BOP Beleidsgeoriënteerd Onderzoeksprogramma (Beleidsgeoriënteerd Onderzoeksprogramma) II is een beleidsgericht onderzoeksprogramma over PM10 fijnstof (fijnstof) en PM2,5 fijnstof (fijnstof) dat gestart is in de zomer van 2010 en zal lopen tot en met begin 2012. Het programma is een samenwerkingsverband tussen Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN Energieonderzoek Centrum Nederland (Energieonderzoek Centrum Nederland)), TNO en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het ministerie van Infrastructuur en Milieu financiert het programma. BOP II is een vervolg op het eerste BOP programma en wordt gecoördineerd door het RIVM.

Aanleiding


Verhoogde concentraties van fijn stof in de lucht worden geassocieerd met nadelige gezondheidseffecten en vormen de belangrijkste milieugerelateerde ziektelast in Nederland en Europa. Om deze effecten tegen te gaan zijn op Europees niveau onder andere normen vastgesteld voor de fijnstofconcentratie (PM10 fijnstof (fijnstof)) en de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5 fijnstof (fijnstof)). Deze normen zijn de maximaal toegestane concentraties waaraan Europese landen vanaf 2011 (voor PM10) en vanaf 2015 (voor PM2,5) moeten voldoen. In aanvulling op Europees beleid is generiek nationaal beleid ontwikkeld om tijdig en overal in Nederland te voldoen aan deze normen. Ook worden locatiespecifieke maatregelen getroffen gericht op het opheffen van de fijnstofknelpunten.

Wetenschappelijke onzekerheden in dit dossier maken het lastig om doelmatig en doeltreffend beleid te formuleren. Hoe varieert de natuurlijke en door de mens veroorzaakte bijdrage aan fijn stof in de ruimte en tijd? Hoeveel dragen verschillende bronnen bij en aan welke fracties? En wat zijn de aangrijpingspunten voor het beleid om fijnstofconcentraties te verminderen en wat is het mogelijke effect op de gezondheid van fijnstofmaatregelen? Om deze vragen te beantwoorden is het Beleidsgericht Onderzoeksprogramma Particulate Matter (BOP) uitgevoerd.

BOP Beleidsgeoriënteerd Onderzoeksprogramma (Beleidsgeoriënteerd Onderzoeksprogramma) heeft niet op alle vragen een antwoord kunnen geven. Ook zijn er nieuwe inzichten verkregen die tot nieuwe vragen hebben geleid. Dit hangt onder andere samen met recente verschuivingen in de beleidsmatige focus van PM10 naar PM2,5. Daarnaast blijkt in de maatschappelijke discussie steeds vaker dat de fijn stof indicatoren PM10 en PM2,5 tekort kunnen schieten in de sturing van het luchtkwaliteitsbeleid op vermindering van gezondheidseffecten, vooral op locale schaal. Verder speelt fijn stof een belangrijke rol in de mechanismen rond klimaatverandering. Meer kennis op het gebied van fijn stof, onder andere de zwarte fractie, draagt daardoor tevens bij aan de koppeling tussen klimaat en luchtkwaliteit.

Het BOP II programma

Binnen het BOP II programma zal de focus liggen op de volgende drie onderdelen:

1. Secundair Anorganisch Aerosol

Uit BOP is gebleken dat tot dusver de hoeveelheid stikstof en zwavel op deeltjes is onderschat. BOP-II geeft een antwoord op “Hoe nu verder?” met analyses van modellen en metingen en concrete aanpassingen van het modelinstrumentarium.

2. Koolstofhoudend Aerosol

BOP heeft laten zien dat PM10 en PM2,5 beperkte indicatoren zijn voor het gezondheidsrelevant geachte verbrandingsaerosol en dat de bijdrage van koolstof als elementair koolstof (EC European Commission (European Commission)) en organische verbindingen (OC) aan fijn stof enkele tientallen procenten is. EC/OC wordt gezondheidsrelevant geacht. BOP heeft onvoldoende kunnen laten zien wat de bijdrage van bronnen binnen en buiten de stad is aan EC/OC in steden. De kennis over de bijdrage door menselijk handelen aan de EC/OC concentratie is ook op grotere, nationale en Europese schalen slecht bekend. BOP II voorziet onderzoek naar EC/OC op zowel de stedelijke en regionale schaal rondom Rotterdam. Op het gebied van fijn stof wordt gekeken naar de verhoging van PM10 en PM2,5 op de stedelijke achtergrond en een drukke straat in Rotterdam.

3. Bronnen van fijn stof: ver en dichtbij

BOP heeft veel inzicht verschaft in de bijdrage van verschillende bronnen aan fijn stof. Of deze nu in het binnen- of buitenland liggen is niet eenvoudig met metingen te bepalen. BOP II voorziet in onderzoek waarbij de bijdrage van verschillende bronnen wordt onderzocht op basis van modelberekeningen met het Lotos-Euros model (jaargemiddeld èn op dagbasis). Daarnaast wordt in voortzetting op bronnenonderzoek in BOP de statistische Positive Matrix Factorization methode (PMF-methode) toegepast op samenstellingsmetingen van PM10 gekoppeld aan die van PM2,5 . Bestaande samenstellingsmetingen in binnen en buitenland worden gebruikt om zo veel mogelijk de resultaten te kunnen verifiëren en tegelijk het verkleinen van de onzekerheid in de bepaling van bodemstof.

BOP II Publicaties