In januari 2020 heeft de Rijksoverheid met diverse gemeenten en provincies het Schone Lucht Akkoord (SLA) gesloten. In dit SLA is afgesproken extra maatregelen te nemen om de gezondheidsschade door luchtvervuiling verder te verminderen. Het RIVM heeft voor het SLA een gezondheidsindicator ontwikkeld. Hiermee kunnen gemeenten of provincies door het RIVM laten berekenen welke invloed een verbetering van de (lokale) luchtkwaliteit heeft op de gezondheid. De resultaten kunnen ook worden getoond op een kaart van Nederland. De rekenmethode is uitgebreid beschreven in het RIVM Rapport ‘Methoderapport gezondheidsindicatoren: Schone Lucht Akkoord’.
Gezondheidsindicator
We leven allemaal korter door luchtvervuiling. De gezondheidsindicator berekent het aantal verloren levensjaren en de gemiddelde levensduurverkorting. Het aantal verloren levensjaren is het totaal aantal jaren dat in Nederland verloren gaat, omdat mensen te vroeg overlijden. Dit wordt weergegeven per jaar waarvoor de berekeningen worden gedaan. De gemiddelde levensduurverkorting geeft per individu weer hoeveel maanden we gemiddeld korter leven door luchtvervuiling. Het omgekeerde geldt ook: we leven langer, wanneer de lucht minder vervuild is.
Met deze methode kan berekend worden wat de gezondheidswinst is van extra maatregelen. Het RIVM rekent dan uit wat het gezondheidseffect is van minder fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) in de lucht. Dit brengt het RIVM in kaart als gemiddelde voor de inwoners van Nederland en per gemeente. Hiervoor is gebruik gemaakt van de resultaten van onderzoek onder ruim 7 miljoen Nederlanders, zie DUELS-studie.
Effecten luchtbeleid in kaart gebracht
De kaarten hieronder laten de gezondheidseffecten van luchtvervuiling zien in 2016 (boven) en in 2030 (onder). In de kaart voor 2030 zijn de effecten verwerkt van de maatregelen die de Rijksoverheid al heeft genomen sinds 2016 en die voor de komende jaren gepland zijn. Ook de effecten van aanvullende maatregelen van provincies en gemeenten zijn in deze kaart verwerkt.
Wat laten de kaarten zien?
De kaarten laten per gemeente zien hoeveel maanden mensen gemiddeld korter leven door luchtvervuiling. Als de maatregelen van het luchtbeleid worden uitgevoerd, waaronder de SLA-maatregelen, dan wordt de lucht in Nederland de komende jaren schoner. Dat betekent dat mensen naar verwachting gemiddeld langer leven door de maatregelen. Het RIVM heeft dat berekend door verschillende scenario’s met elkaar te vergelijken:
- De situatie in 2016 op basis van de gemeten en berekende hoeveelheid PM10(fijnstof) en NO2(stikstofdioxide) in de lucht. Het jaar 2016 is als uitgangspunt gekozen voor de doelstellingen van het SLA.
- De verwachting voor de hoeveelheid PM10 en NO2 in de lucht in 2030, als de maatregelen die in Nederland en in Europa al zijn afgesproken, daadwerkelijk worden uitgevoerd. Daarbij heeft het RIVM opgeteld wat extra (SLA-)maatregelen opleveren die zijn afgesproken om de luchtvervuiling terug te dringen. Een overzicht van die maatregelen is opgenomen in de klimaat- en energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL, 2020)(PDF) en een rapport van Adviesbureau TAUW (2021).
De staafdiagrammen laten zien hoeveel maanden we gemiddeld korter leven. In 2016 varieerde deze berekening tussen 2 en 14 maanden, met een gemiddelde van 8 maanden. In 2030 daalt dat gemiddelde naar ongeveer 4,5 maand. Om dat te bereiken moeten alle geplande maatregelen ook echt worden uitgevoerd door het Rijk, provincies en gemeenten.
Resultaten per gemeente
De kaart hieronder maakt inzichtelijk hoe de levensduurverkorting tussen 2016 en 2030 voor Nederland verandert. Het RIVM laat in deze kaart ook de rekenresultaten per gemeente zien. Hierin is de volgende informatie te vinden
- Het door het RIVM berekende gezondheidseffect (korter leven) in 2016 en in 2030 bij het al vastgestelde luchtbeleid (KEV) en met aanvullende maatregelen waaronder de SLA-maatregelen van provincies en gemeenten (VES).
- Welk deel van de bevolking aan welke concentratie luchtverontreiniging wordt blootgesteld.
Luchtkwaliteitsnormen en WHO advieswaarden
Voor luchtkwaliteit heeft de EU (Europese Unie) in 2008 wettelijke grenswaarden vastgelegd. Op basis van deze grenswaarden zijn maatregelen genomen om de concentraties luchtvervuiling te verminderen. Om tot deze grenswaarden te komen heeft de EU de gezondheidseffecten en de economische effecten van maatregelen tegen elkaar afgewogen.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO (World Health Organization )) heeft daarnaast advieswaarden opgesteld voor de luchtkwaliteit. Die zijn gebaseerd op wetenschappelijke kennis over luchtvervuiling en het effect daarvan op de gezondheid.
Het SLA helpt Nederland toe te werken naar de WHO-advieswaarden. Het SLA is vastgesteld op basis van in 2005 geldende WHO-advieswaarden. In 2021 heeft de WHO de advieswaarden aangepast op basis van de huidige wetenschappelijke kennis. Tabel 1 geeft een overzicht van de WHO-advieswaarden (2005 en 2021) en EU-grenswaarden voor een aantal stoffen.
Component (in µg/m3 |
Middelings-tijd |
2005 WHO-advieswaarde |
2021 WHO-advieswaarde |
EU-grenswaarde |
---|---|---|---|---|
PM2,5 (fijnstof) |
jaar |
10 |
5 |
25 |
24 uur |
25 |
15 |
- |
|
PM10 (fijnstof) |
jaar |
20 |
15 |
40 |
24 uur |
50 |
45 |
50 |
|
O3 |
zomerseizoen |
- |
60 |
- |
8 uur |
100 |
100 |
120 |
|
NO2 |
jaar |
40 |
10 |
40 |
24 uur |
- |
25 |
50 |
|
SO2 |
24 uur |
20 |
40 |
125 |
CO |
24 uur |
- |
4 |
10 |
Nederland heeft alleen een wettelijke verplichting om de EU-grenswaarden te halen. De EU neemt nog een besluit of de WHO-advieswaarden worden omgezet in een wettelijke verplichting en op welke termijn die dan gehaald moeten worden.
Per gemeente
Om te zien of Nederlandse gemeenten voldoen aan de EU-grenswaarden en de WHO-advieswaarden voor NO2 (Stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof), kan de informatie in de kaart over de blootstelling in 2016 en 2030 vergeleken worden met de waarden in tabel 1.
Per provincie
Het RIVM heeft de resultaten van de gemeenten ook opgeteld per provincie. De resultaten worden zowel in tabellen als in histogrammen weergegeven in het document.
Lokaal beleid en luchtkwaliteit
Gemeenten veroorzaken niet alle luchtvervuiling zelf. Ook de uitstoot in andere gemeenten en zelfs in de ons omringende landen draagt daar aan bij. Dat geldt ook andersom. Nederland ‘exporteert’ zelfs meer stikstofoxiden en fijnstof naar het buitenland dan dat Nederland ‘importeert’ uit het buitenland. Dit is een belangrijke reden voor samenwerking op het gebied van luchtkwaliteit. Nationaal in het SLA en internationaal binnen de EU (Europese Unie) en in het Luchtverdrag van de Verenigde Naties.
Modellen
De berekening van het gezondheidseffect start met de uitstoot (emissie) van luchtvervuilende stoffen (PM10 en NO2) en van de concentraties van deze stoffen in de lucht. Om te weten hoeveel deze uitstoot is, gebruikt het RIVM gegevens van de Emissieregistratie (ER). Voor de berekening van de concentraties gebruikt het RIVM een model om te zien hoe de stoffen zich verspreiden over de omgeving. Dit model heet het Operationele Prioritaire Stoffenmodel (OPS (Operationele Prioritaire Stoffen)). De berekende concentraties worden vergeleken met de metingen van de luchtkwaliteit.
Als gemeenten de luchtkwaliteit willen verbeteren, is het belangrijk om te weten welke bronnen een belangrijke invloed hebben op de luchtkwaliteit en de gezondheid. Om lokale overheden te ondersteunen in hun beleidskeuzes heeft het RIVM een paar hulpmiddelen ontwikkeld.
GCN (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland)-tool
Met gegevens uit de Emissieregistratie en inzichten in de verdeling van emissiebronnen over Nederland (ofwel ‘Regionale Verdeling’, RV) heeft het RIVM een instrument ontwikkeld. Dit wordt de GCN-tool genoemd en is in samenwerking met de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) tot stand gekomen. De naam is afgeleid van de Grootschalige Concentraties/Deposities Nederland (GCN/GDN).
In de GCN-tool is te zien wat de berekende uitstoot is van verschillende bronnen in de gemeente. Ook staat in deze tool de concentratie van verschillende stoffen, en welke sectoren daaraan bijdragen. In de tool gaat het RIVM uit van de situatie in 2019. Ook de berekende situatie (prognose) in 2030 is hierin opgenomen. Zowel voor het beleid dat al in uitvoering is als voor het nog uit te voeren/geplande beleid van Rijk, provincies en gemeenten.
Lokale Gezondheidsberekening
De GCN-tool maakt zichtbaar welke bronnen een bijdrage leveren aan de concentraties in een gemeente. Maar de GCN-tool maakt geen onderscheid tussen de bijdrage van lokale bronnen en de bijdrage van bronnen die verder weg liggen. Daarmee kan dus niet berekend worden hoeveel een lokale bron bijdraagt aan de lokale concentratie. Daarvoor zijn aparte berekeningen nodig.
Het RIVM heeft daarvoor de ‘Beleidsondersteuning Lokale Gezondheidsberekeningen’ (BLG) ontwikkeld. Dit instrument is een vereenvoudigde versie van het rekeninstrument dat het RIVM voor het SLA heeft ontwikkeld (de SLA-gezondheidsindicator). In dit instrument is een aantal lokale SLA-maatregelen opgenomen. De uitkomsten geven een goede eerste indicatie van de gezondheidseffecten van individuele maatregelen op lokaal niveau. De effectiviteit van deze maatregelen (uitgedrukt als gewonnen levensmaanden binnen de gemeente zelf en binnen Nederland) kan hiermee worden afgewogen.