Voor de meeste nanomaterialen is er geen gezondheidskundige grenswaarde[1]. Sinds 2012 wordt blootstelling op de werkplek daarom in Nederland getoetst aan de Tijdelijke Nanoreferentiewaarden (NRVs). Deze NRVs hebben echter geen gezondheidskundige onderbouwing, maar zijn pragmatische en generieke richtwaarden voor klassen van nanomaterialen. Uit de evaluatie van de NRVs (Signaleringsbrief nr. 2 van 2017) bleek dat de stof-specifieke grenswaarden die voor sommige nanomaterialen zijn afgeleid lager uitvallen dan de NRVs. Daarom is het van belang om na te gaan of het met geavanceerde kennis mogelijk is om gezondheidskundige grenswaarden voor nanomaterialen af te leiden.

 

Om de risico’s van blootstelling aan nanomaterialen op de werkplek in te schatten is een stof-specifieke, gezondheidskundige grenswaarde het beste instrument. Om een gezondheidskundige grenswaarde voor een specifiek nanomateriaal af te kunnen leiden zijn voldoende toxicologische gegevens nodig. Slechts voor een beperkt aantal veelgebruikte nanomaterialen, zoals titaniumdioxide, carbon black en koolstofnanobuisjes en –vezels die niet in NRV-klasse 1 vallen zijn voldoende toxiciteitsgegevens beschikbaar om een stof-specifieke grenswaarde af te leiden. Een overzicht van beschikbare grenswaarden voor nanomaterialen is te vinden in de onlangs verschenen richtlijn “WHO guidelines on protecting workers from potential risks of manufactured nanomaterials”.

De afgelopen jaren is ook meer inzicht verkregen in de relatie tussen de fysisch-chemische eigenschappen en gezondheidseffecten van nanomaterialen. Het Duitse BAuA[1] deelt nanomaterialen op basis van hun fysisch-chemische eigenschappen op in vier categorieën: oplosbare nanomaterialen, onoplosbare vezelvormige nanomaterialen, onoplosbare granulaire nanomaterialen met een stofspecifieke toxiciteit, en onoplosbare granulaire nanomaterialen zónder stofspecifieke toxiciteit (Bekanntmachung zu Gefahrstoffen nr. 527). Ook in de wetenschappelijke literatuur zijn voorstellen voor het groeperen en categoriseren van nanomaterialen verschenen (bijvoorbeeld door Arts et al., Gebel et al. en Zhang et al.). In een recente publicatie van Drew et al. hebben onderzoekers van NIOSH[2] en de West Virginia University de mogelijkheid voor het afleiden van gezondheidskundige richtwaarden voor groepen nanomaterialen onderzocht. Zij voegden gegevens samen uit diverse wetenschappelijke studies over fysisch-chemische eigenschappen en toxische effecten van nanomaterialen na inhalatie. Vervolgens maakten ze groepen van nanomaterialen die bij een vergelijkbare hoeveelheid blootstelling leiden tot vergelijkbare toxische effecten (ontstekingsreacties in de long). Ze keken welke fysisch-chemische eigenschappen kenmerkend waren voor de nanomaterialen in iedere groep. Door een nieuw materiaal op basis van fysisch-chemische eigenschappen in één van de groepen in te delen, kan vervolgens worden voorspeld bij welke blootstelling er geen ontstekingsreacties in de long worden verwacht. Op basis van de nieuwe inzichten in de relatie tussen fysisch-chemische eigenschappen en gezondheidseffecten en het groeiende bestand van gegevens over de toxiciteit van nanomaterialen kunnen steeds beter onderbouwde gezondheidskundige richtwaarden worden afgeleid voor groepen van nanomaterialen. Daarmee zouden de pragmatische NRVs kunnen worden vervangen door gezondheidskundig onderbouwde richtwaarden.

RIVM/KIR kennis- en informatiepunt risico’s van nanotechnologie (kennis- en informatiepunt risico’s van nanotechnologie) overweging:

De NRVs vormen een gewaardeerd instrument in de Nederlandse praktijk voor de beoordeling van blootstelling aan nanomaterialen door onder andere arbeidshygiënisten. Ondanks dat er meer informatie beschikbaar is over de relatie tussen fysisch-chemische eigenschappen en de gezondheidseffecten van nanomaterialen, zijn er nog weinig stofspecifieke gezondheidskundige grenswaarden afgeleid. Het is van belang om de onzekerheid van de beoordeling van nanomaterialen te verminderen, waarbij de nieuwste wetenschappelijke kennis en inzichten kunnen worden gebruikt. Door het afleiden van gezondheidskundig onderbouwde nanoreferentiewaarden voor groepen nanomaterialen (Health-based Nano Reference Values; HNRVs) kan een belangrijke verbetering voor beoordeling van de risico’s van gebruik van nanomaterialen op de werkplek worden ingezet. Deze HNRVs kunnen in de Nederlandse praktijk de pragmatische NRVs vervangen (Figuur 1).


 

Figuur 1: Visuele weergave van de benodigde informatie en de mate van onzekerheid voor het afleiden van grenswaarden voor blootstelling aan nanomaterialen op de werkplek.

De door Drew et al. ontwikkelde methode kent een aantal beperkingen, maar vormt desondanks een interessante benadering voor de ontwikkeling van gezondheidskundige richtwaarden. Het voordeel van deze methode is dat de indeling van de groepen op basis van fysisch-chemische eigenschappen in deze publicatie grotendeels overeen komt met de indeling van de huidige NRVs. Of de wetenschappelijke voortgang voldoende is om de volgende stap te maken naar HNRVs moet blijken uit een evaluatie van de geschiktheid van de huidige toxiciteitsgegevens.

 

[1]     BAuA: Bundesanstalt für Arbeitsschutz und Arbeitsmedizin (Duits instituut voor veiligheid en gezondheid van werknemers).

[2]     NIOSH: Amerikaanse National Institute for Occupational Safety and Health.