Vanaf 14 januari 2022 is het gebruik van titaniumdioxide in voedingsmiddelen officieel verboden. Er geldt een overgangsperiode tot 7 augustus 2022. Na die datum mogen producenten geen voedingsmiddelen met titaniumdioxide meer op de Europese markt brengen. Het verbod heeft mogelijk ook gevolgen voor andere producten waar titaniumdioxide in kan zitten. Dit zijn bijvoorbeeld geneesmiddelen, persoonlijke verzorgingsproducten en speelgoed.
Wat is E 171?
E 171 is het E-nummer van het voedseladditief titaniumdioxide (ook wel titaandioxide genoemd). Het is een witte kleurstof en glansmiddel, en het bestaat voor een deel uit nanodeeltjes. Het zit bijvoorbeeld in kauwgom, drop, chocoladeversiering en glazuur op koek en gebak. Als het in zulke producten zit, moet E 171 als ingrediënt op de verpakking vermeld staan.
Wettelijk verbod op E 171
In mei 2021 concludeerde de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA (Europese Voedselveiligheidsautoriteit)) dat het niet zeker is of gebruik van E 171 in voedsel veilig is. Daarom stelde de Europese Commissie voor E 171 in voedsel te verbieden. De Europese lidstaten reageerden op 7 oktober 2021 positief op dat voorstel. Op 14 januari 2022 maakte de Commissie deze aanpassing van de wetgeving voor voedseladditieven bekend.
Overgangsperiode en controle
Producenten hebben tot 7 augustus 2022 de tijd gekregen om hun voedingsmiddelen aan te passen. Na 7 augustus 2022 mogen er geen voedingsmiddelen met E 171 meer op de markt komen. Winkels die producten al in de schappen hebben, mogen ze nog wel verkopen. Maar dat mag alleen nog tot de uiterste gebruiks- of houdbaarheidsdatum.
Lidstaten kunnen controleren of bedrijven het verbod in hun land opvolgen. In Nederland is dat een taak van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)).
Effect op andere producten
Het verbod van titaniumdioxide als voedseladditief heeft mogelijk ook gevolgen voor het gebruik in andere producten. Dit kan zijn in geneesmiddelen, persoonlijke verzorgingsproducten, of speelgoed.
Geneesmiddelen
Titaniumdioxide zit als hulpstof in meer dan 90.000 geneesmiddelen, bijvoorbeeld antibiotica en geneesmiddelen tegen suikerziekte. Het heeft daarbij een unieke combinatie van eigenschappen. Titaniumdioxide beschermt bijvoorbeeld ook tegen uv (ultraviolet)-licht en vocht. Vergeleken met andere hulpstoffen maakt titaniumdioxide ook een dunnere, minder breekbare buitenlaag van een pil mogelijk. Dit zorgt dat de werkzame stof van het medicijn snel beschikbaar komt na inslikken. Titaniumdioxide helpt daarmee dus de kwaliteit en werkzaamheid van geneesmiddelen.
De goedkeuring van kleurstoffen in geneesmiddelen is op dit moment verbonden aan de goedkeuring als voedseladditief. Het is nu niet duidelijk of het haalbaar is om titaniumdioxide in geneesmiddelen te vervangen. Dat zegt het Europees Medicijnagentschap (EMA (European Medicines Agency)). Er zijn niet direct goede alternatieven beschikbaar met dezelfde, unieke combinatie van eigenschappen.
Mogelijke alternatieven moeten opnieuw worden onderzocht. Hoe veranderen kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van de nieuwe formuleringen van die geneesmiddelen? Dan moeten de autoriteiten dit nog beoordelen. Dat proces zou voor het enorme aantal geneesmiddelen naar schatting 7 tot 12 jaar kunnen duren.
Een direct verbod op het gebruik van titaniumdioxide zou kunnen leiden tot geneesmiddeltekorten. Ook kunnen sommige geneesmiddelen hierdoor van de markt verdwijnen. Dit heeft mogelijk grote gevolgen voor patiënten.
Daarom staat in het verbod op E 171 in voedsel dat het geen directe gevolgen heeft voor goedgekeurde geneesmiddelen. De commissie zal de situatie voor geneesmiddelen over 3 jaar opnieuw bekijken.
Persoonlijke verzorgingsproducten
Ook in persoonlijke verzorgingsproducten kan titaniumdioxide zitten. Bij de ingrediënten op de verpakking van zulke producten staat titaniumdioxide aangeduid met de code CI (Canadian Intense) 77891. Net als voedsel, kunnen mensen sommige van deze producten, zoals tandpasta en lippenbalsem, (voor een deel) inslikken. De SCCS gaat daarom de veiligheid van het gebruik van titaniumdioxide in zulke producten opnieuw onderzoeken. Dit is het wetenschappelijke comité dat de Europese Commissie adviseert over consumentenveiligheid.
Speelgoed
In 2019 classificeerde de Europese Commissie titaniumdioxide (met afgesproken eigenschappen) als ‘verdacht kankerverwekkend bij inademing’. Dit op advies van het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA (European Chemicals Agency)). Door die classificatie onderzoekt het SCHEER nu de veiligheid van titaniumdioxide in speelgoed. Aandacht ligt daarbij op speelgoed dat kinderen voor een deel in kunnen ademen. Het gaat bijvoorbeeld om stoepkrijt, of gips in knutselpakketten. Het SCHEER is het Scientific Committee on Health, Environmental and Emerging Risks (SCHEER) van de Commissie.
Ook gaat SCHEER nu speelgoed met titaniumdioxide beoordelen waarop kinderen sabbelen of dat ze voor een deel kunnen inslikken. Bijvoorbeeld vingerverf, kinder-lipstick/lipgloss en kleurpotloden.
Wat vindt het RIVM?
Het RIVM heeft actief meegewerkt aan het onderzoek en de discussie rondom de veiligheid van titaniumdioxide in voedsel. Door het verbod op E 171 zullen fabrikanten van voedingsmiddelen hun receptuur moeten aanpassen. Mogelijk moeten ze dan een alternatief voor deze witte kleurstof vinden. Wat de gevolgen zijn voor het gebruik van titaniumdioxide in andere producten zal moeten blijken.
Eén stof - één beoordeling
Het gebruik van een stof als titaniumdioxide kan om veiligheidsredenen verboden zijn in het ene type product maar nog niet in het andere. Dit valt voor sommige typen producten beter te begrijpen dan voor andere. Voor geneesmiddelen vormen de noodzaak voor blijvende beschikbaarheid en een balans tussen kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid een begrijpelijke reden. Andere systemen van beoordeling regelen het gebruik van titaniumdioxide in persoonlijke verzorgingsproducten en speelgoed. Elk van de systemen heeft een eigen afweging van voor- en nadelen.
Er is nu maar beperkte onderlinge afstemming over veiligheidsvraagstukken voor het gebruik van bepaalde stoffen. Dat wordt in de toekomst mogelijk beter met het doel ‘one substance - one assessment’ van de Europese Commissie. Met dit plan probeert de Commissie deze afstemming wel te halen. Zulke afstemming zou al kunnen zitten in het beter delen van informatie. Dit zou de risicobeoordeling veel makkelijker kunnen maken, met mogelijk minder kosten en meer wettelijke zekerheid als gevolg. Maar de toekomst moet uitwijzen of dit ook echt zo zal uitpakken.