ook zonder een ventilator. Bij droge lucht een ventilator gebruiken zorgt er alleen voor dat warme lucht langs het lichaam wordt geleid, wat opwarming van het lichaam juist bevordert (Morris et al. 2021).

In heel vochtige lucht minder effectief

In hele vochtige lucht is zweten moeilijk omdat de omgevingslucht niet nog extra zweetvocht kan bevatten. In vochtige lucht zal een ventilator niet, of minder effectief zijn.

Bij ouderen minder effect

Dat is omdat de zweetproductie bij ouderen 25% minder is in vergelijking met jongvolwassen. Daarnaast is de huiddoorbloeding bij ouderen minder. Ouderen kunnen hierdoor minder warmte per tijdseenheid afgeven. Een ventilator bij ouderen is wel effectief is als men zich zelf nat maakt.

Met ijs voor de ventilator niet praktisch

Het toevoegen van ijs voor de ventilator is in theorie een manier om in hele warme omstandigheden de lucht die de ventilator verspreidt, te koelen. Onder andere omdat het ijs continu ververst moet worden is het geen praktisch bruikbaar advies.

Koelen met water of hulpmiddelen
Water aanbrengen op de huid zorgt voor verdamping en daarmee verkoeling. Een koud bad of een douche zorgt voor een directe verkoeling. In onderstaande tabel staat voor verschillende koelmethode een nadere toelichting over effectiviteit en specifieke toepassing.

Tabel: Koelen met water of hulpmiddelen

Water en/of ander hulpmiddel

Beschrijving koelmethode

Breng kleine waterdruppeltjes aan op het lichaam

Vooral voor ouderen belangrijk, omdat zij minder zweten. Dit kan met een spray. De spray moet in verband met risico op legionella dagelijks worden schoongemaakt. Om het risico op legionella te voorkomen, is het beter om een spons te gebruiken. Wanneer het natmaken van het lichaam wordt gecombineerd met een ventilator is het effect nog groter.

Koud bad / koude douche of af en toe de handen en polsen of voeten in een teiltje of onder koud stromend water.

Water geleidt hitte 25 keer beter dan lucht, daarom is koelen met water een effectieve methode. Hoe groter het te koelen oppervlak op de huid is, des te effectiever de koeling. Omdat er veel bloed door de huid van de ledematen stroomt als de kerntemperatuur hoog is, is het koelen van alleen de ledematen nog steeds een effectieve maatregel (Degroot et al. 2013). Ledematen hebben bovendien als voordeel dat er veel oppervlak is ten opzichte van het volume van het lichaamsdeel.

Koelen met een koude handdoek, koude kruik of een koelpack

 

De effectiviteit van koelen met een koude handdoek, koude kruik of een koelpack is afhankelijk van de grootte van het bedekte oppervlak. Een koude handdoek in de nek is effectief, in vergelijking daarmee is het volledig met koude handdoeken inwikkelen van iemand, met verversing om de zoveel tijd effectiever.
Koelvesten, koelsjaals, armkoelers, polskoelers en koelkussens zijn allemaal effectief, waarbij een koelvest het grootste oppervlak koelt, en daarmee dus het grootste effect heeft.
Een koelpet van reflecterend materiaal is buiten effectief omdat de pet het zonlicht reflecteert. Een pet die naast reflecterend ook een verkoelende substantie heeft (nat gemaakt / in de vriezer gelegd), is ook binnen effectief. Een koelpet heeft relatief gezien ook een groot effect, vanwege het relatief grote oppervlak van het hoofd en veel bloedstroom aan oppervlakte.
Het koelen van “holtes” zoals knieholtes of oksels met icepacks is vaak als simpele methode genoemd om snel af te koelen. Dit omdat de grote vaten in de holtes dicht aan het oppervlak van de huid liggen en er daardoor snel toegang is tot grote hoeveelheden bloed. Het is alleen niet zo effectief als het koelen met water (Smith 2005). Waarschijnlijk is dat omdat het bloed snel door de grote vaten gaat en het koeloppervlak bovendien relatief klein is. Daarnaast hebben de slagaders een dikke wand, waardoor de warmteafgifte ook moeilijker is.
Wat volgens experts niet helpt is slapen op een kussen of kussensloop dat in de koelkast heeft gelegen of slapen met een koelpack uit de diepvries onder het kussen.

 Kleding en hoofddeksels

Afhankelijk van de kleding die iemand draagt, kan iemand meer of minder hittestress ervaren. In de onderstaande tabel worden wijdte, kleur en type materiaal toegelicht als eigenschappen die van invloed zijn op hoe goed kleiding warmte kan weren. 

Tabel: Kledingeigenschappen en hittebelasting

Kledingtype

Eigenschappen

Wijde kleding

Zo wijd mogelijke kleding zorgt voor meer ventilatie. Daarvoor is een bepaalde hoeveelheid ruimte tussen de huid en kleding nodig. Als dit groot genoeg is, gaat de lucht daartussen bewegen en ontstaat er ventilatie, wat verkoelend werkt (Daanen 2015).

Kleur en wijdte samen

Voor (strakke) kleding geldt over het algemeen dat licht gekleurde kleding minder warm is dan donkere kleding. Bij een onderzoek bij werknemers verminderde licht gekleurde kleding de huidtemperatuur met 12-13% in vergelijking met donkergekleurde kleding (Ioannou 2021). De reflecterende eigenschappen van de kleurstof bepalen hoeveel minder warm het is (Daanen 2015).

Uit studies bij bedoeïenen met wijde kleding blijkt dat de huidtemperatuur bij donkere kleding hetzelfde is als bij licht gekleurde kleding. Dit terwijl er een groot verschil was tussen de temperaturen van het oppervlak van de kleding (Periard et al. 2021).

Ademend materiaal, licht gewicht en reflecterend

Kleding gemaakt van ademende materialen, licht van gewicht en zonlicht reflecterend (met name bij strakke kleding) zorgen voor de minste hittebelasting. Tegenwoordig zijn er speciale kunststoffen (polyester en polypropyleen) die deze eigenschappen hebben. Katoen en linnen hebben grotendeels die eigenschappen, maar hebben als nadeel dat ze makkelijk vocht opnemen en moeilijk loslaten. Hierdoor kan het zweet moeilijk verdampen, wat nodig is voor de koelingsfunctie van zweet (Periard et al. 2021).

Een hoofddeksel houdt de zonnestraling tegen en beschermt zo tegen zowel warmte als UV ultraviolet (ultraviolet). Net als bij kleding bepalen de wijdte, kleur (reflectie), luchtdoorlatendheid en het gewicht de effectiviteit ervan. Een wijd hoofddeksel verwijst zowel naar een grote rand die voor meer schaduw zorgt als naar het feit dat ventilatie mogelijk is tussen het hoofddeksel en het hoofd. Hiervoor is nodig dat er meer dan 8 mm ruimte is tussen het hoofddeksel en hoofd.

Slapen

Veel mensen hebben moeite met slapen tijdens warme perioden. Slaaptekort kan zorgen voor extra prikkelbaarheid en daardoor meer hinder door warmte. Vooral ouderen slapen uit traditie vaak onder een deken, ook als het warm is. Het advies is te slapen met zo min mogelijk kleding aan en onder een laken in plaats van onder een deken of dekbed. Het risico dat mensen het hierdoor koud kunnen krijgen aan het einde van de nacht is reëel, maar mensen krijgen bij kou een prikkel en zullen dan de reactie hebben om een deken over zich heen te trekken. 
Een specifiek advies voor de nacht om te koelen is om voor het slapen gaan twee bekers koud water te drinken.

Wat helpt niet

Wat niet helpt om koel te blijven is het zo kort mogelijk knippen van de haren. Het is wetenschappelijk onderbouwd met humane experimenten dat dit niet helpt om te koelen. Op basis van expert judgement helpen rustgevende yoga-ademhalingstechnieken evenmin om te koelen. Het insmeren met mentholpoeder of verkoelende aloëvera gel na een douche heeft zelfs een negatief effect op koeling. Hiervoor is ruim wetenschappelijk bewijs in de vorm van veel (humane) experimenten en systematische reviews. Het geeft wel een beter gevoel maar heeft geen invloed op de lichaamstemperatuur, waardoor deze ongemerkt verder kan stijgen. Dit negatieve effect geldt nog extra voor ouderen. 

Maatregelen in en om het huis kunnen hittestress mee helpen te voorkomen. Omdat afkoeling van een warme woning traag verloopt is het belangrijkst om opwarming van een woning te voorkomen. In de bureaustudie rondom de invloed van omgevings- en gebouwkenmerken op hitte in de woning is gekeken naar het relatieve effect van verschillende factoren op de binnentemperatuur (NKWK, 2021a). De belangrijkste bepalende factoren voor hitte in de woning zijn de mate waarin de zon naar binnen schijnt en de mogelijkheden voor ventilatie. Hieronder staan de verschillende maatregelen en effectiviteit ervan toegelicht.

Zonwering

Zonwering is, samen met ’s nachts luchten, het effectiefst om opwarming van de woning te beperken. De zon moet geweerd worden vanaf het moment van zontoetreding tot nadat de zon niet meer naar binnen schijnt. 
Zonwering kan aan de binnenkant of aan de buitenkant van de woning zitten. Buitenzonwering is veel effectiever dan binnenzonwering (Porritt et al. 2012). 
In de handreiking van het NKWK worden verschillende soorten buitenzonwering met elkaar vergeleken (NKWK, 2021b). Screens zijn met name effectief bij een oriëntatie op het oosten of westen om zonnestraling tegen te houden. Zonneschermen zijn beperkt bestand tegen een harde wind. Een diep overstek, met name op het zuiden, is effectief om de zon te weren, mits bij iedere zonnestand instraling wordt voorkomen, zie ook paragraaf Het realiseren van een koele woning.
Binnenzonwering kan bestaan uit gordijnen, lamellen, zonneschermen, houten schutters en glasfolies. Het grote nadeel van binnenzonwering is dat het materiaal van de binnenzonwering door de zonnestralen opwarmt en die warmte alsnog wordt afgegeven aan de binnenruimte. 
Zonwerend glas is ook effectief. Zonwerend glas in combinatie met metallic reflecterende binnenzonwering vermindert volgens de literatuur en experts de opwarming en heeft nagenoeg hetzelfde effect als buitenzonwering (NKWK, 2021b). Het nadeel is echter dat door zonwerend glas ook in de winter minder warmte binnenkomt. 
Zonlichtinval in huis kan ook beperkt worden door beplanting buiten (bomen voor de ramen). Wanneer de boom in de winter zijn blad verliest, treedt in de winter wel de zon naar binnen. 

Luchten / ventileren

Afkoelen van een woning gebeurt door te luchten gedurende de nacht, wanneer het buiten koeler is dan binnen. Hiervoor moeten ramen en deuren wijd opengezet worden (spuien) en is het nodig dat de koele lucht zich goed door de woning kan verspreiden, bij voorkeur door natuurlijke trek van beneden naar boven of met behulp van een ventilator. 
Voorzieningen om te luchten moeten ook ’s nachts bruikbaar zijn, zonder kans op inbraak of insluiping. Bij woningen met draairamen naar buiten (vaak oudere woningen) is het vanwege inbraakrisico’s nodig om de ramen aan te passen. Waar jonge kinderen wonen, zijn soms eveneens aanpassingen nodig zodat kinderen niet ongemerkt naar buiten kunnen lopen/klimmen tijdens het luchten en/of zodat er geen valgevaar is. 
Een ander aspect is overlast uit de buurt: mensen houden soms ’s avonds de ramen dicht omdat ze overlast ervaren door geluid of geur, afkomstig van bijvoorbeeld buren, verkeer, installaties, bedrijvigheid, dieren, etc..
Tot slot zijn (vooral oudere) mensen soms bang voor tocht. In de veronderstelling dat ze ziek kunnen worden van tocht, sluiten mensen dan de ramen. Hoewel tocht niet ziek maakt, kan het wel vervelend zijn en kan iemand door blootstelling aan tocht soms stijve spieren krijgen. In plaats van de ramen te sluiten, is het beter om te kijken of er andere ramen of deuren in huis open kunnen, of dat iemand z’n bed of stoel kan verplaatsen naar een plek waar minder tocht is. Gebruik van kleding en/of beddengoed (bijvoorbeeld een laken) kan stijve spieren voorkomen.

In woningen met warmteterugwinning met balansventilatie is doorgaans een bypass aanwezig om warmte via ventilatie af te voeren. Er is dan een zomer- en een winterstand, deze bypass moet dan handmatig worden ingeschakeld. Het is belangrijk dat bewoners hiervan op de hoogte zijn en ook in staat zijn om de instructie hierover te volgen. 

Ventileren is nodig voor een gezonde binnenlucht. Ook als het buiten warmer is dan binnen, is een kleine continue luchtstroom, bijvoorbeeld via een rooster nog steeds van belang voor een gezond binnenmilieu.
Uit een empirische studie is gebleken dat de maximale temperatuur in een woning die dag en nacht geventileerd werd, 5,5 °C lager was dan in een woning waar de ramen altijd gesloten waren. Het overdag sluiten en ’s nachts openen van ramen had het meest gunstige effect. Het nooit openen van de ramen had het meest ongunstig effect op de binnentemperatuur en het ’s ochtends en overdag openen van ramen had een ongunstig effect.
Ook ventileren laten mensen soms achterwege vanwege beperkingen (inbraak- of insluip gevaar of overlast door geur of geluid) of angst voor tocht (zie boven).

Airconditioning

Airconditioning is erg effectief in het verlagen van de temperatuur binnenshuis. Maar met een airco wordt de buitenomgeving juist opgewarmd, waarmee het gebruik van airconditioners in dichtbevolkt gebied kan zorgen voor extra warmteoverlast in de omgeving. Daarnaast kan het gebruik van airco’s zorgen voor geluidsoverlast (Jin et al. 2020). 

Naar verwachting zal het gebruik van airconditioners de komende jaren verder gaan toenemen. Tegenwoordig worden airco’s veel ingezet om energie te besparen; ze fungeren in de winter als een soort warmtepomp met een hoge energie-efficiëntie. 

De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) adviseert om alleen een airco aan te schaffen als de woning anders echt te warm is. Een vaste airco heeft de voorkeur boven een mobiele unit met het oog op energie-efficiëntie. Tips voor een zuinig airco gebruik: 

  • Niet te koud instellen, 26 °C is een goede temperatuur bij het dragen van luchtige kleding;
  • Bij gelijktijdig gebruik van een ventilator kan de airco op 28 °C worden ingesteld (een ventilator is veel zuiniger dan een airco);
  • Gebruik zonwering;
  • Ramen en deuren sluiten als de airco aan staat.
Isolatie, reflectie en aanleg van groen in tuin, of op daken en gevels

Naarmate huizen beter zijn geïsoleerd kan de warmte binnen aanzienlijk toenemen. GGD’en krijgen soms meldingen van bewoners van goed geïsoleerde nieuwbouwwoningen die de warmte in de zomer niet goed kwijt kunnen. Dat is vooral het geval bij het ontbreken of een onjuist gebruik van zonwering en bij slechte of ontbrekende ventilatie.
Bij een enigszins geïsoleerde woning zal het toepassen van hoog reflecterende verf, een groen dak / groene gevel, of het regelmatig water spuiten op een (plat) dak vooral effect hebben op de oppervlaktetemperatuur aan de buitenzijde van de gevel, maar niet of nauwelijks van invloed zijn op de binnentemperatuur (NKWK, 2021b). Alleen wanneer bij erg slechte isolatie de warmtetoetreding door het dak of de muur een probleem vormt, kunnen genoemde maatregelen worden getroffen om overmatige opwarming te (helpen) voorkomen. Een dak natspuiten met kraanwater kost geld en legt een extra druk op de watervoorziening, die juist in zomerperioden krap kan zijn. Het positieve effect van vergroening van de tuin (tegels of grind uit de tuin) komt door minder reflectie en meer verdamping en daardoor meer afkoeling. Het verkoelende effect op de temperatuur binnenshuis is ook hier minimaal. 

Interne warmtelast: apparatuur en verlichting

Uit de literatuur blijkt dat interne warmtelast van elektrische apparaten, verlichting, aantal aanwezigen een verwaarloosbaar effect heeft op de temperatuur in de woning. Het gebruik van een hitteproducerende oven kan wel zorgen voor extra warmte in de woning.

Wat helpt niet

Wat volgens experts niet helpt om de woning te koelen is het ophangen van natte handdoeken in de woning of het plaatsen van planten of schalen met water. Ook het weghalen van tapijt en kussens van de bank (omdat deze warmte zouden vasthouden) is geen effectieve maatregel. Langdurig vernevelen in de omgeving verhoogt de luchtvochtigheid en heeft dan een averechts effect: zweten wordt namelijk bij een hoge luchtvochtigheidsgraad moeilijker.

Ouderen en zieke mensen behoren tot de risicogroepen, zij zijn extra kwetsbaar voor hitte (zie risicogroepen). Voldoende drinken, jezelf koel houden en het huis koel houden zijn voor hen extra belangrijk (zie voorgaande paragrafen). Aangezien ouderen zichzelf niet altijd zien als de risicogroep is extra aandacht vanuit het (zorg)netwerk nodig. Familie, vrienden en buren kunnen deze aandacht geven, evenals de thuis- of mantelzorgers. Zij kunnen ouderen motiveren om niet onder een warme deken te slapen, zich niet te warm te kleden en ervoor zorgen dat de ouderen en zieken makkelijk water kunnen drinken en ook makkelijk naar het toilet kunnen (te vaak naar toilet moeten kan reden zijn dat een oudere minder drinkt). Soms hebben ouderen of zieken hulp nodig om de woning koel te houden omdat zij hier zelf niet toe in staat zijn. Iemand moet voor hen dan bijvoorbeeld het zonnescherm bedienen en ’s avonds en ’s nachts luchten. Tot slot is extra aandacht nodig voor medicijngebruik in periodes van hitte (zie risicogroepen). Hiervoor kan het (zorg)netwerk rondom een oudere of zieke in overleg gaan met de huisarts of apotheek.

Het advies is om over medicijngebruik te overleggen met de (huis)arts of apotheek. Dit kan ruim voorafgaand aan een hete periode. De interactie tussen warmte en medicijngebruik is beschreven in het achtergronddocument risicogroepen, paragraaf Mensen die medicijnen gebruiken. Op de website van Apotheek.nl is gebruikersinformatie te vinden over hitte en medicijnen.


Gebouw- en gebiedsadvisering

Bij stedenbouwkundige plannen en woningbouwplannen is het van belang dat gemeenten, projectontwikkelaars en woningbouwverenigingen rekening houden met hitte. Dat is in het bijzonder het geval bij het bouwen voor kwetsbare gebruikers zoals ouderen, zieken en kinderen. Het gaat om de aanwezigheid van buitenzonwering, de oriëntatie van de gevels met veel glas, de aanwezigheid van groen en bijvoorbeeld de aanwezigheid en bruikbaarheid van spuiventilatiemogelijkheden. Vaak is een integrale afweging nodig bijvoorbeeld vanwege afspraken op basis van monumentenzorg of vanwege geluidbelasting op bepaalde gevels. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan een signalerende, adviserende en motiverende rol spelen bij de planvorming.

De tekst in dit onderdeel is gebaseerd op en soms integraal overgenomen uit de bureaustudie rondom de invloed van omgevings- en gebouwkenmerken op hitte in de woning, van Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK, 2021a en NKWK, 2021b). Daarnaast is informatie gebruikt van de website van het Kenniscentrum Techniek van de Hogeschool van Amsterdam (EfFact checker). De informatie in de paragraaf over de drie ontwerpprincipes voor een koelere buitenruimte is voor een groot deel overgenomen uit een artikel (Kleerekoper en Erwin, 2021) over het rapport van de Hogeschool van Amsterdam (HvA Hogeschool van Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam)) over hittebestendig ontwerpen (HvA (2020), De hittebestendige stad: een koele kijk op de inrichting van de buitenruimte).

Het realiseren van een koele woning

Bij het ontwerp van een woning zijn tal van aandachtspunten van belang om hitte te voorkomen. In het Bouwbesluit zijn hier sinds 2021 normen voor opgenomen (zie paragraaf Bouwbesluit). Meer bouwmassa vlakt warmtepieken en –dalen af en verkleint daarmee de kans op oververhitting. De zonnestand over de dag en in de verschillende seizoenen bepaalt hoe je effectief de zon kan weren. Glas op het oosten of westen vergroot de kans op oververhitting, vooral wanneer het glasoppervlak groter is dan 30% van het vloeroppervlak. Glas op het zuiden hoeft minder bepalend te zijn omdat de zon daar effectief kan worden geweerd door een overstek of een zonnescherm. Dat moet dan natuurlijk wel aanwezig zijn. Bij hoogbouw is zonwering lastiger, omdat het windvast moet zijn. Een diep overstek boven ramen op het zuiden houdt de zomerzon effectief tegen, terwijl de winterzon wel ver naar binnen schijnt. Een voordeel van een overstek is dat er geen menselijk handelen voor nodig is om het effect te laten hebben. 
Ondanks dat een overstek duidelijke voordelen heeft, is de toepassing ervan in de praktijk soms beperkt, ofwel door kosten ofwel vanwege welstandsoverwegingen. Zonder goede zonwering is glas op het zuiden juist het meest bepalend voor hittebelasting. Het effect van schaduw door verspringende gevels is beperkt.

Uit verschillende studies blijkt dat de temperatuur in ruimten onder het dak gemiddeld 1,8 °C hoger is dan ruimten op de begane grond. Dat komt door zonnestraling via het dak, maar ook doordat warme lucht opstijgt. Om warme lucht in een gebouw of woning weer kwijt te raken, is het van belang om hoog in het pand een ventilatiemogelijkheid te hebben. Dat kan via een te openen raam hoog in de gevel of via te openen dakramen. 

Warmte Koude Opslag (WKO) is een duurzame methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. In de zomer kan deze techniek gebruikt worden om een gebouw te koelen. Dit is een energiezuiniger methode dan wanneer een airco wordt gebruikt.

Op basis van de bureaustudie hitte in woningen van het NKWK is er een handreiking gemaakt voor gemeenten en woningcorporaties. Deze handreiking geeft een overzicht van hitteproblemen bij verschillende woningtypen en de effectiviteit van hittereducerende maatregelen. Er wordt een berekeningsmethodiek gepresenteerd om bestaande woningen te labelen op de grootte van het risico op oververhitting. De belangrijkste adviezen worden op een rij gezet. Mogelijke acties zijn onderverdeeld in drie groepen: aanbevolen acties, twijfelachtige acties, en onwenselijke acties. Tot slot worden een aantal verdiepende factsheets gepresenteerd over buitenzonwering, binnenzonwering en spuien (ventileren).

Ingrediënten voor een koele buitenruimte

Effecten van groen, water en bestrating.

Groen blijkt van alle gebiedskenmerken het meest gunstige effect te hebben op de omgevingstemperatuur. Dat gaat enerzijds via verdamping en anderzijds via het bieden van schaduw.

Verdamping

Door verdamping wordt de omgevingstemperatuur lager. Via modelberekeningen is ingeschat dat een stadsbrede vergroening van 10 procentpunten (bijvoorbeeld van 18% naar 28% groen), leidt tot een 0,5 °C lagere luchttemperatuur (HvA Hogeschool van Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam), 2020). Deze mate van verkoeling via vergroening wordt als een voor Nederland geldende vuistregel beschouwd. Hoewel dit op een hete dag gezien kan worden als een gering verschil (bijvoorbeeld het verschil tussen 34,5 of 35 °C), is het vergroenen van een stad of buurt wel degelijk een goed idee om een stad hittebestendiger te maken, juist in combinatie met de schaduwwerking van bomen (zie verderop). Bij de aanleg van groen is het van belang dat bomen voldoende water ter beschikking hebben om te verdampen via bladeren. Het helpt als neerslag via groenstroken of waterdoorlatende verharding in de grond kan infiltreren. De wortels moeten uiteraard de ruimte hebben en er moet voldoende voeding ter beschikking zijn. Het uiteindelijke temperatuurverlagende effect van bomen is sterk afhankelijk van boomtype en –grootte en het lokale klimaat (hoe de straat en de omgeving er uitziet). In de literatuur is gevonden dat het verkoelende effect van bomen in de stad varieert van 0,2 tot 2,7 °C, afhankelijk van boomtype en -grootte en het lokale klimaat. Een groene gevel heeft een minder verkoelend effect van 0 tot 1,5 °C, bij een smallere straat werd een groter effect gevonden. Van alle groenmaatregelen hebben groene daken het minst verkoelend effect op de omgevingstemperatuur (NKWK, 2021b).

Schaduw

De schaduwwerking van bomen maakt op lokaal niveau een veel groter verschil dan het verdampingseffect. In de schaduw is de gevoelstemperatuur circa 10-15 °C lager dan in de zon. In de schaduw warmen verharde oppervlakken ook minder op, met als gevolg minder uitstraling van warmte. Ook hierbij is voldoende water voor de bomen van belang. Tijdens droge zomers kunnen bomen al vroeg hun blad verliezen, waardoor naast het verdampingsefffect ook het schaduweffect vermindert.
Geveltuintjes met lage vegetatie hebben een beperkte verkoelende invloed op de gevoelstemperatuur. Ze bieden immers weinig tot geen schaduw. Heesters, kleine bomen en groene gevels zijn met name efficiënt in het verlagen van oppervlaktetemperatuur van gevels (tot 16 °C aan de buitenmuur en 1,7 °C aan de binnenmuur, afhankelijk van het soort gevel). Als gevolg van een gesloten bladerdek kunnen bomen de warmte-uitstraling van stedelijke oppervlakken ’s nachts blokkeren, zodat het ’s nachts minder afkoelt. Het netto-effect van bomen is nog steeds verkoelend: het negatieve effect van de verminderde afkoeling is kleiner dan het positieve effect van schaduw (verminderde opwarming).

Alternatieven voor groen: pergola’s, parasols of doeken

Op plaatsen waar de ruimte te klein is om bomen te planten kunnen andere voorzieningen schaduw bieden, denk aan pergola’s, parasols of doeken. Een voordeel van dat soort schaduwvoorzieningen is dat ze ’s avonds kunnen worden verwijderd, waardoor de in de bodem en
gebouwen opgeslagen warmte kan ontsnappen. Door doeken te spannen heeft een gemeente eigen regie en keuzevrijheid wat betreft locatie en transparantie.

Behalve verkoeling en schaduw kan groen nog vele andere effecten met zich meebrengen. Soms gunstige en soms minder gunstige. Onder de gunstige effecten is dat groen stress vermindert en helpt om te herstellen van stress. Groen stimuleert ontmoetingen tussen mensen en zorgt voor gevarieerder spel van kinderen. Ook nodigt de aanwezigheid van groen uit om te gaan bewegen. En bevordert de biodiversiteit in de bebouwde omgeving, zie ook Bomen leveren belangrijke ecosysteemdiensten voor de stad | Atlas Leefomgeving.

Een minder gunstig effect van sommige soorten groen is dat pollen kunnen vrijkomen, wat afhankelijk van de boom- of plantensoort allergieën kan veroorzaken en verergeren. GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-en kunnen gemeenten adviseren welke sterk allergene soorten te vermijden bij de inrichting van groen.

Wanneer bomen een aaneengesloten dek van boomkruinen vormen, kan dat de luchtcirculatie en de aanvoer van verse lucht op straatniveau verstoren. Hierdoor kan de luchtkwaliteit op straatniveau slechter worden.

Ook veiligheid is een aspect om aandacht aan te besteden, omdat groen ongewild ook sociaal onveilige situaties met zich mee kan brengen.

Bomen kunnen overlast veroorzaken door grote hoeveelheden bladeren en/of vruchten die zich op de grond kunnen ophopen in openbare ruimtes of woonwijken. Tot slot kunnen bomen ongewenste diersoorten herbergen, zoals de eikenprocessierups, wat extra overlast voor omwonenden, voetgangers en fietsers veroorzaakt. Door bij het ontwerp en de inrichting zowel rekening te houden met de voedings- en waterbehoefte van de bomen als met de mogelijke nadelige effecten, kan het gunstige effect van groen in de stad zo goed mogelijk worden benut.

Via bestrating kan het klimaat van de bebouwde omgeving in de praktijk maar in beperkte mate beïnvloed worden (Klok et.al., 2022). Via reflectie kan de oppervlaktetemperatuur van een straat lager zijn, maar de reflectie van de warmte zorgt voor opwarming van gebouwen in de omgeving en verhoging van de gevoelstemperatuur in de straat. 
Het effect van reflecterende bestrating is pas significant als het om grote stukken gaat. Klok et. al. geven in hun artikel aan dat als vuistregel kan worden gesteld dat een koel oppervlak met een lengte van in ieder geval 200 meter nodig is om een temperatuureffect te kunnen creëren op 1 tot 2 meter hoogte. 

Het effect van open water zoals vijvers, grachten, meren en rivieren op de luchttemperatuur is in het algemeen relatief klein. Een literatuurstudie van Jacobs et al. (2020) gebaseerd op 20 studies uitgevoerd tussen 2013 en 2019 laat zien dat stedelijk oppervlaktewater een mediaan effect heeft van slechts 0,5 °C op de luchttemperatuur. Uit de studies blijkt bovendien dat de gevoelstemperatuur nabij stedelijk oppervlakte water vooral wordt bepaald door de inrichting rondom het water. Schaduw van bomen of andere groenstructuren langs grachten en rond vijvers zorgen er vaak in belangrijke mate voor dat de gevoelstemperatuur nabij het water lager is. Stedelijk water zou daarom ontworpen moeten worden in combinatie met schaduw, groenelementen, fonteinen en ventilatiestrategieën rond stedelijk water (Cortesão et al., 2019). Met ventilatiestrategie wordt verwezen naar het gegeven dat een relatief koeler wateroppervlak op zich niet voldoende is om een omgeving af te laten koelen; de koelere lucht nabij het wateroppervlak moet ook de omgeving kunnen bereiken. Een merkbaar verkoelend effect voor mensen in de buurt van water vereist daarom dat de lengte van het wateroppervlak waarover de wind blaast (de aanstrijklengte) voldoende groot is (≈200 m of meer).
Het verkoelende effect van water is afhankelijk van de temperatuur van het wateroppervlak, en of die lager is dan die van de lucht erboven. Soms zijn vijvers en grachten overdag koeler dan de lucht en ’s nachts warmer, met name in het tweede deel van de zomer en in de vroege herfst. Doordat de temperatuur van het water ’s avonds en ‘s nachts relatief hoog blijft, kan stedelijk water op die momenten in principe voor een opwarmend effect zorgen. 
Ongeacht het beperkte effect van water op luchttemperatuur, kan het wel verkoeling bieden wanneer er in kan worden gespeeld of gezwommen. Omdat door water en groen ook risico’s voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, is door het RIVM, in samenwerking met andere partners, de Waterkwaliteitscheck ontwikkeld. Met dit instrument kunnen ontwerpers en beheerders mogelijke microbiologische gezondheidsrisico’s in kaart  brengen en informatie inwinnen over hoe deze risico’s te verminderen.

Drie ontwerpprincipes voor een hittebestendige stad

Om een buitenruimte hittebestendiger te maken zijn door de Hogeschool van Amsterdam (HvA Hogeschool van Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam)), samen met vijftien gemeenten, Hanzehogeschool Groningen, TAUW en Wageningen Environmental Research (WENR), drie ontwerpprincipes beschreven in het rapport ‘De hittebestendige stad’ (HvA, 2020). Uit onderzoek is namelijk gebleken dat het niet per definitie de beste keus is om de meest warme plekken in een stad aan te pakken (Wilschut e.a., 2019). Het is eerder van belang om vooral op strategische locaties en routes te zorgen voor een aangename gevoelstemperatuur tijdens hete dagen. De drie ontwerpprincipes: (zie Figuur Drie ontwerpprincipe):

  1. Afstand tot koelte
  2. Percentage schaduw op loopgebieden
  3. Percentage groen per wijktype

De eerste twee principes gaan over het lokaal creëren van voldoende koele plekken. Het derde principe heeft als doelstelling om stadsbreed de luchttemperatuur te verlagen. De HvA heeft in samenwerking met een adviesbureau vervolgens de ontwerpprincipes doorontwikkeld. Het resultaat is de ontwerptool CoolKit (Kluck e.a., 2020 CoolKit). De CoolKit presenteert op een visuele wijze de drie richtlijnen met toe te passen maatregelen in een interactief pdf-bestand die ontwerpers kunnen gebruiken om hittebestendigheid mee te nemen in de planvorming en ontwerp van ruimtelijke projecten.

Figuur: De drie ontwerpprincipes voor een hittebestendige stad (Kluck e.a., 2020).  

Het eerste principe ‘Afstand tot koelte’ stelt dat er binnen 300 meter van iedere woning een aantrekkelijke, koele verblijfsplek in de buitenruimte is met een aangename gevoelstemperatuur. Hier kunnen de inwoners van de stad tijdens een (extreem) warme dag verkoeling  zoeken. In lijn met de richtlijnen van de WHO World Health Organization (World Health Organization ) (WHO, 2016), is het advies om een maximale loopafstand van 300 meter aan te houden, omdat deze afstand binnen vijf minuten goed beloopbaar is, ook voor ouderen. Een locatie telt mee wanneer deze voldoende koel is. Schaduw is daarin de belangrijkste waarde en die wordt gemeten als minimaal 200 m2 aaneengesloten schaduw, waarbij de gevoelstemperatuur onder de 35˚C blijft volgens de gestandaardiseerde PET1-kaart (Nijs e.a., 2019). Vervolgens is de randvoorwaarde dat deze koele plek als een ‘aantrekkelijke’ verblijfsplaats wordt ingericht. Dit houdt in dat er een prettige zitgelegenheid in de schaduw is. Denk bijvoorbeeld aan een inrichting met groen, water en speelelementen, waarin storende elementen als druk verkeer en sociale onveiligheid ontbreken. De exacte uitvoering van het principe kan per stad of stadsdeel verschillen en naar eigen inzicht worden ingevuld, afhankelijk van de dichtheid en kwetsbaarheid en lokale behoeften van de inwoners.

1  Physiological Equivalent Temperature, de in Europa meest gebruikte index om de gevoelstemperatuur aan te duiden.

Dit principe zet in op essentiële langzaam-verkeerroutes, zodat deze begaanbaar blijven tijdens hete dagen. Op belangrijke looproutes wordt op het heetste moment van de dag minimaal 40% schaduw gecreëerd zodat de gevoelstemperatuur wordt verlaagd. Het doel is dat bewoners essentiële functies in de stad kunnen bereiken onder zoveel mogelijk schaduw. In buurten draagt voldoende schaduw (minimaal 30%) op loopgebieden bij aan een aantrekkelijk woonklimaat.. Daarbij is het van belang dat de schaduw zich goed over de looproute verdeelt. De afstand tussen de loopgebieden in de schaduw mag namelijk niet te groot worden. Het advies is om te kijken naar het percentage schaduw van kruispunt naar kruispunt. Ook voor fietsroutes zou een percentage schaduw kunnen worden gesteld. Een aanvulling op koele verblijfsplekken en koele routes is het voorzien in drinkwatertappunten en waterspeelplekken.
Ook voor gezond zongedrag is schaduw wenselijk. Meer schaduw vermindert de blootstelling aan UV ultraviolet (ultraviolet) (zie paragraaf Huidkanker door blootstelling aan UV).

Het derde principe 'Percentage groen’ beoogt te zorgen voor voldoende groen in buurten en wijken. Groen koelt de luchttemperatuur door verdamping: 10 procentpunt meer groen verlaagt de luchttemperatuur met circa 0,5˚C. De hoeveelheid groen die nodig is, is uitgedrukt in een ondergrens en een streefwaarde die verschillen per wijktype. Deze waarden zijn gekozen op basis van praktijksituaties. Het principe gaat zowel over groen in de openbare ruimte, als groen in privéterreinen en op daken. De bepaling van de groenfractie wordt gedaan op basis van de Normalized Difference Vegetation Index (Gitelson & Merzlyak, 1997; Andersson e.a., 2020) waarbij het bladoppervlak en de dichtheid ervan als uitgangspunten dienen. Omdat de mogelijkheden voor vergroening per type wijk verschillen, zijn er per wijktype realistische streefpercentages opgesteld. Zo dragen alle wijken binnen hun mogelijkheden bij aan de vergroening van de stad.

Regels in het omgevingsplan

Beperking van hittestress kan worden vastgelegd met behulp van regels in het omgevingsplan. In de handreiking decentrale regelgeving klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen, inrichten en beheren staan voorbeelden voor regels om hittestress te beperken door de leefomgeving hittebestendig in te richten. Voor vijf onderwerpen worden voorbeeldregels gegeven:

  1. Schaduwwerking gebouwen: regels waarmee geborgd wordt dat gebouwen zodanig worden gebouwd, of percelen rondom het gebouw zodanig worden ingericht, dat er voldoende schaduwplekken zijn in de openbare ruimte.
  2. Weerkaatsing glas: regels om te voorkomen dat gebouwen zorgen voor een directe opwarming van verblijfsplekken in de private of openbare buitenruimte.
  3. Bomen voor nieuwbouw: regels om te borgen dat bij nieuwbouw óók bomen worden aangeplant, met daarbij een verplichting om die aanplant ook in stand te houden.
  4. Bodemenergie: regels om duurzame systemen aan te leggen voor de koeling (of verwarming) van gebouwen.
  5. Hitteprogramma: het voorbeeld waarin de gemeenteraad met een regel in het omgevingsplan het college verplicht om een hitteprogramma vast te stellen en uit te voeren. Het hitteprogramma bevat dan bv maatregelen om de nadelige gevolgen van langdurige hitteperiodes te beperken (aanleg van groen- en waterpartijen).


Evenementen en hitte

Jaarlijks vinden talloze evenementen plaats, grote en kleine, binnen en buiten, voor uiteenlopend publiek, zowel ’s winters als ’s zomers. Kleinere (risicoarme) evenementen mogen vergunningsvrij worden georganiseerd, voor grotere evenementen is een vergunning van de gemeente nodig. De Marathon Rotterdam (april), de Nijmeegse Vierdaagse (juli) en de Dam tot Damloop in Amsterdam (september) zijn voorbeelden van grootschalige sportieve evenementen die plaats hebben in de periode dat het warm kan zijn. Bij dit soort evenementen vormen oververhitting, uitdroging en smog de belangrijkste gezondheidsrisico’s. Met betrekking tot uitdroging en oververhitting is bij sportieve evenementen niet alleen het weer van belang, maar ook het microklimaat rondom de persoon. In het onderdeel Communicatie naar sporters staan adviezen specifiek voor sporters om risico’s op oververhitting te voorkomen. Deze adviezen kunnen eveneens gebruikt worden voor advisering van sportevenementen. 

Het proces: De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en advisering over hitte

De GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) adviseert gemeenten over veiligheids- en gezondheidsrisico’s en maatregelen die genomen kunnen worden om de risico’s te beperken. Voor kleinere evenementen zijn er standaardadviezen en voor grotere evenementen vindt een advies op maat plaats. Bij grotere evenementen kunnen maatregelen als voorwaarden voor vergunningverlening worden meegegeven. Bij evenementen tijdens warm weer kan de gemeente in de vergunning voorwaarden stellen aan de beschikbaarheid van voldoende drinkwater, verkoeling en hulpverlening.
Een GHOR kan de GGD inschakelen als specifieke deskundigheid over gezondheidsrisico’s door hitte nodig is. De GGD kan ook rechtstreeks door een organisator van een evenement benaderd worden met vragen over hitte en gezondheid.
De GHOR kan het KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) inschakelen om voor een specifiek evenement preciezere informatie te ontvangen over de lokale weersvoorspelling en deze voorspelling te duiden voor het komende evenement.
Uiteindelijk beslist de organisator of de burgemeester (eventueel in samenspraak met elkaar) over het al dan niet doorgaan van een bepaald evenement.
In de praktijk wordt de vergunning ruim voorafgaand aan de datum van het evenement zelf aangevraagd. Bij de adviesaanvraag kan dus wel rekening worden gehouden met mogelijke warmte tijdens het evenement, maar de werkelijke ontwikkeling qua temperatuur en luchtvochtigheid is pas kort van tevoren bekend en de informatie daarover kan dus ook pas op dat moment worden ingebracht bij de gemeentelijke vergunningverleners.

De inhoud: welke factoren spelen mee bij advisering over een evenement

Het adviseren over gezondheidsrisico’s door hitte tijdens een evenement is maatwerk. Er is geen standaard temperatuur waarboven een evenement niet plaats zou kunnen vinden. Er zijn meerdere factoren die, ook in combinatie met elkaar, een rol spelen bij het bepalen van mogelijke gezondheidsrisico’s:

  • Het type evenement: is er sprake van fysieke inspanning (sporten/dance festivals);
  • Doelgroep: kinderen / ouderen of mensen met bestaande aandoeningen lopen extra risico;
  • Grootte van het evenement in combinatie met beschikbare ruimte: een grote groep mensen kan gaan fungeren als één thermische eenheid: het zogenaamde pinguin-effect (Blows, 1988);
  • Omgeving: aanwezigheid van schaduwplekken, tappunten voor drinkwater en koeling door bijvoorbeeld verneveling, koude douches of airconditioning;
  • Gebruik van alcohol / drugs wat waarneming van risico’s doet verminderen en de kans op risicovol gedrag vergroot. Drugs hebben bovendien een effect op de regeling van de temperatuur in het lichaam, wat het risico op hittestress vergroot;
  • Duur van het evenement: risico op uitputting tijdens meerdaagse festivals of de wandelvierdaagse;
  • Het weersverloop in de dagen voorafgaand aan het evenement. Wanneer mensen al enige dagen (4-10) in een warme omgeving zijn geweest, zijn ze in principe geacclimatiseerd, en is de kans op negatieve gezondheidseffecten door warmte kleiner;
  • Tijdstip van de dag: ’s ochtends en ’s avonds laat zijn hitterisico’s kleiner. In de middag en (vroege) avond is er meer kans op smog;
  • Tijdstip in het jaar: bij evenementen in het voorjaar moet er rekening mee worden gehouden dat de adaptatie van het lichaam nog onvoldoende ontwikkeld is. Hierdoor is het gezondheidsrisico hoger dan bij vergelijkbare evenementen in het najaar.
  • Plotselinge veranderingen qua hittebelasting: bij een marathon of fietstocht kunnen deelnemers bij een stempelpunt of finish geconfronteerd worden een opeens veel hogere hittebelasting. Op die punten zijn er opeens meer mensen bij elkaar en valt afkoeling door wind/luchtverplaatsing weg omdat deelnemers stilstaan. Ook een hogere temperatuur in een binnenstad vergeleken met het buitengebied speelt soms hierin mee. Door de plotseling hogere hittebelasting kunnen deelnemers onwel worden. Zie ook het onderdeel Inzicht in hittebelasting personen.

De 4 V’s: een leidraad voor advisering bij een evenement tijdens hitte

Wanneer te grote risico’s worden voorzien is het beter een evenement aan te passen of niet door te laten gaan. De GGD kan hiervoor inhoudelijke onderbouwing leveren. Op deze website worden vier V’s benoemd die handvatten kunnen bieden bij de advisering en besluitvorming.

  1. Verander het evenement
    Zorg ervoor dat mensen meer ruimte hebben en creëer extra schaduwplekken. Zorg voor extra pauzes en gratis water en zorg voor aanvullende voorzieningen op de Eerste Hulppost. Het wordt afgeraden om mensen nat te maken, bijvoorbeeld met waterspuiten. Veel mensen hebben een mobiele telefoon die door water kapot kan gaan. Geef mensen zelf de keuze om nat te worden, bijvoorbeeld specifieke plekken met verneveling te creëren. N.B. Bij verneveling is aandacht voor legionellapreventie nodig. Neem contact op met de regionale GGD voor advies op maat over het veranderen van het evenement.
  2. Verkort het evenement
    De duur van (een onderdeel van) het evenement verkorten.
  3. Verplaats het evenement
    Tussen 12.00 en 18.00 is de hitte het ergst. Door (onderdelen van) het evenement buiten deze tijden plaats te laten vinden, kunnen gezondheidsrisico’s verkleind worden.
  4. Vervallen van (onderdelen van) het evenement
    Als de veiligheid en gezondheid van bezoekers niet gecontroleerd of gegarandeerd kan worden, dan kan de organisator of het bevoegd gezag besluiten het evenement (of onderdelen daarvan) niet door te laten gaan.

GGD GHOR Nederland Gemeentelijke / Gemeenschappelijke GezondheidsDienst – Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio (Gemeentelijke / Gemeenschappelijke GezondheidsDienst – Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio) heeft standaard adviezen ontwikkeld over hoe organisatoren en bezoekers van evenementen gezondheidsrisico’s door hitte zoveel mogelijk kunnen beperken. Deze adviezen zijn terug te vinden op de website van GGD GHOR Nederland. In deze richtlijn is een casus beschreven waarin de GGD heeft geadviseerd over de gezondheidsrisico’s van een evenement tijdens hitte.

Bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) komt een vraag binnen van een regiogemeente naar aanleiding van een hitteplanactivatie. Er is van woensdag tot en met zondag een meerdaags stormbaanfestival gepland. Bezoekers kopen een kaartje om gedurende een dagdeel hun krachten te testen op een stormbaan van 400 meter lang (zie foto). Jong en oud nemen deel aan dit evenement. De burgemeester wil van de GGD weten of het evenement veilig plaats kan vinden gezien de warme weersomstandigheden. Advisering aan de burgemeester is verlopen via de directeur publieke gezondheid.

Het nationaal hitteplan is in werking getreden en er is voor de eerstvolgende dagen zeer warm weer voorspeld. Het RIVM en KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) voorspellen voor woensdag, donderdag en vrijdag maximumtemperaturen tussen de 32 en 38°C. Naast de hoge luchttemperatuur zijn de luchtvochtigheid en zonnekracht de komende dagen hoog. De windsnelheid is bovendien laag. Daarnaast is er voor de regio ook een smogwaarschuwing afgegeven door het RIVM.
Gezien de inspanning die gepaard gaat met een stormbaanloop, de ondergrond (gekleurd zeil), het gebrek aan schaduwplekken, het smogalarm, de voorspelde weersomstandigheden en ook de berekende gevoelstemperatuur (waarbij gebruik is gemaakt van de WBGT en Hitte index van Steadman) heeft de GGD een negatief advies gegeven voor opening van de stormbaan. 

In een later stadium is dit advies op verzoek van de organisator veranderd in opening vanaf 18:00 uur, mits het smogalarm was omgezet in een smogwaarschuwing en de temperatuur ter plaatse tot onder de 30°C was gedaald. Hier is voor gekozen omdat de zonkracht op dit tijdstip reeds is afgenomen. Daarbij zijn ook de volgende maatregelen geadviseerd:

  • Verstrekken van gratis drinkwater aan alle deelnemers;
  • Creëren van voldoende schaduwplekken;
  • Het controleren van de oppervlaktetemperatuur van de stormbaan en zo nodig/ koelen van de baan of stilleggen van de race;
  • Toepassen van crowdcontrol om te voorkomen dat de deelnemers te dicht op elkaar komen te staan;
  • Informeren van deelnemers over de risico’s van fysieke inspanning bij de huidige weersomstandigheden en de mogelijke symptomen van hitteletsels;
  • De aanwezige evenementenzorgverleners extra alert maken op de mogelijkheid van hitteletsels en de aanwezigheid van faciliteiten om hitteletsel te identificeren en agressief te koelen bij ernstige oververhitting;
  • Indien een smogwaarschuwing actief is: mensen bij aanvang voorlichten over deze smogwaarschuwing zodat mensen die gevoelig zijn voor smog, bijv. astmapatiënten, een afgewogen keuze kunnen maken om al dan niet deel te nemen;
  • Expliciet negatief advies ten aanzien van het actief natsproeien van mensen. 

Het evenement is in deze casus op vrijwillige basis door de organisator afgelast, wanneer dit niet het geval was geweest, had de burgemeester een sluiting kunnen opleggen. 


Communicatie naar sporters

Door de grote warmteontwikkeling bij inspanning vormt sporten in hete omstandigheden een grote uitdaging. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) wordt soms bevraagd over gezondheidsrisico’s van sporters. Onderstaande punten kunnen bij de communicatie benadrukt worden.

  • Plan inspanning ‘s ochtends vroeg of ‘s avonds laat (let op voor smog in de loop van de dag).
  • Beperk de intensiteit en de duur van de inspanning. Deze twee zijn namelijk belangrijke risicofactoren om een hitteberoerte te ontwikkelen (Armstrong et al. 2007). Doe het rustig aan en streef niet naar een persoonlijk record! Wees bovendien extra alert bij eerder ervaren problemen met hitte. Voor mensen die eerder gezondheidsproblemen hebben gehad met hitte is er namelijk een relatief grotere kans op herhaling van klachten.
  • Kies een koele plaats/ondergrond om te sporten. Sport in de schaduw of binnen.
  • Start de activiteit in getrainde toestand. Training heeft namelijk een positieve invloed op lichamelijke factoren die ook relevant zijn voor thermoregulatie zoals verhoogde hartfunctie, plasmavolume en verhoogde zweetproductie (Foster 2018). Getrainde mensen kunnen zich daarom beter aanpassen aan hitte dan minder getrainde mensen.
  • Drink voldoende voor aanvang van de sportactiviteit. Vooraf overmatig water drinken is niet effectief. Het in de gaten houden van de kleur van de urine kan helpen om te bepalen wat ‘voldoende’ is. Vanaf het moment dat de lichaamstemperatuur tijdens een fysieke activiteit stijgt, heeft het zin om extra te drinken (Periard et al. 2021). 
    Drink bij voorkeur tijdens een pauze, op die momenten is er gelegenheid om daadwerkelijk voldoende te drinken. Gedurende de inspanning zal een sporter hiertoe in de regel minder geneigd zijn.
    Een persoonlijk hydratatieplan kan erg nuttig zijn voor een sporter. Met een hydratatieplan bedenkt een sporter van tevoren hoeveel vochtinname tijdens de inspanning nodig is. Voor langere inspanningen (> 90 min) en hele intensieve inspanningen lijkt dit beter te werken dan het drinken op dorstgevoel (Periard et al. 2021). Om een plan op te stellen staat een sporter voor en na een training op een weegschaal, met de meetwaarden kan het verlies in gewicht worden vergeleken met de ingenomen hoeveelheid vocht. Zo kan de sporter bepalen of hij of zij voldoende gedronken heeft.
  • Start de activiteit in geacclimatiseerde toestand (zie Wat is voldoende drinken?, urinekleurenkaart). Omdat de reactie van het lichaam op acclimatisatie per persoon verschilt, is het moeilijk een eenduidig advies over duur en invulling van de acclimatisatie te geven (Periard et al., 2021). 
  • Draag lichtgewicht, lichtgekleurde en zweetafvoerende kleding waarbij ventilatie mogelijk is. Wissel regelmatig van shirt, zodat niet in doorweekte kleding hoeft te worden gesport (ventilatie blijft daardoor zo optimaal mogelijk). 

Extra zouten niet nodig

Het innemen van extra zouten is niet nodig. In een normaal Nederlands dieet zit voldoende zout om een tekort aan zout in het lichaam (hyponatriëmie) te voorkomen. Een uitzondering is de duur(top)sport. Dan vindt excessief zweten plaats en is aanvulling van nutriënten nodig. Overigens is bij deze sportvorm de oorzaak van een tekort aan natrium in het bloed veelal niet het verlies van zout, maar het drinken van heel veel water (McCubbin et al. 2020). Voor duur(top)sporters is het advies daarom om via bijvoorbeeld isotone sportdrank te zorgen voor voldoende vochtinname.

Lichaamsgewicht en inspanning

Grotere mensen hebben bij hetzelfde inspanningsniveau als voordeel dat het langer duurt voordat een lichaam is opgewarmd dan kleinere mensen. Er is namelijk veel meer energie nodig om een groot lichaam op te warmen (Foster, 2020). Foster raadt mensen die lichter zijn dan 50 kg kilogram (kilogram) aan om geen fysieke arbeid in hitte te verrichten. Een uitzondering hierop vormen inspanningen waarbij er veel eigen gewicht verplaatst moet worden zoals rennen of klimmen. Dan zal een groot lichaam eerder nadelig zijn door de grote warmteproductie.

  • Foster J, Hodder SG, Lloyd AB, Havenith G. Individual Responses to Heat Stress: Implications for Hyperthermia and Physical Work Capacity. Front Physiol. 2020 Sep 11;11:541483
  • Périard, J.D., Eijsvogels, T.M.H., Daanen, H.A.M. (2021). Exercise under heat stress: thermoregulation, hydration, performance implications, and mitigation strategies. Physiological revies. 
  • McCubbin, A. J., Allanson, B. A., Odgers, J. N. C., et al, (2020). Sports Dietitians Australia Position Statement: Nutrition for Exercise in Hot Environments. International Journal of Sport Nutrition and Exercise Metabolism, 30(1), 83–98.

Disclaimer

Disclaimer

De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) richtlijnen medische milieukunde worden met de grootste mogelijke zorgvuldigheid opgesteld. Desondanks is het mogelijk dat de inhoud onvolledig/onjuist is. Het cGM centrum Gezondheid en Milieu (centrum Gezondheid en Milieu) is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden in de inhoud of genomen beslissingen gebaseerd op de inhoud van de medische milieukunde richtlijnen.

Suggesties voor aanvullingen of wijzigingen zijn welkom via cGM@rivm.nl.

Neem voor locale situaties contact op met uw GGD.