Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu ontwikkelt methoden, modellen en instrumenten voor de risicobeoordeling van verontreinigde locaties. Risicobeoordeling is nodig om te beslissen over maatregelen om de milieukwaliteit te verbeteren voor mens en ecosysteem. Voorbeelden zijn het beheren van licht verontreinigde bodem en saneringsbeslissingen bij bodemverontreiniging.

Wat is risicobeoordeling?

Bij een risicobeoordeling wordt in beeld gebracht wat de omvang en samenstelling van een verontreiniging is, en wat de mogelijke blootstellingroutes en effecten bij ontvangers (mens of ecosysteem) zijn. Bodemverontreiniging kan zich in het ecosysteem verspreiden via de voedselketen (doorvergiftiging).

 

Mensen kunnen blootgesteld worden via:

  • de inname van grond;
  • consumptie van groente, vlees en melkproducten geteeld op verontreinigde bodem;
  • inademing van uitdampende stoffen die via de kruipruimte het huis binnenkomen;
  • huidcontact.

Meestal zijn gezondheidseffecten van bodemverontreiniging niet zo groot, omdat de directe blootstelling van de mens aan de stoffen klein is.

Toepassingen van risicobeoordelingen

Het RIVM leidt interventiewaarden af, die de grens aangeven tussen lichte en ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging. Deze interventiewaarden zijn gebaseerd op risicobeoordeling voor de mens en het milieu. Ook leidt het RIVM landelijke (maximale) waarden af voor het bodembeheer en maakt het instrumenten voor lokale beoordeling van de milieukwaliteit. Daarmee kunnen bodems en waterbodems in Nederland ondermeer ingedeeld worden in schoon, licht en ernstig verontreinigd. Bij ernstige bodemverontreiniging, boven de interventie waarde, zijn gezondheidseffecten niet uit te sluiten. Het RIVM maakt modellen en voert metingen uit om de daadwerkelijke blootstelling aan stoffen te bepalen en de gezondheidsrisico's in te schatten.

Voorbeelden van modellen die gebruikt worden om bij verontreinigde locaties de risico’s voor de mens te berekenen zijn: CSOIL model voor berekening van de blootstelling aan verontreinigde landbodems (model voor berekening van de blootstelling aan verontreinigde landbodems), SEDISOIL model voor berekening van de blootstelling aan verontreinigde waterbodems (model voor berekening van de blootstelling aan verontreinigde waterbodems) en VOLASOIL model voor berekening van het risico van bodemverontreiniging door vluchtige stoffen (model voor berekening van het risico van bodemverontreiniging door vluchtige stoffen). Het model DIVOCOS DIspersion of VOlatile COntaminantS (DIspersion of VOlatile COntaminantS) wordt ingezet om te bepalen of er bij sanering vluchtige stoffen gemeten moeten worden.

Ernstige gevallen van bodemverontreiniging moeten mogelijk gesaneerd worden. Sanscrit is een specifiek instrument om beslissingen voor resp. spoed voor bodemsanering door te bepalen of er onaanvaardbare risico’s zijn (op basis van de Circulaire Bodemsanering 2009). De Risicotoolbox is een instrumenten om in te zetten binnen het bodembeheer door bevoegde overheden (volgens het Besluit Bodemkwaliteit). Met deze instrumenten kan beoordeeld worden of  de verontreinigde bodem wel of geen risico’s oplevert voor de mens of het milieu.

De Triade is een aanpak om locatiespecifiek te beoordelen of een bodemverontreiniging leidt tot onaanvaardbare ecologische risico’s. De Triade is ontwikkeld voor het Saneringscriterium. De Triade maakt gebruik van drie sporen om het ecologische risico van de bodemverontreiniging te beoordelen:

  • Chemische metingen
  • Toxicologische metingen (bioassays)
  • Ecologische metingen (soortensamenstelling, functionele biodiversiteit).

De mate waarin de uitkomsten van de drie sporen elkaar bevestigen, geeft gewicht aan de bewijsvoering of, en in hoeverre, bodemverontreiniging risico's oplevert voor het ecosysteem. Ook in het preventieve beleid wordt gebruik gemaakt van risicobeoordeling. Het gaat dan om het inschatten van uitloging en verspreiding van stoffen naar bodem en grondwater. Het gaat dat om het beoordelen en reguleren van de toepassing van grond en steenachtige en niet-steenachtige bouwmaterialen (volgens het Besluit bodemkwaliteit).