De geluidbelasting kan op twee manieren worden vastgesteld: door de geluidbelasting met behulp van apparatuur te meten of door op basis van een aantal gegevens over de bron en de omgeving de geluidbelasting te berekenen. Welke manier toegepast wordt, hangt af van het doel en de mogelijkheden.
Meten van de geluidbelasting
Geluid wordt gemeten met geluidsniveau- of blootstellingmeters. Hierbij kan er onderscheid gemaakt worden tussen klasse 1 en klasse 2 geluidmeters. Klasse 1-meters zijn nauwkeuriger dan klasse 2 meters en worden vaak bij juridische kwesties gebruikt. Klasse 2-meters zijn goedkoper en geschikt voor standaardmetingen.
Geluidsniveaumeters zijn handzaam en licht. Op relatief gemakkelijke wijze kunnen geluidsniveaus van circa 30 dB (decibel)(A) tot 140 dB(A) gemeten worden. Afhankelijk van de meter. Geluidsniveaus aan de grenzen van het bereik zijn niet altijd nauwkeurig. Dit betreft een momentopname waarbij het totale geluidsniveau op een bepaald moment of tijdinterval (bijvoorbeeld een uurgemiddelde) wordt gemeten. Deze lichte apparatuur is geschikt voor een persoonlijke meting om zo een beeld te krijgen van het geluidsniveau in de omgeving, maar is niet of nauwelijks bruikbaar om de geluidbelasting over een langere periode te bepalen en aan een bepaalde norm te toetsen. Hetzelfde geldt voor applicaties op smartphones waarmee geluid kan worden gemeten. Een aandachtspunt bij het meten via een smartphone applicatie is dat de apparatuur niet periodiek wordt geijkt, waardoor de betrouwbaarheid van de meetwaarde niet kan worden vastgesteld.
In een pilotproject in Schiedam bouwt het RIVM eenvoudige sensorapparatuur om op basis van bestaande technologie geluid te registeren, zodat burgers geluidsniveaus kunnen meten. De verzamelde data worden samen met burgers geanalyseerd. Meer informatie over deze ontwikkelingen is te vinden op samenmetenaanluchtkwaliteit.nl.
Het meten van geluid om te kunnen toetsen aan een bepaalde norm is gecompliceerder. Dit heeft te maken met het feit dat men meestal de bijdrage van één geluidbron wil meten en andere bronnen er uit gefilterd moeten worden. Daarnaast is de meetmethodiek afhankelijk van de blootstellingmaat die bepaald moet worden: het meten van een jaargemiddelde waarde zoals Lden vereist een andere methodiek dan het meten van een piekbelasting. Het uitvoeren van deze metingen vraagt meer specialistische apparatuur, kennis en tijd en is daardoor vaak een kostbare aangelegenheid.
Meetmethodieken
Afhankelijk van het doel kan de meetmethodiek vastliggen. Als het gaat om toetsing van industriegeluid dan is de meetmethodiek beschreven in de HMRI 1999. Voor wegverkeersgeluid en spoorweggeluid is de meetmethodiek voorgeschreven in het ‘Reken- en meetvoorschrift geluid 2012’ (I&M (Ministerie van Infrastructuur & Milieu), 2012). Overigens wordt in 99% van de gevallen de geluidbelasting van weg- en railverkeer berekend, omdat het meten erg gecompliceerd is.
Trendmeetnet Geluid
Het RIVM beheert het Trendmeetnet Geluid. Op een groot aantal plaatsen in Nederland wordt het geluidsniveau van wegverkeer en spoor gemeten. De meetresultaten van het trendmeetnet geluid worden getoond via een kaart. Er is een kaart voor rijkswegen, en een kaart voor het hoofdspoor. Op de kaart worden de meetlocaties getoond. Door op een locatie te klikken, worden de gemeten en berekende waarden, en ook het verschil tussen beide, per kalenderjaar getoond. Zie trendmetingen geluid.
Berekenen van de geluidbelasting
De in Nederland meest gangbare manier om te bepalen wat de geluidbelasting als gevolg van een bron is, is door deze met een model te berekenen. Hierbij wordt volgens een voorgeschreven rekenmethode op basis van een aantal variabelen het geluidsniveau op een bepaald punt berekend. Variabelen die hierbij van belang zijn, zijn bijvoorbeeld de verkeersintensiteit op een weg of spoor, het type wegdek, de afstand tot de geluidbron en de afschermende werking van bebouwing. Afhankelijk van het aantal variabelen kunnen modelberekeningen simpel of complex zijn. De nauwkeurigheid is onder andere afhankelijk van de mate van kwaliteit van de invoergegevens, de modelinvoer etc. Het is goed zich te realiseren dat niet alles te berekenen is en een model altijd een benadering is.
Het berekenen van de geluidbelasting heeft, vergeleken met meten, verschillende voordelen. Vergeleken met meten is het berekenen goedkoper en praktischer uit te voeren, zeker als het gaat om een groot gebied waarvan men de geluidbelasting in kaart wil brengen. Daarnaast is een modelberekening de enige manier om de toekomstige geluidbelasting als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (bouwplannen, aanleg van nieuwe wegen) te schatten, aangezien metingen dan niet mogelijk zijn.
De betrouwbaarheid van de modelberekeningen is vanzelfsprekend afhankelijk van de kwaliteit van de invoergegevens. Als deze gegevens niet actueel of correct zijn, is de uitkomst dat evenmin. De betrouwbaarheid is tevens afhankelijk van de mate waarin de te meten werkelijkheid met het model overeenkomt. Juist in bijzondere situaties is dit van belang.
Ook hier geldt dat, afhankelijk van het doel, de manier van berekenen vast kan liggen. Zo is om de geluidbelasting voor gezoneerde industrieterreinen, wegverkeersgeluid en spoorweggeluid te berekenen, het eerder genoemde ‘Reken- en meetvoorschrift geluid 2012’ (, 2012) van toepassing.
- HMRI (1999). Handleiding meten en rekenen Industrielawaai.
-
I&M (Ministerie van Infrastructuur & Milieu) (2012). Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Den Haag.