Gezonde wijken (HD, S/133015) Brink van den, dr. C.L. (Carolien)

Inleiding en motivatie

Zowel in Nederland als in andere Europese landen blijven gezondheidsachterstanden hardnekkig. Gezondheidsproblemen concentreren zich vaak in dezelfde gebieden als waar de sociale en fysieke omgeving problematisch zijn. Een manier om gezondheidsachterstanden aan te pakken is door wijkinitiatieven, die zich richten op problemen in specifieke geografische gebieden. In de Nederlandse wijkenaanpak, die in 2008 begon in 40 achterstandswijken, werden interventies geïmplementeerd die gericht waren op de sociale en fysieke omgeving en op de sociale positie van de inwoners. Deze worden ook wel de sociale determinanten van gezondheid genoemd: de omstandigheden waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken en oud worden. Het URBAN40 project, dat de gezondheidseffecten van de wijkaanpak evalueerde, leverde eerste bewijzen over gezondheidseffecten van initiatieven in achterstandswijken, gericht op de sociale determinanten van gezondheid. Deze uitkomsten zijn veelbelovend, maar zijn slechts voorlopig bewijs, vanwege verschillende methodologische beperkingen. Het huidige project heeft als doel om deze beperkingen aan te pakken om sterker en meer bewijs te krijgen voor de gezondheidseffecten van wijkinitiatieven. Dit bewijs is uiterst relevant voor beleidsmakers die kennis nodig hebben over de effectiviteit van interventies ter bevordering van de gezondheid van de bevolking en ter verkleining van de gezondheidsachterstanden.

Doel(en) en onderzoeksvragen

Ons doel is te bepalen in welke mate en via welke mechanismen gebiedsgerichte interventies effectief kunnen zijn om de gezondheid van bewoners te bevorderen. Dit doen we door het gezondheidseffect te bepalen van de Nederlandse wijkenaanpak (gericht op de sociale determinanten van gezondheid) en van de Gezonde wijkexperimenten. Deze laatste zijn uitgevoerd in een selectie van de 40 krachtwijken, waarbij een specifiek gezondheidsdoel is toegevoegd aan de lokale aanpak.

De subdoelen van het project zijn (a) het bepalen en kwantificeren van de gezondheidseffecten van de wijkenaanpak en de Gezonde wijkexperimenten en (b) bepalen hoe specifieke interventies in de wijkenaanpak en de Gezonde wijkexperimenten hebben bijgedragen aan het gezondheidseffect. Onze onderzoeksvragen zijn: 1. Wat zijn de lange termijn effecten van de wijkenaanpak op de gezondheid van de inwoners in de achterstandswijken?; 2. Wat zijn de aanvullende gezondheidseffecten van de Gezonde wijk experimenten, bovenop de gezondheidseffecten van de wijkenaanpak? 3. Welke soort en combinatie van interventies hebben het meest waarschijnlijk bijgedragen aan de waargenomen positieve gezondheidseffecten van de wijkenaanpak? 4. Welke type en combinatie van activiteiten hebben het meest waarschijnlijk bijgedragen aan de waargenomen positieve gezondheidseffecten van de Gezonde wijk experimenten?

Aanpak en methoden

De eerste twee onderzoeksvragen zullen worden beantwoord door gebruik te maken van de quasi-experimentele methode van het URBAN40 project. Deze methode gaan we verder ontwikkelen aan de hand van de beperkende factoren die we tot dusver tegen kwamen. We gebruiken data met een langere follow-up periode en data over de migratiehistorie van de inwoners. Onderzoeksvragen 3 en 4 worden beantwoord aan de hand van kwalitatief onderzoek. We analyseren de patronen van activiteiten die plaatsvonden in de verschillende gebieden. We verzamelen daartoe gedetailleerdere kwalitatieve informatie over de Gezonde wijkexperimenten door te kijken naar de activiteiten, organisatiestructuur, processen en betrokkenheid van de bewoners. Dit geeft inzicht in hoe de interventies de gezondheid van de bewoners zouden kunnen hebben beïnvloed.

Verwachte resultaten

Kennis over hoe wijkinitiatieven effectief kunnen worden ingezet om gezondheid te bevorderen en de meerwaarde van het benoemen van een specifiek gezondheidsdoel.

Geplande producten

Wetenschappelijke artikelen voor (inter)nationale tijdschriften, presentaties tijdens congressen, zowel voor (lokale) beleidsmakers als professionals.